Een Geiruffeerde Lekkernij.
IIAAULKMlIl'llt ilALLËTJkS,
JajMiisclie Kunst.
Een Rattentemmer.
Een verhaal? neen» een eenvoudige
herinnering, eene vroolijke en ware ge
schiedenis, geheel doortrokken met den
aangenamen geur der truffels.
Het was in December 1879; de oude
Baron Dupin had vier of vijf zijner
collega's bij zich te soapeeren gevraagd.
Om de waarheid hulde te doen, was de
Baron Dupin niet jong meer; maar hij
was en bleef nog steeds een liefhebber
van een ijr.e tafel.
Om u den loop van mijn verhaal dui
delijk te maken, moet ik u echter eerst
mededeelen, dat do Baron Dupin een
prachtige papegaai bezat, waarop hij er;
verzot was. Reeds de helft eenor eeuw
hadden zij te zamen doorgebracht en zeer
vertrouwelijk met elkander onder vier
oogen gekeuveld.
De papegaai was misschien nog wel
een beetje ouder, maar had zich om de
waarheid in deze niet te kort t© doen,
veel beter dan de raadsheer gehouden,
die den boel van tijd tot tijd al eens
door elkander begon te haspelen, zoodat
hij wel eens een gebraden hoen voor een
fazant aanzag en de maarschalk Gan-
robert met Henri De Lapommeraie ver
warde.
De ganschen dag verlustigde zich de
papegaai in het roepen van leve de Keizer,
eene ontboezeming, die het bloed van
den kok Christoffel erg aan het gisten
bracht, daar deze in merg en been re
publikein was.
Van tgd tot tijd ontving hij dan ook
wel eens in het geniep met den pota-
gelepel een klap op zijn ontvederden
kop, wat echter weinig hielp, daar hij
zeer moeielijk van zijn eene gekozen
woord was af te brengen, zoodat hij
hoe langer hoe harder //leve de Keizer"
begon uit te schreeuwen.
Eenige dagen vóór de gewichtige ge
beurtenis plaats greep, die ik u thans
zal verhalen, ging Christoffel naar den
Baron ea liet hem de keus tusschen Jako
en hem, en hg verstoutte zich te zeggen
fie papegaai weg of ik."
B Mijn papegaai wegdoen!" riep de raads
heer verbolgen uit,//nooitreeds acht-8n-
vgftig jaren hebben wg in de beste
verstandhouding onder een dak geleefd,
w$ hebben te zamen geroepen//leve de
Koning, leve de Repnbliek en leve de
Keizer," het is de geleerdste vogel, dien
ik ooit in myn loven gezien heb, je kuDt
doen wat je wilt; maar van mgnen pa
pegaai mij ontdoen, nooit zoolang ik
leef.
Koks zooals gij zijn er nog genoeg
in de wereld; maar mgn Jako iseenig."
Er bestond inderdaad ook eene zeldzame
overeenkomst tusschen den raadsheer
en zijn papegaai. Zij waren door hun
aanhoudend samenzijn als het ware op
elkander gaan gelijken.
Laat ons thans een paar weken over
stappende groote klok der hoofdkerk
verkondigt met doffe slagen, die wgd
en zgd heerklinken, het uur van mid
dernacht, het gewichtig uur van bet
aangekondigd souper. De vijf gasten van
den Baron komen als een man aan en
men zet zich aan tafel.
Een prachtig gedekte tafel en een
vroolijk brandend vuur. De aaogename
geur der truffels is door het geheele huis
verspreid en doet de lekkerbekken water
tanden.
Op de met het wapen van den Baron
versierde spijskaart, die van hand tot
hand gaat, waren met sierlijke gothische
letter?, deze beide voor hen alles omvat
tende woorden gedrukt
GOURA. TRUFFÉ.
