VRIJWILLIGER SIMMONS.
HAARLEMMER HALLETJES,
cxxx.
BINNENLAND.
1 liggen, te rooken en op de Punkah-1 Losson
koelies te. vloekeD. Op bet midden van baatte
Vertelling vvn Rvtyard Kipling.
Menschen die bet gezien hebben be
weren, dat niéts onaangenamer schouw
spel is, dan een aanval van zenuwachtig
heid in een meisjesschool. Het komt op
een warmen Damiddag, zonder voortee
ken en gewoonlyk onder de oudere leer
lingen. Een meisje begint te giebelen, en
spoedig wordt bet giebelen onwillekeurig
en kan de gichelaarster zich niet meer
bedwingen. Dan heft zij het hoofd op,
en begint te midden van haar lachen te
snikken en stort werkelyk tranen. Als
de directrice van de school verstandig is,
dan zal zy de gichelaarster gestreng toe
spreken, maar wanneer zij weekhartig is
en een glas water laat halen, dan is de
kans groot, dat een ander meisje begint
te gichelen en daarna te snikken en dan
verspreidt zich dat en is binnen een half
uur een geheele school reddeloos over
hoop. Een week warm weer, twee deftige
wandelingen daags, een zwaar middagmaal
van schapenvlsesch en rijst, een zekere
kit teloor igheid van de onderwijzeressen
en een paar andere kleinigheden, kunnen
met elkander verbazingwekkende _dingen
teweeg brengen.
Nu zou de kolonel van een engelsch
iafanterie-regiment in Indië verontwaar
digd zjjn, als men hem vergeleek met de
directrice van eene meisjesschool en vice
versa, maar het is een feit, dat or.der
bepaalde omstandigheden, de man in uni
form in een dergelyken toestand kan ver-
keeren als znlk een schoolmeisje. Hy
schreit wel niet, maar toont op geduchte
manier dat het evenwicht by hem ver
broken is; zyn daden worden in de cou
ranten beschreven en domooren, die ter
nauwernood een Snider van een
Martini geweer kunnen onderscheiden,
zeggen: Waarom namen ze het beest zyn
wapenB ook nie' af
Maar de man in uniform is geen beest
•n de aard van zyn betrekking brengt mee,
dat by zyne wapens bij de hand heeft.
Weliswaar draagt hij geen zyden kou
sen en beeft vaak behoefte aan een
nieuw woord om zijne gedachten uit te
drukken, maar met dat al is hy een groot
man. Maar wanneer men hem vandaag
-ffde heldhaftige verdediger der Dationale
«eren morgen «een brutale en los
bandige soldaat" noemt, dan raakt hij
'natuurlyk in de war en kijkt u met
wantrouwen aaD. Niemand spreekt voor
'eten man in uniform, behalve diepenen
die hunne theoriën op hem probeeren en
niemand begrypt hem, behalve hyzelf en
Lhfl weet vaak niet, wat er in hem om-
fgaat.
Dit is de inleiding. Nu het verhaal.
Korporaal Slane was de bruidegom
van Mejuffrouw Jbansi Mc. Kenna.
Yan den kolonel bad hij verlof ge
kregen en daar bij onder de manschappen
zeer gezien was, i.adden zij alle krachten
ingespannen om de bruiloft luister by te
zetten. Het was in de warme dagen
na de bruiloft zou Slane met zijn vrouw
naar de Heuvels gaan. Niettemin was er
een ding, dat Slane geducht hinderde en
dat was: dat de bruiloft zou plaatsheb
ben in gehuurde rytuigen en bij vond
den lnister daarvan al heel bleek. Me
juffrouw Mc Kenna kon dat zooveel niet
schelen. Met de hulp van de sergeants-
vrouw was zy druk bezig aan het maken
van haar bruidsjapon.
Slane was op dat oogenblik de eenige
man in de barakken die zich gelukkig
©m tevreden gevoelde, al de anderen wa
ren meer of minder ellendig.
