St. ftoli S C. VAN DUIJN, t Ad verten tien. Anegang 18. V arinas-T abak, „Stad Kampen", TWEEDE DEAD BEHOORENDE BIJ haamlbm>s da oblajj VAN Donderdag 3 December 1881. Edith van As«?yks de ond-.rwijaeres uit Hellendoorn, stoud op het kleine per ronnetje op den trein te wachten, 't Was vier uur in den namiddag en reeds totaal donker. De lucht, zwaar van sneeuw, scheen lang neer te hangen de aarde en de kou was zóo hevig, dat Edith rilde en de handen adieper stak in den sier lijken mof. z/Dag juffrouw," zei .de stationschef, tevens telegrafist en kaartjes-afgever, terwijl hij met een familiaar knikje en een tik aan zijn gegalonneerden pet, uit het glazen hokje te voorschijn kwam waarin hy den heelen dag verblyf hield. //Ga je uit Sinterklaas vieren wJa, chef, ik ga naar Zwolle, naar mijne familie." z/Koe laat kom je daar dan?" vroeg de maD, die zich klaarblijkelijk alleen m8t de uren van aankomst en vertrek aan zyn station bemoeide. //Zes uur als het den trein belieft j" //Nou juffer, veel plezier hoor en de ongeketonde ötations-öiaaf ging ging naar zijn toestel terug, dat begon te tikken. „Dat zal niet voel wezen, chef," mom pelde Edith in ziohzelve. Met een zucht keerde ze zich om on wandelde het per- ronnetjo eens langs, haar voetstappen tellende, veertig in het geheel ovër de geheele breedte van het platform. Zij werd kond en kon in de verte nog niets van roode lichten zien de trein was blijkbaar nog niet op komst. Edith ging langzaam terug naar het kleine, lage wachtkamertje, dat ze straks uitgeloopen was, omdat er een duffe reuk hing van petroleum en slechte tabak. Ze nam de knop van de deur in de hand en keek toevallig meteen door de glasruit in do deur. Opeeii3 trok zij de hand terug en keerde zich om In de wachtkamer zat, de rug naar haar toegekeerd, een heer, dien ze her kend had. Edith van Aswijk was de dochter van een ritmeester bij de huzareB, die vroeger rijk geweest, maar door een paar dwaze speculation, arm geworden was. Na een jeugd van weelde, had ze zich plotseling genoodzaakt gezien, op de Arnhemsche kweekschool voor bet examen van onderwijzeres te gaan etu- deeren. Hare ouders allebei waren niet dan met groote moeite daartoe over te halen geweesthet scheen hun een schande, dat eene Van Aswijk „3chool: juffrouw" worden zou. Toen ze eindelijk ertoe besloten, Edith Daar Arnhem te zenden, hadden ze haar voorgehouden, dat ze toch in elk geval eene Van Aswijk bleef, dat ze zich toch vooral niet moest onca- nsilleeren en nooit vergeten, wie zy Wfi8. Edith was van nature een lief, goed hartig, zachtaardig meisje, maar van dien standstrots had ze zich niet kunnen losma ken. Op school waren er velen, die van haar hieldeo, maar nog meer, dio bang voor haar waren om de „airs de prin- cesse" die zy soms aannam, inderdaad instinctmatig en zonder het te willen. Toen zij in HelIendoo;n als onderwijze res kwam, nam de dokter, die zelf van goede familie was en met eene dochter van patnciech-amsterdamschen bloede ge trouwd, haar op in zyn huis, maar dat was dan ook de eenige plek waar het meisje zich gelukkig gevoelde. De school haatte zij uit den grond van haar hart, den onderwijzer vond zy (wat ook aiefc onjuist was) een pedant in het kwadraat en de boeren waren wel goedhartig, maar zoo jammerlyk lomp en ongema nierd. Ongemanierd zoo vond zij eigenlyk heel Hellendoorn, behalve den dokter