De gastheer verkondigt zya gaBton
met een opgetogeo gelaat, dat die austra-
lieche vogel, het non plus ultra van
fynheid en sappigheid is, dat Christoffel
hem als door een wonder is meester
geworden en dat hij hem voor honderd
francs voor eens anders neus heeft weg
gekaapt; waarom er nog langer over uit
te weiden, zoe besloot hij zijne rede,
tnen oordeele zelf, of die schotel, cenen
koning waardig, te duur betaald is.
Terstond daarop, brengt Cesarine de
huishoudster, den zoo hemelhoog gepre
zen schotel dampend binnen en plaatit
hem midden op de tafel in het gezicht
der huukerende lekkerbekken, met de
eenvoudige woorden:
GOURA TRUFFÉ.
Ben Zaterdajavondpraatje»
CXXIV.
Er wordt tegenwoordig van alle kan
ten geklaagd over den overlast, dien
men vooral op het platteland heeft van
landloopers, die aan de afgelegen wo
ningen brood of geld verzoeken op een
toon, welke beter bij het woord //eischen"
past en die zich somtgds vereenigen in
troepjes van drie of vier, om door hun
aantal aan hunne eiscben kracht bij te
zetten. Wat zal een boer doen, als daar
opeens vier kerels voor zyn neus staan,
die om een gulden vragen op een tooD
waaruit hg duidelijk kan opmaken, dat
ze er heusch niet bang voor zullen we-
zen, om het kwaadschiks te nemen,
wanneer het hun niet goedschiks ge
geven wordt?
Ergens in de buurt, een halfuur, op
zgn best een kwartier ver, woont de
veldwachter. Gaat dien maar eens ha
len Inmiddels zouden de landloopers
op hun gemak den boer afgeranseld en
zgn geld meegenomen hebben. Derhalve
berust de man in het onvermijdelijke
en geeft wat ze vragen, wanneer hg
niet een dubbeltje kan afdingen.
Dat is een groot kwaad en het ergste is,
dat men er, zooals de politie nu is ingericht,
niets kan aan doen. Terecht ziet de
boer er tegen op, den landloopers een
geweer voor den neus te houden, want
als hg van het wapen gebruik moet
maken, zijn de gevolgen altgd onaange
naam. 't Is niet plezierig een mensch ter-
wille van een gulden of een rijksdaalder
van het leven te berooven, en evenmin
is het aangenaam, om als het schot mist,
Eenige seconden heerscht er eene
plechtige stilteplotseling doen zich in
het aaEgrenzend vertrek de lielelyke
tonen der muziek hooren, die gevoelvol
de melodie aankeffen
w Marlborough die trok ten oorlog en hij
hoam nooit loeerom."
De Baron Dupin wilde aan niemand
anders de eer van het snijden van den
zoo begeerden schotel overlaten, de Goura
was omgeven door een heerlgke saus
van ganzenlever, gebruind door de fyn
ste ti uffels en besproeid met oude madera
van het beste merk.
Men proeft, men geniet in stilte, met
half gesloten oogen en vochtige lippi
Niettegenstaande het wat al te bruine
een beetjo taaie vleesch, is men vol
lof over deu Goura. Welk een vreemde
heerlijke geur welk een onvergelij
kelijke smaak! welk een vorstelgk ont
haal
De kok Christoffel moet binnen komen
men wenecht hem geluk, men prgst, men
bewondert hem, wat meer is, men juicht
hem zelfs toede Baron Dupin, die hem
juist z:in salaris betaald had, spreekt er
zelfs over zgn loon te verhoogen. Se-
verrier, alle vormen uit het oog verlie
zende, reikt hom de hand en Ségur be
looft hem eeDe eervolle vermelding in
de jaarboeken der Academie.
Omstreeks een uur na die treffende
huldebetooning, begaven de gasten zich
□aar huis, het vuur in den haard begon
langzamerhand te verdooven en Baron
Dupin begaf zich in eene opgewekte
stemming Daar zgn slaapvertrek, onder
weg een vroolijk wgsje neuriënde.
