NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD.
DE WERKBAAS.
9<j Jaargang.
Zaterdag 19 December 189J.
No. 2596
A BON N EM ENTSPRIJS
ADV®, R T E N T i ÊN
e. i. wwi f Co., jomr r. toim, s««.t j»«f« sm
NABETRACHTING
STADSNIEUWS.
Haarlem, 18 December 1891.
FEUILLETON.
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maanden1,20.
ïranco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers. 0,05.
Dii blad ier»eh(jat dageltjke, behalve op Zon- en Feestdagen.
Hurean Kleicp Hontstraat No. 9, Haarlem. Teleroonni'
Cent»; iedere regel meer 10 Cents,
era naar plaaisrsiste.
test aanzienlijk rabat
wtië* worde* asngesomea door
uoor alle koekhandelana en conrnntieri,
E .."OM.
te Antwoord
Lr. B. Schmidt.
kundige proeven voor iedereen
XVI. Binnen en Buitenlands.he
berichten. Varia. Advertentien enz.
uit den
GEMEENTERAAD.
XXXV.
„Vertel jij me eens, Piet, wat is
sneeuw vroeg een onderwijzer aan
een jongen.
„Sneeuw is een groote last, meester,"
zei de jongen.
Dat antwoord was niet het goede,
maar onwaar was het toch ook niet.
Sneeuw is een last Tegen de kou kan
men zijn kraag nog opzetten, of zich
in een cachenez verbergen, maar wat
vermag de ongelukkige die geen rijtuig
bezit, tegen besneeuwde, dat wil zeggen
bemodderde en beklonterde, straten?
Niets In de stille buurten waar wei
nig passage is, kan hij op de glij
baantjes van de lieve jeugd den hals
breken en zijn beste bottines zijn in
de drukkere straten niet bestand tegen
den aartsindringer sneeuwwater.
Wie was niet in zijn schik, toen den
vorigen winter de Raad aan Burge
meester en Wethouders een krediet gat
tot het ruimen- var. de sneeuw. In de
laatste Raadsvergadering bleek, dat dit
veel geld had gekost, maar ieder die
weet wat zulk soort van werk aan
arbeidsloon vereischt, zal daarop be
dacht zijn geweest.
Maar de Burgemeester werd bang
voor het cijter en wilde, dat voortaan
alleen maar de hoofdstraten zouden
worden schoor gemaakt. De bedoeling
was zuinigheid en dat is een goed
ding, maar hier komt zij o. i. minder te
pas Vooral daarom ook. omdat de
grootste last de gladheid is en die
komt in de straten die druk begaan
worden, niet of zeer weinig voer.
't Zijn juist de buitenwijken, de stillere
stadsgedeelten, die in „gladde paden"
worden veranderd.
Gelukkig was ook de Raad van mee
ning, dat de geheele stad in het genot
van de sneeuwruiming moest deelen,
waarbij zeker ook wel de omstandigheid
zal hebben gewogen, dat de gemeente
op deze wijs een soort van werkver
schaffing schept, die in dezen tijd niet
dan gewenscht kan heeten.
iieDben wij om
„Auen aan den provincialen
Aia-pecteur van het geneeskundigStaats
toezicht. Denkelijk zal deze ambtenaar
wel niet zoo héél spoedig antwoorden,
zoodat wij de kwestie wel op nieuwe
jaarrekening zullen kunnen overschrijven.
November 1890 is het rekest ingediend,
en er zijn dus dertien maanden noodig
geweest om te ontdekken, dat er een
provinciaal inspecteur bestond. Wat is
toch roem 1 En dat het bestaan van dien
ambtenaar door een der jonge leden
moest worden ontdekt, maakt de zaak
dubbel bedroevend.
Overigens werd er niets belangrijks
behandeld, dan het bekende school -
voorstel van de heeren Snelljes en
Sabelis. Ik hoopte, dat ter elfder ure
de Raad nog zou afzien van zijn be
sluit, om de Parklaan te verleelijken
met een schoolgebouw. Want, 'tis wel
eigenaardig, hoe mooi een school ook
gebouwd is (alle eer aan onzen architect)
een plezierigen indruk maakt ze nooit.
Men kijkt met genoegen naar een mooi
kerkgebouw, een mooi museum, maar
ik heb nog nooit iemand vol bewonde
ring naar een school zien staren Mis
schien komt dat wel, door dat onwille
keurig bij het zien van een schoolgebouw,
de herinnering in ons opkomt aan onze
eigen schooljaren.
