Een Geiruffeerde Lekkernij. IIAAULKMlIl'llt ilALLËTJkS, JajMiisclie Kunst. Een Rattentemmer. Een verhaal? neen» een eenvoudige herinnering, eene vroolijke en ware ge schiedenis, geheel doortrokken met den aangenamen geur der truffels. Het was in December 1879; de oude Baron Dupin had vier of vijf zijner collega's bij zich te soapeeren gevraagd. Om de waarheid hulde te doen, was de Baron Dupin niet jong meer; maar hij was en bleef nog steeds een liefhebber van een ijr.e tafel. Om u den loop van mijn verhaal dui delijk te maken, moet ik u echter eerst mededeelen, dat do Baron Dupin een prachtige papegaai bezat, waarop hij er; verzot was. Reeds de helft eenor eeuw hadden zij te zamen doorgebracht en zeer vertrouwelijk met elkander onder vier oogen gekeuveld. De papegaai was misschien nog wel een beetje ouder, maar had zich om de waarheid in deze niet te kort t© doen, veel beter dan de raadsheer gehouden, die den boel van tijd tot tijd al eens door elkander begon te haspelen, zoodat hij wel eens een gebraden hoen voor een fazant aanzag en de maarschalk Gan- robert met Henri De Lapommeraie ver warde. De ganschen dag verlustigde zich de papegaai in het roepen van leve de Keizer, eene ontboezeming, die het bloed van den kok Christoffel erg aan het gisten bracht, daar deze in merg en been re publikein was. Van tgd tot tijd ontving hij dan ook wel eens in het geniep met den pota- gelepel een klap op zijn ontvederden kop, wat echter weinig hielp, daar hij zeer moeielijk van zijn eene gekozen woord was af te brengen, zoodat hij hoe langer hoe harder //leve de Keizer" begon uit te schreeuwen. Eenige dagen vóór de gewichtige ge beurtenis plaats greep, die ik u thans zal verhalen, ging Christoffel naar den Baron ea liet hem de keus tusschen Jako en hem, en hg verstoutte zich te zeggen fie papegaai weg of ik." B Mijn papegaai wegdoen!" riep de raads heer verbolgen uit,//nooitreeds acht-8n- vgftig jaren hebben wg in de beste verstandhouding onder een dak geleefd, w$ hebben te zamen geroepen//leve de Koning, leve de Repnbliek en leve de Keizer," het is de geleerdste vogel, dien ik ooit in myn loven gezien heb, je kuDt doen wat je wilt; maar van mgnen pa pegaai mij ontdoen, nooit zoolang ik leef. Koks zooals gij zijn er nog genoeg in de wereld; maar mgn Jako iseenig." Er bestond inderdaad ook eene zeldzame overeenkomst tusschen den raadsheer en zijn papegaai. Zij waren door hun aanhoudend samenzijn als het ware op elkander gaan gelijken. Laat ons thans een paar weken over stappende groote klok der hoofdkerk verkondigt met doffe slagen, die wgd en zgd heerklinken, het uur van mid dernacht, het gewichtig uur van bet aangekondigd souper. De vijf gasten van den Baron komen als een man aan en men zet zich aan tafel. Een prachtig gedekte tafel en een vroolijk brandend vuur. De aaogename geur der truffels is door het geheele huis verspreid en doet de lekkerbekken water tanden. Op de met het wapen van den Baron versierde spijskaart, die van hand tot hand gaat, waren met sierlijke gothische letter?, deze beide voor hen alles omvat tende woorden gedrukt GOURA. TRUFFÉ. De gastheer verkondigt zya gaBton met een opgetogeo gelaat, dat die austra- lieche vogel, het non plus ultra van fynheid en sappigheid is, dat Christoffel hem als door een wonder is meester geworden en dat hij hem voor honderd francs voor eens anders neus heeft weg gekaapt; waarom er nog langer over uit te weiden, zoe besloot hij zijne rede, tnen oordeele zelf, of die schotel, cenen koning waardig, te duur betaald is. Terstond daarop, brengt Cesarine de huishoudster, den zoo hemelhoog gepre zen schotel dampend binnen en plaatit hem midden op de tafel in het gezicht der huukerende lekkerbekken, met de eenvoudige woorden: GOURA TRUFFÉ. Ben Zaterdajavondpraatje» CXXIV. Er wordt tegenwoordig