UIT INSULINDE. i De Wraak van een Qnsterliny. Hoe Spanje zich aan toerist vertoont. den BINNENGA N 1). Het was er stil en eenzaam ïn het groote woud, waardoor de broede Tang- goelangin nog heden ten dage zijn kristalheldere wateren voortstuwt. On dei- den verlam menden invloed der tropische zon, die haai' hoogste punt had bereikt en uit wier rossig gloeienden kern stralen vnura op de aarde nederschotcn, lag de scfeoone indische natuur half dommelend te wachten, dat een frissche koelte, aan gewaaid van het naburig Moeriagebergte, haar zou verkwikken en opheffen van de legerstede, waarop de zonnegod haar had nedcrgeworpen. In dit schijnbaar verlaten oord, waar de machtige koniog der dieren zijn zetel heeft opgeslagen, waar bij met ongekende bloeddorst en ongeëvenaarde wreedheid zich ten strijde heeft uitgerust tegen den mensch, die zyn gebied durlc betreden, zat een javaaosch jongeling in diep gepeins verzonken, met de jlikken ter aarde gericht en de rechterhand onder de slapen. Een ontwortelde boom stam vormde zijn eenvoudige zitplaats. Yan tijd tot lijd zag hij opwaarts en dan verrieden een paar fonkc-leude oogen, dat 't in het binnenste van dezen jongen man lang niet pluis was. Er lag iets wreeds in zijn gelaatstrekken, iets onheilspellends in het donkerbruin ge tinte aangezicht, on stellig was Java s zoon hierheen getogen, om zich voor te bereiden tot de volvoering van een ver schrikkelijke daad, die slechts recht van bestaan kan hebben in eeno onbeschaafde maatschappij, te midden van ongelouterde zeden en barbaarsche gewoonten, waar zielenadel nog behoort tot de onbekende hoedanigheden van een oostersch hart, waar de leer der vergeldingoog om oog en tand om taud" nog duizenaen aanhangers telt en bevrediging schenkt aan het naar wraak doratond hart „Het is nog geen tijd," mompelde de Indiër, terwijl hij een weinig tabak uit een verborgen zakje nam, en ïn den mond deed verdwijnen. Neen, het was nog geen tijd, maar het zou ook riet lang meer duren, dat zij, wier komst Soeria verbeidde, zou ver schijnen. De Javaan stond nu op en juist zou hy een manggavrucht oprapen, die in haar goudgeel gewaad den een zamen wandelaar toeblonk, toen een ge heimzinnig geritsel in het nabijzijnd struikgewas zyn aandacht trok. Daar zag hy een slang zeer voorzichtig in het gras voortkronkelen met een kleinen kik- vorsch tusschen de kaken. Soeria her kende onmiddellijk in het reptiel den oelar randjau, een zeer vergiftige slangen soort wier beet binnen enkele oogen- blikken een smartelijken dood veroorzaakt. In minder dan een oogwenk had de Javaan zijn loeki ol kapmes uit den go del getrokken en terwijl hij zeer behoed zaam achter de slang sluipt, buigt hij zich naar haar toe, heft den gespierden arm op en scheidt in een enkelen slag den kop van het gladde lichaam, dat, na eenige stuiptrekkingen, roerloos ne« derligt. Maar de kop leeft nog, de spitse tong wordt nog herhaaldelijk uitgestoken en de scherpziende oogjes hebben nog niet den doffen glans aangenomen, waar mede de kille adem des Doods hen aan stonds zal bedekken. „Uw dood zal gewroken worden," mompelt Soeria, terwijl hij den slangen kop opraapt en dien met een klein zak mes opensnijdt. Heel voorzichtig onder zoekt hy de kaken on trekt er twee gifttanden uit. Daarop legt hy deze in een stukje lijnwaad en aanvaardt nu de te rugreis naar zijn dessa. Het duurde niet lang of de Javaan had weder zijn dorp bereikt, maar zwaar, loodzwaar was zijn gaDg en hot scheen hem toe, dat bp eiken stap dien hij deed, een geheimzinnige macht hem terugdreef naar de plek, vanwaar hij was gekomen. Het dragen der gifttanden gaf hem geen rust. Nu eens wilde hp ze van zich weg werpen, dan weder werd hp als 't ware overmeesterd door het bewustzijn, dat hp bedrogen was door een javaansch meisje, en moest dat bedrog ongestraft blijven Het was een