Hoe dat ook wezen mag, de teerling
is geworpen, er kómt een school aan
de Parklaan. „Qu'y faire Soufïrir et se
taire", zeggen de Franschen, „man muss
tragen was man nicht andern kann",
meenen de Duitschers en de Nederlan
ders verkondigen, niet minder wijsgeerig,
„dat niemand verstandig doet door met
het hoofd tegen den muur te loopen!"
Door wijlen Mevr. Wed. J. Donker is
aan de diaconie der Evang. Luth. ge
meente alhier een legaat van ƒ2000
besproken.
De liedertafel „Haarlem's Zanggenot,"
gaf Donderdagavond haar eerste uit
voering onder directie van haar nieuwen
directeur den heer B. J. Visscher.
Een vijftal koornummers werdén ge
zongen.
Vrijgoed werd gezongen „De vroo-
lijke Reiziger" van F. Mendelssohn en
goed het „Avondlied" van Kuhlau.
Wij meenen, dat deze soort nummers
voornamelijk op het programma behoo-
ien te prijken.
In „Ossian" trof ons de klank der
bassen, maar in den bekenden octaven-
gang schoot de tenor wel wat te kort.
De uitvoering van „Vineta" gaf ons
gelegenheid met genoegen de verstan
dige leiding te beoor deelen van den
directeur. Hij tracht zijn koor te leer en
zingen in zinnen en den tekst beschaafd
te zeggen.
De „Hijinne" van V. Eijken kon ons
niet bevallen.
Waar een kwartet en een solo voor
baryton gedachten van den komponist
moet uitdrukken, daar is het noodig,
dat de vereenigiug te beschikken heeft
over goede en ervaien zangers.
Bij de uitvoering van „Op Zee" van
De Vliegh was het niet voldoende, het
feu sacré te voelen van de zangers, door
den wakkeren directeur opgewekt-
De compositie van De Vliegh is te
mat en schijnt geschreven bij eene zee,
waarop men met eene pen kan schrij
ven
Wij brengen hulde aan den heer Vis
scher voor zijn ferm en beslist optre
den en gelooven, dat onder zijne leiding
„Zanggenot" kan zeggen„Een nieuwe
loopkring is voor ons begonnen
Door ongesteldheid was mej. Koot,
die als soliste zou optreden, verhinderd,
de heer B. Peyra had evenwel zijn
zeer gewaardeerde medewerking toege
zegd.
Het deed ons genoegen in hem weer
eens den zanger te hooren, die weet en
voelt wat hij zingt _>en de liederen op
eenvoudige en tevend beschaafde wijze
voordraagt.
Zijne keus van liederen was zeer ge
lukkig en waar zijne gulle voordracht
ons boeide, daar schonken wij hem dank
voor zijne warme voordracht van „Twee
Keerlen" en „Het Vaderland," als ge
dachtenis aan Blauwaert
De heer Blazer is bekend.
Met „Sehnsucht" en vooral met
Gavotte No. 2 van Popper behaalde hij
een volkomen succes. Het streelend
verlangen om nog eens iets te hooren
was welverdiend.
Ten slotte den heer Visscher onzen lof
voor zijn bescheiden, soms te bescheiden
accompagnement, den heer B. voor zijne
belanglooze medewerking als begeleiding
bij de uitvoering ran de Hymne.
Daar wij in het vorig seizoen de
opvoering door het Nederiandsch Too-
neel van Maaldrinks „Cleopatra" reeds
hebben besproken, kunnen wij over de
opvoering van Donderdag kort zijn.
Mevrouw Frenkel Bouwmeester speelde
de rol van koningin Cleopatra koninklijk.
Zeer verdienstelijk gaf zij weer deze
raadselachtige vrouw en-figuur, onmen-
schelijk wreed soms, dan weer toege
vende aan eene edelmoedige opwelling.
Als Jason stond de heer Bouwmeester
haar uitnemend ter zijde, maar toch is
dit niet een zijner beste creatiön. Wij
vinden iets mats in die rol, dat op de
vertolking noodzakelijk van invloed
wezen moet. Tegen David Sichel en
Shylock, om van zoovele anderen niet
te spreken, legt Jason het onverbidde
lijk af.
Mevrouw Holtrop verdient een warm
woord van lof voor haar Creusa, o. a.
voor de verzen in het 3e bedrijf en
voor de philippica tegen de koningin.