van alle kan ten geklaagd over den overlast, dien men vooral op het platteland heeft van landloopers, die aan de afgelegen wo ningen brood of geld verzoeken op een toon, welke beter bij het woord //eischen" past en die zich somtgds vereenigen in troepjes van drie of vier, om door hun aantal aan hunne eiscben kracht bij te zetten. Wat zal een boer doen, als daar opeens vier kerels voor zyn neus staan, die om een gulden vragen op een tooD waaruit hg duidelijk kan opmaken, dat ze er heusch niet bang voor zullen we- zen, om het kwaadschiks te nemen, wanneer het hun niet goedschiks ge geven wordt? Ergens in de buurt, een halfuur, op zgn best een kwartier ver, woont de veldwachter. Gaat dien maar eens ha len Inmiddels zouden de landloopers op hun gemak den boer afgeranseld en zgn geld meegenomen hebben. Derhalve berust de man in het onvermijdelijke en geeft wat ze vragen, wanneer hg niet een dubbeltje kan afdingen. Dat is een groot kwaad en het ergste is, dat men er, zooals de politie nu is ingericht, niets kan aan doen. Terecht ziet de boer er tegen op, den landloopers een geweer voor den neus te houden, want als hg van het wapen gebruik moet maken, zijn de gevolgen altgd onaange naam. 't Is niet plezierig een mensch ter- wille van een gulden of een rijksdaalder van het leven te berooven, en evenmin is het aangenaam, om als het schot mist, Eenige seconden heerscht er eene plechtige stilteplotseling doen zich in het aaEgrenzend vertrek de lielelyke tonen der muziek hooren, die gevoelvol de melodie aankeffen w Marlborough die trok ten oorlog en hij hoam nooit loeerom." De Baron Dupin wilde aan niemand anders de eer van het snijden van den zoo begeerden schotel overlaten, de Goura was omgeven door een heerlgke saus van ganzenlever, gebruind door de fyn ste ti uffels en besproeid met oude madera van het beste merk. Men proeft, men geniet in stilte, met half gesloten oogen en vochtige lippi Niettegenstaande het wat al te bruine een beetjo taaie vleesch, is men vol lof over deu Goura. Welk een vreemde heerlijke geur welk een onvergelij kelijke smaak! welk een vorstelgk ont haal De kok Christoffel moet binnen komen men wenecht hem geluk, men prgst, men bewondert hem, wat meer is, men juicht hem zelfs toede Baron Dupin, die hem juist z:in salaris betaald had, spreekt er zelfs over zgn loon te verhoogen. Se- verrier, alle vormen uit het oog verlie zende, reikt hom de hand en Ségur be looft hem eeDe eervolle vermelding in de jaarboeken der Academie. Omstreeks een uur na die treffende huldebetooning, begaven de gasten zich □aar huis, het vuur in den haard begon langzamerhand te verdooven en Baron Dupin begaf zich in eene opgewekte stemming Daar zgn slaapvertrek, onder weg een vroolijk wgsje neuriënde. Toen Cesarine op de nachttafel den blaker, een glas suikerwater en gombal len gezet had, sliep de Baron rustig in, terwijl hg droomde, dat hg in de boaschen van Australië op een Goura-jacht was. op uwe jaren op uwe jaren riep Cesarine vol verbazing uit. En zij viel, schaterend van lachen, plotseling op een stoel neder. Wat scheelt u van morgen toch? riep Baron Dupin verwonderd uit. Maar zie toch eens, u heeft uwen schoen onder den schoorsteen gezet. Ik zeide het u gisteren avond wel, dat u de Chartreuse to veel had aangesproken. St. Nicolaas beeft u zekerlyk dezen nacht een bezoek gebracht. De Baron Dupin verzoekt haar hem zgn schoen te brengen, beschouwt dien uit eene kreet, die haar door merg been gaat, terwgl hij zoo wit wordt als marmer. In dien schoon bevindt zich de kop van zijn papegaai, do kop van Jako, me; gesloten oogen, open bek en opge richte kuif. Hemelsche goedheid kreet Cesa rine dat is die ellendige Christoffel, die u dat geleverd heeft. Hij is het en niemand anders," ant woordt da Baron met stokkende stem. wDie heerlgke