NIEUWS- EN ADV ERTENTLEBLAD.
9e Jaareransr.
Donderdag 4 Februari 1892.
No, 2633,
A BONNEMENTSFRIJ8:
ADVEETERTIÈK:
STADSNIEUWS.
BINNENLAND.
FEUILLETON,
Een Wolf in Schaapsvacht.
A RL EM
DAGBL
Voor Haarlem per 3 maanden1,20.
franco door het geheels Rijk, per 3 mesnden 1,65.
Geïllustreerd Zondagsblad 3 0,30.
Afzonderlijke nummers. 0,05.
Dit blad ,er*ch{j&t dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Haren» Kleine Hontetrftftt No. 9. Haarlem. TelefooanRmaer (22,
va» 15 regels 50 Cents; iedere regel mser lOCentr.
Groete letters naar plMtmiaies
Bij Abonnement sanities lijk raha*i
Aboasemetitea es Advertentie» wordea aangesossts door
onze agenten ex door alle bcekhasdeUraa en coortntirre,
Direoteur-üitgeveif J. O. PB BH KB O OM.
Boofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Ptthlieiii Stran/èri 0 L DAS BS f to, JOM> t JOKSA, Snee Btrfi Sl'ois lere&tmrf Hsntmart*
Haarlem, 3 Februari 1892.
Namens den minister van binnen-
laudsche zaken zijn aan de hoofden
van de scholen voor lager onderwijs
de volgende vragen ter beantwoording
gericht
Hoe groot was in 1891 gemiddeld
de bevolking der school?
Hoeveel leerlingen der school heb
ben in 1891 den graad van ontwikke
ling bereikt dat zij konden geacht wor
den het gewoon lager onderwijs vol
ledig genoten te hebben?
a. hoevelen van dezen hebben de
scholen verlaten
b. hoevelen van dezen zijn op de
school gebleven om met het ont
vangen van onderwijs voort te gaan
Ce Hoeveel leerlingen hebben in 1891
de school voor goed verlaten onver
schillig welke klasse, vóórdat zij konden
geacht worden het gewoon lager onder
wijs volledig genoten te hebben.
d. Welke zijn de namen en geboorte
datums van de onder c bedoelde leer
lingen en de namen en woonplaats van
hunne ouders, voogden of verzorgers.
e. Hebben de onder c bedoelde leer
lingen de school verlaten om het ge
nieten van onderwijs op eene andere
gewoon lagere school of op andere wijze
voort te zetten. Zoo neen, wat is dan
de reden geweest van het verlaten der
school
Heden werd in het Café Neuf van
den heer O. J. J. Montange door den
bouwkundige S. J. W. Mons alhier
aanbesteed
Het amoveeren van een woonhuis, en
schuur en het daar ter plaatse bouwen
van eene nieuwe bloem bollenschuur op
een terrein aan de Schouwtjeslaan alhier
voor rekening van den heer A. van
Velsen te Haarlem.
Laagste inschrijver de heer Th. Smit
te Heemstede, aan wien het werk is
gegund.
Wij vestigen gaarne de aandacht op
de uitvoering op Vrijdagavond van Van
Zuylen's oorspronkelijk blijspel „De
Rederijker."
Zooals bekend is, wordt door het
gezelschap van den Tivoli-Schouwburg
uit Rotterdam, onder directie van de
heeren de Vos Van Korlaar, dit stuk
ten tooneele gebracht, hetzelfde gezel
schap dat hier eer stede met de „Don
Juans" zooveel suceès behaalde.
Dezen middag werd het 40-jarige
bestaan van de volkszangschool van het
Departement Haarlem der Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen herdacht met
eene uitvoering van die zangschool, in
het kerkgebouw der Doopsgezinde
Gemeente.
Het eerste nummer was een aardig
feestliedje, gedicht door den heer J. A.
de Hoog, op eene melodie van Abt.
Nadat dit tén gehoore was gebracht,
nam onze voormalige stadgenoot, vroe
ger een der bestuurders van de volks-
zangschool, de heer P. J. Prinsen Geer-
ligs, het woord tot herdenking van het
40-jarig bestaan. Tevens bracht spreker
een warm woord van dank aan den
wakkeren en ijverigen directeur van de
Volkszangschool, den heer J. W.Jenny
Weijerman.
Laatstgenoemde sprak eenige oogeu-
blikken later de kinderen toe, wekte
hen ©p tot ijver en liefde voor den
zang en tot erkentelijkheid voor het
vele, dat in Haarlem voor de jeugd
wordt gedaan.
Het programma, bestaande uit elf
nummers, waarvan sommige moeilijke
nummers, werd met vuur en ijver ten
gehoore gebracht en, in aanmerking
nemende dat de uitvoerenden kinderen
zyn en er van accompagnement geen
sprake is, zeer verdienstelijk.
