V AN HUIS,
HAAttLEllJlEK HALLETJES.
Ben Zaterdagaïondpraatje.
CXXXI.
SU N A NIA N
Naar het EngeUch van
R. MACDONALD ALLEN.
Juffrouw Serena Fry zat met de han
den in den schoot op den stoel met het
paarse kassen, in de keuken. Dit een
voudige feit moet ieder, dio juffrouw
Fry kende, diep verbazon. Zij was een
kloeke, ijverige boerenvrouw, wier jaren,
vry groot in aantal, niet zwaar op haar
drukten, daar zij getrouw haar dagwerk
vervulde. Hoelang zij iedercn middag
hetzelfde werk had gedaan, tusaehen
het oogenblik dat Jozua van tafel opstond
en dat hij van het land terugkeerde, dat
wisten alleen de oude keuken, de gele
vloer en het glimmende fornuis. En toch
zat zy daar nu in den ouden armstoel,
terwijl het fornuis met een gladde en
een doffe helft, weemoedig op verdere
polijsting scheen te wachten en haar
anders zoo vroolijk gezicht nu bewolkt
was en somber. Ja,zij waa zoo afgetrokken,
dat zy den poetsdoek tegen haar neus
duwde en het niet eens bemerkte.
„Serena," zeide zij tot zichzelve, opeens
opstaande, //je moest jo schamen. Hoe
kun je hier 200 lui zitten, met het werk
half af en er ovor denken om naar
New-York ]te gaan 't Zou al erg genoeg
wezen, als het werk klaar was. Zulke
luie menschen mogen geen vacantia ne
men En zij ging aan het poetsen met
zoovee) ijver, dat het fornuis heel gauw
blonk van plezier.
Toen het work af was en zij met haar
man tegenover zich, aan de tafel zat, zei
ze opeens//Ik heb vandaag een brief
gekregen, Jozua."
//Wat je zegt!" zei Jozua en lei van
verbazing zyn bril, dien hy op den neus
wou zetten, weer op tafel. //Van wien
Van John
z/Neen," zeide Serena, //van neef
Jozna uit New-York."
//Wat je zegt" Wil je hem mij voor
lezen, Serena."
„Dat kan ik niet," zei ze benepen. //Er
was niets geheime is, maar ik heb hem
verbrand, 't leek me zoo, of het niet goed
was om hem te bewaren."
tfNiet goed Heeft neef Jozua iets
verkeerds gedaan
z/Neen, dat niet," zeide Serena haas
tig n't was een heel aardige brief."
//Wat stond er dan in
z,Hij vroeg, of ik te New-York wilde
komen, zei juffrouw Fry en haar keel
scheen zoo dichtgeknepen, alsof ze geen
woord meer zeggen kon. Haar man
zweeg een oogenblik en vroeg toen
»Om er te blyven?"
//Jozua, hoe kun je zoo praten Hij
is niet heelemaal dwaasneen, om hem
te bezoeken. Hij zei, dat Susie en
hij mij al lang eens by zich hadden
Willen hebben en dat ik nu wel gemist
kon worden op de boerdery, omdat de
hooitijd toch over is. En omdat ik nooit
in New-York geweest ben, hoopte hy
dat ik komen zou en hy stuurde ook
een spoorwegkaartje."
,/Heb je dat ook verbrand vroeg
Jozna, maar meteen zag hy het voor haar
op de tafel liggen, nam het op en keek
er naar. Toen tuurde hy voor zich uit,
in gedachten.
Vijf en twintig jaar achtereen hadden
Jozua Fry en zyn vrouw Serena samen
geleefd en samen gewerkt, zonder een
«Zeg, Fidelio?" vroeg my dezer dagen
myn neef, Wouter, „begryp jij waar die
Arbeidsbeurs, die ze hier willen oprich
ten, voor dienen moet?"
z/Ja, zeker begryp ik dat."