en zijn vrouw. De dominé was verboerseht, zijne vrouw een huissloof, de kinderen onderscheidden zich in niets van de dorps jeugd on weinig gewoon zich te schikken, liet zij hare minachting zoo duidelijk blijkeD, dat zy ten slotte meer vijanden dan vrienden had. Alleen de jongeling schap was eenparig op Edith verliefd, om haar mooi gezichtje, haar fiere hou ding, en (misschien wel het meest) em- dat zij voor hen ongenaakbaar was. Terwyl zy nu op het perronnetjo been en weer liep, rillend van kou, dacht zy aan den heer, die in de wachtkamer zat. Het was een student in de medicijnen, een semi-arts, die de praktijk van den dokter voor veertien dagen was komen waarnemen, terwyl de dokter voor fami liezaken naar Duitechland was. Hugo l ter Meulen, zoo heette hij, werd door 1 den dokter zeer gewaardeerd omdat hij bizonder knap was in zijn vak en de patiënten zonder vrees aan hem konden worden toevertrouwd. Als bij 's avonds gene patiënten meer te bezoeken had, kwam hij altyd den dames een visite maken. Edith vond hom styf', onbeholpen en ongema nierd, hij kon geen behoorlijke bui ging maken wist geen discours te onder houden en was nauwelyks weg te krijgen. De vrouw van den dokter kwam hem zooveel doenlijk tegemoet, maar Edith vond hem vervelend en ietwat belachelijk. Op zekeren avond, toen de vrouw des huizes door do meid geroepen werd en wat lang wegbleef, had hij met een kleur als vuur, stotterend en stamelend iets als een liefdesverklaring uitgebracht. De stakker had niet eens den moed haar aan te kyken. Verwonderd had Edith naar hem gekeken en toen haar oog viel op zijn neergebogen hoofd, met de onverzorgde coiffure, op d6 breede schouders, dio als opgesloten zaten in een slecht gemaakte jas, was haar het komische aan zyn persoon zóo sterk opgevallen, dat zij plotseling in een schaterlach uitgebarsten en de kamer uitgeloopen was. Toen zo in do kamer terugkwam met oon kwellend bewustzyn, dat zij aitmaal zeer onbeleefd was geweest, was hij weg. Ze zag hem niet weer by den doktor aan huistwee dagen later kwam dozs weer terug van zijn reis. Dit alles overdacht Edith nog eens, terwyl zo daar op het perronnetje heen en weer liep. Als ze geweten had hoe dit te doen, zou ze haar onbeleefdheid weer hebben willen goed maken, maar ze vond geen middel. Ze kon hem toch niet mondeling haar spijt gaan betiigen 1 dat zou het gebeurde nog maar erger smaken. En ze kon hem toch niet schryvea! Daar kwam de trein. Zonder ter zyde te kijken, zag Edith den student uit het waohtkamertje komen; zo begreep dat hij haar had opgemerkt, maar ze deed alsof ze hem niet zag en stapte in een damescoupé tweede klasse. De oude wagen schokte geweldig, de waterstoof was koud, het licht flikkerde hevig door de rukwinden, die er nu en dan invielen. Ze trachtte te lezen, maar kon niet in het dansende licht. Al spoe dig liet zs het boek in den schoot vallen en dacht na, alweer over Hugo ter Meu len, maar alleen omdat ze spijt had over hare onbeleefdheid, in antwoord op zijn aanzoek. Dan weer glimlachte zij, bij de her innering aan dat dwaze schouwspel, van oen jüDgen man die eene declaratie doet en niet durft opkijken. Maar die glim lach trok weg, wanneer zij eraan dacht, dat hij het eerlyk geineend had en beter antwoord had verdiend, dan een spot tende lach. Er kwam een weinig medelijden bij haar op. Al voortsoezende vielen ha*e