Toen Cesarine op de nachttafel den
blaker, een glas suikerwater en gombal
len gezet had, sliep de Baron rustig in,
terwijl hg droomde, dat hg in de boaschen
van Australië op een Goura-jacht was.
op uwe jaren op uwe jaren
riep Cesarine vol verbazing uit.
En zij viel, schaterend van lachen,
plotseling op een stoel neder.
Wat scheelt u van morgen toch?
riep Baron Dupin verwonderd uit.
Maar zie toch eens, u heeft uwen
schoen onder den schoorsteen gezet. Ik
zeide het u gisteren avond wel, dat u de
Chartreuse to veel had aangesproken.
St. Nicolaas beeft u zekerlyk dezen nacht
een bezoek gebracht.
De Baron Dupin verzoekt haar hem
zgn schoen te brengen, beschouwt dien
uit eene kreet, die haar door merg
been gaat, terwgl hij zoo wit wordt
als marmer.
In dien schoon bevindt zich de kop
van zijn papegaai, do kop van Jako,
me; gesloten oogen, open bek en opge
richte kuif.
Hemelsche goedheid kreet Cesa
rine dat is die ellendige Christoffel, die
u dat geleverd heeft.
Hij is het en niemand anders," ant
woordt da Baron met stokkende stem.
wDie heerlgke Goura van Australië.
Het was onze arme Jako, die hij
u gisterenavond als een extra fijne scho
tel heeft opgedisc'it en waarvoor by u
nog wel 100 francs heeft uit den zak
geklopt," zeide Cesarine.
//Cesarineriep de Baron verwoed
uit, laat den schurk dadelijk hier komen,
ik zal hem op staanden voet uit mgn
dienst jagenI Neen, laat maar blijven,
ik zal aan den commissaris van politie
schryven, dat hij met eenigo agenter.
komt, om hem te pakken en hem zyne
overige levensdagen achter slot en grendel
te houden.
Spoedig, Cesarine, spoeiig! wat staat
gij toch te dralen
Waar moet ik heen Christoffel
heeft reeds zijne biezen gepakt, en is
met de noorderzon verdwenen.
Wat! Hoe is zulks mogelgk! Nu
zit ik op deu koop toe nog zonder kok
De schurk! zeide Cesarine, //heeft
mij gezegd, dat hij elders een restauratie
heeft gekoeht en dat zgn opvolger heden
om elf uur komen zou."
Ik kan u niet mededeelen, dat de
Baron den kop van Jako heeft laten
opzetten, daarvan is ons nooit iets ter
oore gekomeD, maar wel weet ik, dat
Cöristoffel zich nooit meer heeft laten
zien en wellicht nog heden ten dage in
zgne restauratie over zgne uitgehaalde
poets in zgn vuistje zit te lachen.
De geschiedenis is vermoedelijk door
het gebabbel van Cesar.ne uitgelekt en
heeft in den Senaat zeer veel opschud
ding veroorzaakt. S< verrier, zeer driftig
van aard, vroeg dienaangaande ophelde
ring aan zijn collega en Sógur behan
delde hem zoo koel en teruggetrokken
mogelgk. N. Z.
Tegen tien uur 's morgens kwam Ce
sarine haar meester wekkeD en de luiken
openen, terwijl zy als gewoonlgk vroeg,
boe bij dien nacht geslapen had.
Bij uitnemendheid, antwoordde de Baron
alleen heeft het mg toegeschenen, dat er
van nacht iemand in mijne kamer is
geweest.
Hoe kan zulks mogelgk zgn, heer
Baronzeide Cesarine, dit zult gij u
verbeeld hebben.