//Zoo," zei Wouter, 't Viel hem blyk-
baar niet mee, maar dadelijk daarop
rammelde hij in een adem door//Nou,
ik begryp het dan niet, ik vat er heele
maal het nut niet van Om te beginnen,
voor wie zal die Beurs worden opgericht?
Voor werklui, zul je zoggen. Goed. Voor
timmerlui dus schilders, metselaars,
smeden
//Zeker, voor alle vakken."
z/Maar myn goeie vrind, is dat nou
noodig? Kijk res, in die vakken gaat
het zooIn den drukken tyd zyn alle
werklui aan het werk. In dien tyd kan
een patroon, die een goede clientèle heeit,
geen personeel genoeg krygen, om het
publiek behoorlyk te bedienen. Dat weet
je toch ook wel. Zal ktf ze nu voortaan
wel aan de Arbeidsbeurs kunnen krijgen
Evenmin, al zou hy op zyn hoofd gaan
staan. Ze zyn dan eenvoudig niet te
krygen. Jawel, znl je zeggen, maar als
't wat slapper wordt, dan kan hy door
de Arbeidsbeurs menechen krijgen. Dat
is ook zoo, maarin den stillen tyd
heeft hij de Beurs niet noodig, want dau
wordt h^j overloopen aan zyn werkplaats
door menschen, die desnoods wel voor
een half dagloon willen werken. Daar
is ook niets tegen in te brengen wel
Nu moet jy me eens vertellen, wanneer
zoo'n Beurs dau eigenlyk nut zal stich
ten
„Wouter," zei ik, //jongen, je hebt je
carrière gemist, je hadt redenaar moeten
worden. Iemand die zoo doorslaat en
enkeien dag vacantia genomen of elkaar
alleen gelaten te hebben. Hun huwelyk
was niet met een reisje begonnen, maar
daarom niet minder gelukkig geweest.
.Terwijl Jozua daarover nadacht en
over den brief van zyn neef, kwam te
vens het denkbeeld by ke.i op, dat als
do komst van dien brief hem voorspeld
ware geworden, hy zou hebben gedacht
dat Serena hem vroolijk den brief voor
gelezen en hem geraadpleegd zou hebben
over de beste manier om neef Jozua
voor de uitnoodiging te bedanken en hem
te Bchryven, dat de een den ander niet
kon verlaten. Hy begreep echter nu, uit
hare zenuwachtige manieren, uit bet feit
dat zij den brief, als eeoe verzoeking
tot kwaad, had verbrand, dat de uitnoo
diging voor Serena was als eer: venster,
geopend tot oen ander soort van leven
eu dat zy beproefd had en nog beproefde,
om dat venster te sluiten.
Maar hij werd er niet bitter over.
Welzeker, Serena moest naar New-York
gaan. De boerderij kou het wel een week,
en wel langer ook, buiten haar stellen.
Hy zei dan ook vriendelijk//Ik hoop
dat je gaan zuit Serena, het zal je goed
doen en zoo'n kansje mag je nies laten
voorbijgaan
Serena was verbaasd, want zy had
gedacht dat hij hetzelfde zou zegden, als
wat hy van haar verwacht had. Zij had
den brief, als een verzoeker, verbrand
en nu zei Jozua zelf, dat zy gaan moest.
Het venster was wijd open en ken niet
meer gesloten worden.
Maar juffrouw Fry's hart en geweten
waren niet spoedig rustig. Meer dan
twintig maal in de volgende dagen, als
zy over de braadpan gebogen of met haar
naaiwerk bezig was, verwierp zij in ge-
dachten de uitnoodiging van neef Jozua.
Maar toen het bekend werd, dat zij naar
New-\ork zou gaan, toen kwameu de
buren de zaak bespreken en vaak was
hare zitkamer het toooeel van groote be
drijvigheid, vooral toen juffrouw Lamson,
de Daaister, er by kwam, om do gar
derobe van de reizigster in orde te
maken.