oogen toe en dommelde zij in, terwyl een heftige rukwind de ruiten deed ram melen. Opeens werd zij met een schrik wak ker. Een geweldige schok deed haar op springen van de bank en naar het por tier snellen. Busten was alles donker, ook het gaslicht in den wagen was uit gegaan. Terwijl Edith het raampje poogde te laten zakken, kwam er weer een schok, nog heviger, die haar tegen de bank wierp en haar een kreet van schrik ontlokte. Toen stond de wagen stil. Höt volgende oogenblik hoc-rde zij roepen en schreeuwen. Portieren werden opengerukt, een conducteur met een lantaren liep den wagen voorbij. Ediths herhaalde pogingen om het raampje te openen mislukten en in steeds klim mende angst klopte zij op de ruif, om de aandacht te trekken. Na een paar minuten werd het portier geopend,en toen Edith naar beneden keek, zag zij een man die zside//Stijgt u maar voorzichtig uit Aan de stem hoorde zij, dat het ter Meulen was. Voorzichtig zette zij den voet op de treeplank en stapte toen op den spoordijk, die zeer smal was. Hij reikte haar de hand, opdat zij niet zou vallen. „Dank u," zei Edith. „Is u het, juffrouw van Aswijk vroeg ter Meulen, ietwat verschrikt. „Excuseer. „U behoeft zich niet te excuseerec, het tegendeel is waar, ik zeg u dank voor uw hulp. Wat is er toch gebeurd?" „De locomotief is ontspoord en heeft zich half in het zand gewoeld. Gelukkig bebben er geen ongelukken plaats gehad. Wanneer u hier wil blijven staan, zal ik even den hoofdconducteur vragen, wat ons te doen staat. Voorzichtig verwijderde hij zich in de -m ,p, dfl,'- öf^htte. spoorweg af, Slootheuvel, een dorpje waar eea vriend van mij doktor is. Ik weet den weg wel te vinden. Mijn vriend zal ons zeker met zijn rytuig naar Zwolle brengen. Wanneer u dus niet tegen de wandeling opziet...." „Volstrekt niet. Maar ik mag toch van uw aanbod geon gebruik maken: u kan gemakkelijker alleen de tocht onder nemen, dan wanneer u met mij bemoei lijkt wordt." „Pardon", zei hij en scheen te zoeken naar eene uitdrukking toen zei hij opeen3„dat is du3 afgesproken, u gaat mee." Edith 6prak niet meer tegen, haar bezwaar was alleen pro forma geopperd. Veel liever dan vier uur te wachten, zooals de andere reizigers besloten om te doen, wilde zij naar Slootheuvel wandelen. Maar toen hij met een condacteurslan- taarntje dat hij geleend had, haar laag3 den spoordijk voorging, gevoelde zij zich verlogen bij de gedachte dat zij hem beleedigd en die boieediging nog altijd niet goedgemaakt had. Zij waren nog niet ver gevorderd langs den spoorbaan, toea ter Meulen zich omkeerde en zei: „Hot gaat sneeuwen. Ik voelde zooeven een vlok in het ge zicht. We zyn nog niet ver, wil u mis schien nog terugkeeren „Ziet u geen kans, om den weg ta vinden?" vroeg Edith en het kwata er scherper uit, dan zij gewild had. „Zeker," zei ter Meulen, droogjes, „ik vrceg het aan u, om uzelve." Meteen keerde hy zich weer om en ging haar voor. Zij volgde, ontevreden op zich zelve. Het begon inderdaad te sneeuwen, zij gevoelde hei nu ook. De wind, die nog altijd bij vlagen woedde, joeg haar nu en dan een vlok in de oogen, zoodat zy nauwelijks zien kon. Toch hinderde dat niöt veel, omdat zij den wind niet vlak van voren hadden. Verderop bleef de student staan. „Hier de overweg, wij moeten nu links af slaan en komen dan recht op hot dorp aan." Meteen keerde hij zich om en ging den weg