VRIJWILLIGER SIMMONS. HAARLEMMER HALLETJES, cxxx. BINNENLAND. 1 liggen, te rooken en op de Punkah-1 Losson koelies te. vloekeD. Op bet midden van baatte Vertelling vvn Rvtyard Kipling. Menschen die bet gezien hebben be weren, dat niéts onaangenamer schouw spel is, dan een aanval van zenuwachtig heid in een meisjesschool. Het komt op een warmen Damiddag, zonder voortee ken en gewoonlyk onder de oudere leer lingen. Een meisje begint te giebelen, en spoedig wordt bet giebelen onwillekeurig en kan de gichelaarster zich niet meer bedwingen. Dan heft zij het hoofd op, en begint te midden van haar lachen te snikken en stort werkelyk tranen. Als de directrice van de school verstandig is, dan zal zy de gichelaarster gestreng toe spreken, maar wanneer zij weekhartig is en een glas water laat halen, dan is de kans groot, dat een ander meisje begint te gichelen en daarna te snikken en dan verspreidt zich dat en is binnen een half uur een geheele school reddeloos over hoop. Een week warm weer, twee deftige wandelingen daags, een zwaar middagmaal van schapenvlsesch en rijst, een zekere kit teloor igheid van de onderwijzeressen en een paar andere kleinigheden, kunnen met elkander verbazingwekkende _dingen teweeg brengen. Nu zou de kolonel van een engelsch iafanterie-regiment in Indië verontwaar digd zjjn, als men hem vergeleek met de directrice van eene meisjesschool en vice versa, maar het is een feit, dat or.der bepaalde omstandigheden, de man in uni form in een dergelyken toestand kan ver- keeren als znlk een schoolmeisje. Hy schreit wel niet, maar toont op geduchte manier dat het evenwicht by hem ver broken is; zyn daden worden in de cou ranten beschreven en domooren, die ter nauwernood een Snider van een Martini geweer kunnen onderscheiden, zeggen: Waarom namen ze het beest zyn wapenB ook nie' af Maar de man in uniform is geen beest •n de aard van zyn betrekking brengt mee, dat by zyne wapens bij de hand heeft. Weliswaar draagt hij geen zyden kou sen en beeft vaak behoefte aan een nieuw woord om zijne gedachten uit te drukken, maar met dat al is hy een groot man. Maar wanneer men hem vandaag -ffde heldhaftige verdediger der Dationale «eren morgen «een brutale en los bandige soldaat" noemt, dan raakt hij 'natuurlyk in de war en kijkt u met wantrouwen aaD. Niemand spreekt voor 'eten man in uniform, behalve diepenen die hunne theoriën op hem probeeren en niemand begrypt hem, behalve hyzelf en Lhfl weet vaak niet, wat er in hem om- fgaat. Dit is de inleiding. Nu het verhaal. Korporaal Slane was de bruidegom van Mejuffrouw Jbansi Mc. Kenna. Yan den kolonel bad hij verlof ge kregen en daar bij onder de manschappen zeer gezien was, i.adden zij alle krachten ingespannen om de bruiloft luister by te zetten. Het was in de warme dagen na de bruiloft zou Slane met zijn vrouw naar de Heuvels gaan. Niettemin was er een ding, dat Slane geducht hinderde en dat was: dat de bruiloft zou plaatsheb ben in gehuurde rytuigen en bij vond den lnister daarvan al heel bleek. Me juffrouw Mc Kenna kon dat zooveel niet schelen. Met de hulp van de sergeants- vrouw was zy druk bezig aan het maken van haar bruidsjapon. Slane was op dat oogenblik de eenige man in de barakken die zich gelukkig ©m tevreden gevoelde, al de anderen wa ren meer of minder ellendig. En toch hadden zy zoo gelukkig moe ten wezen 's Morgens te acht uur was al hun werk af en het overige van den dag belette niets hun, om op den rug te den dag kregen zy een rykelyk maal met veel vleeseh en dan giDgen zy op hun krib liggen en sliepen, totdat het koel genoeg was geworden om uit te gaan. Dan was er de kantine en de kamer voor do afschaffers met de oude couranten, maar geen mensch ter wereld kan acht uur per dag lezen by eentempera- tuin van 96 of 98 graden in de scha duw, die zelfs tot 103 graden stijgen kon. Bovendien