Neen toch niet, ik geloof zelfs dat
het Christoffel wa°, ik heb hem zelfs
geroepen, maar toen is bg plotseling
verdwenen.
z/U heeft waarschijnlijk gedroomd. Oh
mijn hemelwat zie ik dat is te erg
hoe, op uw jaren, mijnheer Baron
De japan8cho kunst heelt iets eigen
aardig bekoorlijks; en ieder weet, dat,
iodien Japan wetenschappelijk, tech
nisch en politiek door europeeschen
invloed hervormd wordt, de europeesche
kunstsmaak wederkeerig nieuw licht en
streven overgenomen heeft uit Japan.
In niets misschien is de Japansche
smaak meer van de onze onderscheiden,
dan in het schikken van bloemen of juis
ter van planten en plantendeelen.
De Japanner maakt geen bouquetten
zooals wg, verlustigt den blik niet aan
kleurschakeeriogen van bij elkaar gevoegd
bloemkronen of vruchten.
Een waarlijk mooi gerangschikt bou
quet zal de Japanner natuurlijk ook
mooi vindeD, zoo goed als ook wg oogen
hebben voor zgne plantversie. ing. Maar
he* is voor hem uitheemsch, gelyk het
Japansche voor ons.
Ons treffen in het plantenschoon
vooral de tinten cn geuren der bloemen
den Japanner daarentegen vooral de be
valligheid en het karakter der lgnen
het beloop der takken en stengels."
Wij schilderen en kleuren met bloem
kronen bij schetst en teekent met
planten. De Japanner is meer teekenaar
dan kolorist. De vorm, de lijn, gaat bg
hem bovenal. Eo de plantenwereld be
zigt hij, om zoo ta zeggen, tot het maken
van japansche plamenteekeningen
natura.
De kronkelige stammen en stelen van
boomen en planten met bladeren of
bloemen, waarmee de teekeningen op
japaosch porselein, lakwerk, schutsels of
waaiers ons gemeenzaam gemaakt hebben
zijn afbeeldingen van de vormen, die de
Japanner zich uit plantendeelen rang
schikt, ter versiering van zyo vertrekken
ter verlustiging van zijn kuostvaar-
dig oog..... ,/Het volgende doet het
karakter der japanpche plant-arrange-
menten goed uitkomen. Men weet, dat
de Japanners in gezelschap somtijds
teeken wedstrijden t ouden. Iets dergelijks
doen zy met bloemen en planten.
Dikwgls wordt eon ga9t door den
gastheer uitgenoodigd om een extempore
bloemenstuk te componeerentot welk
einde hg een aantal geschikte stelen en
takken en alle noodige instrumentjes en
jereedschappen krijgt. De gastheer moet
een voor drie kwart met water gevulde
vaas midden in de Tokonoma zetten op
een laag tafeltje, gedekt met een Stuk
papier. Daarbij een blad mot twee of
drie soorten pas afgesneden bloemen,
zoo als zij van de plaDt komen; een
schaar, een mes, een hennepen servet en
een zaagje moeten links in de Tokonoma
liggen. Io de nabijheid moet een kan vol
water staan en een aantal gespouwen
takjes om de einden der takken tusschen
te steken, ten einde ze in de vaas te be
vestigen.
De gast maakt natuurlijk complimen
ten, beweert, dat voor zgu kunst de vaas
veel te mooi en te kostbaar is, en wat
dies meer zg. Hg mag onder geen voor
waarde om meer bloemen vragen dan
zgn klaar gezet; en de goede toon vor
dert, dat men een stil en bescheiden
ofschoon bevallig arrangement make. De
gastheer moet niet vergeten, als er ste
len met dorens zgD, don gast te ver
zoeken die zo© noodig to verwgderen.
Anders zou het vaa den gast onbeleefd
zgn, om, door dit to doen deu schgn
aan te nemen, alsof hij de gegeven bloemen
wilde verbeteren.
Nu gaan de gastheer en het verdere
gezelschap in een aangrenzend vertrek
en komen terug als de gast klaar is,
ten einde het werk to bewonderen; ter
wijl de gast zgn excuses maakt en ver
zoekt, dat het knoeiwerk toch verwij
derd worde. Hg moet zorgen de schaar
bij de vaas te laten liggen, als een wenk
aan den gastheer om toch zijn werk nog
wat te verbeteren.