Ook mej. de Leur (Afra) had goede
oogenblikken. Hoe men er echter toe
komen kan, de rol van Kasjta aan den
heer Schulze op te dragen, is ons een
raadsel. Schulze is een uitstekend ko
miek, maar in een stuk als Cleopatra
maakt hij den komischen indruk van
„een muis, boven op een hoogen hoed."
Marcus Antonius (de heer Smits)
declameerde al te veel. Men kan ook
zonder stemuitzetting wel nadruk leg
gen, vraag het maar aan Bouwmeester.
De egyptische décors waren zeer
aantrekkelijk en verhoogden de illusie.
Bij een stuk met zooveel locale kleur
dient de entourage tot het effect mede
te werken.
Yoor de afdeeling Haarlem van het
Ned. Werklieden-Verbond „Patrimo
nium" trad Donderdagavond als spreker
op, in de zaal van Felix Favore, de
heer van Gheel Gildemeester van 's Hage,
die tot onderwerp had gekozen „Soci
alisme en Christendom."
Na het zingen van een psalm en het
uitspreken van een gebed werd het
woord geschonken aan bovengemelden
spreker, die begon met het stellen van
deze vraagWat is socialisme Socia
lisme is niet het eischen van algemeene
gelijkheid in stoffelijke goederen, zooals
ons het welbekende fabeltje van Roth
schild dat aangeeft, maar het is een
theorie omtrent de oplossing van het
sociale vraagstuk.
Maar op onze beurt vragen wij dan
weer
Wat is het sociale vraagstuk? Het
sociale vraagstuk is een ernstig zelf
onderzoek van de maatschappij. Bij het
beschouwen der maatschappelijke toe
standen vragen wij ons allereerst af
Is er in onze maatschappij voor een
ieder de plaats, die hem in staat stelt
te woiden wat hij kan en wat hij be"
hoort te worden Een sociaal vraagstuk
heeft reeds sinds eeuwen bestaan, maar
in den tegenwoordigen tijd dringt het
zich zoo op den voorgrond, omdat de
vele nooden der maatschappij toenemen.
Als oorzaak hiervan werden door den
spreker twee redenen opgegeven ie de
vervorming van het productiewezen.
Door het meer en meer gebruiken van
machinerieën toch zijn vele arbeids
krachten overbodig geworden door den
spreker werd hierbij nog aangehaald de
Manchester-school2e door het on
derdrukken van de arbeidersorganisatie,
waarvan vooral Napoleon I in het laatst
der vorige eeuw de hoofdbewerker was.
Sociale nood ontstaat uit sociale zonde,
zeide de spreker, en haalde hiervan
verscheidene voorbeelden aan. Door het
voorlezen van het programma der sec.
dem. partij wilde de spreker ons toonen,
dat zij geheel iets anders wil, dan het
verdeelen onder het algemeen.
Hoe werkt de soc. dem. partij in ons
land, was de vraag, die vervolgens werd
gesteld. Hierbij werd vooreerst melding
gemaakt van den achteruitgang van het
orgaan „Recht voor Allen," sedert het
een dagblad is geworden. De partij werkt
hoofdzakelijk no in theorie. De heer
Gildemeester toonde ons uit eenige
liederen, hoe zij de tevredenheid bestrijdt
en den haat voedt. Wat moeten wij
echter doen voor verbetering der toe
standen Niet afdingen op de waarde
van het streven der soc dem. partij,
maar de ondeugden des volks bestrijden.,
vooral drankzucht, hetgeen ook het
loffelijk streven der socialisten is. Het
christendom kiest niet vóór en niet
tegen het socialisme partij Wij moeten
het socialisme niet bestrijden, maar het
in de rechte richting leiden. Verbetering
moet niet alleen van de arbeiders maar
ook van de kapitalisten verwacht wor
den. Zij moeten zich aan den bijbel
houden en de standen moeten zooveel
mogelijk bij elkaar gebracht worden.
Ten slotte gaf ons despreker nog een
beschrijving van de werkzaamheden en
den toestand van den Christelijken
Volksbond te 's Gravenhage waarvan
de spreker voorzitter is, en welke veel
nut sticht, door een werkbureau en een
dienstverrichting. De spreker eindigde
met de vraag te stellen Is het chris
tendom wel op de hoogte, waarop het
moest zijn? Wetou laat ons naar hoo-
ger streven, en op die wijze de wan
verhoudingen doen ophouden.
Na de rede welke door de talrijke
aanwezigen met veel aandacht werd
HOOFDSTUK XXXII.
{Slot.)
„En waar zou het kwaad zijn," zeide Jean Baptiste.
