UIT INSULINDE. i
De Wraak van een Qnsterliny.
Hoe Spanje zich aan
toerist vertoont.
den
BINNENGA N 1).
Het was er stil en eenzaam ïn het
groote woud, waardoor de broede Tang-
goelangin nog heden ten dage zijn
kristalheldere wateren voortstuwt. On dei-
den verlam menden invloed der tropische
zon, die haai' hoogste punt had bereikt en
uit wier rossig gloeienden kern stralen
vnura op de aarde nederschotcn, lag de
scfeoone indische natuur half dommelend
te wachten, dat een frissche koelte, aan
gewaaid van het naburig Moeriagebergte,
haar zou verkwikken en opheffen van
de legerstede, waarop de zonnegod haar
had nedcrgeworpen.
In dit schijnbaar verlaten oord, waar
de machtige koniog der dieren zijn zetel
heeft opgeslagen, waar bij met ongekende
bloeddorst en ongeëvenaarde wreedheid
zich ten strijde heeft uitgerust tegen den
mensch, die zyn gebied durlc betreden,
zat een javaaosch jongeling in diep
gepeins verzonken, met de jlikken ter
aarde gericht en de rechterhand onder
de slapen. Een ontwortelde boom
stam vormde zijn eenvoudige zitplaats.
Yan tijd tot lijd zag hij opwaarts
en dan verrieden een paar fonkc-leude
oogen, dat 't in het binnenste van dezen
jongen man lang niet pluis was. Er lag
iets wreeds in zijn gelaatstrekken, iets
onheilspellends in het donkerbruin ge
tinte aangezicht, on stellig was Java s
zoon hierheen getogen, om zich voor te
bereiden tot de volvoering van een ver
schrikkelijke daad, die slechts recht van
bestaan kan hebben in eeno onbeschaafde
maatschappij, te midden van ongelouterde
zeden en barbaarsche gewoonten, waar
zielenadel nog behoort tot de onbekende
hoedanigheden van een oostersch hart,
waar de leer der vergeldingoog om
oog en tand om taud" nog duizenaen
aanhangers telt en bevrediging schenkt
aan het naar wraak doratond hart
„Het is nog geen tijd," mompelde de
Indiër, terwijl hij een weinig tabak uit
een verborgen zakje nam, en ïn den
mond deed verdwijnen.
Neen, het was nog geen tijd, maar het
zou ook riet lang meer duren, dat zij,
wier komst Soeria verbeidde, zou ver
schijnen. De Javaan stond nu op en
juist zou hy een manggavrucht oprapen,
die in haar goudgeel gewaad den een
zamen wandelaar toeblonk, toen een ge
heimzinnig geritsel in het nabijzijnd
struikgewas zyn aandacht trok. Daar zag
hy een slang zeer voorzichtig in het
gras voortkronkelen met een kleinen kik-
vorsch tusschen de kaken. Soeria her
kende onmiddellijk in het reptiel den
oelar randjau, een zeer vergiftige slangen
soort wier beet binnen enkele oogen-
blikken een smartelijken dood veroorzaakt.
In minder dan een oogwenk had de
Javaan zijn loeki ol kapmes uit den go
del getrokken en terwijl hij zeer behoed
zaam achter de slang sluipt, buigt hij
zich naar haar toe, heft den gespierden
arm op en scheidt in een enkelen slag
den kop van het gladde lichaam, dat,
na eenige stuiptrekkingen, roerloos ne«
derligt. Maar de kop leeft nog, de spitse
tong wordt nog herhaaldelijk uitgestoken
en de scherpziende oogjes hebben nog
niet den doffen glans aangenomen, waar
mede de kille adem des Doods hen aan
stonds zal bedekken.
„Uw dood zal gewroken worden,"
mompelt Soeria, terwijl hij den slangen
kop opraapt en dien met een klein zak
mes opensnijdt. Heel voorzichtig onder
zoekt hy de kaken on trekt er twee
gifttanden uit. Daarop legt hy deze in een
stukje lijnwaad en aanvaardt nu de te
rugreis naar zijn dessa.