hevigen strijd dien Soeria in zijn binnenste had te voereD, een feilen strijd tusschen den goeden en den boozen geest, waarin ten slotte de laatste zegevierde. Hij muest en zou wraak nemen, al was zy nog zoo ver schrikkelijk De hartstocht had haar toppunt bereikt I „Ja gij zult sterven," klonk het tril lend van zyn lippen. „Wat zpt gij wreed De Javaan ontstelde hevig. Hp zag om en zie, daar stond voor zpn oogen de schoone gestalte van een jeugdig ja vaansch meisje. „Allah! wat kpkt gij zwart, Soeria!7' „Vindt gp dat," gaf de jongeling met geveinsde kalmte ten antwoord, „ik heb zooevea een kleine woordenwisseling gehad „Toch niet om my, Soeria?" „Halachte de Javaan op bitteren toon, „maar zeg mp, met wien zat gp gisterenavond op het marktplein onder den tandjongboom te praten Het meisje ontstelde hevig. Zoo'n taal had zp van Soeria niot verwacht„ik Soeria, ik beb thuis zitten batikken." Soeria zag haar met vlammende oogen „Gelooft gij mp niet, Soeria De Javaan zweeg, maar in zpn bin nenste hoorde hij een stem zeggen Zie de dienares van den Leugen hult zich in het kleed der Waarheid! „Goed," hernam hij, na eenige oogen» blikken zwijgens, „ik geloof u, wanneer zijt gij van avond vrp „Om zeven uur, Soeria Bp deze woorden scheidden de twee gelieven en ging ieder zijns weegs. „Ellendeling!" mompelde de Javaan, toen hij zpn aangebedene uit het oog had verloren, „het is nog niet genoeg, dat gij ontrouw zijt, maar gij stapelt er den leugen" bovenop. Maar gp zult loon naar werken ontvangen De middag ging voorbij en toen Soeria de tong-tong van zijn dorp zevenmaal hoorde slaan, ging hp op weg naar het huis van de javaansche. En zij Hoe schoon had zij zich uit- gedoscht en met welk een geurige olie had zij h6ur lang gitzwart haar gepar fumeerd en dat alleen om Soeria te be hagen. Maar daarbinnen in haar boezem klopte een angstig hart. De scherpe blik van den Javaan had haar onrustig ge maakt, zij gevoelde dat er een hevig onweder boven haar hoofd zou losbarsten. En toen zij hare ontmoeting met Soeria. aan Legi, haar broeder, had verhaald, sprak deze „Wees niet beangst, ik zal op uw pad zijn Toen Soeria de eenvoudige hut van zpne aanstaande levensgezellin binnentrad, ijlde zp hem huppelend tegemoet. Soeria ontroerde Zou hij 't leven van zulk een beminnelijk wezen vernietigen Maar dan liet de daemon, die zich in zijn hart bad vastgenesteld, zich weder gelden en het scheen dat dan een stem hem influisterde „Soeria Soeria zult gp u buigen voor een meisje „Waar wilt gij met mij heen, Soeria klonk het vragend uit den mond der javaansche, toen beiden de kleine woning nittradeD. „Laten wp den boschkant maar eens opgaan, dan kunoen wp ongestoord met elkaar spreken Bij deze woorden sloeg hp zijn arm om den middel van het meisje en drukte zich sterk tegen haar aan. Al voortwandelende, was het jeugdig paar "het bosch genaderd, en aangezien zich daaruit eenige zonderlinge geluiden deden hooren, waagde Saridjah de op merking te doen, dat zp een weinig be- aDgst werd. „Met mp aan uwe zijde hebt gij niets te vreezen," was het kalme antwoord, „mpn kus zal u beveiligen, al zoude ik het leven er bij laten, want...." Hier stokte de stem van den Javaan een zwarte schaduw ging hem rakelings voorbij. Zou dat de booze geest, zijn die tegen woordig wilde zpn bij de volvoering van het misdadig plan. Soeria zag om niemand vertoonde zich. Wij zullen het bosch ingaan, Saridjah, maar ziet gp gindechen boom, daar is een heerlpk plekje om eens eenige oogen- blikken met elkaar te praten. „Waar gp gaat zal ik volgen," gaf het meisje gehoorzaam ten antwoord en wee als het redelooze dier, dat zijn meester naar de slachtplaats volgt, liep zij naast den jongeling. „Saridjah", hernam Soeria, toen beiden gezeten waren, „wie was de jongeling, met wien gij onder den tandjongboom zat, spreek de waarheid „Soeria, ik ben niet weg geweest, ik heb zitten batikken." „Waaro n dient gp den leugen, Sarid jah Saridjah ontstelde- „Waarom," vervolgde de JavaaD, „zegt gij niet liever de waarheid, want uit vrees verzwpgt gij mp zijn naam, maar mij is hp bekend, want een mijner vrienden heeft u gezien. Loochen niet, wat menschenoogen hebben gezien. Zeg mp of ik lieg Saridjah sidderde, want thans zou de vreeselpke waarheid haar van de lippen komen. Er blonk een heldere parel in heur zwarte oogen, en terwijl zij het zwaargelokte hoofd tegen de manne lijke borst leunde, klonk het stamelend uit haar mond „Ik heb gezondigd! Vergeef het mp!" „Wie is hp daD, Saridjah?" „Kaliman, de zoon van den smid O gij ontrouw schepsel, o, gij bedrieg ster, om wie ik mijn vader en moeder heb verlaten, om wie ik zoovele dagen en nachten de speelbal ben geweest van het Noodlot, op wier jawoord ik mijn geluk hoopte te bouwenO Saridjah gij die mp den heiligeD eed van trouw en liefde hebt gezworen, om wie ik ben verstooten uit het ouderlijk huis, is dit het offer van uw dankbaarheid?" Deze woorden werden op een toon van ontembare hartstocht gesproken. „Maar de dood is u nabp, o Saridjah," hernam de Javaanterwijl zpn stem trilde. Met reuzenkracht drukte hp Sa- ridjah's gelaat tegen zijn borst aan. Saridjah slaakte een gilTegelijkertijd gevoelde zp een aandoening van de he- I vigste smart, want het scheen haar dat drong. Te vergeefs trachtte zij Soeria's sterke arm weg te driogen. Zp poogde to spreken, maar de tong weigerde en zwol schrikbarend op. De Javaan had namelijk een gifttand der slang in dit lichaamsdeel gestoken, waardoor het venpn in de wonde vloeide. „Sterf den dood der ontrouwen," sprak Soeria lachend, terwijl hij het halfster- vend meisje van zich afstootte en met een zeker welgevallen het stuiptrekkend lichaam aanschouwde. Maar de moordenaar zou zijn vreugde niet lang smaken. Saridjahs broeder, die eerst begreep wat er voorgevallen springt uit de struiken en werpt zich op Soeria. „Ellendige!" roep hp, terwijl zijn ijze ren vuist den misdadiger bij den keel grijptwat hebt gp mijn zuster gedaan Nu ontstaat, een vreeselpke worsteling. Soeria, die ter aarde is geworpen, tracht zich op te hi ffen, maar zijnvpand is sterker, en terwiji hij qo andere noodlottige gift tand in diens hand tracht te steken, ziet hij het flikkerend krisstaal op zijn borst gericht. Hij wendt eene wanhopige poging aan om zich los te wringeD, doch te vergeefs Alle9 is weder stil geworden. De maan schittert aan het hemelgewelf, bezaaid met miiliarden sterren. Zij heeft den strijd aanschouwd tusschen Wraak en Vergelding, en met een weemoedigen blik staart zij op de tweo ontzielde licha men, op een met bloed doorweekten bodem, op die ineengekrompen meisjesgestalte, op do met krissteken doorboorde borst van den jongeling, en het is alsof zij zeggen wil „Allah do Allerhoogste, de Alomtegen woordige, Hij zp hunner zielen genadig Haarlem, Nov. 1891. TJAMPAKA. ben gisterenavond niet eens uitgeweest, een scherp voorwerp haar tong binnen- Omtrent het primitieve, bet slecht- georganiseerde, het armelijke en ge brekkige van den spoorwegdienst in Spanje geeft de madridsche briefschrijver van bet A. H. een sprekende schets. Zp is tevens hoog karakteristiek, waar een blik gegund wordt op den tragen loop der ontwikkeling van het spaansche schiereiland. „Van tijd tot tijd," vertelt onze man, wien het voorrecht te beurt viel, in een spaanschen trein te reizen, „houdt de trein in deze wildernis stil bij een klein station, waarvan de chef met een slaperig gezicht sc&ijhl; te vragen wat gp daar wel komt doen. Eene doodsche stilte volgt op 't gewone gorommel der wagens. De conducteur geeft zich de moeite niet, den naam van de plaats te roepen. Waarom ook Er is niemand, die uit of in dea trein stapt. En, dan welke plaatsZpn 't die paar krotten, die, treurig en zwaarmoedig evenais de geheele streek, zich met moeite staande houden Wonen daar mensehen in Zeker wel, maar wat doen die men- schen daar in dit geval? 