2oo waren het de omstandigheden,
niet Serena, die het venster openhielden
en zy liet de buren en Jozua beslissen
dot zij gaan zou. Het was dan ook Jozua,
die den brief schreef aan zyn neef dat
zy koman zou; het was Jozua, die bijna
alles voor haar inpakte. Serena toch,
anders zoo handig en vlug, schenen nu
de handen verkeerd te staan.
^In het bleeke, grijze morgenlicht reden
zy naar de halte van den spoorweg. De
trein stopte aan dit hoekje alleen dan,
wanneer een speciaal daarvoor aange
stelde wachter met een roode vlag zwaaide.
De man kwam uit zyn hokje te voor-
schyn en leunde op den stok van zyn
vlag, terwyl Serena omkeek en de boer-
derij ic het oog trachtte te krijgen,
z/Wees nu niet neerslachtig, Seréna,"
zeide Jozua vroolyk. „Ik zal er een
lekker leventje van nemen, je zult zien
dat ik myn maag overlaad aan lekkere
dingen. Nu, dag hoor, pas maar goed
opDe vlaggeman nameiyk begon nu
uit al zijn macht met de vlag te zwaaien
en hoewel Serena heimelijk hoopte, dat
die gierende en snuivende machine niet
zou blijven stilstaan, deed die dat toch.
De conducteur duwde haar in een wagon
en in een oogenblik waren Jozua, vlag
geman en wachthuisje weg.
Het was zoolang geleden, dat juffrouw
daarbij zoo over zichzelf voldaan is moest
geen graan verkoopen. Zijn talenten, ik
zeg en herzeg, zijn talenten maken hoo-
gere werkzaamheden voor hem bereik
baar.
//Zijn dat al je argumenten vroe°-
hij boosaardig, „of hebt je or nóg meer
van die kracht?"
//Man!" riep ik, „ware het niet, dat
een zelfde grootvader ons op zyn knie heeft
laten ryden ik zou je niet antwoorden.
Alleen de stemme des bleeds in mij
wil tot je apreken. In den drnkkeo tjjd
is iedereen aan 't werk, zeg je. Goed.
Maar de man die pas in do atad komt
wonen De man, die door ziekte bij
zyn vorigen patroon vandaan is, en in
den drnkken tjjd weer beter ia De man,
die om een of andere reden in den
drukken tyd by zijn patroon van daan
gaat Die komen dadelyk Daar de arbeids
beurs, laten zich inschryven tot een
patroon van de Beurs om volk vraagt,
of gaau naar een patroon die ingeschreven
is. Dat gaat toch vlug genoeg zou ik
zeggen."
z/Die voorbeelden zyn zeldzaamheden!"
z/Ze komen niet dagelijks voor, dat
geef ik toe. Nu in den stillen tyd. 't Is
mogelyk, dat een werkman die werk
zoekt, by negen patroons tevergeefs er
om vraagt en toevallig niet denkt aan
den tiende van wien hy het zou gekregen
hebben. Als nu een patroon aan °de
Arbeidsbeurs kennis geeft, dat hij iemand
gebruiken kan, dau aijn beide partyen
gauw klaar. Daarby komt nog, dat een
patroon gemakkelijk information kan
krijgen aan de Beurs en dat hy veel
beter kiezen kan, dan wanneer hy elk
half uur een werkzoeker aan zyn deur
krijgt. De man met goede informatiën
zal dus aan de Arbeidsbeurs het eerst
werk krygen en dat zal anderen prik-
kelen, om ook goed aangeschreven te
worden.