Het duurde niet lang of de Javaan
had weder zijn dorp bereikt, maar zwaar,
loodzwaar was zijn gaDg en hot scheen
hem toe, dat bp eiken stap dien hij deed,
een geheimzinnige macht hem terugdreef
naar de plek, vanwaar hij was gekomen.
Het dragen der gifttanden gaf hem geen
rust. Nu eens wilde hp ze van zich weg
werpen, dan weder werd hp als 't ware
overmeesterd door het bewustzijn, dat
hp bedrogen was door een javaansch
meisje, en moest dat bedrog ongestraft
blijven Het was een hevigen strijd dien
Soeria in zijn binnenste had te voereD,
een feilen strijd tusschen den goeden
en den boozen geest, waarin ten slotte
de laatste zegevierde. Hij muest en zou
wraak nemen, al was zy nog zoo ver
schrikkelijk De hartstocht had haar
toppunt bereikt I
„Ja gij zult sterven," klonk het tril
lend van zyn lippen.
„Wat zpt gij wreed
De Javaan ontstelde hevig. Hp zag
om en zie, daar stond voor zpn oogen
de schoone gestalte van een jeugdig ja
vaansch meisje.
„Allah! wat kpkt gij zwart, Soeria!7'
„Vindt gp dat," gaf de jongeling met
geveinsde kalmte ten antwoord, „ik heb
zooevea een kleine woordenwisseling
gehad
„Toch niet om my, Soeria?"
„Halachte de Javaan op bitteren
toon, „maar zeg mp, met wien zat gp
gisterenavond op het marktplein onder
den tandjongboom te praten
Het meisje ontstelde hevig. Zoo'n taal
had zp van Soeria niot verwacht„ik
Soeria, ik beb thuis zitten batikken."
Soeria zag haar met vlammende oogen
„Gelooft gij mp niet, Soeria
De Javaan zweeg, maar in zpn bin
nenste hoorde hij een stem zeggen Zie
de dienares van den Leugen hult zich in
het kleed der Waarheid!
„Goed," hernam hij, na eenige oogen»
blikken zwijgens, „ik geloof u, wanneer
zijt gij van avond vrp
„Om zeven uur, Soeria
Bp deze woorden scheidden de twee
gelieven en ging ieder zijns weegs.
„Ellendeling!" mompelde de Javaan,
toen hij zpn aangebedene uit het oog
had verloren, „het is nog niet genoeg,
dat gij ontrouw zijt, maar gij stapelt er
den leugen" bovenop. Maar gp zult loon
naar werken ontvangen
De middag ging voorbij en toen Soeria
de tong-tong van zijn dorp zevenmaal
hoorde slaan, ging hp op weg naar het
huis van de javaansche.
En zij Hoe schoon had zij zich uit-
gedoscht en met welk een geurige olie
had zij h6ur lang gitzwart haar gepar
fumeerd en dat alleen om Soeria te be
hagen. Maar daarbinnen in haar boezem
klopte een angstig hart. De scherpe blik
van den Javaan had haar onrustig ge
maakt, zij gevoelde dat er een hevig
onweder boven haar hoofd zou losbarsten.
En toen zij hare ontmoeting met Soeria.
aan Legi, haar broeder, had verhaald,
sprak deze
„Wees niet beangst, ik zal op uw
pad zijn
Toen Soeria de eenvoudige hut van
zpne aanstaande levensgezellin binnentrad,
ijlde zp hem huppelend tegemoet.
Soeria ontroerde Zou hij 't leven van
zulk een beminnelijk wezen vernietigen
Maar dan liet de daemon, die zich in
zijn hart bad vastgenesteld, zich weder
gelden en het scheen dat dan een stem
hem influisterde
„Soeria Soeria zult gp u buigen voor
een meisje
„Waar wilt gij met mij heen, Soeria
klonk het vragend uit den mond der
javaansche, toen beiden de kleine woning
nittradeD.