En toch hadden zy zoo gelukkig moe
ten wezen 's Morgens te acht uur was
al hun werk af en het overige van den
dag belette niets hun, om op den rug te
den dag kregen zy een rykelyk maal
met veel vleeseh en dan giDgen zy op
hun krib liggen en sliepen, totdat het
koel genoeg was geworden om uit te
gaan.
Dan was er de kantine en de kamer voor
do afschaffers met de oude couranten,
maar geen mensch ter wereld kan
acht uur per dag lezen by eentempera-
tuin van 96 of 98 graden in de scha
duw, die zelfs tot 103 graden stijgen
kon. Bovendien zijn er maar weinigen
die zelfs wanneer het hun gelukt een
pancetje lauw en troebel bier onder
hun kribbe te verbergen, zes uur per
dag kunnen drinken. Een man deed
het, maar hy stierf ervan en het gan-
sche regiment ging naar zijoe begrafenis,
om wat te doen te hebben. Voor koortsen
en cholera was het nog te vroeg. De
mannen konden niets doen, dan luieren
en kijkeD naar de schaduw van de ba
rakken, voortkruipende over het ver
blindend witte stof. Dat was een vroolijk
leven I
Voor ieder spelletje was het te warm
en zy slenterden in den omtrek rond,
en propten zich vol met het gezonde,
maar zware voedsel, dat hun werd voor
gezet. Hoe meer zy aten en hoe minder
beweging zy namen, des te erger werd
hunne lichtgeraaktheid. Zelfs de beste
humeuren werden verbitterd en velen
broedden over vermeende of werkelyke
beleedigingen. Zij hadden niets anders
om over te denken. De toon van de
antwoorden veranderde en inplaats dat
men luchtig zeide//ik zal je kinder
achtig gezicht blauw slaan," werd men
bizooder beleefd en gat wenken, dat de
barakken voor zichzelven en den vyand
te groot waren en dat er meer plaats
voor een van beideD zou zyn in een
plaats, die het niet beleefd is om te
Doemen.
Zeker is het, dat vrijwilliger Losson
al sedert eenige dagen vrywilliger Sim
mons voortdurend had geplaagd, omdat
het hem bezigheid gaf. De twee mannen
hadden hunne kribben naast elkaar en
brachten soms een langen namiddag door
met eikaar uit te schelden, maar Sum
mons was bang van Losson en had niet
den moed, om hem uit te dagen. Maar
zelfs in de heete nachten dacht hy over
Losson8 woorden na en koelde overdag
een deel van zyn haat tegen dezen, op
den ongelukkigen Punkah koelie.
Nu kocht op zekeren dag Losson in
de bazar een papegaai, zette het beest
in een kooi en leerde het zeggen
//Simmons, jii vorken I" wat varken
moest beteekenen. Hy was eeD groote,
dikke man en schudde heen en weer
van het lachen, als de papegaai de
■woorden goed ■zei. Simmons evenwel
beefde van woede, want al de kamera
den van de zaal lachten erover de
papegaai was zulk een akelige hoop
groene veeren en zag er toch zoo men-
schelyk uit, wanneer hy praatte. Losson
plaebt te zitten op zyn krib en te vragen
aan de papegaai: «Wat is Simmons
//Simmons, jy vorken I" riep dan het
beest en Losson streek hem over
den kop en zei//Goed dier. Hoor je
dat,Simmons?" «Ik hoor he'", zei Sim
mons dan en balde zijn vuist. //Pas
maar op, dat ik jou niet eens wat laat
hooren 1"
Als Simmons, na heele dagen te hebben
geslapen, des nachts den slaap niet vatten
kon, dan kwamen cr aanvechtingen van
blinde woede over hem en hielden hem
bevend en sidderend wakker, peinzende
over de vraag, hoe hy Losson zou ver
moorden.
