f>e Jaargang. Maandag 22 Februari 1892 No 2648 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD, A BONNEMENT8PRIJS: Dit nummer bestaat uit twee bladen. STADSNIEUWS. J was blijkbaar niet tevreden vóór hij de hand op eenige hunner beste werken gelegd had. Waar bij menig kuDStver- 'zamelaar de gedachte aan een solide geldbelegging niet geheel buitengesloten is, ziet men uit deze collectie dat de zoo moeilijke eerste sehieden van den jongen artist bij hem waardeeriug en i aanmoediging vondenvoorwaar geen geringe verdienste FEUILL TON De Korporaal van de Garde. HAARLEM Voor Haarlem per 3 maanden f 1,20. franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,66. Geïllustreerd Zondagsblad 3 0,30. Afzonderlijke nummers. 0,06. Dit blad -.urselifiDt dagelijks, behalve op Soa- es F'«istd»g«i>. Hiirear. Klein» Hont.tra.1 No. 9, Hsarleii,. T«lefo»BBBïs«aer IS%, A 1.) VESTEK Tl ÉN: ï*v: "i- 50 C«.v iedert reg*el hicöf lOCefet*. üix'-k letter* a&ït? pléfctersittte;. Eb Aonme&«iü aai*": «tól* rabat* A «fremiti* door s.ür Nrc o- ooorföDtir-Jx, Directeur-Uitgever J. C. PlIKIBOöïï, Hoofdagenten voor kei BhitinlandCompagnie Générale de ï-*lUeiu Stranfir* L liJltbè f Go,, J02 f- JCfifccc7't.rj'i Slfo EERSTE BLAD. Bij dit Nummer der Courant wordt aan hen, die op het Geïll. Zondagblad inteekenden, No. 8 van dat tijdschrift toegezonden. De Directeur- Uitgever, J. C PEEREBOOM. Haarlem, 20 Februari 1892 Ë- In de rotonde van het Museum van Ku. stDijverheid alhier is thans eene prachtige lichtkroon opgehangen met kristallen versierd, die in den zelfden stijl- is vervaardigd als de beide in de nis sen geplaatste figuren afkomstig van wijlen den beroemden Franschen Beeld houwer Carrier-Belleuse |Deze prachtstukken werden door den Heer J. F. Cremer, lid van de Tweede Ka mer der Staten Generaal aan het Mu seum in bruikleen afgestaan. De tentoonstelling van tapijten die den vorigen Zondag druk werd bezocht, is thans vervangen door afbeeldingen van oude en moderne meubelen. De oude meubelen waren op de tentoon stelling van reprospectieve Kunst in 1881 te Luik vertegenwoordigd, terwijl de moderne door Kendts zijn geoompo- seerd. Des Zondags is de toegang vrij. De merkwaardige verzameling oude meubels uit Nederl.-Indië, die een tijd lang is tentoongesteld geweest in het Gebouw der Maatschappij van Bouw kunst, te Amsterdam, is thans vooreen groot gedeelte aangekomen en tijdelijk in bruikleen afgestaan door de eigenares mevrouw OoslerhofF Neys te Valken burg. Deze collectie werd voor eenige weken reeds in dit blad besproken. Deze meubels, meestal donker van kleur en van harde indische houtsoorten vervaardigd, zooalsecht en onecht ebbenhout, djalie, borneosch en riouwsch ijzerhout, komen zeer goed uit op de onlangs ontvangen buitenzorgsche mat ten, vormen eene eigenaardige opluiste ring van de verzameling houtsoorten en leveren een uitstekend bewijs, hoe ge schikt de koloniale houtsooi ten zijn voor meubel- en beeldsnijwerk De stijl is van eenige oud-Portugeesch (i6e eeuw) van anderen oud-Neder- landsch, Lcuis XIV en Louis XV en het beeldsrijwerk levert uitmuntende voorbeelden voor onze houtsnijders. Wederom is een voor het onderwas praktisch ingerichte verzameling van koloniale grondstoffen op diens verzoek gezonden aai den directeur eener Lagere en Herhalingsschool, den heer Melliok, te Amsterdam. In de te HaarLm gevestigde Leeszaal voor den handwerkstand, zijn vrijkaarten voor het Zondag bezoek beschikbaar gesteld. De Vereeniging „Con Amore" heeft Vrijdagavond eeue operette-voorstelling gegeven, die wij met groot genoegen hebben bijgewoond. Zij is nog zeer jong, maar beschikt niettemin over zeer goede solisten en over een mannenkoor, dat een opera directeur jaloersch zou maken. Al de uitvoerenden zijn liefhebbers, dilettanten, maar zeer dikwijls staat datgene wat zij geveD, verre boven de eischen, die men redelijkerwijze aan dilettanten stel len mag. De opvoering van