De kunst van plantenschikken is een
heele wetenschap geworden in Japan.
Er zijn zelfs zeven scholen van theoretici,
ofschoon voor de oningewgden de prak
tijk van alle zeven niet veel verschilt.
Deze kunst is daD ook in Japan geen
uitsluitend dameswerk, maar even hoog
aangeschreven als bg ons het teeke-
nen.
met de kolf vaa zijn eigen geweer bont en
blauw te worden geslagen.
Het beste middel ware eigenlijk om
die landloopers met een klein model
brandspuit nat te spuiten, maar dat is
een weelde, die een boer zich in den
tegenwoordigen tgd moeilgk kan ver-
l orloven. De zorg voor de dagelgkscbe
behoeften drukt hem inderdaad al zwaar
genoeg.
Nu is eeD onzer stadgenooten op een
lumineus denkbeeld gekomen. Men moet
een soort van bereden politie gaan op
richten en deze met het toezicht op de
landloopers belasten. //Maar dat zon
immers enorme sommen kosten, om in
elke afgelegen streek zulk een korps te
onderhouden!" roept een belastingbe
talend Nederlander, die er volstrekt geen
heil in ziet om het budget te verhoogen.
Maar het mooie van het plan is juist
dat het bijna heelemaal niets kost. Men
neemt maar een aantal soldaten, die
hebben in vredestijd toch niets te doen
en laat hen zorgen voor de veiligheid
ten platten lande
Niets eenvoudiger dan dat, inderdaad
Dat leger is toch van alle markten
thuis. Het jaagt bg opstootjes de belha
mels uit elkaar (politie diensten), wordt
gebruikt als onbezoldigd deurwaarder,
wanneer men geene belasting wil betalen
en zou nu zeer goed kunnen gebruikt
worden als boeven vanger, 't Verwon
dert mg, dat men de soldaten nog niet
bezigt voor het sneeuwruimenze wor
den wel gebruikt voor het stempelen van
visitekaartjes en ter assistentie bg den
dienst der postpaketten.
Maar de ingezetene van wien ik sprak,
begreep dat er voor de landloopers die
op deze manier door de soldaten-po
litiemannen werden gevat, een afzonder
lijke straf moest bestaan, een wetboekje
In een van de parijsche schouwburgen
voert een rattentemmer tegenwoordig zgne
kunsten uit.
Des avonds precies om tien uur ver
schijnt een jonge man, van een mssische
type, gekleed in een costuum uit de
middeleeuwen en met een Ruitje in 4e
hand. Dat fluitje brengt hij aan de lip
pen en op de schelle klanken //turlututn,
tn, tu," komen dozijnen ratten van alle
kanten uit de coulisses aangesprongen.
Er zijn witten en zwarten, grgzen en
gevlekteD, dikken en mageren. Sommigen
bewegen zich langzaam en majestueus»
dat zijn de grootvaders, anderen zgn wat
vlugger, de ?oons ea de kleinkinderen
springen en dartelen, dat het een aard
heeft. Boven op een stoei zit een groote,
zwarte kat zeer paciflek naar hen te
kijken.
En gedresseerd dat ze zijn Op een
enkele toon van het fluitje, klimm3u zty
de een hier, de ander daarheen en de
kat wel verre van ze op te happen,
laat hen over zich Heen loopen en likt
ze inhet voorbijgaan.
Een journalist te Parijs is den ratten
temmer over zijn kunst gaan uithooren.