Als hy daar zoo over dacht, werd zyn
keel droog en heet en had hy een slok
uit het bierpannetje noodig. Wanneer
snorkte
Sim son
in zijn diepen slaap,
hem meer dan ooit
waarom was die Losson in staat om te
slapen, wanneer by, Simeon uur op uur
wakker lag, zich voortdurend omkeerende
en met een knagende hoofdpijn na een
heelen dag ver blijf s in de cantine? Zoo
lag hy vele nachten te peinzen, bedierf
zijn eetlust door teveel bier en tabak
te gebruiken, terwyl de papegaai voort
durend hem tot het mikpunt maakte van
aller spotternijen.
De hitte bleef even groot en de hu
meuren werden voortdurend slechter. Op
zekeren nacht stierf de vrouw van een
sergeant aan bloedsaandrang naar de
hersenen en het gerucht ging, dat het
cholera was. Als de ziekte zich verspreid
de, zou het regiment kampeeren. Maar
het bleek een valsch alarm te zijn ge
weesf.
Dinsdagavond laat zaten de manschap
pen ender de veranda's op den brieven
besteller te wachten, toen SimmoDS naai
zyn kist giDg, die by zyn krib stond, er
zijn pijp uitnam en het deksel dicht
smeet met een slag als een geweerschot.
In gewoDe omstandigheden zou niemand
daarvan notitie hebbeD genomen, maar
nu waren hunne zenuwen tot de hoogst
spanning gekomen. 2(j sprongen op en
vier of vyf snelden naar de zaal, waar
zij Simmons vonden, knielend by zijn
kist.
,/0, ben jij het? ben jy het?" zeiden
kinderachtig lachende, «we dach
ten.
Simmons stond langzaam op. //Jelui
dachten, dat het was.
vroeg hy,
Een Zaterdagavondpraatje,
zichzelf opwindend terwyl hij sprak. //Naar
de maan met jelui gedachten, ellendige
spionnen
z/Simmons, jij vorken I" zei de pagegaai
slaperig, toen by de bekende stem hoorde.
En dat was alles.
Toen was de emmer overgeloopen.
Vastberaden greep Simmons naar het
wapenrek, en nam er zyn geweer en een
pakje patronen uit. De anderen stonden
aan het einde van de zaal tegenover hem.
z/Geen gekheid, Simmons," zei Losson,
z/leg dat weg I" Maar er was eene beviüg
zyn stem. Een ander knielde, trok
zyn laars uit en slingerde die Simmons
naar het hoofd. Het antwoord was een-
schot. De kogel ging Losson door de keel.
Hy viel voorover, de anderen gaven een
schreeuw.
z/Wie dacht jelui dat het was?" gilde
Simmons. //Jelui noodzaakt mij er toe.
Ik zeg jelui dryft mij er toe. Sta op,
Losson en lig daar niet te krimpen, laf
aard, jy en je papegaai hebt ©r me toe
gedreven 1"
Maar er was een werkelykheid in Los»
8ons houding, die Sitnmons deed begry-
pen wat hy gedaan had. De manoen
stonden nog steeds schreeuwend onder
de veranda. Simmons nam nog twee pak
jes patronen en snelde naar buiten, in
den maneschijn, terwyl hy mompelde:
«Ik zal er een nacht van maken. Dertig
schoten en het laatste voor mijzelven.
Hier schelmen I"
Op een knie neervallende, vuurde hy
op goed geluk op de mannen onder de
veranda, maar de kogel vloog hoog boven
hunne hoofden in den muur met een ge-
Muit, dat enkelen van de jongeren bleek
deed worden. Het ia heel iets anders,
om op iemand te schieteD, dan door iemand
beschoten te worden.
Toen kwam het instinct van de jacht.
Het nieuws ging al de barakken langs
en in een oogenblik was het aantal man
nen, die Simmons najoegen, verdubbeld.
H!|j vluchtte naar het paradeterrein van
de cavalerie, nu en dan stilstaande om
een schot en een vlóék te zenden naar
zyne vervolgers.
Ik zal jelui leeren, om den spion te
spelen schreeuwde hy. //Komt op, alle-
//Hebben ze den moordenaar al
//Nog niet."