op, door haar langzaam gevolgd. Er was nu geen reden meer, om achter elkaar aan te loopen, ter Meulen 1de dat, althans hij kwam naast -haar, maar bood haar geen arm aan Edith begreep, dat hij dit niet durfde doen, uit vrees voor eea scherpe bejege ning on zij besloot den knoop door te hakken. Ze mocht soms scherp en aan matigend wezen, ze wa3 ook billijk en rechtvaardig. „Meneer ter Meulen, heeft u wel eens iets gedaan of gezegd, waarvan u later spijt had „Welk mensch gebeurt dat niet eens?" zei ter Meulen, met een lachje, dat evenwel niet natuurlijk waa. „Ikik.,... het doet mij leed, als ik u onlangs heb beleedigd." „U behoeft zich niet te excuseeren, ik had verstandiger moeten zijn." Dat antwoord werd niet op onaange- namen toon gegeven, maar het deed Edith pijn. Toch sprak zy niet verder, wat had zij meer kunnen zeggen Intnsschen waa de wind steeds meer opgestoken, de tusschenpoozen tusschen do vlagen werden voortdurend korter. Dichter viel de sneeuw en nu zij den wind vlak van voren hadden, konden zij door de jachtsneeuw ternauwernood voor zich uit zien. Edith begon weldra te trigenzij werd vermoeid. „Mag ik u mijn arm geven vroeg haar geleider eindelijk, verlegen. „Graag," zei ze openhartig en zyn arm nemende, gingen ze voort. „Een vreemde Sl'. Nicolaasavond, niet waar?" zei hy, steviger doorstappende nu zij steun had. „Dat is het," zei ze. „Ik steun toch niet te zwaar op u „Volstrekt niet," zei hy eenvoudig. Van minuut tot minuut nam de sneeuwjacht in hevigheid toe. Do vlakke landweg was als bedolven onder een dik kleed van sneeuw. Alles was wit, gelijk wit. De oogen, vermoeid van het voorwaarts turen in de jagende vlokken, zagen sterretjes en kruisjes. Ter Meulen scheen onzeker te worden. Hij ging langzamer, trachtte met den voet den harden weg te voelen. Edith merkte dit op. „Kan u deD weg niet meer vinden Vl'nP'" .......tt bospeuren, wanneer hij afdwaalde. Nog maals stond hij stil om te rusten. Hot gaat niet, v. e komen er nooit nep Edith uit. „Ik ben oen last voor Ga alleen verder „Nooit I" zei hij tusschen zyn op el kaar geklemde tanden door. De wanho pige worsteliog ving weer aan. Het lantaarntje met zijn flikkerend licht was van geen dienst om den weg te zien. De storm loeide om hen heen. Waar het oog zich wendde, alles was wit, wit, een groote wolk van vliegende sneeuw. Maar Edith begaven de krachten. „Ik kan niet meer. Laat mij hier liggen en red uzelven I" „Stil toch!" zei hy bijna ruw. „Maak mij niet week, ik heb mijn krachten coodig." En weer ging hij voort, haar half meeslepende, want hare voeten wei gerden den dienst-. Eensklaps gevoelde zy, hoe hij haar opnam en verder droeg in zijne armen. Haar hoofd zonk op zijn schouder, ze verloor haar bewustzijn. Toen zy weer tot zichzelve kwam, lag zij op oen stoel in een klein ka- mertlo. Naast haar stond oeu vrouwj eenvoudig gekleed, die haar mot sneeuw wreef, aan den anderen kant zag zij ter Meulen, bleek en uitgeput, met een peinzendeo trek op het gezicht. „Waar zijn we?" vroeg zij, zich op richtende. „Deze goede vrouw heeft ons opge nomen," antwoordde ter Meulen, beleefd maar koel. „'t Was tied ook," zoi de vrouw vrien delijk. „Mieneer viel bikans neer toen ik de deur voor 'w opendee. 