Wij kunnen dan ook niet nalaten, de
volkszangschool nog een langen bloei
end bestaan te wenschen. Zij werd den
4<len Februari 1842 geopend, onder
directie van den heer J H. Poolmeijer, die
toen in Amsterdam was, thans te Goes
woont. Hem volgde later de heer Van
Eden op, terwijl den heer Weyerman
nu reeds eenige jaren de leiding van de
zangschool is opgedragen.
Veor Volksbelang trad Dinsdagavond
op de heer dr. P. M. HeriDga met het
onderwerp „de planeet Jupiter" waarover
hij de vorige maand door ziekte verhin
derd was te spreken. Spr. begon met de
voorlezing van een bericht uit de „Am
sterdammer" van 25 Nov. j. 1. waarin
gemeld werd dat een obscure professor er
gens een vulkanische uitbarsting op vrouw
Luna had ontdekt, tengevolge waarvan
zij 20.000 mijlen uit haar baan zou zijn
geslingerd en op een gegeven oogenblik
met onze aarde carambole zou spelen,
zonder dat een kracht van buiten op
de maan had ingewerkt.
Dat men, en zeer terecht, geen geloof
aan deze voorspelling heeft geslagen,
getuigt, dat de menschen in de beschaafde
wereld wel weten, dat zulk een verschijn
sel tot de onmogelijkheden zou behooren.
Jupiter is een planeet (dwaalster) a.
w. z. een hemellichaam dat een eigen
baan beschrijft. De eerste waarnemingen
van beteekenis over onze planeten,
werden gedaan door Copernicus die in
1543 stierf en ontdekte, dat de plane
ten Mercurius Venus, Aarde Mars,
Jupiter, Saturnus, Uranus, en Neptunes,
deze volgorde genomen naar den resp.
afstand van de zon, zich om dit hemel
lichaam bewegen, benevens een 326
kleine planeten (asteroïden), waarvan er
steeds meer worden ontdekt. Jupiter
beschrijft zijn baan om de zon in 12
jaar en onze aarde in 1 jaar, zoodat de
afstand der beide planeten onderling
zeer veranderlijk is, ook tengevolge van
de eenigszins elliptischen vorm der ba
nen Galilei, de beroemde sterrekundige,
heeft ontdekt dat Jupiter vier manen
heeft, zooals onze aarde er slechts een
heeft. Daar men nu nauwkeurig heeft
waargenomen in hoeveel tijd deze manen
zich om Jupiter bewegen, en de tijden
van een ieder dier wachters verschillend
zijn, kunnen de zeelieden uit den stand
der manen van Jupiter, met behulp van
de almanak van het observatorium van
Greenwich, den tijd en de breedte waar
op zij zich bevinden berekenen.
Wanneer een dier manen zich ten
opzichte van de zon achter Jupiter be
vindt, dan verdwijnt ze in den schaduw-
kegel van de planeet. Men kan bere
kenen, wanneer zulk een maan weer
uit den schaduwkegel te voorschijn
komt; uit de afwijkingen in tijd, welke
zijn waargenomen, is gebleken, dat het
licht van af Jupiter, die op een afstand
van vier maal dien van de zon van ons
is verwijderd, tijd noodig heeft om tot
ons te komen. Vandaar de berekening
der licht-snelheid. Een en ander werd
nog door lichtbeelden nader opgehel
derd. Jupiter is aan de polen sterker
algeplat, dan dit bij ©nze aarde het
geval is, daar is de afplatting Vaoo en
bij Jupiter V17. Loodrecht op de as van
Jupiter heeft men donkere en lichte
banden waargenomen, welke benevens
de waarneming van twee witte vlek
ken en een roode op deze planeet, tot
de ontdekking hebben geleid, dat de
as van Jupiter loodrecht staat op
het vlak waarin de planeet zich
beweegt, en dat de draaiing om haar
as in 9 uur 55 minuten plaats heeft.
De bewoners, indien ze er zijn, zouden
dus geen afwisseling van jaargetijden
hebben. Door den grooten afstand van
de zon zouden die bewoners ook een
enorme koude hebben te verduren, daar
Jupiter V25 deel van de zonnewarmte
zou krijgen, die wij op aarde ontvangen.
Nu was het geval denkbaar, dat deze
planeet zelf warmte afgaf. Uit de af
wisselende tint der banden om Jupiter
heeft men afgeleid, dat zij een eigen
dampkring heeft. Ook speelt Jupiter
door haar grootte, haar as is n maal
grooter dan die der aarde, een belang
rijke rol in de richting der banen van
kometen. Na een zinspeling op het
eenige dagen geleden openbaar ge
maakte sprookje van den heer Gerhard
omtrent den Mars-bewoner, die op
aarde afgedaald, zich over onze maat
schappelijke toestanden verbaasde, en
na sommige vragen der toehoorders,
naar zijnvermogen te hebben beantwoord,
eindigde de heer Heringa, en ontving
bij monde van den president van „Volks
belang" den hartelijken dank voor zijn
boeiende en leerzame rede. De kleine
zaal van „Felix Favore" was flink bezet.