zijn er maar weinigen die zelfs wanneer het hun gelukt een pancetje lauw en troebel bier onder hun kribbe te verbergen, zes uur per dag kunnen drinken. Een man deed het, maar hy stierf ervan en het gan- sche regiment ging naar zijoe begrafenis, om wat te doen te hebben. Voor koortsen en cholera was het nog te vroeg. De mannen konden niets doen, dan luieren en kijkeD naar de schaduw van de ba rakken, voortkruipende over het ver blindend witte stof. Dat was een vroolijk leven I Voor ieder spelletje was het te warm en zy slenterden in den omtrek rond, en propten zich vol met het gezonde, maar zware voedsel, dat hun werd voor gezet. Hoe meer zy aten en hoe minder beweging zy namen, des te erger werd hunne lichtgeraaktheid. Zelfs de beste humeuren werden verbitterd en velen broedden over vermeende of werkelyke beleedigingen. Zij hadden niets anders om over te denken. De toon van de antwoorden veranderde en inplaats dat men luchtig zeide//ik zal je kinder achtig gezicht blauw slaan," werd men bizooder beleefd en gat wenken, dat de barakken voor zichzelven en den vyand te groot waren en dat er meer plaats voor een van beideD zou zyn in een plaats, die het niet beleefd is om te Doemen. Zeker is het, dat vrijwilliger Losson al sedert eenige dagen vrywilliger Sim mons voortdurend had geplaagd, omdat het hem bezigheid gaf. De twee mannen hadden hunne kribben naast elkaar en brachten soms een langen namiddag door met eikaar uit te schelden, maar Sum mons was bang van Losson en had niet den moed, om hem uit te dagen. Maar zelfs in de heete nachten dacht hy over Losson8 woorden na en koelde overdag een deel van zyn haat tegen dezen, op den ongelukkigen Punkah koelie. Nu kocht op zekeren dag Losson in de bazar een papegaai, zette het beest in een kooi en leerde het zeggen //Simmons, jii vorken I" wat varken moest beteekenen. Hy was eeD groote, dikke man en schudde heen en weer van het lachen, als de papegaai de ■woorden goed ■zei. Simmons evenwel beefde van woede, want al de kamera den van de zaal lachten erover de papegaai was zulk een akelige hoop groene veeren en zag er toch zoo men- schelyk uit, wanneer hy praatte. Losson plaebt te zitten op zyn krib en te vragen aan de papegaai: «Wat is Simmons //Simmons, jy vorken I" riep dan het beest en Losson streek hem over den kop en zei//Goed dier. Hoor je dat,Simmons?" «Ik hoor he'", zei Sim mons dan en balde zijn vuist. //Pas maar op, dat ik jou niet eens wat laat hooren 1" Als Simmons, na heele dagen te hebben geslapen, des nachts den slaap niet vatten kon, dan kwamen cr aanvechtingen van blinde woede over hem en hielden hem bevend en sidderend wakker, peinzende over de vraag, hoe hy Losson zou ver moorden. Als hy daar zoo over dacht, werd zyn keel droog en heet en had hy een slok uit het bierpannetje noodig. Wanneer snorkte Sim son in zijn diepen slaap, hem meer dan ooit waarom was die Losson in staat om te slapen, wanneer by, Simeon uur op uur wakker lag, zich voortdurend omkeerende en met een knagende hoofdpijn na een heelen dag ver blijf s in de cantine? Zoo lag hy vele nachten te peinzen, bedierf zijn eetlust door teveel bier en tabak te gebruiken, terwyl de papegaai voort durend hem tot het mikpunt maakte van aller spotternijen. De hitte bleef even groot en de hu meuren werden voortdurend slechter. Op zekeren nacht stierf de vrouw van een sergeant aan bloedsaandrang naar de hersenen en het gerucht ging, dat het cholera was. Als de ziekte zich verspreid de, zou het regiment kampeeren. Maar het bleek een valsch alarm te zijn ge weesf. Dinsdagavond laat zaten de manschap pen ender de veranda's op den brieven besteller te wachten, toen SimmoDS naai zyn kist giDg, die by zyn krib stond, er zijn pijp uitnam en het deksel dicht smeet met een slag als een geweerschot. In gewoDe omstandigheden zou niemand daarvan notitie hebbeD genomen, maar nu waren hunne zenuwen tot de hoogst spanning gekomen. 