„Laten wp den boschkant maar eens
opgaan, dan kunoen wp ongestoord met
elkaar spreken
Bij deze woorden sloeg hp zijn arm
om den middel van het meisje en drukte
zich sterk tegen haar aan.
Al voortwandelende, was het jeugdig
paar "het bosch genaderd, en aangezien
zich daaruit eenige zonderlinge geluiden
deden hooren, waagde Saridjah de op
merking te doen, dat zp een weinig be-
aDgst werd.
„Met mp aan uwe zijde hebt gij niets
te vreezen," was het kalme antwoord,
„mpn kus zal u beveiligen, al zoude ik
het leven er bij laten, want...."
Hier stokte de stem van den Javaan
een zwarte schaduw ging hem rakelings
voorbij.
Zou dat de booze geest, zijn die tegen
woordig wilde zpn bij de volvoering van
het misdadig plan.
Soeria zag om niemand vertoonde
zich.
Wij zullen het bosch ingaan, Saridjah,
maar ziet gp gindechen boom, daar is
een heerlpk plekje om eens eenige oogen-
blikken met elkaar te praten.
„Waar gp gaat zal ik volgen," gaf
het meisje gehoorzaam ten antwoord en
wee als het redelooze dier, dat zijn
meester naar de slachtplaats volgt, liep
zij naast den jongeling.
„Saridjah", hernam Soeria, toen beiden
gezeten waren, „wie was de jongeling,
met wien gij onder den tandjongboom
zat, spreek de waarheid
„Soeria, ik ben niet weg geweest, ik
heb zitten batikken."
„Waaro n dient gp den leugen, Sarid
jah
Saridjah ontstelde-
„Waarom," vervolgde de JavaaD, „zegt
gij niet liever de waarheid, want uit
vrees verzwpgt gij mp zijn naam, maar
mij is hp bekend, want een mijner
vrienden heeft u gezien. Loochen niet,
wat menschenoogen hebben gezien. Zeg
mp of ik lieg
Saridjah sidderde, want thans zou de
vreeselpke waarheid haar van de lippen
komen. Er blonk een heldere parel in
heur zwarte oogen, en terwijl zij het
zwaargelokte hoofd tegen de manne
lijke borst leunde, klonk het stamelend
uit haar mond
„Ik heb gezondigd! Vergeef het mp!"
„Wie is hp daD, Saridjah?"
„Kaliman, de zoon van den smid
O gij ontrouw schepsel, o, gij bedrieg
ster, om wie ik mijn vader en moeder
heb verlaten, om wie ik zoovele dagen
en nachten de speelbal ben geweest van
het Noodlot, op wier jawoord ik mijn
geluk hoopte te bouwenO Saridjah
gij die mp den heiligeD eed van trouw
en liefde hebt gezworen, om wie ik ben
verstooten uit het ouderlijk huis, is dit
het offer van uw dankbaarheid?"
Deze woorden werden op een toon
van ontembare hartstocht gesproken.
„Maar de dood is u nabp, o Saridjah,"
hernam de Javaanterwijl zpn stem
trilde. Met reuzenkracht drukte hp Sa-
ridjah's gelaat tegen zijn borst aan.
Saridjah slaakte een gilTegelijkertijd
gevoelde zp een aandoening van de he-
I vigste smart, want het scheen haar dat
drong. Te vergeefs trachtte zij Soeria's
sterke arm weg te driogen. Zp poogde
to spreken, maar de tong weigerde en
zwol schrikbarend op. De Javaan had
namelijk een gifttand der slang in dit
lichaamsdeel gestoken, waardoor het venpn
in de wonde vloeide.
„Sterf den dood der ontrouwen," sprak
Soeria lachend, terwijl hij het halfster-
vend meisje van zich afstootte en met
een zeker welgevallen het stuiptrekkend
lichaam aanschouwde.
Maar de moordenaar zou zijn vreugde
niet lang smaken. Saridjahs broeder, die
eerst begreep wat er voorgevallen
springt uit de struiken en werpt
zich op Soeria.