Goura van Australië. Het was onze arme Jako, die hij u gisterenavond als een extra fijne scho tel heeft opgedisc'it en waarvoor by u nog wel 100 francs heeft uit den zak geklopt," zeide Cesarine. //Cesarineriep de Baron verwoed uit, laat den schurk dadelijk hier komen, ik zal hem op staanden voet uit mgn dienst jagenI Neen, laat maar blijven, ik zal aan den commissaris van politie schryven, dat hij met eenigo agenter. komt, om hem te pakken en hem zyne overige levensdagen achter slot en grendel te houden. Spoedig, Cesarine, spoeiig! wat staat gij toch te dralen Waar moet ik heen Christoffel heeft reeds zijne biezen gepakt, en is met de noorderzon verdwenen. Wat! Hoe is zulks mogelgk! Nu zit ik op deu koop toe nog zonder kok De schurk! zeide Cesarine, //heeft mij gezegd, dat hij elders een restauratie heeft gekoeht en dat zgn opvolger heden om elf uur komen zou." Ik kan u niet mededeelen, dat de Baron den kop van Jako heeft laten opzetten, daarvan is ons nooit iets ter oore gekomeD, maar wel weet ik, dat Cöristoffel zich nooit meer heeft laten zien en wellicht nog heden ten dage in zgne restauratie over zgne uitgehaalde poets in zgn vuistje zit te lachen. De geschiedenis is vermoedelijk door het gebabbel van Cesar.ne uitgelekt en heeft in den Senaat zeer veel opschud ding veroorzaakt. S< verrier, zeer driftig van aard, vroeg dienaangaande ophelde ring aan zijn collega en Sógur behan delde hem zoo koel en teruggetrokken mogelgk. N. Z. Tegen tien uur 's morgens kwam Ce sarine haar meester wekkeD en de luiken openen, terwijl zy als gewoonlgk vroeg, boe bij dien nacht geslapen had. Bij uitnemendheid, antwoordde de Baron alleen heeft het mg toegeschenen, dat er van nacht iemand in mijne kamer is geweest. Hoe kan zulks mogelgk zgn, heer Baronzeide Cesarine, dit zult gij u verbeeld hebben. Neen toch niet, ik geloof zelfs dat het Christoffel wa°, ik heb hem zelfs geroepen, maar toen is bg plotseling verdwenen. z/U heeft waarschijnlijk gedroomd. Oh mijn hemelwat zie ik dat is te erg hoe, op uw jaren, mijnheer Baron De japan8cho kunst heelt iets eigen aardig bekoorlijks; en ieder weet, dat, iodien Japan wetenschappelijk, tech nisch en politiek door europeeschen invloed hervormd wordt, de europeesche kunstsmaak wederkeerig nieuw licht en streven overgenomen heeft uit Japan. In niets misschien is de Japansche smaak meer van de onze onderscheiden, dan in het schikken van bloemen of juis ter van planten en plantendeelen. De Japanner maakt geen bouquetten zooals wg, verlustigt den blik niet aan kleurschakeeriogen van bij elkaar gevoegd bloemkronen of vruchten. Een waarlijk mooi gerangschikt bou quet zal de Japanner natuurlijk ook mooi vindeD, zoo goed als ook wg oogen hebben voor zgne plantversie. ing. Maar he* is voor hem uitheemsch, gelyk het Japansche voor ons. Ons treffen in het plantenschoon vooral de tinten cn geuren der bloemen den Japanner daarentegen vooral de be valligheid en het karakter der lgnen het beloop der takken en stengels." Wij schilderen en kleuren met bloem kronen bij schetst en teekent met planten. De Japanner is meer teekenaar dan kolorist. De vorm, de lijn, gaat bg hem bovenal. Eo de plantenwereld be zigt hij, om zoo ta zeggen, tot het maken van japansche plamenteekeningen natura. De kronkelige stammen en stelen van boomen en planten met bladeren of bloemen, waarmee de teekeningen op japaosch porselein, lakwerk, schutsels of waaiers ons gemeenzaam gemaakt hebben zijn afbeeldingen van de vormen, die de Japanner zich uit plantendeelen rang schikt, ter versiering van zyo vertrekken ter verlustiging van zijn kuostvaar- dig oog..... ,/Het volgende doet het karakter der japanpche plant-arrange- menten goed uitkomen. Men weet, dat de Japanners in gezelschap somtijds teeken wedstrijden t ouden. Iets dergelijks doen zy met