't Land is onbebouwd, brengt niets voort. Toch heeft 't veel aantrekkelijkheid voor lief hebbers van de jacht, die van Madrid komen, om bot te vieren aan hun harts tocht, en, dank zp deze streek, kan men in laatstgenoemde stad, gedurende het jachtseizoen, vrp goedkoop wild koopen. Nadat de trein eenige minuten stil heeft gehouden zonder dat éen men schelijk wezen in staat is te begrijpen waarom, geeft de"'chef het sein tot het vertrek, en zuchtend spant de locomotief al hare krachten in om hooger te klim men. Ook zij schijnt mopperend te vragen, waarom men haar hier heeft faten stil houden. Het hoogste punt wordt eindelijk door een langen tunnel overschreden en daarna gaat 't naar beneden, altpd door dezelfde onherbergzame oorden. Men verwondert zich nu niet langer, dat een land, bpna even groot als Frankryk, minder dan de helft inwoners heeft. Men begint de ar moede van Spanje t<? begrijpen. Einde lijk ziet men tot zpn groote vreugde weer eens boomen, tuinen, nette huizen, een aardig stadje, eene liefderijke oase te midden van deze wildernis. Een oud, indrukwekkend gebouw, ha lf klooster, half kasteel, dat somber uit de hoogte neerziet op deze oase, zegt u dat ge bij het beroemde „Escurial" zijt, nog vóórdat ge den Daam van 't station gelezen hebt. De Spanjaarden noemen dit ontzaglijke gebouw het achtste wonder der wereld, zeker met vrij wat meer recht dan wij Hollanders het paleis op den Dam zoo noemen. Stel ér u zooveel van voor als ge wilttoch zult ge geene teleurstel ling ondervinden, zooals op reis zoo vaak het geval is. De rijkdom aan kunst schatten is er onmetelijk. Er zijn gobe lins, frisch als schilderijen geheele wan den van reusachtige gangen en zalen zpn er .nee bedektmen kan er uren en uren naar zien, zonder dat de be wondering vermindert. Het beroemde kaBteel van Henri IV te Pau zinkt er geheel bij in 'tniet. Filips II stichtte dit gebouw tot aandenken aan den slag bij St. Quentin 5 beter zou 't zijn te zeggendeze verzameling van gebou wen, want 't bestaat uit een konioklpk paleis, een klooster en eene sombere en naakte kerk, eene der grootste van Spanje. Voor 't hoogaltaar trekken aan beide kanten twee prachtige preekstoelen, geheel van agaat, de aandacht. Voor dat de bezoekers in de slaapkamer worden gelaten, heeft men hun de kamer getoond, waar de machtige heerscher de afgezanten van zijne verschillende staten ontviüg. De vloer is van sleeD, de stoelen en banken van hout zonder kussens, zonder eenige versiering; de muren naakt als die eener cel. En daar beefden machtigen voor den maehdgsten. t Beste is, eerst een bezoek te breDgen aan het schilderijen-museum van het Prado te Madrid, voordat men naar het Escurial gaat, om daar het door Vclas quez geschilderde portret van Filips II te zien. Als ge daar eenige oogenblikken op gestaard hebt, is 't voor altijd in uw geheugen gegrift. Ge hebt den man voor u. Dat lymphatische, eenigezins opgezette gelaatdie blik met de koude, blauwe oogeD. die u aanzien alsof uw doodvon nis zooeven is uitgesproken, vervolgt u bij 't beschouwen van die herinneringen uit lang, gelukkig voor altyd, vervlogen tijden. In die tijden was Spanje machtig, groot en gevreesd. Dat is nu wel veranderd. In veel opzichten komt *t nu hinkend achteraan in de rij der beschaafde europeesche staten, hoewel gelukkig voor hen die 't bewonen, oneindig verheven is boven Rusland, dat eigenlyk niet tot Europa behoort. De ontwikkelde Spanjaarden weten zei ven heel goed in hoeveel opzichten hun land tekortschiet. Maak maar eens een praatje met uw overbuurge hebt nog den tijd, want we zpn nog niet te Madrid. Na Escurial is't land weer even woest geworden en ge doet