Wouter schudde het hoofd. „Ik mag
•en redenaar wezen," zei hy, //maar jy
Fry iets van de wereldj had gezien, dat
de morgen door de verschillende fooneeltjes
die zich aan haar voordeden, schiolyk om
ging en zy zich prettig gevoelde en
wel to moede. Maar na don midda"
viel er eeu saaie regen, die neerdrupte
langs de veneters, het geheele landschap
als bet ware in een rouwkleed hulde
en op al do reizigers een naargeestigen
invloed had, Serena dacht er aan,
hoe Jozua nu ia dien killen regen naar
,e dippen en koeien kijken moest en
dan naar eeu koude keuken met een
koude kachel ferugkeeren zou. Aan een
groot station werd Serena een gratis
advertentieblad in den echoot geworpen
en daar zij toch niets te doen had, nam
zy net op en begon te lezen. Nauwelijks
echter had zy er oen blik in geslagen, of
zij liet hot blaadje vallen en uitte een
kreet vau schrik.
Haar oog had de advertentie gezien
van iemand, d:e ratten en muizen uit
roeide, maar deze eenvoudige aanbeve
ling stortte haar in wanhoop. Den avond
voor haar vertrek was, terwijl zij da
eetwaren voor Jozua in de kast zette,
do vrouw van den kruidenier binuengc-
komen met eeu potje in de hand. „H?er
is het muizenvergift," zei ze, „Fry zal
het noodig hebben als u weg is, want
hoe leager het ia een huis is, des 10 meer
komen ratten of muizen er in.
Dit zeggende had dekruideaiersvroow
het potje op de plank van de kast gezet,
naast een potje met boter voor Jozua.
En met ontzetting herinnerde Serena zich,
dat zij het vergift niet had weggebor
gen Het stond dus stellig nog naast de
boter en als Jozua het duizelde haar
toen zij er aan dacht nu eens het
verkeerde p;,ijQ naoa j Misschien,
ja waarschijnlijk bad hij het al gedaan
en was hy nu al dooi. Serena legde haar
orandend voorhoofd tegen het koude
venster^ en liet haar gedachten Jen vrijen
teugel. Zy dacht er sufferig over, of het ver
gift dat, zooals de kruideniersvrouw gezegd
had, de ratten zoo maar deed doodvallen,
ook kwaad kan voor menschen; het denk
beeld kwam bij haar op, urn den conduc
teur te verzoeken, Jozua een boodschap
te zenden, dat hij geen boter eten moest
voor dat zy thuis kwam en ala een
schrikgestalte kwam de gedachte bij haar
op, dat in het huis van neef Jozua een
bericht zou liggeo, dat haar man dood
was en bograven zou worden. Dat alles
was des te kwellender door de gedachte,
dat het haar gerechte straf was, omdat
zij hem nu voor de eerste maal sedert
jaar» «Heen had gelaten. En terwyl
zy daar zoo zat, de arme ziel, met een
angst zooals zij nog nooit ha d gekend,
werd het opuaus hel licht en stopte de
trein. Zy was in New-York.
Een jonge man in een bruine overjas
kwam dadelyk naar den wagen toe. „Hoe
gaat het u, tante Serena Ik ben blij
dat ik zie!" Maar terwijl Serena hem
hare bevende hend gaf, zei ze niets dan
„Beste jongen ik ga dadelyk naar huis
terug
„Naar huis, tante f Is u ziek? Kom,
ga mee, dan zal Susie u goed op
passen r
//Ik ben niet ziek," zei Serena droe
vig, „en je moet mij niet vragen om
hier te blyven, want ikik ben zoo
bang, dat Jozua iets overkomen zal."
De keuken en de kachel in de boerde
rij waren kil en, hetzy de muizen het
bent een Kikero! Dat wil nog niet zeg
gen, dat je me overtuigd hebt. Al die
gevallen die je noemt, komen niet dik-
wijls foor en je kunt toch voor enkelo ge
beurlijkheden geen nieuwe inrichtins
makenB
„Maar al die enkele gebeurlijkheden
vormen te zamen een toestand, een ge
heel, waarde heer. Ik ben ook nog niet
klaarik won nog spreken van de zoo
genaamde losse werklui, van de sjouwers.
K(jk, die menschen ('t zijn ar oen paar
honderd) hebben soms drie dagon achter
elkaar geen werk, en dan weer werken
zo een hoele week aan een stak."