2(j sprongen op en vier of vyf snelden naar de zaal, waar zij Simmons vonden, knielend by zijn kist. ,/0, ben jij het? ben jy het?" zeiden kinderachtig lachende, «we dach ten. Simmons stond langzaam op. //Jelui dachten, dat het was. vroeg hy, Een Zaterdagavondpraatje, zichzelf opwindend terwyl hij sprak. //Naar de maan met jelui gedachten, ellendige spionnen z/Simmons, jij vorken I" zei de pagegaai slaperig, toen by de bekende stem hoorde. En dat was alles. Toen was de emmer overgeloopen. Vastberaden greep Simmons naar het wapenrek, en nam er zyn geweer en een pakje patronen uit. De anderen stonden aan het einde van de zaal tegenover hem. z/Geen gekheid, Simmons," zei Losson, z/leg dat weg I" Maar er was eene beviüg zyn stem. Een ander knielde, trok zyn laars uit en slingerde die Simmons naar het hoofd. Het antwoord was een- schot. De kogel ging Losson door de keel. Hy viel voorover, de anderen gaven een schreeuw. z/Wie dacht jelui dat het was?" gilde Simmons. //Jelui noodzaakt mij er toe. Ik zeg jelui dryft mij er toe. Sta op, Losson en lig daar niet te krimpen, laf aard, jy en je papegaai hebt ©r me toe gedreven 1" Maar er was een werkelykheid in Los» 8ons houding, die Sitnmons deed begry- pen wat hy gedaan had. De manoen stonden nog steeds schreeuwend onder de veranda. Simmons nam nog twee pak jes patronen en snelde naar buiten, in den maneschijn, terwyl hy mompelde: «Ik zal er een nacht van maken. Dertig schoten en het laatste voor mijzelven. Hier schelmen I" Op een knie neervallende, vuurde hy op goed geluk op de mannen onder de veranda, maar de kogel vloog hoog boven hunne hoofden in den muur met een ge- Muit, dat enkelen van de jongeren bleek deed worden. Het ia heel iets anders, om op iemand te schieteD, dan door iemand beschoten te worden. Toen kwam het instinct van de jacht. Het nieuws ging al de barakken langs en in een oogenblik was het aantal man nen, die Simmons najoegen, verdubbeld. H!|j vluchtte naar het paradeterrein van de cavalerie, nu en dan stilstaande om een schot en een vlóék te zenden naar zyne vervolgers. Ik zal jelui leeren, om den spion te spelen schreeuwde hy. //Komt op, alle- //Hebben ze den moordenaar al //Nog niet." «'t Duurt lang." //Ja, och er is heelemaal geen draad veor de justitie, weet je. 'k Had er wat voor over, als ze den kerel te pakken konden krijgeD." z/Ik ook. Weet je, wat ze doen moes ten Ze moesten en dan volgt er eene uiteenzetting van de meening van den spreker over de manier, waarop «ze" den moordenaar moesten pakken. Dergelyke gesprekken voert tegenwoor dig iedereen een keer of wat per dag en de plannen, die dan aan de hand worden gedaan om den dader van den moord te vatteD, zyn alle wel zeer goed bedoeld, maar stuiten op een of ander praktisch bezwaar. Toch is het zeer Datuurlyk dat ieder een zyne opinie over de zaak zegt. We hebben in Haarlem sinds menschenheu- genis een zoo verschrikkelijke misdaad niet beleefd. Die plotselinge moord in onze anders toch vreedzame stad jaagt ons schrik aan. We lezen wel van zulke akelige histories in de kranten, maar och dat is altijd van ver weg, uit Pa rijs of uit Londen, uit Liverpool of uit Chicago. Manr dat zooiets vreeselyks in Haarlem kan gebeuren, wie onzer zou •oit aan de mogelijkheid daarvan ge dacht hebben Is het geen treurige gedachte, dat oude menschen, zoo oud dat ze met den voet in het graf staan, menschen die niet alleen geen schepsel kwaad deden, maar die zooveel als zy konden, anderen nog een genoegen verschaften, dat zulke oude stumpers op een avond wreedaar dig en koelbloedig worden vermoord En dat waarom Om een handvol geld. Want, dat staat vrywel vast, alleen om zich te bevoordeelen heeft men de oudjes van hun leven beroofd. Wraakzucht kan