Vrijdag omvatte twee oorspronkelijk duitsche operetten, de Liedertafel in China van Julius Otto en de Gerechtszitting door H. Kipper. Eerstgenoemde operette vooral is een allerliefst toonwerkje, dat zeer afwisselende muziek te hooren en tot het vertoonen van aantrekkelijk décor en costumes gelegenheid geeft. De Gerechtszitting is kleiner, maar even eens vlug geschreven en aangenaam om te hooren. Wat nu de vertooners aangaat, wij zouden daar het allen dilettanten zijn, liever geene bepaalde personen willen aan duiden, wanneer aan den auderen kant wij ons niet genoodzaakt achtten aan enke len hunner een bizonder woord van lot te brengen. De zanger Mtlller in „de Liedertafel" was zeer goed, en in beide stukken blonk de fraaie stem van den baszanger van het gezelschap zeer uit. Niet minder dan aan deze beiden komt een woord van hulde toe aan de alt in het eerste stuk. Deze dame zong zóo uitstekend, dat wij inderdaad nu en dan er aan twijfelden, of hier wel eene dilettante voor ons stond- Ook de andere solisten, o. a. de zanger van het „Lied van den Haan" kweten zich goed. Beide stukken waren flink gestudeerd en daarvoor, alsmede voor het accompagnement, mag een woord van waardeeriog voor den direc teur, den heer B. J. Visscher, niet achterwege blijven Eenige onderofficieren van het garni zoen voerden aan het slot van het eerste stuk, tot groot genoegen van de aan wezigen, den bekenden chineeschen dans uit. Wij weuschen deze Vereeniging toe, dat zij de moeite die zij zich getroost, vergoed moge zien door klimmende belangstelling van het publiek. Gaat zij op den ingeslagen weg voort, dan ver dient zij die belangstelling volkomen. Wij ontvingen het reglement van een hier ter stede nieuw opgerichte Wiel rijders-vereeniging j,Amicitiae", die zich ten doel stelt, het wielrijden en de vriendschap onderling te bevorderen. Het bestuur is samengesteld uit de heeren A. Overakker, ie voorzJ. van Cam- pen, ie secretaris, en L. Rouwens Nz. 10 captain, bij wie men zich kan aan melden voor het lidmaatschap der ver eeniging. Het is reeds de derde wiel- rijdersciub hier ter stede. Bij de voorstelling van „Niniche," welke Dinsdagavond a. s. in onzen schouwburg zal wordeu gegeven, zal de muziekpartij worden vervuld door een gedeelte van het strijkorkest van ons Stedelijk Muziekkorps. Verder kunnen wij nog mededeelen, dat hel duitsche Operette-gezelschan, directie Julius Laska, niet den 28 >n maar den 29011 Fe bruari zal optreden en wel met „La fil'e de Mad. Angot." De KunstÈeschouwing van „Kunst zij ons Doel." Onderstaand verslag kon met het oog op de plaatsruimte door zijne uitge breidheid niet eerder geplaatst worden, dan in dit nummer. Slechts zelden waren de wanden van de bovenzaal der Vereeniging zoo ge heel met heerlijke kunstvoortbrengselen bedekt als verleden Dinsdagavond op de kunstbeschouwing van „Kunst zij ons Doel" het geval was. De heer J. J. Tiele uit Rotterdam, eigenaar der tentoongestelde verzame ling toonde een in alle opzichten ernstig en ontwikkeld kunstliefhebber te zijn. Van de meeste artisten, die in zijn portefeuille vertegenwoordigd zijn, ver genoegde hij zich niet slechts met het bezit van proeven van hun talent, doch Welk een tegenstelling toch met de wijze van handelen der commissieën, die voor de vorming onzer ïijks- en gemeente-museums te zorgen hebben. Die laten steeds het bloeitijdperk onzer eerste meesters voorbijgaan, vermorsen intusscheu veel geld aan middelmatig heden en als zij ten slotte inzien dat de kunstwerken der zoo veronacht zaamde schilders in de publieke ver zamelingen niet gemist kunnen worden, zijn er ontzaglijke sommen noodig om dikwijls zwakke kunstproducten dier kunstenaars aan te koopen daar meer ontwikkelde en onbevooroordeelde lief hebbers (helaas meest buitenlandsche) zich het bezit der meesterwerken ver zekerden toen het tijd was. Ieder, die de hier besproken kunst beschouwing bijwoonde, zal het zeker met den