't Was'n kwaode reis, juffer." Edith stak de hand uit. „Ik heb myn leven aan u te danken. Zonder u zou ik er nooit gekomen zijn." Hij nam hare hand aan, maar liet die dadelijk weer Jos. „Hoever zijn we no^ van Slootheuvel, vrouwtje?" vroeg hy toon, zich tot de vrouw wendend. „Nog 'n goed kecisrke," zei de goede vrouw. „As mien man thuus komt, zal die oeer straks wel heenbrengen, weer begient al wat te bedaoren. Ik een waarin kop koffie veur oe klaor- maoken." Ze ging in het kleine keukentje, en liet de jongelieden alleen. Geen van beiden sprak een tijdlang een woord, Eindelijk zei Edith met een eenigszins heesche stem „Ik moet u van ganecher harte excuus vragen voor mijn voor mijn onbeleefdheid „Spreek er niet meer over, juffrouw van Aswijk." Hij maakte een afwerend gebaar, maar zijn stem beefde toch even en hij keerde zich af. „Ik ik wilde u vragen, om het antwoord niet als een antwoord te be schouwen," zei ze, stamelend en met een hoogen blos. Edithriep hij, zich naar haar toe keerend. „Doe de vraag nog eena, Hugo zei ze, hem met tranen in de oogen aan ziende. Maar hy deed de vraag niet meer, het wau niet noodig. Hot volgende oogenblik schreide zy heete tranen aan zyn borst, van geluk. „Je vroeg tnij daar straks, of ik wel eens meer zulk een St. Nicolaas had gehad. Neen, nooit zulk eon gelukkigen Ik heb een goede lea gekregen, Hugo, die ik nooit weer vergeten zal. Als ik ooit weer hoogmoedig ben. herinner mij dan als 't noodig is, aan dezoa avond. Ik heb uiterlijke manieren als de hoogste beschaving beschouwd, maar ik weet nu, dat een zelfopofferend hart veel hooger is ook te dezer stede, schijnt de oorzaak te zij a van dit besluit. (U. D In de nabijheid vanCallants- oog is aan het strand gevonden een klomp- of maanvisch (Orthragoriscus rnola), eene zeldzame verschijning aan onze kusten. De klompvisch, bekoorende tot de orde der beenïge visschen, leeft bijna uitsluitend in den Atlantiscben Oceaan i de Middellandsche Zee. Het gevonden exemplaar is dus ongetwij feld verdwaald geraakt. De zeldzame visch, die eene lengte beeft van bijna 1.20 M. bij eene hoogte van 73 c.M., is aangekocht door de firma Wed. S. J. Groen Zn., vischkandel te Nieuwediep en, naar men verneemt, bestemd om ten ge schenke te worden aangeboden aan Artis te Amsterdam. Bij betschoonmakenvaneen spoortrein te Nieuwe-Schans heeft een der arbeiders een tasch met een be drag van 900 gulden gevonden. Er beeft zich nog niemand als eigenaar van bet verlorene aangemeld. Voor een paar dagen deed zich te Stein (Limb.) een zeldzame gebeurtenis voor, waardig om een plaats in te nemen in 't archief dei- gemeente, waardoor zij voor altoos der vergetelheid ontrukt zou worden. De schoenmaker S. aldaar, deed nl. aangifte ten gemeentehuize van zyn vijf-en-twintigste spruit In de nabijheid van Heeren veen beeft eene hoogst ergerlijke aan randing plaats gehad. De algemeen geachte burgemeester van Schoterland keerde 's avonds ongeveer te negen uur nit Knijpe naar Heerenveen terug. Op ruim een kwartier afstand van laatstgenoemde plaats kwam hij vier mannen tegen. Een hunner trad on verhoeds op hem toe, en gaf hem een krachtigen slag in het gezichtwaarna het viertal het op een loopen zette. De burgemeester heeft de justitie ter stond in kennis gesteld met het feit, en deze is den schuldige een tim mermansknecht reeds op het spoor. i üülptrem komen kan om oua op^fc- \*oen en verder te brengen, verloopt er ongetwijfeld een uur of vier. We zullen dus niet véor tien uur in Zwolle aan