De man beet Anatole Douiof, is te Mos
kou geboren, en achtereeni olgens school
meester, cIowd, dressoerder vao houden»
katten, geiten, hanen eu varkens ge
weest
/,Het zgn goede leerlingen en myne
goede vrienden" zei Dourot. #Ik heb ze
al lang in mgn bezit en het kost volstrekt
geen moeite ze te temmende rat is het
leerzaamste dier, dat ik ken. G-*ef hem
goed eten, een goede behandeling en wat
muziek en io acht dagen heoc gij een
leerling die niet van de minste is. In
twee uur tem ik e wildste rat. De
vuilsie en ngdigste rioolrat leer ik bin
nen een uur uit mgn hand eteD, binnen
acht dagen draait hij rond op mgn vuist.
Kijk hier I"
Dour«f nam een vau ^jn ratten^^ri
zette die op zijn vuist. //Omdraaien
zei hij tot het beest en hield het meieen
een graankorrel voor. Ving deed het
diertje eeu slag in de rondte en knab
belde daarop met smaak den graankorrel
op. Daarna ging de rat mooizitten en
kreeg tot belooning weer een graan
korrel.
/Alles ligt in de smulzucht van de
ratten en de zachtheid van den meester.
Ook de muziek dcet veel voor het suc
ces. Toen ik met hen begon, hield ik
ze nat ia k.oien maar liet ze ronddarte
len naar hartelust, 'e Avonds nam ik
mgn ff uit en blies er op tu, lurlulu, tutu,
eu mgoe leerlingen kwamen van alle
kanten aangesneld. Dikwgls brachten zg
kameraden mee, vuile kelder- of riool-
ratten die ik bg mijn leger iutgide.
Toen ik onlangs te Barcelona m Spanje
op den trein wachtte, hebban de dieren
mij bgna een lastig avontuur op den
hals gehaald. Mijn v.ouw en ik hadden
de vgttien houten doozen, waarin ze
vervoerd werden, in een hoek van den
restaurant op elkaar gestapeld en waren
voor onze bagage gaan zorgen. Opeens
hooren wij een laid verward geschreeuw:
//ratten ratten Ik vlieg i.sar ötn restau
rant en jawel, daar zijn een dertigtal
van mijne kostgangers aan het wandelen
en springen door de zaal. De gasten,,
gillend van schrik waren op tafels en
stoelen geklauterd 'eo de kellners zechten
naar stokken om de ratten te verjagen.
Mijn driejarig zoontje iiad eeu van de
part. Een maand in de gevangenis
zetten helpt niet, daar komen ze uit
en beginnen dan weer opnieuw; naar
een kolonie storen is al even weinig
afdoende om dezelfde reden.
Maar er is nóg een middel en ik moet
ook zeggen, dat het mij verwondert, dat
niemand daaraan vroeger schijnt gedacht
te hebben. //Zulke boosdoeners worden
doodeenvoudig ingelijfd bij het iulaudsche
leger in eene afzonderlijke strafkolonne."
Daar heb je het. Klaar zgn we. Niet
voor een week of wat naar de gevange
nis, of voor een jaar naar de rijkswerk
inrichting, maar naar het indische leger,
daar moeten ze heen. Wat zullen dat
kranige soldaten wezen, die landloopers
uit de Meer en uit de Beemster en de
Purmer en de drentsche hei en de
Betuwe en de Mookerhei. Ja, van de
Mookerhei gesproken, ik geloof, dat de
officier die het aangename baantje krygt
van deze strafkolonne in het vuur te
brengen, zijn heele bende menigmaal naar
die historische hei zal wenschen. Wat
zullen ze, van vaderlandsliefde blakend
(men weet, dat een landlooper bij uit
stek goed patriot is) wat zullen ze schie
ten op de bruine Atjehers, wat zullen
ze hakken naar de koppen van de sprin
gende, gierende duivels hoe zal hun
oranje-boven uitklinken boven het getier
van den vgand. De sleutel tot Atjeh is
gevonden men zendt er maar wat
landloopers heen en klaar is de onder
werping.