«'t Duurt lang."
//Ja, och er is heelemaal geen draad
veor de justitie, weet je. 'k Had er wat
voor over, als ze den kerel te pakken
konden krijgeD."
z/Ik ook. Weet je, wat ze doen moes
ten Ze moesten en dan volgt
er eene uiteenzetting van de meening
van den spreker over de manier, waarop
«ze" den moordenaar moesten pakken.
Dergelyke gesprekken voert tegenwoor
dig iedereen een keer of wat per dag en
de plannen, die dan aan de hand worden
gedaan om den dader van den moord
te vatteD, zyn alle wel zeer goed bedoeld,
maar stuiten op een of ander praktisch
bezwaar.
Toch is het zeer Datuurlyk dat ieder
een zyne opinie over de zaak zegt. We
hebben in Haarlem sinds menschenheu-
genis een zoo verschrikkelijke misdaad
niet beleefd. Die plotselinge moord in
onze anders toch vreedzame stad jaagt
ons schrik aan. We lezen wel van zulke
akelige histories in de kranten, maar
och dat is altijd van ver weg, uit Pa
rijs of uit Londen, uit Liverpool of
uit Chicago. Manr dat zooiets vreeselyks
in Haarlem kan gebeuren, wie onzer zou
•oit aan de mogelijkheid daarvan ge
dacht hebben
Is het geen treurige gedachte, dat
oude menschen, zoo oud dat ze met den
voet in het graf staan, menschen die
niet alleen geen schepsel kwaad deden,
maar die zooveel als zy konden, anderen
nog een genoegen verschaften, dat zulke
oude stumpers op een avond wreedaar
dig en koelbloedig worden vermoord
En dat waarom Om een handvol geld.
Want, dat staat vrywel vast, alleen om
zich te bevoordeelen heeft men de oudjes
van hun leven beroofd. Wraakzucht kan
het niet wezen. Van wien zouden zulke
stil en kalmpjes voortlevende vrouwen
zich de wraakzucht op den hals hebben
gehaald
Als een driftig mensch met een ander
ruzie krygt, zich hoe langer meer op
windt en den ander eindelijk in blinde
woede een steek met een mes geeft, dan
toont dat een schandelijk gebrek aan
zelfbeheer8chingaaB en het is nooit te ver
ontschuldigen. Maar zulk een geval is
zeker veel minder erg dan dit. Wy
kunnen ons niét voorstellen, hoe iemand
er toe kan komenom voor wat
geld, beredeneerd en in koelen bloede
twee zwakke vrouwen de hersens in te
slaan, menschen voor wier leeftijd alleen
by al eerbied moest hebben.
En verbeeld u nu eens, dat die mis
dadiger zyn doél bereikt en door den
moord eeDige tientallen, zeg eenige hon-
derde guldens ryker wordt, hoe zal dan
de toestand van zoo'n man nu wel we
zen My dunkt, dag en nacht moet hem
het visioen voor de oogen staan van die
bloedende slachtoffers, die met de gebro
maal. Kolonel Joh AnthoBy Deever, je
denkt dat je een kranige kerel bent, maar
ik zeg je, dat als je je oude geraamte bui
ten de deur durft steken, ik je eenleelyk
gezicht zal laten zetten. Kom er uit ko
lonel John Anthonjr Deever. Kom er nit
en kijk eens, ho© ik aan 't werk ben, ik
de beste schutter van het heele, mooie
bataljon 1" g
En meteen vuurde Simmons op de ver
lichte vensters van de woning.
//Vrywilliger Simmons, Sir, met dertig
patronen op het paradeterrein van de cava
lerie Izeide een sergeant ademloos tot
den kolocel. //Hy sehiet links en rechts
en heeft vrijwilliger Losson doodgeschoten.
Wat moeten wij doen, Sir
Kolonel Deever sprong toernig op.
z/Hy is gevaarlijk als een dolle hond,
Sir," zei de sergeant.