„Ellendige!" roep hp, terwijl zijn ijze
ren vuist den misdadiger bij den keel
grijptwat hebt gp mijn zuster gedaan
Nu ontstaat, een vreeselpke worsteling.
Soeria, die ter aarde is geworpen, tracht
zich op te hi ffen, maar zijnvpand is sterker,
en terwiji hij qo andere noodlottige gift
tand in diens hand tracht te steken, ziet
hij het flikkerend krisstaal op zijn borst
gericht. Hij wendt eene wanhopige poging
aan om zich los te wringeD, doch te
vergeefs
Alle9 is weder stil geworden. De maan
schittert aan het hemelgewelf, bezaaid
met miiliarden sterren. Zij heeft den
strijd aanschouwd tusschen Wraak en
Vergelding, en met een weemoedigen
blik staart zij op de tweo ontzielde licha
men, op een met bloed doorweekten bodem,
op die ineengekrompen meisjesgestalte, op
do met krissteken doorboorde borst
van den jongeling, en het is alsof zij
zeggen wil
„Allah do Allerhoogste, de Alomtegen
woordige, Hij zp hunner zielen genadig
Haarlem, Nov. 1891.
TJAMPAKA.
ben gisterenavond niet eens uitgeweest, een scherp voorwerp haar tong binnen-
Omtrent het primitieve, bet slecht-
georganiseerde, het armelijke en ge
brekkige van den spoorwegdienst in
Spanje geeft de madridsche briefschrijver
van bet A. H. een sprekende schets.
Zp is tevens hoog karakteristiek, waar
een blik gegund wordt op den tragen
loop der ontwikkeling van het spaansche
schiereiland.
„Van tijd tot tijd," vertelt onze
man, wien het voorrecht te beurt viel,
in een spaanschen trein te reizen, „houdt
de trein in deze wildernis stil bij een
klein station, waarvan de chef met een
slaperig gezicht sc&ijhl; te vragen wat
gp daar wel komt doen.
Eene doodsche stilte volgt op 't gewone
gorommel der wagens. De conducteur
geeft zich de moeite niet, den naam van
de plaats te roepen.
Waarom ook Er is niemand, die uit
of in dea trein stapt. En, dan welke
plaatsZpn 't die paar krotten, die,
treurig en zwaarmoedig evenais de
geheele streek, zich met moeite staande
houden Wonen daar mensehen in
Zeker wel, maar wat doen die men-
schen daar in dit geval? 't Land is
onbebouwd, brengt niets voort. Toch
heeft 't veel aantrekkelijkheid voor lief
hebbers van de jacht, die van Madrid
komen, om bot te vieren aan hun harts
tocht, en, dank zp deze streek, kan
men in laatstgenoemde stad, gedurende
het jachtseizoen, vrp goedkoop wild
koopen.
Nadat de trein eenige minuten stil
heeft gehouden zonder dat éen men
schelijk wezen in staat is te begrijpen
waarom, geeft de"'chef het sein tot het
vertrek, en zuchtend spant de locomotief
al hare krachten in om hooger te klim
men. Ook zij schijnt mopperend te vragen,
waarom men haar hier heeft faten stil
houden.
Het hoogste punt wordt eindelijk door
een langen tunnel overschreden en daarna
gaat 't naar beneden, altpd door dezelfde
onherbergzame oorden. Men verwondert
zich nu niet langer, dat een land, bpna
even groot als Frankryk, minder dan de
helft inwoners heeft. Men begint de ar
moede van Spanje t<? begrijpen. Einde
lijk ziet men tot zpn groote vreugde
weer eens boomen, tuinen, nette huizen,
een aardig stadje, eene liefderijke oase
te midden van deze wildernis. Een oud,
indrukwekkend gebouw, ha lf klooster,
half kasteel, dat somber uit de hoogte
neerziet op deze oase, zegt u dat ge bij
het beroemde „Escurial" zijt, nog vóórdat
ge den Daam van 't station gelezen hebt.
