DE WRAAK.
NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD.
9e Jaargang.
Zaterdag 6 Februari 1892
No. 2635
A BON N EMENTSPMJS
ADVERTEN TIÉN:
FEUILLETON.
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden 1,65.
Geïlluetreerd Zondagsblad 3 0,30.
Afzonderlijke nummert0,05.
Dit blad ver»ch(jnt dageltfk», behalve op Zon- en Feestdagen.
Hureao Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122.
va» 15 regel» 50 Cent»; ieder» regel meer 10 Cent».
Groite letter» naar planter*ia te.
Bij Abonnement aanzienlijs rabat.
Abonnementen etr Advertentie» worde, aaageaonea door
onea agesten en door .11. boekhandelaro. as ooorsstie-re.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Otnérale ie fullieiit liran/in 9 L BJSBS bo., JOSB 1. JOHii, Sao», /er#» Sièw ineehwrg Mmmartre.
Het bijvoegsel van het bladdat
Zaterdagavond verschijntzal bevatte?i
De groote Michu. Haarlemmer Hal
letjes Ho. CXX VI. Binnen en Bui
teniandsJie berichte?iVaria.
Kleine adv er tent iën uit „Het Blaadje
No. V. Adv er tent iën enz
Het voorstel omtrent de Staal-
waterbron.
Het doet ons oprecht genoegen, te
kunnen mededeelen dat de zaak van de
Staalwaterbron te Haarlemmermeer eene
belangrijke schrede is gevorderd. Zoo
even ontviügen wij het gedrukte stuk,
waarin de Raadscommissie, die den 4<len
Juni 1890 benoemd was om met het
Comité tot exploitatie van de bron in
overleg te treden, met B. en W. aan den
Raad voorstellen doet, die het resultaat
zijn van die besprekingen.
Meer dan anderhalf jaar hebben der
halve die onderhandelingem geduurd en
al weten wij wel, dat bizondere omstan
digheden tot die vertraging aanleiding
hebben gegeven, te verwonderen is het
niet, dat de belaagstelling van het pu
bliek in de zaak verflauwde, zóo zelfs
dat men vrij algemeen van oordeel
was, dat de zaak aan tering gestorven
en in den doofpot begraven was. Wel
iswaar hebben wij altijd de zaak opti
mistisch bekeken, maar toch n* het
zóo lang duurde is het eek ons aan
genaam, dat de zaak van de Staal
waterbron wederom teekenen van leven
geeft.
Onze lezers herinneren zich de ge
schiedenis van de bron. In 1883 door
den heer Enthoven het eerst ontdekt,
mocht in 1889 „Haarlem's Dagblad"
de eerste courant zijn, die het publiek
mededeelde welk een schat er in de
Haarlemmermeer verborgen lag, die
slechts op ontginning wachtte. Den
aksten juli van dat jaar hield Dr. S.
Posthuma zijne boeiende en heldere
rede over de Staalbrondaarna werden
plannen gemaakt em bij den Gemeen
teraad ingediend, die de Raadscommis
sie benoemde, welke thans in vereeni-
ging met Burgemeester en Wethouders
aan den Raad de voorwaarden voor
legt, waarop deze twee colleges meenen,
dat de zaak voordeelïg voor de Ge
meente en aannemelijk voor het Comité
tot exploitatie van de bron, zal zijn
geregeld.
Het comité voor de Staalbron heeft
van den heer L. P. Zocher ver
kregen een topografische kaart van het
Frederikspark, met aanwijzing van de
plaatsen waar de gebouwen en ver
schillende inrichtingen zouden moeten
komen. Door dit plan wordt aan de
omliggende bewoners voornamelijk aan
die van de Baan, het vrije uitzicht
weinig of niet benomen. (Volgens dat
plan is het Kurhaus geplaatst zuidoos
telijk van de villa van mevrouw En
schedé, de drinkhal aan de zijde van
den Kleinen Houtweg, het badhuis
naar den kant van het Paviljoen en de
muziektent in het midden van het
terrein bij de populieren.)
De heer Zocher ontwierp nog een
tweede schets, en wel een waarbij de
gebouwen en inrichtingen zijn ont
worpen aan den Kleinen Houtweg bij
de Paviljoenslaan. Dit plan beviel aan
de Raadscommissie het best, maar het
comité tot exploitatie van de bron
wenscht uitsluitend het Frederikspark
en vreest mislukking, wanneer een ander
terrein werd gebruikt.