het niet wezen. Van wien zouden zulke stil en kalmpjes voortlevende vrouwen zich de wraakzucht op den hals hebben gehaald Als een driftig mensch met een ander ruzie krygt, zich hoe langer meer op windt en den ander eindelijk in blinde woede een steek met een mes geeft, dan toont dat een schandelijk gebrek aan zelfbeheer8chingaaB en het is nooit te ver ontschuldigen. Maar zulk een geval is zeker veel minder erg dan dit. Wy kunnen ons niét voorstellen, hoe iemand er toe kan komenom voor wat geld, beredeneerd en in koelen bloede twee zwakke vrouwen de hersens in te slaan, menschen voor wier leeftijd alleen by al eerbied moest hebben. En verbeeld u nu eens, dat die mis dadiger zyn doél bereikt en door den moord eeDige tientallen, zeg eenige hon- derde guldens ryker wordt, hoe zal dan de toestand van zoo'n man nu wel we zen My dunkt, dag en nacht moet hem het visioen voor de oogen staan van die bloedende slachtoffers, die met de gebro maal. Kolonel Joh AnthoBy Deever, je denkt dat je een kranige kerel bent, maar ik zeg je, dat als je je oude geraamte bui ten de deur durft steken, ik je eenleelyk gezicht zal laten zetten. Kom er uit ko lonel John Anthonjr Deever. Kom er nit en kijk eens, ho© ik aan 't werk ben, ik de beste schutter van het heele, mooie bataljon 1" g En meteen vuurde Simmons op de ver lichte vensters van de woning. //Vrywilliger Simmons, Sir, met dertig patronen op het paradeterrein van de cava lerie Izeide een sergeant ademloos tot den kolocel. //Hy sehiet links en rechts en heeft vrijwilliger Losson doodgeschoten. Wat moeten wij doen, Sir Kolonel Deever sprong toernig op. z/Hy is gevaarlijk als een dolle hond, Sir," zei de sergeant. //Schiet hem dan dood," zei de kolonel toornig. Vrijwilliger Simmons had by een groepje u-omen een sterke positie ingenomen en daagde het regiment uit om maar op te komen." Daar er evenwel weinig roemrijks in ligt, om door een kameraad te worden doodgeschoten, gat bet regiment aan de uitnoodiging geen gevolg. Alleen korpo raal Slane wierp zich op den grond eD beuon, met zyn geweer in de hand, naar het boscbje te kruipen. //Sc1-iet Diet!" zeide bij tot zyn makkers, «ik zal het wel met den kerel klaar spelen I" Simmons hield een oogenblik op met sehreeuwen en in dat moment hoorde men hoefslagen in de nabijheid. Het was majoor Oldyne, kommandant van de hu zaren, die van ean diner terugkeerde. Een officier 1 Een mooie officier schreeuwde Simmons. //Ik zal dien offi cier zyn portie geven z/Wat beteekent dat?" vroeg de ma joor. Weg met dat geweer." «Kyk, het is myn beste vriend Oldyne. Ga maar door, ouwe jongen. Met jou heb ik nooit ruzie gehad." Maar majoor Oldyne dacht er niet over, een gevaarlijken moordenaar zoo maar rustig te laten begaan. Hy reed op Sim mons toe, met het plan hem maar omver te rijden. «Pas op, Sir I" riep Simmons, «ik heb niets tegen u. Wat, blijf je niet staan Daar dan De majoor viel achterover met een kogel in den schouder en Simmons boog zich over hem. //Hij heeft Oldyne vermoord 1" riepen de vrywilligere. Op dat oogen blik kroop korporaal Slane uit de schaduw van een kreupelhoschje in het maan licht. z/Ik zie je wel," zei Simmons, «kom eens verder en ik schiet je dood." Ik kom al," zei korporaal Slane kortaf, „maar je hebt daar een kwaad dagwerk gedaaD, Sim. Ga kalm metmy mee." z/Met jou meekomen lachte Simmons en duwde met den duim een patroon in zijn geweer. «Niet voordat ik jou en Oldyne het licht heb uitgeblazen I" De korporaal lag in zyn volle lengte in het stof van het terrein, met zyn ge weer onder zich. Sommige onvoorzichti- gen schreeuwden uit de verte//Schiet hem dood, Slane, schiet hem dood 1" «Als je een lid verroert, Slane," zei Simmons, sla ik Oldyne's hoofd in en schiet jou dood." «Ik beweeg my al," zei de korporaal en tilde het hoofd op. „Als ik overeind sta, doe