dus goed. den tijd te korten. Spoedig zult ge merken, dat de overdreven vaderlands liefde, waarvan men u zooveel vertelde, den Spanjaard er niet toe brengt alles in zijn land op te hemelen en met eene zekere minachting op andere landen neer te zien. Integendeel. Een kenmerk in hem is ontevredenheid over bijna alles wat in zpn land bestaat ontevredenheid over de regeering 0. vooral ontevredenheid over de belastingen, die zoo ongelijkmatig en rechtvaardig druk ken, over de gemeenten, de ambtenaren, zelfs over zijne medeburgers. Als men hem b. v. tegenwerpt, dat ook aDdere landen evengoed door zware belastingen worden gedrukt, den is bp niet om een antwoord verlegen. „Ja, dat is zeker waarmaar daar doet men er ook iets voor. Daar wordt 't geld besteed tot welzpn van 't volk, daar worden wegen, spoorwegen en ka nalen aangelegd, of 't geld wordt op an dere wijze nuttig gebruikt. Maar hier Waar blijft 't geld Voor 't volk wordt weinig gedaan. Als u eens moer in Spanje reist, niet in een gemakkelyken waggon eerste klasse, maar te voet of te paard, dan zal u uitgestrekte gedeelten van provinciën zier, geheel verstoken van wegen, waar dorpen van meer dan duizend en stadjes van drie of vierdui zend inwoners een ellendig bestaan voort- sleepen, zonder dat er mogelijkheid be staat, ze por rijtuig of zelfs maar met een kar te bereikeu. 't Eenige middel vaD vervoer is de muilezel, en dan mag men nog van geluk spreken als 't beest zijn pooten niet breekt op de gevaarlpki voetpaden." „Mag ik u even in de rede vallen met een opmerking, die tevens eene ver ontschuldiging is voor uw land Spanje is een bij uitstek bergachtig land. 't Aan leggen van een spoorweg of zelfs van een gewonen straatweg kost in heel veel streken, zooals de geheele noordkust Estramadura, Granada, een groot ge deelte van Aragon, twee-, driemaal meer dan in vlakke landen. Vandaar misschien dat aarzelen om 't land van goede verkeerswegen te voorzien." „En Frankrijk dan? In de Pyreneeën b. v. is geen dorp, waar men niet met een kar kan komen. Lieve hemelWelk een verschil met Spanje De meeste dor pen kan men goed en wel met een landauer bereiken. In de meeste valleie die door een bergstroom worden door sneden, heeft men links en rechts van de rivier een goeden rijweg. Bovendien, t gemis van verkeerswegen is niet 't eenige waarover we te klagen hebben. Ons volk wordt in de grootste onwetend heid grootgebracht." „Is 't volksonderwijs werkelijk zoo slecht „Treurig. Laat ik u alleen maar zeggen, dat van honderd menscheu zestig lezen noch schrijven kunnen. En de veertig die lezen kunne», zp,... lezen niet. Vergelijk dit eens met Duifcschland, waar slechts één procent van de bevolking niet kan lezen." „In Rusland tachtig procent." „Ja, maar RuslandWie vergelijkt zpn land met Rusland „Goed en wel, 't volk wordt dus slecht onderwezen. Maar de eerste stand, de zoogenaamde groote wereld, zal toch wel even ontwikkeld zpn als elders?" „Geloof dat niet. Zp, die 't doen kun nen en 't belang van hun kinderen in zien, sturen ze naar Frankrpk, waar ze goed onderwijs genietenmaar over algemeen waag ik 'tte zeggen, dat een eenvoudige modemaakster in de naburige republiek wetenschappelijk even ontwik keld is als een spaansche hertogin. Zij geven zich ook niet de minste moeite om zich te ontwikkelen. Ga 't leven van onze madridsche dames maar eens na. Ze be ginnen met erg laat op te staan, laten zich daarna kappen zelfs de minver mogenden houdeu er, voor 5 peseta's per maand, een kapster op na en maken toilot. Na 't tweede ontbijt wordt zomers geslapen, waarna 't omhangen op 'i balkon begint, zonder iets uit te voe ren. 