schrijver eens zijn dat zij ge heel beheerscht werd door het werk j van den genialen BreitDer. Nooit kon men zich een duidelijker beeld vormen van de zoo krachtige, diep en rijk ge voelde kunst van den nog jeugdigen meester. Iq elk werk behalve de zoo sterk uitgesproken persoonlijkheid, groote ernst, eerbied voor de kunst als kunst kennis, smaak en meesterschap over het zoo lastige procélé der waterverf. Overal bewijzen van juiste opmerking in het weer geven der actieen en het karakteriseeren van menschen, dieren en omgeving Nooit figuren met een achtergrond, steeds komt het een uit het ander voort, is er als het ware mee gegroeid. De compositie is l ij na altijd aangrijpend grootsch. De groote massa's donker en licht zijn steeds met veel smaak gekozen en de juiste stemming mist men nooit. Aan een der tentoongestelde werken den eerepalm toe te moeten kennen, zou al een zeer rnoeielijke opgave zijn, daar ieder op zichzelf zich weer door eigenaardige hoedanigheden onderscheid de. Roem ik de van een helling dalende „rijdende artillerie" als een meesterstuk van stoute compositie en een oplossing van rnoeielijke actiëen, zoo maant de heerlijke diepe kleuren- en tonen rijkdom van den „neger" zeker geen minder machtigen indruk. Welk een aangrij pende impressie van doorgestane koude en afmatting in de figuren, en vooral ook welke een volle en sombere stem ming in het zoo karakteristiek getee- kende landsschap gaat er uit van dien „Etat majoor eener troepen-afdeeling der Bataafsche Republiek," die in de sneeuw op marsch is. Onwillekeurig verplaatst men zich in de omstandigheden. „De halte van een stuk veldartillerie" geeft ook een winter, maar toch is de stemming een andere tegenover de dood- sche stilte waarin daar de Bataafsche ruiters voortschrijden, heeft hier het geratel van het veldstuk over den hard bevroren grond juist opgehouden, al klinkt het ons nog in de ooren en hoo ien we nog slechts het gieren van den snerpenden wind,die de groote jassen der manschappen op doet waaien en aan atmosfeer, figuren en landschap als het ware het scherpe en krakende meedeelt dat den bevroren toestand zoo eigen is. Hoe kranig zijn paarden en ruiters ge- teekeud, hoe echt paardachtig is de houding van dat voorspan en hoe ge voelt men zich midden in den winter als reeds vroeg op den namiddag de rose gloed in de lucht den spoedig naderenden zonsondergang aankondigt. „In de smidse" van het dorp waar de paar den van de aldaar ingekwartierde caval- lerie beslagen worden,is een teikeoing vol gezellige bedrijvigheid. De groepeering der vele figuren is los en levendig, de houding der smeden typisch juist, de paarden vooral het linksche meesterlijk van vorm en kleur, terwijl het gebouw met al wat zich daarbij en daarbinnen bevindt, zich als een groote fijne fluweelachtige kracht afteekent tegen den fijn grijzen achtergrond. „De balletdanseres" ia haar natuur lijke houding en fijn van kleur, is een belangrijk kunstwerk en trok mij toch minder aan dan de verwaarloosde paar den aan het scheveaiugsche strand, bezig met het neerhalen van een visschers- pink. Behalve het juist weergegeven karakter der werkpaarden en den fijn grijzen toon, die aan sommige aquarellen van Mauve doet denken, trekt ons hier de origineele opvatting der compositie met die bomschuit, als een donkere vlek boven op het duin, terwijl het verband met die andere kracht, (de paarden) toch zoo goed weergegeven is „Het opbreken van een circus" drukt op eigenaardig gevoelde wijze het dooreen warrelen van een menigte men schen uit, zonder aan het effect van licht en donker te schaden. Nuleveren de massa's ol het personen, dieren of voorwerpen zijn, voor Breitner schijn baar toch geen moeielijkheid op, welk een groot struikelblok zij ook voor menig schilder zija. „De aanlegplaats van een bootenverhuurdei" toont dit weer ten duidelijkste Een artistiek ge heel vormende is het karakter der ver schillende vaartuigen geheel