Eenige dagen later kwamen kolonel Bernard en George van
hun reis terug.
George d'Alvim'are is nu een echte edelman, de waardige zoon
van zijn vader geworden.
Hij snelde naar Jean Baptiste toe en zeide tot hem
„Wat ben ik blij u weer te zien, mijn broer, mijn com
pagnon."
Jean Baptiste wilde tegen deze laatste benaming protes
teeren.
George voorkwam hem echter.
„Hebt gij mij niet geschreven, dat een industrieel zich niet
alleen met zijn fabrikaat heeft te bemoeien, maar ook moet
trachten het lot en de ontwikkeling van de werklieden te ver
beteren
„Zeker."
„Welnu, voor zoo'n groote taak zijn twee personen niet te
veel. Wij moeten samenwerken om dien plicht te volbrengen.
Ik heb aan alles gedacht. Pas op om mij dat te weigeren. Gij
guit mij morgen antwoorden."
Den volgenden dag hield er een rijtuig stil voor de deur van
de groote fabriek.
Twee jonge meisjes stapten er uit en waren toen een grooten
grijsaard, die hen vriendelijk toelachte, bij het uitstijgen be
hulpzaam.
Het was de prins Lubanoff met Valentine en Pepita.
Alle drie waren in den rouw over de prinses, die tien maanden
geleden in Odessa gastorven was.
Nooit had Valentine er bekoorlijker uitgezien.
En Pepita
De zachte invloed en de lessen van haar gezellin, hebben het
wilde kind in eene lieftallige, jonge dame herschapen. Maakten
hare groote zwarte oogen en haar bruine gelaatskleur het ver
schil tusschen haar en de blonde Valentine niet te groot, dan
zou men haar werkelijk voor zusters hebben aangezien.
De prins laat zich naar Jacob brengen en zegt tot hem
„Kolonel, ik breng u uwe twee dochters terug en zal mij zeer
gelukkig rekenen, als gij mij wilt toestaan bij u te komen in
wonen."
George heelt zich onderwijl naar Pepita begeven, kijkt haar
liefdevol aan en wil haar omhelzen.
„Wel, zijn wij niet meer zulke goede vrienden als voorheen
„Ja wel," zeide zij, „maar dat gaat nu niet meer zoo, mijnheer
de graaf r"
„En waarom niet, mevrouw de gravin
„Noel l"
„Ja, Noel, dien gij vroeger beschermdet en leiddet, voor wien gij
dacht en handeldet Nu kan hij zelf spreken en handelen. Weet
gij niet, dat ik vandaag mijne verloofde, mijne toekomstige
vrouw verwachtte?
En met een van vreugde stralend gelaat, drukte hij haar aan
zijn hart.
„Bravo I" zeide de prins, „nu kunnen wij twee bruiloften op
éen dag vieren."
Toen wendde hij zich naar den kolonel en wachtte af tot
deze begon te spreken.
„Valentine," zeide Jacob, „wilt gij mij uwe hand geven, mijn
kind, om haar in die van Jean Baptiste te leggen
Met een beminnelijken glimlach gehoorzaamde zij.
Jean Baptiste was geheel buiten zichzelve, hij wankelde en vie
Jacob te voet.
Jacob en Madeleine hieven tegelijkertijd hunne oogen ten
hemel.
„Pieter," mompelde de laatste, „mijn arme Pieter, zijt gij
tevreden
„Andries," zeide de andere, „zie op hen, die u lief waren,
neer."
Kort geleden, eenige dagen na de voltooing van het park in
de heuvels van Chaumont, bezocht kolonel Jacob Bernard j die
nu bijna 100 jaar oud was, dit prachtig wandelpark, dat hem
aan zooveel gebeurtenissen herinnerde.
Hij was vergezeld van Barnabin, die tot hem zeide
„Ja, kolonel, er worden tegenwoordig nog vele landloopers
bij de amerikaansche steengroeven opgepakt. Ja, vader Jacob,
er zijn nog wel ellendelingen, maar zij zijn minder talrijk en ge
ducht dan in onzen tijd. Alles wordt verbeterd. Zie eens naar
die wegen, die zich zoo mooi door deze groene grasvelden slin
geren. Eertijds waren het modderpoelen en kreupelbosschen.
Vroeger een moordhol, een hel, nu een paradijs. Wij moeten
vertrouwen hebben in de wetenschap en den vooruitgang van
onzen tijd, vader Jacob. Het zal met de ellende en de onwe
tendheid gaan als raet de heuvels van Chaumont."