//Schiet hem dan dood," zei de kolonel
toornig.
Vrijwilliger Simmons had by een groepje
u-omen een sterke positie ingenomen
en daagde het regiment uit om maar op
te komen."
Daar er evenwel weinig roemrijks in
ligt, om door een kameraad te worden
doodgeschoten, gat bet regiment aan de
uitnoodiging geen gevolg. Alleen korpo
raal Slane wierp zich op den grond eD
beuon, met zyn geweer in de hand,
naar het boscbje te kruipen.
//Sc1-iet Diet!" zeide bij tot zyn makkers,
«ik zal het wel met den kerel klaar
spelen I"
Simmons hield een oogenblik op met
sehreeuwen en in dat moment hoorde
men hoefslagen in de nabijheid. Het was
majoor Oldyne, kommandant van de hu
zaren, die van ean diner terugkeerde.
Een officier 1 Een mooie officier
schreeuwde Simmons. //Ik zal dien offi
cier zyn portie geven
z/Wat beteekent dat?" vroeg de ma
joor. Weg met dat geweer."
«Kyk, het is myn beste vriend Oldyne.
Ga maar door, ouwe jongen. Met jou
heb ik nooit ruzie gehad."
Maar majoor Oldyne dacht er niet over,
een gevaarlijken moordenaar zoo maar
rustig te laten begaan. Hy reed op Sim
mons toe, met het plan hem maar omver
te rijden.
«Pas op, Sir I" riep Simmons, «ik heb
niets tegen u. Wat, blijf je niet staan
Daar dan
De majoor viel achterover met een kogel
in den schouder en Simmons boog zich
over hem. //Hij heeft Oldyne vermoord 1"
riepen de vrywilligere. Op dat oogen
blik kroop korporaal Slane uit de schaduw
van een kreupelhoschje in het maan
licht.
z/Ik zie je wel," zei Simmons, «kom
eens verder en ik schiet je dood."
Ik kom al," zei korporaal Slane
kortaf, „maar je hebt daar een kwaad
dagwerk gedaaD, Sim. Ga kalm metmy
mee."
z/Met jou meekomen lachte Simmons
en duwde met den duim een patroon in
zijn geweer. «Niet voordat ik jou en
Oldyne het licht heb uitgeblazen I"
De korporaal lag in zyn volle lengte
in het stof van het terrein, met zyn ge
weer onder zich. Sommige onvoorzichti-
gen schreeuwden uit de verte//Schiet
hem dood, Slane, schiet hem dood 1"
«Als je een lid verroert, Slane," zei
Simmons, sla ik Oldyne's hoofd in en
schiet jou dood."
«Ik beweeg my al," zei de korporaal
en tilde het hoofd op.
„Als ik overeind sta, doe je my toch
niets. Laat Oldyne liggen en kom hier
met je vuisten. Je durft niet boksen,
lafaard."
«Ik durf wel
Je liegt, moordenaar. Ziedaar, ban
diet 1" Slane wierp zyn gewéer weg en
sprong overeind. «Kom op, dan I"
Simmons kon de verzoeking niet weer
staan, want de korporaal in zyne witte
kleeding was een uitstekend mikpunt.
«Scheld my niet uit," schreeuwde hy
en schoot tegelijk zyn geweer, af. De
kogel miste en Simmons, blind van woede,
smeet zyn geweer op den grond en liep
op Slane toe, zijn schuilhoek verlatende.
Toen hy bij den korporaal kwam, deed
hy een geweldigen uitval naar de maag
streek, maar Slane kende de vroeselyke
parade, die by volleerde boksers op dien
stoot wordt gegeveD. Hij laat zich links
op den grond vallen en Simmons, niets
rakende, viel met geweldige kracht voor
over op den grond, en brak zyn linker
been een duim boven den enkel.