's Avonds gaan zo naar 't Prado of naar den concerttuin van 't Buen Retiro, om zich daar door een zwerm bewonder aars te laten aanbidden, 's Winters dito dito in de schouwburgen." Op zulk eene wijze zal elk ontwik keld Spanjaard u gauw op de hoogte brengen van veel dingen, waarin een vreemdeling natuurlijk belang stelt. Hij windt er geene doekjes om. Openhartig zal hij u de zieke plekken van zijn land aanwijzen. Vooral ten opzichte van den politieken toestand is hij een twijfelaar, geheel anders dan de geestdriftige FranschmaD, die denht, dat de hemel op aarde verschijnt, zoodra zijne partij de overhand verkrijgt. De Spanjaard twijfelt aan mogelijke verbetering. Met een bijtenden glimlach zal hij zeggen „We hebben twee paityen in Spanje. De eene heeft de macht in handen. De andere doet alle mogelijke moeite, om haarj in handen te krijgen. De een is evenveel waard als de andere. Beide zijn even slecht." We naderen Madrid. Buiten nog niets, dat de nabijheid van een groote stad aankondigt-. De woeste bergen hebben plaats gemaakt voor de dorre vlakte van Nienw-Castilië. Eindelijk verschijnt een dorpje, een lommerrijke groote weg, boo men, lanenDe trein rijdt behoedzaam een groot station binnen. We zijn in de hoofdstad van Spanje, in 't vrije, vroo- lyke, zonnige, levenslustige Madrid I Do algemeens synodale com- missie der Nederl.-H«rv. Kerk zal aan staanden Maandag en volgende dagen te 's-Hage samenkomen tot het houden van barer gewone najaarsvergadering in het lokaal in de Willemskerk. Zij is voor dit jaar samengesteld als volgtM. A. Perk, waalsch predikant te Amstirdam. president; C. H. Ton Harmsan van der Be k, pred. te Valburg c. a., vice-presi dent L. Overman, secretaris, fe 's Hage; dr. J. K. Koch, pred. te 's-Hertogen- bosch mr. C. R. Merkus, ouderling bij de waalschb gemeente te Utrecht; J. C. Verboefl, pred. te Utrecht; mr. P. Lijn- drajer, oud-ouderling te Arnhem dr. H. G. Hagen, pred. te Leiden, en mr. W. B. S. Boeles, oud ouderling te Leeu warden. De burgmeester van Opster- land heeft de hulp van ingezetenen inge roepen ter beteugeling vaD een misbruik, dat telken jare grootere verhouding aan neemt, nl. de bedelarij. Het hoofd der gemeente zegt o. a. Terwijl zware lasten moeten worden opgebrachtten gevolge der groote kosten van hot armwezen, worden de ingezetenen bovendien nog op coutributie gesteld door tal van personen van buiten de gemeente afkomstig, die van bedelarij hun beroep maken en liever bedelen dan werken. Vermits de regeeriDg eischt, de bede lary zooveel mogelijk te keer te gaan,, zal voortaan strenger tegen den bedelaar worden opgetreden, waarvan het gevolg zal zijn, dat fay gestraft wordt. Ter voor koming van straf dient hem het bedelen belet te worden. Waar bierby alzoo een béroep op medewerking wordt gedaan, word teven- wel niet bedoeld den weldadigheidszin der ingezetenen legen te werken. Maar toch woidt er met nadruk de aandacht op gevestigd, dat door het geven aan bedelaars, de bedelarij, die bij de wet verboden en strafbaar gesteld is, in de hand wordt gewei kt en dat de straf, die de bedelaar beloopt, mede te wijten is aan hen, die hem door hunne gaven daarin steunen. Op grond van een en ander worden de ingezetenen dringend uitgenoodigd, het vaste besluit te nemen om niet aan bedelaars langs de huizen te geven. Binnen korten tijd zal dan de bedelarij vanzelf ophouden. Een geheimzinnig mis d adi~ gér. Bij de politie te Maastricht is aangifte gedaan van pogingen tot ver worging. Een knaap van 12 jaren werd namelijk Dinsdagavond in een aftelegen straatje aangerand door een onbekend persoon, die hem een jas over het hoofd wierp en met een touw trachtte te wor gen. Ook in de vorige week werd een jongen naar eeno eenzame plaats gelokt, door een onbekend persoon, die beproefde hem een zakdoek om den hals te werpen. Beide knapen wieten gelukkig te ont komen. De politie, die door de aange vallenen het signalement van den onbe kende bezit, doet alle pogingen om bem. in handen te kragen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 6