„Dat zal wel zoo bljjven, al maak je
tien Arbeidsbeurzen, er komt niet meer
werk door
„Dat weet ik wel, maar dat is ook
voor de sjouwerlui zoo niet noodig. Als
die drie dagen gewerkt hebben, dan heb
ben ze meer verdiend, dan menig werkman
in een beele week, Ze behoeven dns niet te
verhongeren, al werken ze een of twee
dagen daarna heelemaal niet. Haar
ze krygen het geld niet ten volleeen
groot gedeelte daarvan raakt verloren
„Waar t« vroeg Wonter onnoozel.
„Het keelgat door. 't Worut uitgegeven
aan drank."
z/En zal do Arbeidsbeurs nu de oor
zaak wezen, dat ze niet meer drinken
Uch kom."
„Heb je de enquête over de toestanden
m Haarlem gelezen, Wouter?"
„Geen twintig bladzjjden. Ik zag er
niet door, t boek is zó O majestueus
„Jammer genoeg, want als je dat gedaan
hadt, dan zou je beter op de hoogte wezen.
Daar kun je in lezen, dat er in Haarlem
aannemers zyn voor het lossen van schuiten
die er meteen een koffiehuis op nahouden.
Dat zyn dus de patroons van de sjouwers
die zy te vriend moeten honden. Nu komt
een los werkman by zoo'n aannemer en
vraagt of er ook werk voor hem is. Neen,
zegt de patroon, werk is er niet, maar wil
je een borrel? De werkman zou eigen-
wisten of niet, Jozua vond het huis erg
leeg. Hy bleef lang by het vee in den
stal en toen hij in huis kwam, at hy
alleen wat brood en melk en ging teen
op den leuoisgstoel met paarse kussens
zitten. Er was geen geluid, behalve dat
van de klok, die telkens scheen te zeg
gen „weg, weg, weg!" Langzamerhand
dommelde Jozua in. Het waa donker
toen hij wakker werd en heel in de verte
hoorde hy, opschrikkend, het gefluit vau
den trein die van New-York kwam. Hij
strompelde in den donker naar de deur
en ging naar buiten. Hoe ter wereld
hij es- toe kwam, wist hy sict, maar
hij giog lasgzaara naar de halt van
den spoorweg. Misschien was het, omdat
de trein kwam van New-York, waar
Serena ook was.
Hij Ktond naast het wachthuisje te
kijken naar de roode oogen van den
naderenden trein, die steeds grooter wer
den. Voordat Jozua hot wist stond de
trein vlak voor hem stil. Er werd iemand
door den conducteur uit een wagon ge
holpen. Jozua uitte een kreet, sprong,
vooruit eu nam zijn vrouw in de
armen.
Serena kon nauwelijks spraken, maar
toen zy aar» zijn arm den welbekenden
weg naar huis opging, riep zij uit„En
de boter, Jozua Hebt je daarvan ge
bruikt
„Ik heb er niet aangeraakt," zei Jozua,
den arm om haar heenslaande, „maar
ik heb ook met boter niets te doen.
Serena, ik ben zóo onuitsprekelijk blij,
dat je weer hier bont."
In de door den directeur
der normaal schiotschool opgemaakte
verzameling van de uitkomoten der
schutterij-oefeningen gedurende 18SU/»i,
voor zooveel do dienstdoende schutterijen
betreft, komen o. a. de volgende op-
merkiogeo voor
„Bil vele schutterijen laten de in
richting en de invulling der schietstaten
te wenschea over. Aanbeveling verdient,
zoolang de schutterij met het geweer M
71 is bewapend, dot het voorschrift van
1887 worde gevolgd.
Op de „verzameling der oefeaingen
van vele sohntterijeD, komt voor, dat er
aau oefening ia voldaan met een bepaald
gemiddeld getal patronen, zonder dat
zich een schutter in de volgende oeta-
ning bevindt. Wanneer dit het gaval ie,
doordat er schutters in den loop van het
schietjaar zyn afgevoerd, verdient het
aanbeveling, dat in de kolom „Aanmer
kingen» te vermelden.