Hedenmorgen maakten van de brood
en kolfie-uitdeeling gebruik 1077 kin
deren en 379 volwassenen.
Te Spaarndam moet voor een lid van
den gemeenteraad herstemd worden
tusschen de heeren P. Veldt en A.
Hofland.
Aan den heer H. F. Bultman te
Haarlemmermeer, lid van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal, is bij kon.
besluit verlof verleend tot het aannemen
van het kruis van officier du Mérite
Agricole, hem door den president der
Fransche Republiek geschonken.
Op 31 December 1890 bedroeg de
bevolking der gemeente Zandvoort 1337
mannen, 1357 vrouwen, totaal 2694.
Door geboorte vermeerderde de be
volking met 61 m. en 48 vr., totaal
109 en door vestiging met 72 m. en
75 vr., totaal 147. De geheele vermeer
dering bedroeg alzoo 133 m. en 123
vr., totaal 256.
Door sterfte verminderde de bevol
king met 29 m. en 35 vr., totaal 64
en door vertrek m^t 87 m. en 88 vr.
Totaal 175. De geheele vermindering
bedroeg alzoo 116 m. en 123 vr., to
taal 239. De bevolking is dus in 't ge
heel vermeerderd met 17 mannen.
De bevolking bestond dus op 31 Dec.
1891 uit 1354 m. en 1357 vr., totaal
2711.
Er werden 14 huwelijken gesloten en
ééne acte van echtscheiding ingeschreven.
Aan het d e p a r t e m e n t v a n
Justitie moet thans in bewerking zijn
het plan eener nieuwe belangrijke uit
breiding van het wapen der maréchaus-
sée, ten behoeve der provincie Friesland.
Onderscheidene brigades zouden wor
den geformeerd, met Leeuwarden als
standplaats voor den districts-comman
dant.
Het bekende geschil tus
schen de Hollandsche Spoorweg-maat
schappij en Stad en Lande van Gooi
land, betreffende het afzanden van de
Gooische heide is ten einde gebracht,
en aan de eischeres, Stad en Lande,
eene schadevergoeding van ƒ18,000
uitbetaald.
Na afloop der meeting voor
Geel Maandagavond te Amsterdam ging
de voor het gebouw verzamelde menigte
met hen, die de meeting hadden bijge
woond, in optocht door de stad.
Allengs groeide de stoet aan, die, toen
hij door de Amstelstraat trok, op 500
700 personen geschat kon worden.
Langs Kalverstraat en Heiligenweg be
reikte men toen de Heerengracht en
trok de troep, die intusschen echter
weder aanmerkelijk geslonken was, al
zingende voorbij de woning van den
burgemeester. .Zonder ongeregeldheden
ging de stoet voorbij en bewoog zich
verder in de richting der Utrechtsche-
straat.
Mevrouw StutenTe Gempt
komt in de Haagsche Courant terug
op hare mededeelingen betreflende het
krankzinnigengesticht te 's Hage.
Naar aanleiding van verschillende
beoordeelingen van hare brochure
schrijft zij
„Twijfel, tegen beter weten in, aan
de waarheid der in mgne brochure
vermelde feiten, schijnt vooral het
zwak te zijn van het bestuur van het
gesticht en zijn aanhang, terwijl in
tegenstelling daarmede de bewindvoer
ders en betrekkingen der patiënten zoo
onvoorwardelijk overtuigd zijn van de
waarheid dier feiten, dat velen hunner
in allerijl de toevertrouwde lijders uit
het gesticht verwijderden, omdat reeds
vroeger door geruchten van treurigen
aard hun vertrouwen in het bestuur van
het gesticht was geschokt geworden.
Geen wonder toch. Want wie herin
nert zich niet het vreeselijke feit, dat
twee jaren geleden heeft plaats gehad,
dat een patiënt 3e kl. in de cel de
teenen zijn bevroren Dat in een kou
den winternacht van 1890/91, bij een
onverwacht bezoek van den inspecteur
361
[HOOFDSTUK XXIX.
(Slot).
,W£it meet dat beteekenen," bracht de schelm er met moeite
uit, terwijl hij zich aan de leuning van de stoel moest vast
houden.
Het beteekent, dat het met uwe misdaden en schurkenstre
ken gedaan is, Harper Elliston."
Plotseling werd baar en baard afgeiukt en een pistool werd
Elliston onder den neus geduwd; deze kon slechts stamelen
„Dyke Darrel, de detective
„Ontkent gij uwe schuld, schurk?"