bloemen en planten. Dikwgls wordt eon ga9t door den gastheer uitgenoodigd om een extempore bloemenstuk te componeerentot welk einde hg een aantal geschikte stelen en takken en alle noodige instrumentjes en jereedschappen krijgt. De gastheer moet een voor drie kwart met water gevulde vaas midden in de Tokonoma zetten op een laag tafeltje, gedekt met een Stuk papier. Daarbij een blad mot twee of drie soorten pas afgesneden bloemen, zoo als zij van de plaDt komen; een schaar, een mes, een hennepen servet en een zaagje moeten links in de Tokonoma liggen. Io de nabijheid moet een kan vol water staan en een aantal gespouwen takjes om de einden der takken tusschen te steken, ten einde ze in de vaas te be vestigen. De gast maakt natuurlijk complimen ten, beweert, dat voor zgu kunst de vaas veel te mooi en te kostbaar is, en wat dies meer zg. Hg mag onder geen voor waarde om meer bloemen vragen dan zgn klaar gezet; en de goede toon vor dert, dat men een stil en bescheiden ofschoon bevallig arrangement make. De gastheer moet niet vergeten, als er ste len met dorens zgD, don gast te ver zoeken die zo© noodig to verwgderen. Anders zou het vaa den gast onbeleefd zgn, om, door dit to doen deu schgn aan te nemen, alsof hij de gegeven bloemen wilde verbeteren. Nu gaan de gastheer en het verdere gezelschap in een aangrenzend vertrek en komen terug als de gast klaar is, ten einde het werk to bewonderen; ter wijl de gast zgn excuses maakt en ver zoekt, dat het knoeiwerk toch verwij derd worde. Hg moet zorgen de schaar bij de vaas te laten liggen, als een wenk aan den gastheer om toch zijn werk nog wat te verbeteren. De kunst van plantenschikken is een heele wetenschap geworden in Japan. Er zijn zelfs zeven scholen van theoretici, ofschoon voor de oningewgden de prak tijk van alle zeven niet veel verschilt. Deze kunst is daD ook in Japan geen uitsluitend dameswerk, maar even hoog aangeschreven als bg ons het teeke- nen. met de kolf vaa zijn eigen geweer bont en blauw te worden geslagen. Het beste middel ware eigenlijk om die landloopers met een klein model brandspuit nat te spuiten, maar dat is een weelde, die een boer zich in den tegenwoordigen tgd moeilgk kan ver- l orloven. De zorg voor de dagelgkscbe behoeften drukt hem inderdaad al zwaar genoeg. Nu is eeD onzer stadgenooten op een lumineus denkbeeld gekomen. Men moet een soort van bereden politie gaan op richten en deze met het toezicht op de landloopers belasten. //Maar dat zon immers enorme sommen kosten, om in elke afgelegen streek zulk een korps te onderhouden!" roept een belastingbe talend Nederlander, die er volstrekt geen heil in ziet om het budget te verhoogen. Maar het mooie van het plan is juist dat het bijna heelemaal niets kost. Men neemt maar een aantal soldaten, die hebben in vredestijd toch niets te doen en laat hen zorgen voor de veiligheid ten platten lande Niets eenvoudiger dan dat, inderdaad Dat leger is toch van alle markten thuis. Het jaagt bg opstootjes de belha mels uit elkaar (politie diensten), wordt gebruikt als onbezoldigd deurwaarder, wanneer men geene belasting wil betalen en zou nu zeer goed kunnen gebruikt worden als boeven vanger, 't Verwon dert mg, dat men de soldaten nog niet bezigt voor het sneeuwruimenze wor den wel gebruikt voor het stempelen van visitekaartjes en ter assistentie bg den dienst der postpaketten. Maar de ingezetene van wien ik sprak, begreep dat er voor de landloopers die op deze manier door de soldaten-po litiemannen werden gevat, een afzonder lijke straf moest bestaan, een wetboekje In een van de parijsche schouwburgen voert een rattentemmer tegenwoordig zgne kunsten uit. Des avonds precies om tien uur ver schijnt een jonge man, van een mssische type, gekleed in een costuum uit de middeleeuwen en met een Ruitje in 4e hand. Dat fluitje