Maar e6n ernstig ^maar" doet zich
aan den geest voor. Als die neder-
landsche landloopers nu ook eens in
Atjeh van de gewoonte des ronddwa-
lens geen afstand kunnen doen en,
zoo bniten hun garnizoen rondzwer
vende, zoo toevallig ja, je kondt het
toch maar niet weten in het kamp
van de Atjehers terecht komen en daar,
nu ze er toeh eenmaal zgo ook maar
blgven? Wat daartegen te doen? Want
dat kannen we toch zóo maar niet toe
laten, dat onze troepen nit onze eigen
geweren een kogel krggen.
Voor ieder gat is een spijker. We
binden die landlooper-soldaten doodbe
daard met een ketting, twee aan twee,
aan elkaar vast en laten ze zoo vechten.
Het zal dan wel «vat eiberiech lgken
dat indische leger van ons, maar uit
Nederland zullen de landloopers zgn
opgeruimd. En daarom alleen was het
toch onzen stadgenoot, die het plannet
je opwierp, te doen.
Maar dat is riet het eenige voordeel,
dat aan die soldatenmakerg verbonden
is. Neen, lang niet. Denk reis aan, wat
zal het geheele indisohe leger in eigen
oog en dat van anderen, er door in aan
zien stggen. Wat zullen de flinke sol
daten en de gedecoreerde onderofficie
ren, zonder nog van de oificieren te
gewagen, het alleraangenaamst vinden,
dat de taak van het vaderland tegen
Atjeh te verdedigen, is opgedragen aan
hen en aan een bende vagebonden
Maar genoeg ironie I Ik vind het
treurig, dat een ontwikkeld man blgken
geeft van zoo weinig hart te hebben
voor ons leger in neerlandach Indië.
Nog altgd heerscht or bg velen de meening,
dat ons koloniale leger is eene verzame
ling van spitsboeven en van aartschel
men, die net precies goed genoeg zgn
om door een kogel van een Atjeher te
worden om_ kond gebracht. En ik weet
wel, dat menigeen die er dient, wat op
zgn kerfstok heeft, maar ,ik weet ook,
dat er ferme, brave jongeDs van Jan de
Witt onder zijn, dat het indische leger
zich beroemen mag op een korps kranige
officieren, en dat het de dood zon zgn
voor den wensch om het vaderland in onze
Oost te dieneD, wanneer men van hst
leger een strafkolonie, een Cayenne, een
Nieuw-Caledonië maken ging.
Ik ben niet zoo over-bang, dat het
nieuwe denkbeeld het oor vaa den mi
nister van Justitie zal bereiken. Wan
neer diens oog h6t heeft opgemerkt, dan
zal er allicht een glimlach uit het
ministerieele oog hebben geschenen.
Maar het is jammer, dat ontwikkelde
lieden blijk geven, ods leger in Indië te
beschouwen als het vuilnisvat van het
Moederland. Dit is de manier niet, om
het prestige van onzen militairen stand
te verhoogen.
Toen ik over het bovenstaande aldus
had zitten filosofeeren, slo^g ik het
enquête-verslag van Haarlem eens op
en daar viel mijn oog juist op een ge
deelte, dat nogal merkwaardig is. Waar
sprake is van krat se verklaringen, daar
mag ook de uiting die ik bedoel, wel
even gememoreerd worden.
In het verhoor van een onzer haar-
lemsche predikanten staat namelijk, dat
deze, sprekende van de vroegere weveriji
de Phoenix van den heer Próvinaire
het navolgende heeft gezegd#Ik voor
mg acht het een grooter ongeluk, wanneer
zulk eene fabriek opgericht wordt, dan
wanneer de halve stad afbrandt."
De spreker grondde zgne opinie daarop,,
dat zulk een fabriek //een kweekplaats
is van krachtelooze mannetjes." En al
is dat nu honderdmaal waar, dan zou
ik voor mij toch liever een paar honderd
//mannetjes" krachteloos zien, dan de
aanschouwen ellende die er voortspruit uit
afbranden van een halve stad
Men moet de kracht van zijn woorden
kennen.
FIDELIO.