De Spanjaarden noemen dit ontzaglijke
gebouw het achtste wonder der wereld,
zeker met vrij wat meer recht dan wij
Hollanders het paleis op den Dam zoo
noemen. Stel ér u zooveel van voor als
ge wilttoch zult ge geene teleurstel
ling ondervinden, zooals op reis zoo vaak
het geval is. De rijkdom aan kunst
schatten is er onmetelijk. Er zijn gobe
lins, frisch als schilderijen geheele wan
den van reusachtige gangen en zalen
zpn er .nee bedektmen kan er uren
en uren naar zien, zonder dat de be
wondering vermindert. Het beroemde
kaBteel van Henri IV te Pau zinkt er
geheel bij in 'tniet. Filips II stichtte
dit gebouw tot aandenken aan den slag
bij St. Quentin 5 beter zou 't zijn te
zeggendeze verzameling van gebou
wen, want 't bestaat uit een konioklpk
paleis, een klooster en eene sombere en
naakte kerk, eene der grootste van
Spanje. Voor 't hoogaltaar trekken aan
beide kanten twee prachtige preekstoelen,
geheel van agaat, de aandacht. Voor dat
de bezoekers in de slaapkamer worden
gelaten, heeft men hun de kamer getoond,
waar de machtige heerscher de afgezanten
van zijne verschillende staten ontviüg. De
vloer is van sleeD, de stoelen en banken
van hout zonder kussens, zonder eenige
versiering; de muren naakt als die eener
cel. En daar beefden machtigen voor
den maehdgsten.
t Beste is, eerst een bezoek te breDgen
aan het schilderijen-museum van het
Prado te Madrid, voordat men naar het
Escurial gaat, om daar het door Vclas
quez geschilderde portret van Filips II
te zien. Als ge daar eenige oogenblikken
op gestaard hebt, is 't voor altijd in uw
geheugen gegrift. Ge hebt den man voor
u. Dat lymphatische, eenigezins opgezette
gelaatdie blik met de koude, blauwe
oogeD. die u aanzien alsof uw doodvon
nis zooeven is uitgesproken, vervolgt u
bij 't beschouwen van die herinneringen
uit lang, gelukkig voor altyd, vervlogen
tijden. In die tijden was Spanje
machtig, groot en gevreesd. Dat is nu
wel veranderd. In veel opzichten komt
*t nu hinkend achteraan in de rij der
beschaafde europeesche staten, hoewel
gelukkig voor hen die 't bewonen,
oneindig verheven is boven Rusland,
dat eigenlyk niet tot Europa behoort.
De ontwikkelde Spanjaarden weten
zei ven heel goed in hoeveel opzichten
hun land tekortschiet. Maak maar eens
een praatje met uw overbuurge hebt
nog den tijd, want we zpn nog niet te
Madrid. Na Escurial is't land weer even
woest geworden en ge doet dus goed.
den tijd te korten. Spoedig zult ge
merken, dat de overdreven vaderlands
liefde, waarvan men u zooveel vertelde,
den Spanjaard er niet toe brengt alles in
zijn land op te hemelen en met eene
zekere minachting op andere landen neer
te zien. Integendeel. Een kenmerk in
hem is ontevredenheid over bijna alles
wat in zpn land bestaat ontevredenheid
over de regeering 0. vooral
ontevredenheid over de belastingen, die
zoo ongelijkmatig en rechtvaardig druk
ken, over de gemeenten, de ambtenaren,
zelfs over zijne medeburgers. Als men
hem b. v. tegenwerpt, dat ook aDdere
landen evengoed door zware belastingen
worden gedrukt, den is bp niet om een
antwoord verlegen.