brengt hij aan de lip pen en op de schelle klanken //turlututn, tn, tu," komen dozijnen ratten van alle kanten uit de coulisses aangesprongen. Er zijn witten en zwarten, grgzen en gevlekteD, dikken en mageren. Sommigen bewegen zich langzaam en majestueus» dat zijn de grootvaders, anderen zgn wat vlugger, de ?oons ea de kleinkinderen springen en dartelen, dat het een aard heeft. Boven op een stoei zit een groote, zwarte kat zeer paciflek naar hen te kijken. En gedresseerd dat ze zijn Op een enkele toon van het fluitje, klimm3u zty de een hier, de ander daarheen en de kat wel verre van ze op te happen, laat hen over zich Heen loopen en likt ze inhet voorbijgaan. Een journalist te Parijs is den ratten temmer over zijn kunst gaan uithooren. De man beet Anatole Douiof, is te Mos kou geboren, en achtereeni olgens school meester, cIowd, dressoerder vao houden» katten, geiten, hanen eu varkens ge weest /,Het zgn goede leerlingen en myne goede vrienden" zei Dourot. #Ik heb ze al lang in mgn bezit en het kost volstrekt geen moeite ze te temmende rat is het leerzaamste dier, dat ik ken. G-*ef hem goed eten, een goede behandeling en wat muziek en io acht dagen heoc gij een leerling die niet van de minste is. In twee uur tem ik e wildste rat. De vuilsie en ngdigste rioolrat leer ik bin nen een uur uit mgn hand eteD, binnen acht dagen draait hij rond op mgn vuist. Kijk hier I" Dour«f nam een vau ^jn ratten^^ri zette die op zijn vuist. //Omdraaien zei hij tot het beest en hield het meieen een graankorrel voor. Ving deed het diertje eeu slag in de rondte en knab belde daarop met smaak den graankorrel op. Daarna ging de rat mooizitten en kreeg tot belooning weer een graan korrel. /Alles ligt in de smulzucht van de ratten en de zachtheid van den meester. Ook de muziek dcet veel voor het suc ces. Toen ik met hen begon, hield ik ze nat ia k.oien maar liet ze ronddarte len naar hartelust, 'e Avonds nam ik mgn ff uit en blies er op tu, lurlulu, tutu, eu mgoe leerlingen kwamen van alle kanten aangesneld. Dikwgls brachten zg kameraden mee, vuile kelder- of riool- ratten die ik bg mijn leger iutgide. Toen ik onlangs te Barcelona m Spanje op den trein wachtte, hebban de dieren mij bgna een lastig avontuur op den hals gehaald. Mijn v.ouw en ik hadden de vgttien houten doozen, waarin ze vervoerd werden, in een hoek van den restaurant op elkaar gestapeld en waren voor onze bagage gaan zorgen. Opeens hooren wij een laid verward geschreeuw: //ratten ratten Ik vlieg i.sar ötn restau rant en jawel, daar zijn een dertigtal van mijne kostgangers aan het wandelen en springen door de zaal. De gasten,, gillend van schrik waren op tafels en stoelen geklauterd 'eo de kellners zechten naar stokken om de ratten te verjagen. Mijn driejarig zoontje iiad eeu van de part. Een maand in de gevangenis zetten helpt niet, daar komen ze uit en beginnen dan weer opnieuw; naar een kolonie storen is al even weinig afdoende om dezelfde reden. Maar er is nóg een middel en ik moet ook zeggen, dat het mij verwondert, dat niemand daaraan vroeger schijnt gedacht te hebben. //Zulke boosdoeners worden doodeenvoudig ingelijfd bij het iulaudsche leger in eene afzonderlijke strafkolonne." Daar heb je het. Klaar zgn we. Niet voor een week of wat naar de gevange nis, of voor een jaar naar de rijkswerk inrichting, maar naar het indische leger, daar moeten ze heen. Wat zullen dat kranige soldaten wezen, die landloopers uit de Meer en uit de Beemster en de Purmer en de drentsche hei en de Betuwe en de Mookerhei. Ja, van de Mookerhei gesproken, ik geloof, dat de officier die het aangename baantje krygt van deze strafkolonne in het vuur te brengen, zijn heele bende menigmaal naar die historische hei zal wenschen. Wat zullen ze, van vaderlandsliefde blakend (men weet, dat een landlooper bij