„De gevoerde onderhandelingen,"
zegt de Raadscommissie „hebben intus-
schen naar onze meening duidelijk aan
het licht gebracht, dat er een groote
ommekeer in de plannen van het co
mité heeft plaats gehad. In afwijking
van vroeger, mag thans op grond van
de gewisselde stukken worden aange
nomen, dat het in de bedoeling ligt
ora eerst het geneeskrachtige water door
eene aan te leggen buizedeiding uit
den Haarlemmermeer herwaarts te voe
ren en verkrijgbaar te stellen en om
dan later, bij gebleken behoelte, een
„kurhaus" met toebehooren te doen
verrijzen. Derhalve hetgeen men vroeger
in ééns wensckte te doen, wil men nu
in twee of meer gedeelten volvoeren.
Wij hebben tegen deze gewijzigde wijze
van werken geen bezwaar, mits de ge
meente zich niet te lang binde en haar
geen te groot nadeel worde berokkend.
Wij hebben getracht hiertegen te waken.
Eene afzonderlijke toelichting van
ieder der artikelen in het hierbij ge
voegd ontwerp-besluit, achten wij voors'
hands onnoodig, weshalve wij U dit
thans, vergezeld van al de betrekkelijke
stukken, ter goedkeuring meenen te
mogen aanbieden.
Hoe luidt nu het voorstel, dat dcRaads-
commissie met B. en W. aan den Raad
doen
Voorgesteld wordt om aan het comiié
voor de Staalwaterbron voor den tijd
van 99 jaar in erfpacht af te staan dat
gedeelte van het Frederikspark, op de
kaart van den heer Zocher aangeduid,
en voor dienzelfden tijd verlof te geven
tot het leggen van buizen- en telefoon
geleiding.
Evenwel vervalt de uitgifte in erfpacht,
wanneer de aanvragers niet uiterlijk
binnen tien jaar na de dagteekening van
het Raadsbesluit, een kurhaus en badhuis
hebben gesticht.
De buizen en de telefoon moeten
binnen twee jaren gereed zijn.
De erfpacht bedraagt 20 ets. per
vierkanten meter. Voorts zullen recog
nitiën moeten worden betaald van 1
voor de eerste vijf jaar, en voor elk
volgend jaar ƒ300. per jaar, en wel
voor het hebben van buizen- en tele
foongeleidingenbenevens van f 100
'sjaars voor het afsluiten van hetjterrein.
De boomen op het terrein blijven
het eigendom der gemeente.
De statuten der Maatschappij, evenals
alle daarin te brengen veranderingen,
zullen door den Gemeenteraad moeten
worden goedgekeurd.
Behalve de vergoedingen, vermeld in
art. 2, zal door de Maatschappij aan de
gemeente worden uitgekeerd, gedurende
den tijd dat meergenoemde bronnen
geheel of gedeeltelijk worden geëxploi
teerd, twintig percent van de overwinst,
te betalen uiterlijk zes maanden na af
loop van het boekjaar.
Onder overwinst wordt verstaan het
geen van de jaarlijksche inkomsten over-
blijit, nadat daarvan zijn afgetrokken
ie de kosten van exploitatie en on
derhoud ten laste van de Maatschappij
en alles wat daartoe behoort
ae de jaarlijksche renten van de obli
gatie-houders
36 1 pet. over het niet-afgeloste aan
deden- en obligatiekapitaal voor af
schrijving;
40 5 pet. rente over het niet afge
loste aaudeelen-kapitaal.
In de statuten zal worden aangegeven
welke uitgaven in aanmerking zullen
komen voor de kosten enz. bedoeld
sub primo, terwijl daarin tevens zal
worden bepaald de maximum-rente te
genieten door de obligatiehouders.
Uiterlijk drie maanden na het einde
van elk boekjaar zal door de Maat
schappij aan een daartoe door Burge
meester en Wethouders gemachtigden
persoon, in zage verleend moeten worden
van de gehouden boekhouding.
Tot waarborg voor de behoorlijke
uitvoering der krachtens deze overeen
komst op de Maatschappij rustende
verplichtingen, verbindt deze zich, vóór
dat met ecnige werkzaamheid hetzij
betreffende het leggen der buizenleiding,
hetzij betreflende den opbouw van een
kurhaus en badhuis zal worden aan
gevangen, telkens een door Burgemees
ter en Wethouders te bepalen waarborg
som ten behoeve der gemeente en ten
kantore van haren ontvanger te storten
in geld of in solide fondsen, ter goed
keuring van Burgemeester en Wethou
ders en in het laatste geval met zoo
danige overwaarde als deze tot zekerheid
van het waarborgkapitaal zullen noodig
achten, welke overwaarde, ingeval van
daling der beursprijzen, onmiddellijk op
de eerste aanschrijving van Burgemeester
en Wethouders en ten hunnen genoege,
van de zijde der Maatschappij moet
aangevuld worden. Bij gebreke van aan
deze verplichtingen te voldoen, zal de
overeenkomst onmiddellijk, zonder dat
eenige aanmaning noodig zij, vervallen.