«Jammer, dat je die parade niet kent,
Sim," zei Slane en opstaande sloeg by
het stof van zijne kieederen. Toen riep hy
tot de anderen«Komt hier en neemt hem
op, hy heeft zyn been gebroken I" Daarop
boog hy zich over den majoor heen,
terwyl Simmons, huilende van pyn, werd
weggedragen./Ik hoop, dat u niet ernstig
gewond zyt, Sir," zei hij. Maar de majoor
antwoordde niet en Slane, by hem neer
knielende, zag een leelijk gat in den
schouder. «Ik geloof dat hy dood is,"
mompelde Slane, «en dan komt er va^a
het plannetje niets."
Maar de majoor zou nog langer de
troep in het veld breDgen. Hy werd op
genomen en verbonden, terwyl zijn man
schappen beraadslaagden, cf zij Simmons
niet zouden lynchen. Zy vereerden den
majoor en toen by voor het eerst weer op
de parade kwam, had er een tooneel
plaats dat nergens inde reglementen stond.
Groot was ook do glorie, die Slane
verwierf. De troep had hem, als hy niet
wijzer was geweest, veertien dagen lang
met drank overstelpt. Zyn kolonel felici
teerde hem met zyn koelbloedigheid en
de bieden noemden hem een held. Toen
de majoor hem bedank Ie en hem geld
wou gever, weigerde by dat, maar deed
een ander verzoek in heel veel woorden.
Zou de majoor zoo goed willen zyn, om
het huwelyk SlaneMc. Kenna te laten
opluisteren door vier regimentspaarden
voor een gehuurden iandaner De ma
joor wou zoo goed zyn en zoo had Slane
een magoiAeku bruiloft.
Vrijwilliger Simmons werd volgens de
krygswet opgehangen de man was toen
al laDg weer bedaard geworden en had
diep berouw over zyn daad. Iioe bad hy
er toe kunnen komen De meesten en
hij ook, dachten dat hét van den drank
kwam, maar niemand dacht er aan, den
«bloeddorstiger" Simmons io dit geval te
vergelijken met het schoolmeisje dafe
in het begin van deze vertelling wordt
beschreven. En toch was die overeenkomst,
groot.
ken oogen hem nog aanstaren. Hy moet
een bloedvlek zien op elk geldstuk, dat
hy uitgeeft en dat verkregen is door den
moord. Ieder gedraisch dat hij hoort,
doet hem opschrikken, van angst dat de
justitie hem ontdekt kan hebben, Hij zal
nooit weer kunnen lachen als vroeger,
nooit weer een eerlyk man de hand
kunnen drukken zonder een inwendig
gevoel van minderheid, en zyn sterfbed
zal verschrikkelijk zyn.
En dit alles om wat geld I Wat geld,
om te ruilen voor mooie kleeren, voor
wat lekkerde" eten of voor een betere
woning. Alsof al die dingen in eenige
vergelijking konden komen met de waarde
van het leven van een mensch Alsof
iets ter wereld zou kunnen betalen of
vergoeden bet leven
Ik beklaag de slachtoffers, ongelukkige
schepsels wier kalme oude dag opeens
wordt geëindigd met zulk een ruw
Terwyl de Zuiderzee en de
Eem reeds vol met dryfijs wareD, trachtte
een schipper met zyn met steeoen geladen
schip den Eem binnen to komen. Ge
durig werd het schip door ysschotaen
teruggeworpen, zoodat de schipper het
raadzaam oordeelde een gedeelte der
lading overboord te werpeD. Ongeveer
16,000 steenen werden opgeofftrd, en
toch kon het schip niet behouden bly veny
het zonk, kort nadat schipper en knecht
met veel moeite gered werdeD. De lading
was verzekerd, het schip niet.
Omtrent de aanhouding van
den conducteur V., verdacht van betrok
ken te zijn in de zaak der uit een pak
ket vermiste diamanten, verneemt men,,
dat die aanhouding is gevolgd, nadat
was gebleken, dat het pakket was ge
bonden met een lint, gelijk aan dat
waarmede beklaagde zijne schaatsen had
vastgemaakt en hetwelk niet meer aau
die schaatsen werd gevonden.