uit stek goed patriot is) wat zullen ze schie ten op de bruine Atjehers, wat zullen ze hakken naar de koppen van de sprin gende, gierende duivels hoe zal hun oranje-boven uitklinken boven het getier van den vgand. De sleutel tot Atjeh is gevonden men zendt er maar wat landloopers heen en klaar is de onder werping. Maar e6n ernstig ^maar" doet zich aan den geest voor. Als die neder- landsche landloopers nu ook eens in Atjeh van de gewoonte des ronddwa- lens geen afstand kunnen doen en, zoo bniten hun garnizoen rondzwer vende, zoo toevallig ja, je kondt het toch maar niet weten in het kamp van de Atjehers terecht komen en daar, nu ze er toeh eenmaal zgo ook maar blgven? Wat daartegen te doen? Want dat kannen we toch zóo maar niet toe laten, dat onze troepen nit onze eigen geweren een kogel krggen. Voor ieder gat is een spijker. We binden die landlooper-soldaten doodbe daard met een ketting, twee aan twee, aan elkaar vast en laten ze zoo vechten. Het zal dan wel «vat eiberiech lgken dat indische leger van ons, maar uit Nederland zullen de landloopers zgn opgeruimd. En daarom alleen was het toch onzen stadgenoot, die het plannet je opwierp, te doen. Maar dat is riet het eenige voordeel, dat aan die soldatenmakerg verbonden is. Neen, lang niet. Denk reis aan, wat zal het geheele indisohe leger in eigen oog en dat van anderen, er door in aan zien stggen. Wat zullen de flinke sol daten en de gedecoreerde onderofficie ren, zonder nog van de oificieren te gewagen, het alleraangenaamst vinden, dat de taak van het vaderland tegen Atjeh te verdedigen, is opgedragen aan hen en aan een bende vagebonden Maar genoeg ironie I Ik vind het treurig, dat een ontwikkeld man blgken geeft van zoo weinig hart te hebben voor ons leger in neerlandach Indië. Nog altgd heerscht or bg velen de meening, dat ons koloniale leger is eene verzame ling van spitsboeven en van aartschel men, die net precies goed genoeg zgn om door een kogel van een Atjeher te worden om_ kond gebracht. En ik weet wel, dat menigeen die er dient, wat op zgn kerfstok heeft, maar ,ik weet ook, dat er ferme, brave jongeDs van Jan de Witt onder zijn, dat het indische leger zich beroemen mag op een korps kranige officieren, en dat het de dood zon zgn voor den wensch om het vaderland in onze Oost te dieneD, wanneer men van hst leger een strafkolonie, een Cayenne, een Nieuw-Caledonië maken ging. Ik ben niet zoo over-bang, dat het nieuwe denkbeeld het oor vaa den mi nister van Justitie zal bereiken. Wan neer diens oog h6t heeft opgemerkt, dan zal er allicht een glimlach uit het ministerieele oog hebben geschenen. Maar het is jammer, dat ontwikkelde lieden blijk geven, ods leger in Indië te beschouwen als het vuilnisvat van het Moederland. Dit is de manier niet, om het prestige van onzen militairen stand te verhoogen. Toen ik over het bovenstaande aldus had zitten filosofeeren, slo^g ik het enquête-verslag van Haarlem eens op en daar viel mijn oog juist op een ge deelte, dat nogal merkwaardig is. Waar sprake is van krat se verklaringen, daar mag ook de uiting die ik bedoel, wel even gememoreerd worden. In het verhoor van een onzer haar- lemsche predikanten staat namelijk, dat deze, sprekende van de vroegere weveriji de Phoenix van den heer Próvinaire het navolgende heeft gezegd#Ik voor mg acht het een grooter ongeluk, wanneer zulk eene fabriek opgericht wordt, dan wanneer de halve stad afbrandt." De spreker grondde zgne opinie daarop,, dat zulk een fabriek //een kweekplaats is van krachtelooze mannetjes." En al is dat nu honderdmaal waar, dan zou ik voor mij toch liever een paar honderd //mannetjes" krachteloos zien, dan de aanschouwen ellende die er voortspruit uit afbranden van een halve stad Men moet de kracht van zijn woorden kennen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6