„Ja, dat is zeker waarmaar daar
doet men er ook iets voor. Daar wordt
't geld besteed tot welzpn van 't volk,
daar worden wegen, spoorwegen en ka
nalen aangelegd, of 't geld wordt op an
dere wijze nuttig gebruikt. Maar hier
Waar blijft 't geld Voor 't volk wordt
weinig gedaan. Als u eens moer in
Spanje reist, niet in een gemakkelyken
waggon eerste klasse, maar te voet of
te paard, dan zal u uitgestrekte gedeelten
van provinciën zier, geheel verstoken
van wegen, waar dorpen van meer dan
duizend en stadjes van drie of vierdui
zend inwoners een ellendig bestaan voort-
sleepen, zonder dat er mogelijkheid be
staat, ze por rijtuig of zelfs maar met
een kar te bereikeu. 't Eenige middel
vaD vervoer is de muilezel, en dan mag
men nog van geluk spreken als 't beest
zijn pooten niet breekt op de gevaarlpki
voetpaden."
„Mag ik u even in de rede vallen
met een opmerking, die tevens eene ver
ontschuldiging is voor uw land Spanje
is een bij uitstek bergachtig land. 't Aan
leggen van een spoorweg of zelfs van
een gewonen straatweg kost in heel veel
streken, zooals de geheele noordkust
Estramadura, Granada, een groot ge
deelte van Aragon, twee-, driemaal
meer dan in vlakke landen. Vandaar
misschien dat aarzelen om 't land van
goede verkeerswegen te voorzien."
„En Frankrijk dan? In de Pyreneeën
b. v. is geen dorp, waar men niet met
een kar kan komen. Lieve hemelWelk
een verschil met Spanje De meeste dor
pen kan men goed en wel met een
landauer bereiken. In de meeste valleie
die door een bergstroom worden door
sneden, heeft men links en rechts van
de rivier een goeden rijweg. Bovendien,
t gemis van verkeerswegen is niet 't
eenige waarover we te klagen hebben.
Ons volk wordt in de grootste onwetend
heid grootgebracht."
„Is 't volksonderwijs werkelijk zoo
slecht
„Treurig. Laat ik u alleen maar
zeggen, dat van honderd menscheu zestig
lezen noch schrijven kunnen. En de
veertig die lezen kunne», zp,... lezen niet.
Vergelijk dit eens met Duifcschland, waar
slechts één procent van de bevolking
niet kan lezen."
„In Rusland tachtig procent."
„Ja, maar RuslandWie vergelijkt
zpn land met Rusland
„Goed en wel, 't volk wordt dus
slecht onderwezen. Maar de eerste stand,
de zoogenaamde groote wereld, zal toch
wel even ontwikkeld zpn als elders?"
„Geloof dat niet. Zp, die 't doen kun
nen en 't belang van hun kinderen in
zien, sturen ze naar Frankrpk, waar ze
goed onderwijs genietenmaar over
algemeen waag ik 'tte zeggen, dat een
eenvoudige modemaakster in de naburige
republiek wetenschappelijk even ontwik
keld is als een spaansche hertogin. Zij
geven zich ook niet de minste moeite om
zich te ontwikkelen. Ga 't leven van onze
madridsche dames maar eens na. Ze be
ginnen met erg laat op te staan, laten
zich daarna kappen zelfs de minver
mogenden houdeu er, voor 5 peseta's
per maand, een kapster op na en
maken toilot. Na 't tweede ontbijt wordt
zomers geslapen, waarna 't omhangen op
'i balkon begint, zonder iets uit te voe
ren. 's Avonds gaan zo naar 't Prado of
naar den concerttuin van 't Buen Retiro,
om zich daar door een zwerm bewonder
aars te laten aanbidden, 's Winters dito
dito in de schouwburgen."
Op zulk eene wijze zal elk ontwik
keld Spanjaard u gauw op de hoogte
brengen van veel dingen, waarin een
vreemdeling natuurlijk belang stelt. Hij
windt er geene doekjes om. Openhartig
zal hij u de zieke plekken van zijn land
aanwijzen. Vooral ten opzichte van den
politieken toestand is hij een twijfelaar,
geheel anders dan de geestdriftige
FranschmaD, die denht, dat de hemel
op aarde verschijnt, zoodra zijne partij
de overhand verkrijgt. De Spanjaard
twijfelt aan mogelijke verbetering. Met
een bijtenden glimlach zal hij zeggen
„We hebben twee paityen in Spanje. De
eene heeft de macht in handen. De
andere doet alle mogelijke moeite, om
haarj in handen te krijgen. De een is
evenveel waard als de andere. Beide zijn
even slecht."