Gezegde waarborgsom wordt aan de
Maatschappij teruggegeven, na aftrek
van eventueel verschuldigde boeten en
kosten, telkens zoodra de werken ten
behoeve waarvan zij werd verstrekt, zijn
voltooid, met dien verstande, dat wat
van de waarborgsom mocht overblijven
het eigendom der gemeente wordt, in
dien de overeenkomst krachtens arbitrale
uitspraak of rechterlijk vonnis vervalt.
Wordt de waarborgsom, hetzij geheel,
hetzij gedeeltelijk teruggegeven dan zal
de Maatschappij eene rente van 3 per
cent 'sjaars vergoeden.
De concept overeenkomst bevat voorts
de noodige bepalingen omtrent toezicht
op de werken, lekken in de buizen,
goedkeuring van alle plannen door den
Raad, benoeming van scheidsrechters
in geval van geschil enz. Boven ver
melde voorwaarden zijn echter de be
langrijkste in het concept.
Laat ons herinneren, dat de Raads
commissie bestaat uit de héeren G. J.
van Dieren Bijvoet, Jhr. Mr. A. J.
Rethaan Macaié en C. Prins Szn., en
dat het Comité tot exploitatie van de
Staalwaterbron aldus is samengesteld
Dr. H. Posthuma, voorzitter C. G.
Loomeyer Jr., N. van der Sleen, A.
van der Steur Jr., F. G. N. Haitsma
Muiier, |J. A. Lodewijks en Jhr.
H. Teding van Berkhout. Secretaris
van het Comité is Jhr. Mr. F. W. van
Styrum.
Terwijl wij de hoop uiten, dat deze
stap voorwaarts de eerste moge zijn van
een reeks van schreden op het goede
pad, stellen wij ons voor zeer spoedig
op de zaak terug te komen.
STADSNIEUWS.
Haarlem, 5 Februari 1892.
In het jaar 1891 is op het Raadhuis
in de zoogenaamde bruidenbus ontvan
gen, eeDe som van ƒ411.44.
De in deze gemeente gevestigde
scholen voor lager onderwys werden 1
Januari jl. bezocht door
a. Openbare scholenDe beide oplei
dingsscholen door 485 jongens en 264
meisjes
de burgerschool door 216 jongens en
186 meisjes;
de beide tusschenscholen door 457
jongens en 366 meisjes;
de vijf kostelooze scholen door 1373
jongens en 1113 meisjes;
de rijksleerschool door 143 jongens
en 125 meisjes.
b. Bizondere scholen Tien door 1509
jongens en 608 meisjes, alsmede vier
uitsluitend door meisjes ten getale van
1229,
Aan de openbare scholen waren ge
plaatst 11 hoofden, 68 onderwijzers en
42 onderwijzeressen en aan de veertien
bizondere scholen 14 hoofden, 43 on
derwijzers en 41 onderwijzeressen.
2)
Naar het Engelsch
van
EDGAR POE.
(Slot.)
In het verste gedeelte van dezen kelder bevond zich een
andere, die minder groot was. Tegen de muren lagen de over
blijfselen van menscheD, welke hoepen tot aan den zolder reik
ten, op de wijze van de parijsche catacomben. De drie kanten
van den kelder waren op deze wijze versierd. Andere
beenderen waren over den grond verspreid en vormden op
eene plaats eene aanzienlijke hoogte. Toen wij daar op de plek
stonden, die geheel door beenderen was ingesloten, zagen wij in
de diepte een keldertje, dat ongeveer vier voet hoog, drie voet
breed en zes a zeven voet laDg was.
Tevergeefs trachtte Fortunato met zijn fakkel in de diepte te
gluren. Het zwakke licht der flambouwen kon den bodem niet
beschijnen.
„Ga maar door," zei ik, „de Amontillado is hier in. Luchesi,
zou
„Luchesi is een domkop," viel mijn vriend mij in de rede,
toen hij onvast vooruit liep, terwijl ik hem op de hielen
volgde.
Spoedig had hij nu het verste hoekje van den kelder bereikt
en stuitte toen op een rots. Een cogenblik later had ik hem
daar aan vastgebonden met een ketting, waaraan een hangslot
bevestigd was. Hij was te zeer verwonderd om weerstand te
bieden en het kostte mij dus weinig moeite hera goed stevig
vast te binden. Ik nam nu den sleutel, die in het hangslot paste,
weer mee en ging uit den hoek vandaan.