Maar Harper Elliston zonk op een stoel neer en boog het
hoofd, terwijl het koude zweet op zijn voorhoofd stond.
Spoedig werd hij nu door Dyke in boeien geklonken. Deze
doorzocht zijne zakken en vond daarin een revolver, dolkmes en
eenige voorwerpen, die wel aantoonden, dat de eigenaar geen
eerlijk beroep uitoefende.
„Herinnert gij u dien avond bij de rivier nog wel, Elliston,"
vroeg Bernard, terwijl hij zich over den gevangene heenboog.
Er kwam echter geen antwoord van den verslagen schelm.
„Ik heb dién avond uw rooden baard afgerukt, want ik wan
trouwde u en wilde u ontmaskeren om Nelly Darrel, die ik be
minde, voor uwe listen te kunnen waarschuwen. Gij bracht mij
een messteek toe en wierpt mij in de rivier. Ik was echter niet
gewond, daar de punt van uw mes op een boekje afstootte, dat
ik in mijne binnenzak droeg. Gelukkig wist ik naar den oever
te zwemmen en besloot uwe gangen verder na te gaan. Ik heb
uw plan om Nelly Darrel te ontvoeren, afgeluisterd, op dien
avond toen gij bij moeder Scarlet op mij schoot. Toen wist ik,
dat gij een schurk van de ergste soort waart. Naderhand vernam
ik, dat gij de vermomde man in den trein waart en deze wrat
zal met andere getuigen u door eene eerlijke rechtbank doen
vonnissen."
Een zucht alleen was het antwoord op Harry Bernards ver
haal.
Dyke Darrel trok de handschoen van de hand van zijn gevangene
en zag, dat deze een nauwelijks genezen snede in den pink had.
De bewijzen van zijn schuld waren dus volkomen. De roode
haartjes, die de vermoorde vasthield, waren waarschijnlijk uit den
valschen baard van den moordenaar getrokken.
Elliston werd nu dadelijk naar de gevangenis gebracht. Den
volgenden morgen vertrok Darrel met zijn gevangene naar
Chicago, terwijl Harry naar de boerderij terugkeerde, waar Nelly
onder de bescherming van Paul Enöer was achtergebleven. Het
meisje was bijna geheel hersteld van den schok, die hare gezond
heid den laatsten tijd had ondervonden, en zij was uiterst ver
heugd toe zij den uitslag van Dyke en Bernard's bezoeken in
New-York vernam.
„Elliston zal wel 'er dood veroordeeld worden," meende deze
laatste.
Op denzelfden dag, dat Harry in de boerderij was aangeko
men, werd hij met den boer verzocht bij een man te komen
wien een groot ongeluk was overkomen en die op sterven lag.
Het bleek Martin Skidway te zijn, die in een dorschschuur
met het hoofd in den schoot van zijn moeder lag en door eene
gevaarlijke wonde in de zijde zijn einde voelde naderen.
Hij had zichzelf uit wanhoop doodgeschoten.
Weken lang had hij in de bosschen rondgezworven maar dit
leven werd hem onverdragelijk.
Stervende bekende hij schuldig te zijn aan den moord op
Nicholson en noemde ook de namen zijner medeplichtigen, nl.
Elliston en Nick Brewer.
Sam Swart was eveneens hun medeplichtige geweest, maar deze
was dood.
„Zonder zijne aansporing zou ik nooit mijne handen aan het
bloed mijner medemenschen bezoedeld hebben. Elliston heeft
den inspecteur den doodslag gegeven."
Behalve deze bekentenis, had men toch bewijzen genoeg om
den New-Yorker te veroordeelen, maar zij bracht evenwel den
anderen medeplichtige, Nick Brower, aan het licht. Beide moor
denaars werden tot den galg veroordeeld. Voor het zoover was,
had Harper Elliston zich in de gevangenis reeds van het leven
beroofd.
Hij liet een briefje achter, waarin hij bekende demoordenaar
te zijn van Nicholson en ook den dood van kapitein Osborne
en zijne dochter op het geweten te hebben. Het was dus een
gepast einde voor zulk een misdadigen loopbaan.
Harry Bernard en Nelly Darrel traden spoedig na den dood
van Elliston met elkander in het huwelijk.
Dyke Darrel beschouwt de gebeurtenissen, die de gevangen
neming en de veroordeeling der misdadigers voorafgingen, als
de wonderlijkste en meest ingewikkelde uit zijn loopbaan als
detective. Hij beweert, dat hij zijn welslagen in deze zaak voor
namelijk te danken heeft aan Bernard en Paul Ender en deelde
de belooning dan ook met hen.
Harry Bernard heeft zich later met Dyke Darrel verbonden
en is nu bijna even beroemd als de groote detective.