We naderen Madrid. Buiten nog niets,
dat de nabijheid van een groote stad
aankondigt-. De woeste bergen hebben
plaats gemaakt voor de dorre vlakte van
Nienw-Castilië. Eindelijk verschijnt een
dorpje, een lommerrijke groote weg, boo
men, lanenDe trein rijdt behoedzaam
een groot station binnen. We zijn in de
hoofdstad van Spanje, in 't vrije, vroo-
lyke, zonnige, levenslustige Madrid I
Do algemeens synodale com-
missie der Nederl.-H«rv. Kerk zal aan
staanden Maandag en volgende dagen te
's-Hage samenkomen tot het houden van
barer gewone najaarsvergadering in het
lokaal in de Willemskerk. Zij is voor
dit jaar samengesteld als volgtM. A.
Perk, waalsch predikant te Amstirdam.
president; C. H. Ton Harmsan van der
Be k, pred. te Valburg c. a., vice-presi
dent L. Overman, secretaris, fe 's Hage;
dr. J. K. Koch, pred. te 's-Hertogen-
bosch mr. C. R. Merkus, ouderling bij
de waalschb gemeente te Utrecht; J. C.
Verboefl, pred. te Utrecht; mr. P. Lijn-
drajer, oud-ouderling te Arnhem dr. H.
G. Hagen, pred. te Leiden, en mr. W.
B. S. Boeles, oud ouderling te Leeu
warden.
De burgmeester van Opster-
land heeft de hulp van ingezetenen inge
roepen ter beteugeling vaD een misbruik,
dat telken jare grootere verhouding aan
neemt, nl. de bedelarij. Het hoofd der
gemeente zegt o. a.
Terwijl zware lasten moeten worden
opgebrachtten gevolge der groote
kosten van hot armwezen, worden de
ingezetenen bovendien nog op coutributie
gesteld door tal van personen van buiten
de gemeente afkomstig, die van bedelarij
hun beroep maken en liever bedelen dan
werken.
Vermits de regeeriDg eischt, de bede
lary zooveel mogelijk te keer te gaan,,
zal voortaan strenger tegen den bedelaar
worden opgetreden, waarvan het gevolg
zal zijn, dat fay gestraft wordt. Ter voor
koming van straf dient hem het bedelen
belet te worden.
Waar bierby alzoo een béroep op
medewerking wordt gedaan, word teven-
wel niet bedoeld den weldadigheidszin
der ingezetenen legen te werken.
Maar toch woidt er met nadruk de
aandacht op gevestigd, dat door het geven
aan bedelaars, de bedelarij, die bij de
wet verboden en strafbaar gesteld is, in
de hand wordt gewei kt en dat de straf,
die de bedelaar beloopt, mede te wijten
is aan hen, die hem door hunne gaven
daarin steunen. Op grond van een en
ander worden de ingezetenen dringend
uitgenoodigd, het vaste besluit te nemen
om niet aan bedelaars langs de huizen
te geven. Binnen korten tijd zal dan de
bedelarij vanzelf ophouden.
Een geheimzinnig mis d adi~
gér. Bij de politie te Maastricht is
aangifte gedaan van pogingen tot ver
worging. Een knaap van 12 jaren werd
namelijk Dinsdagavond in een aftelegen
straatje aangerand door een onbekend
persoon, die hem een jas over het hoofd
wierp en met een touw trachtte te wor
gen. Ook in de vorige week werd een
jongen naar eeno eenzame plaats gelokt,
door een onbekend persoon, die beproefde
hem een zakdoek om den hals te werpen.
Beide knapen wieten gelukkig te ont
komen. De politie, die door de aange
vallenen het signalement van den onbe
kende bezit, doet alle pogingen om bem.
in handen te kragen.