komen." „En is er geen andere manier om weg te komen Geen dorp in de buurt, waar ik een rytuig krygen kan „Dat wou ik u juist zeggen. Drie 't Was, of deze wanhoopskreet den jongen man nieuwe kracht gaf. „Wess bedaard," zei hij, „wij kunnen niet an ders dan langzaam vooruit komen. Houd u goed aan my vast en wees niet bang Weer strompelden zij voort, rillend, struikelend nu en dan. Ter Meulen kon kwartier gaans van hier ligt, van den alleen nog aan de glooiïDg van den weg B i N N E N L A NI). De rang van den minister van oor logZooals men zich zal herinneren, is er destijds op gewezen, dat de rang van den minister van oorlog (jong luitenant-kolonel) tegenover de kolo nels en generaals van het leger tot seheeve verhoudingen aanleiding kon geven. Volgens een verhaal, dat in Den Haag op de Witte de ronde doet, had dezer dagen het volgende plaats. De minister Seyffardt, die zijn uni form van luitenant-kolonel van den generalen staf schijnt te dragen, pas seerde op straat een generaal. De minister, of beter de lnitenant- jcolonel salueerde den generaal niet. })eze, den heer Seyffardt niet persoon- ijk kennende, riep den overste en roeg hem waarom hij geen eerbewij- ien bewees aan zyn meerdere. De heer Seyffardt antwoordde: »ik ben de Minister van Oorlog." »0, pardon Excellentie!" antwoordde 'de generaal, salueerde den minister en ging verder. Naar men ons meldt, zal op nader te bepalen datum door de af- deeliug Utrecht van den Dienstplicht- bond eene vergadering worden belegd, waarin de wenschelijkheid barer op heffing zal worden besproken. Amster dam, Haarlem, den Bosch e.a. gingen reeds voor. Gebrek aanbelangstelling in de oefening in den wapenhandel, GEMENGD NIEUWS. Te Berlijn zijn 58 kisten nit Athene aangekomen, inhoudende wat dr. Schliemann vermaakt heeft aan het Berlijnsche Museum. Aangezien hij reeds bij zijn leven het kostbaarste van zijne opgravingen te Hissarlik aan keizer Wilhelm I voor het Duitsche Rijk geschonken had, is nu de ge heele verzameling te Berlijn bijeen. Tegenwoordig bestaat in Rusland een ware manie van aller lei verzamelingen; bebalve boeken, porcelein, snuifdoozen, munten, postze gels, verzamelt men er de gekste din gen: sigarenkistjes, knoopen, tanden van menschenenz. Dezer dagen stond een zekere juffrouw Olga Abrabnowa terecht, ter zake van het verzamelen van beursjes, die zy in de kathedraal bij de dagelijksche godsdienstoefenin gen uit de zakken van haar geloofs- genooten rolde. Zij beriep zich op haar verzamellust en werd vrijgesproken j „De Nederlander", de Hol- landsche Courant te Chicago, meldt dat, terwyl ds. Moerdyke zijne familie van Grand-Rapids afhaalde, 15 dames zijner gemeente zijn huis geheel hebben schoongemaakt. Een „schoone" tehuiskomst! Maandag zijn er kennisge vingen aangeplakt van de directeuren der kolenmijnen in Zuid-'Wales en Mon mouthshire, waarin aan de mijnwerkers alle overeenkomsten met nieuwjaars- dag opgezegd worden. Hierdoor wor den vermoedelijk honderdduizend man nen werkloos. Groote en fraaie sorteering Pho- tographie-albums van af ƒ1.— Peluclie Poësie-albums van af 35 cent. Ruime sorteering Luxe- postpapier en Cartes-Corres- pondances. Alles geschikt voor St. Nicolaas-Cadeaux. Scheurkalenders 1892 van af 25 cent. zooals men die in vroeger jaren rookte, in de Lange Veerstraat 30. I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 5