Maar ik beklaag den moordenaar niet
minder, want zyn leven is door zyn
daad vergald, verbitterd en mislukt, en
zelfs al gelukt het de justitie nooit om
hem uit te vinden, straffeloos zal by niet
zyn. Nooit zal zyn hart meer rustig
kloppen, nooit de lieve zoo, de schoone
wereld hem meer verblijden met een
groote vreugde van te leven, want als
by ziet in den spiegel van zijn geweten,
dan zal hij zich in onuitwischbare letters
het teeken van Kftin, den moordenaar,
op het voorhoofd zien gebrand I
Keeren wy ons van dit treurige too
neel af. De ouden kenden al het woord
«gedenk te sterven", maar zy wisten
eveneens, dat het niet goed is al te lang
by de dooden te vertoeven met hl onze
gedachten.
Ik heb tot myn niet geringen schrik
gezien, dat de eerste Mei dit jaar valt
op een Zondag. Verbeeld u, de verhuis
dag by uitnemendheid op een Zondag 1
En vooral in een stad van den
omvang als Haarlem is dat vol
strekt niet zoo'n onbeteekenend feit.
In kleine plaatsen is men hokvast, velen
hebben daar een eigen huis en de an
deren blyven allicht waar ze eenmaal
zijn. Maar in een stad och, mensch-
lief, wy stedelingen zijn eigenlijk zoowat
een grootes Nomaden stam we bouwen
onze tenten voor niet langer dan een
jaar of wat e* dan trekken we naar een
andere straat. Zoo gaat meo uit zyn huis
omdat het vochtig is en arrivee. t in een
ander, dat tochtig is en omgekeerd. Op
die manier is er in ieder geval een af
wisseling van inconvenient en iemand,
die twee uur lang in het water moest
spartelen, zou het allicht eene kleine
verbetering vinden, wanneer hy daarna
spitsroeden moest loopen. Niets is
erger, dan eentonigheid
Maar nu de eerste Mei goed vindt
om op Zondag te vallen, nu brengt hij
ons in een leelyk parket. Wanneer is
het dan nu eigenlijk verhuisdag, 30
April of 2 Mei Ja, daar moet u nu
niet om lachen, want 't is een belangrijk
vraagstuk. Als de een zegt«30 April
verhuis ik" en de ander antwoordt
«ja maar ik vind 2 Mei beier, dus je
komt niet eerder in huis," dan zcu
dat ontelbare moeilijkheden kunnen
veroorzaken. Waren we in Italië, wat
nood I Dan bleef degene die er Diet in
mocht, een dag en nacht op straat kam-
peeren, at macaroni, speelde mandoline
en zong er bij, wat volgens schrijvers
en schilders zoo wat de hoof dbezigheid
van de Italianen moet wezen. Maar wie
zou op den eersten Mei in Nederland op
straat willen vernachtenDe waaghals
zou onder de sneeuw bedolven kunnen
raken.
Ziehier dus een moeielijke kwestie,
waar knappe rekenaars zich de tanden
eens aan mogen wetten, mits zy de op
lossing maar gauw geven, omdat anders
de dag in kwestie allicht voorbij zos
gaan. Verhuizen is maar niet zoo een
afspraak tusschen twee menschen, den-
gene die nit het huis gaat en dengene
die er inkomt. Want in dat huis, waar
de een uitgaat, komt een derde en de
ander die er inkomt, moet ook uit zyn
hnis, dat door een vytde staat te worden
betrokken. Wie dat nog verdor wil uit
spinnen, kan er een kabeltje van maken,
dat zoo duizelingwekkend lang zal wezen,
dat het er met zyne hersens vandoor
gaat.
Komaan een plebisciet, zeer gepast
in dezen tyd nn de stem des volks meer
en meer wordt gehoord. Welke dag is
beter als verhuisdag, 30 April of 1 lin?
En wie zal beslissen, welke dag de olfi-
cieele verhuisdag wezen zal
FIDELIO.