je my toch niets. Laat Oldyne liggen en kom hier met je vuisten. Je durft niet boksen, lafaard." «Ik durf wel Je liegt, moordenaar. Ziedaar, ban diet 1" Slane wierp zyn gewéer weg en sprong overeind. «Kom op, dan I" Simmons kon de verzoeking niet weer staan, want de korporaal in zyne witte kleeding was een uitstekend mikpunt. «Scheld my niet uit," schreeuwde hy en schoot tegelijk zyn geweer, af. De kogel miste en Simmons, blind van woede, smeet zyn geweer op den grond en liep op Slane toe, zijn schuilhoek verlatende. Toen hy bij den korporaal kwam, deed hy een geweldigen uitval naar de maag streek, maar Slane kende de vroeselyke parade, die by volleerde boksers op dien stoot wordt gegeveD. Hij laat zich links op den grond vallen en Simmons, niets rakende, viel met geweldige kracht voor over op den grond, en brak zyn linker been een duim boven den enkel. «Jammer, dat je die parade niet kent, Sim," zei Slane en opstaande sloeg by het stof van zijne kieederen. Toen riep hy tot de anderen«Komt hier en neemt hem op, hy heeft zyn been gebroken I" Daarop boog hy zich over den majoor heen, terwyl Simmons, huilende van pyn, werd weggedragen./Ik hoop, dat u niet ernstig gewond zyt, Sir," zei hij. Maar de majoor antwoordde niet en Slane, by hem neer knielende, zag een leelijk gat in den schouder. «Ik geloof dat hy dood is," mompelde Slane, «en dan komt er va^a het plannetje niets." Maar de majoor zou nog langer de troep in het veld breDgen. Hy werd op genomen en verbonden, terwyl zijn man schappen beraadslaagden, cf zij Simmons niet zouden lynchen. Zy vereerden den majoor en toen by voor het eerst weer op de parade kwam, had er een tooneel plaats dat nergens inde reglementen stond. Groot was ook do glorie, die Slane verwierf. De troep had hem, als hy niet wijzer was geweest, veertien dagen lang met drank overstelpt. Zyn kolonel felici teerde hem met zyn koelbloedigheid en de bieden noemden hem een held. Toen de majoor hem bedank Ie en hem geld wou gever, weigerde by dat, maar deed een ander verzoek in heel veel woorden. Zou de majoor zoo goed willen zyn, om het huwelyk SlaneMc. Kenna te laten opluisteren door vier regimentspaarden voor een gehuurden iandaner De ma joor wou zoo goed zyn en zoo had Slane een magoiAeku bruiloft. Vrijwilliger Simmons werd volgens de krygswet opgehangen de man was toen al laDg weer bedaard geworden en had diep berouw over zyn daad. Iioe bad hy er toe kunnen komen De meesten en hij ook, dachten dat hét van den drank kwam, maar niemand dacht er aan, den «bloeddorstiger" Simmons io dit geval te vergelijken met het schoolmeisje dafe in het begin van deze vertelling wordt beschreven. En toch was die overeenkomst, groot. ken oogen hem nog aanstaren. Hy moet een bloedvlek zien op elk geldstuk, dat hy uitgeeft en dat verkregen is door den moord. Ieder gedraisch dat hij hoort, doet hem opschrikken, van angst dat de justitie hem ontdekt kan hebben, Hij zal nooit weer kunnen lachen als vroeger, nooit weer een eerlyk man de hand kunnen drukken zonder een inwendig gevoel van minderheid, en zyn sterfbed zal verschrikkelijk zyn. En dit alles om wat geld I Wat geld, om te ruilen voor mooie kleeren, voor wat lekkerde" eten of voor een betere woning. Alsof al die dingen in eenige vergelijking konden komen met de waarde van het leven van een mensch Alsof iets ter wereld zou kunnen betalen of vergoeden bet leven Ik beklaag de slachtoffers, ongelukkige schepsels wier kalme oude dag opeens wordt geëindigd met zulk een ruw Terwyl de Zuiderzee en de Eem reeds vol met dryfijs wareD, trachtte een schipper met zyn met steeoen geladen schip den Eem binnen to komen. Ge durig werd het schip door ysschotaen teruggeworpen, zoodat de schipper het raadzaam oordeelde een gedeelte der lading overboord te werpeD. Ongeveer 16,000 steenen werden opgeofftrd, en