„Strijk uwe hand eens langs den muur, dan zult gij den sal
peter weer voelen. Het is hier dan ook verbazend vochtig. Ik
smeek u nu nog eens voor den laatsten keer terug te keeren.
Neen Dan moet ik u verlaten. Maar dan zal ik u eerst alle
diensten bewijzen, die in mijne macht zijn."
„Breng de Amontillado," riep mijn vriend uit, die nog niet
geheel van zijne bewondering bekomen was.
„Dat is waar," antwoordde ik. „Ik zal u de Amontillado
brengen."
Terwijl ik deze woorden sprak, bewoog ik mij tusschen de
hoopen beenderen, waarvan ik gesproken heb. Nadat ik een hoop
had omvergeworpen ontdekte ik weldra een hoeveelheid steenen
en kalk. Met deze bouwstoffen en met behulp van mijn troffel
begon ik den ingang van de nis dicht te metselen.
Nauwelijks had ik de eerste laag steenen gelegd, toen ik be
merkte, dat de dronkenschap van Fortunato grootendeels ver
dwenen was. Ik maakte dat op uit een kreet, die uit de diepte
van den kelder kwam. Het was niet het geluid van een dronken
man. Daarop volgde een langdurig stilzwijgen. Ik legde de
tweede, de derde en de vierde laag steenen, en toen hoorde ik,
dat de ketting hevig heen en w,eer werd geschud. Dit leven
duurde eenige minuten, gedurende welken tijd ik met werken
ophield en op de beenderen ging zitten om het zooveel te beter
te kunnen hooren. Eindelijk, toen het weer stil werd, nam ik
mijn troffel weer op en maakte zonder stoornis de vijfde en
zesde laag af. Ik had nu een muurtje gemaakt, dat bijna tot aan
mijne schouders reikte. Daarna rustte ik weer voor een oogen-
blik uit en terwijl ik den fakkel omhoog hield, trachtte ik te
zien wat er binnen den muur omging.
Luide kreten, die plotseling uit den boezem van de geketende
gedaante daar binnen opstegen, deden mij een oogenblik ver
schrikt terugdeinzen. Een korte wijle aarzelde ik en beefde.
Terwijl ik den muur opnieuw naderde begon ook ik luide te
schreeuwen, zoodat ik den gevangene bijna geheel overstemde.
Spoedig daarop was hij stil.
Het was nu middernacht en mijn werk was bijna gedaan. De
achtste, negende en tiende laag waren reeds afgemaakt. Reeds
had ik een deel van de laatste, de elfde, geëindigd, éen steen
moest er nog in gemetseld worden. Ik had moeite hem op te
tillen en legde hem eindelijk op de voor hem bestemde plaats
neer. Maar nu klonk uit de nis een luid gelach, dat mij de
haren te berge deed rijzen. Het werd algebroken door eene
treurige stem, die ik ter nauwernood voor die van mijn edelen
vriend Fortunato herkende. Deze stem sprak
„Ha I ha hahe, he, dat is een mooie grap, een uitmuntende
inval. Daar zullen wij in het paleis eens hartelijk om lachen, als
wij ondeA een glaasje wijn zitten, ha! ha! hal"
„Als wij Amontillado drinken, nietwaar?" zeide ik.
„Ja, ja, Amontillado. Maar wordt het niet laat Mijne
vrouw en de overigen zullen in mijn paleis op mij wachten. Laat
ons nu heengaan."
„Dat is goed." zeide ik. „Kom, laat ons gaan."
„Om Godswil, spoedig, Montresor."
„Ja, gauw, om Godswil," hernam ik weer.
Op deze laatste woorden kreeg ik echter geen antwoord. Ik
werd ongeduldig en riep luide: „Fortunato."
Geen antwoord.
Opnieuw riep ik „Fortunato
Weer geen antwoord. Ik stak den fakkel door de opening van
den muur en liet haar schijnsel op den gevangene daar binnen
vallen. Het eenige antwoord was het gerinkel van de bellen. Ik
werd bang te moede en gevoelde mij ellendig, waarschijnlijk
tengevolge van de vochtigheid van dezen onderaardschen kelder.
Ik haastte mij mijn werk at te maken, metselde den steen
vast, en stapelde de hoop beenderen tegen den nieuwgebouw-
den muur.
Geen sterveling heeft in 50 jaren deze overblijfselen gestoord.