tot zijn 121 HOOFDSTUK X. Goddank, dat hij m\j niet herkent, dacht Dake bij zich zelf toen de kolonel S ewart hem voorbij was gegaan, als ik de kinderen ontmoet zul len die mij waarschijnlijk ook niet meer herkennen, want kinderen hebben een slecht geheugen op dat punt. Dake herinnerde zich evenwel later, dat deze zelfde kleine -Stewaits na twee jaar Charlie West nog kenden. He velgen de week hoorde hij allerlei nieuw*, betreffende den kolonel, want iedereen in het regiment had natuurlijk de groot ste belangstelling voor hem en zijne familie. Pake hcorde van eenen kameraad, dat de kolonel een gemeubileerd huis had gehuurd op een halve mijl afstands van de kazerne. Van een ander vernam hij, dat de familie den volgenden dag zou komen en dat ze bestond uit verscheidene kinderen en een goevernante en een half dozijn bedienden. „Ik denk, dat mevrouw Stuart niet meer leeft," zeide Dake s kameraad. Een derde, deelde l.em meer nieuws mee, toen bij van het station was gekomen, waar hij de bagage van den kolonel in ontvangst had moeten nemen. „Ik moest vandaag het goed van den kolonel vnn den trein gaan halen," zeide hij „daar was me een aantal kisten en koffers, en eene heele troep honden, katten, vogels en andere dieren." „Waren er ook geen menigte kinderen „Een menigte kleine kinderen meent gij, neen wel verschei dene grooten, die allen zeer mooi en erg beleefd waren." „Was er ook eene goevernante bij „Ja, eene jonge Fran^iise, die geen woord engelsch kon spreken." Dake werd een oogenblik zeer treurig te moede. Joan had dus de familie Stewart verlaten misschien was zij wel getrouwd en had een eigen huishouding. In elk geval behoefde hij nu niet bevreesd te zijn haar te zullen ontmoeten. Toch was hij bitter teleurgesteld, ondanks het dappere besluit om geduldig zijn verdriet te dragen. De dagen gingen voorbij, zonder dat er iets bizonders ge beurde. Dake arbeidde steeds ijverig voort en geraakte er zeer aan gewe- d om dagelijks bevelen van den kolonel te ontvan gen. die het blijkbaar geen oogenblik in de gedachte scheen te krijgen dat de bizonder verstandige korporaal, die bij hem zoo in de gunst stond, iemand anders was dan John Smith zooals hij zich noemde. Tweemaal zag Dake zijne oude vrienden Kitty en George op den weg, die vsn de stad naar hun huis voerde. Den tweeden keer ging hij hen zoo dicht voorbij, dat hij Kitty in slecht fransch tegen de goevernai te hoorde zeggen „er is een badplaats, die Dovercourt beet juffrouw, en die is zeer mooi," toen voegde zij er in 't engelsch tot George bij„Zeg George, wat hebben wij verleden jaar in Dovercourt een pret gehad en weet je nog wel hoe aardig mfinheer Dake voor ons was?" Dake bleef staan en liet hen voorbijgaan. Nog nooit sedert hij zich als gewoon soldaat in dienst was gegaan, was hij weer zoo nauw met het verleden verbonden geweest. Hij hal moeite om zich goed te houden en gevoelde zich op dat oogenblik zoo rampzalig, dat het hem onmogelijk toescheen zijne tegenwoordige levenswijze te vervolgen en te vergeten, dat hij eens een inkomen van 3000 pond per jaar had gehad. Na een halt uur evenwel was hij weer tot kalmte gekomen en schreef zich zelf nu een gedragslijn voor, waarvan hij niet kon afwijken zonder de achting voor zich zelf te verliezen. Aan den weg, die van het stadje York naar de kazerne voerde, stond een ouderwetsche herberg „de Ruiter" genaamd. Tegenwoordig bestaat ze niet meer, tenminste niet onder die gedaante, want een statig groot caié heeft nu haar plaats ingenomen en hierdoor het uiterlijk van dat gedeelte van den weg voor altijd veranderd. Deze herberg stapte Dake nu binnen en ver sterkte zich aan het buffet met een glaasje brandy en soda. Hij gevoelde zich kalmer toen hij het uitgedronken had Juist toen hij naar buiten ging, ontmoette hij den kameraad, die hem over de aankomst van de familie van den kolonel gespro ken had. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 1