toch kon het schip niet behouden bly veny het zonk, kort nadat schipper en knecht met veel moeite gered werdeD. De lading was verzekerd, het schip niet. Omtrent de aanhouding van den conducteur V., verdacht van betrok ken te zijn in de zaak der uit een pak ket vermiste diamanten, verneemt men,, dat die aanhouding is gevolgd, nadat was gebleken, dat het pakket was ge bonden met een lint, gelijk aan dat waarmede beklaagde zijne schaatsen had vastgemaakt en hetwelk niet meer aau die schaatsen werd gevonden. Maar ik beklaag den moordenaar niet minder, want zyn leven is door zyn daad vergald, verbitterd en mislukt, en zelfs al gelukt het de justitie nooit om hem uit te vinden, straffeloos zal by niet zyn. Nooit zal zyn hart meer rustig kloppen, nooit de lieve zoo, de schoone wereld hem meer verblijden met een groote vreugde van te leven, want als by ziet in den spiegel van zijn geweten, dan zal hij zich in onuitwischbare letters het teeken van Kftin, den moordenaar, op het voorhoofd zien gebrand I Keeren wy ons van dit treurige too neel af. De ouden kenden al het woord «gedenk te sterven", maar zy wisten eveneens, dat het niet goed is al te lang by de dooden te vertoeven met hl onze gedachten. Ik heb tot myn niet geringen schrik gezien, dat de eerste Mei dit jaar valt op een Zondag. Verbeeld u, de verhuis dag by uitnemendheid op een Zondag 1 En vooral in een stad van den omvang als Haarlem is dat vol strekt niet zoo'n onbeteekenend feit. In kleine plaatsen is men hokvast, velen hebben daar een eigen huis en de an deren blyven allicht waar ze eenmaal zijn. Maar in een stad och, mensch- lief, wy stedelingen zijn eigenlijk zoowat een grootes Nomaden stam we bouwen onze tenten voor niet langer dan een jaar of wat e* dan trekken we naar een andere straat. Zoo gaat meo uit zyn huis omdat het vochtig is en arrivee. t in een ander, dat tochtig is en omgekeerd. Op die manier is er in ieder geval een af wisseling van inconvenient en iemand, die twee uur lang in het water moest spartelen, zou het allicht eene kleine verbetering vinden, wanneer hy daarna spitsroeden moest loopen. Niets is erger, dan eentonigheid Maar nu de eerste Mei goed vindt om op Zondag te vallen, nu brengt hij ons in een leelyk parket. Wanneer is het dan nu eigenlijk verhuisdag, 30 April of 2 Mei Ja, daar moet u nu niet om lachen, want 't is een belangrijk vraagstuk. Als de een zegt«30 April verhuis ik" en de ander antwoordt «ja maar ik vind 2 Mei beier, dus je komt niet eerder in huis," dan zcu dat ontelbare moeilijkheden kunnen veroorzaken. Waren we in Italië, wat nood I Dan bleef degene die er Diet in mocht, een dag en nacht op straat kam- peeren, at macaroni, speelde mandoline en zong er bij, wat volgens schrijvers en schilders zoo wat de hoof dbezigheid van de Italianen moet wezen. Maar wie zou op den eersten Mei in Nederland op straat willen vernachtenDe waaghals zou onder de sneeuw bedolven kunnen raken. Ziehier dus een moeielijke kwestie, waar knappe rekenaars zich de tanden eens aan mogen wetten, mits zy de op lossing maar gauw geven, omdat anders de dag in kwestie allicht voorbij zos gaan. Verhuizen is maar niet zoo een afspraak tusschen twee menschen, den- gene die nit het huis gaat en dengene die er inkomt. Want in dat huis, waar de een uitgaat, komt een derde en de ander die er inkomt, moet ook uit zyn hnis, dat door een vytde staat te worden betrokken. Wie dat nog verdor wil uit spinnen, kan er een kabeltje van maken, dat zoo duizelingwekkend lang zal wezen, dat het er met zyne hersens vandoor gaat. Komaan een plebisciet, zeer gepast in dezen tyd nn de stem des volks meer en meer wordt gehoord. Welke dag is beter als verhuisdag, 30 April of 1 lin? En wie zal beslissen, welke dag de olfi- cieele verhuisdag wezen zal FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6