Verder ie het wenechelyk dat de
schutterijen bij het inzenden dor staten,
vermeldende de sohiotoitkomsten, de
reden opgaven, waarom enkele schiet
oefeningen niet zijn gehouden.
Wedor hebben enkelo schutterijen in
den kolom „aanmerkingen' van den
staat: „Jaarlyksche verantwoording der
munitie' het getal gowapenden ingevuld,
hetgeeu niet noodig is.
Ook hebben enkelo schutterijen op
genoemden staat het getal geweigerde
patronen begrepen in het totaal der
verbruikte, hetgeen niet moet geschieden.
Deze moeten tegen onbruikbare patronen
worden ingewisseld.
De Commissarissen der Koningin in a
provinciën, zijn door den minister van
binnenlandsche zaken verzocht, boven-
liik geen borrel willen hebben, maar om
ziio patroon te believen pakt by ar eentje,
misschien wel twee. Denk met, dat hy
dit cadeau krijgt: als hy ze met dadelyk
betalen kan, dao komen zo_ op hetleitje.
Na een keer of wat krijgt hij werk
en uit dankbaarheid neemt hy dó» een
borrel. Als 't werk af is, dan meet hy
zijn loon hebben maar de patroon laat hem
een uur o( een paar uur wachten in het
koifiehuis, natuurlijk. Hy neemt weer eeo
paar borrels, want voor zyn fatsoen kan
hij 't niet laten en by wil graag in
de gunst blyven. Eindelijk ktygt hy
zijn loon, maar onbarmhartig gekortwiekt
door al die borrels dia op 't leitje staan
en die or af wordeo gerekend; zoo wordt
de man tegen wil en dank tot drinken
gebracht en zijn vrouw krijgt een be
schonken man thuis met een klein beetjo
geld in den zak.'
„ZooEn vertel me eens, is in me
enquête niets onwaars of ovsrdrevens
gezegd Nooit zoo'n kleine jokkentje, geen
heel kleintje
„Natuurlijk, maar 't staat met alleen in
de enquête, maar menschen die het weten
konnen, zeggan het ook menschen die
ie gerust gelooven kunt."
,,'t Is wel mogelijk,» zei Wouter, „maar
't is moeielijk om te oordoelen over t°e»tan-
den, waar je zelf buiten staat. Als ik
een dubbeltje kreeg voor alles wat niet
precies waar is in het enquête ver
slag, dan zon ik er myn graantjes aan
geT„Je bent een voortreffelijke geduld-
proefsteen. Maar goed. Laten we nu eens
aannemen, dat alles overdreven is. Dan
ia de Beurs niet zoo noodig. Maar dan
zal zo vanzelf wel weer doodgaan, zooals
ze in 't leven gekomen is. Zooveel geld
hoeft het niet te kosten en als gelooi-
waardige menschen zeggen dat het noo
dig is, dan mag toch wel een proef wor-
de° Alles best en goed. Gesteldde
Arbeidsbeurs is er en de loss. werklui,
staande opmerkingen ter kennis van «to
commandanten der dienstdoende schutte
rijen te doen brengen.
Een reiziger, die in een ko-
tol in een onzer provinciesteden eenigen
tyd had gelogeer<| en toen hy ver
trekken wilde, geen geld bad om zyn
vertering t« betalen, wat hij liever niet
bekende, zeide op den ochtend vóer zyn
vertrek tot den logementhouder
Ik heb onlaags een weddenschap
verloren, nameiyk het oprooken van een
sigaar, terwijl ik na eiken trek moest
zeggen „Hard gaat ie."
„Dat is zoo'n groote kunst niet,*
zeide de kêtelhouder, „dat zou ik ook
wei kunnen."
Zeg dat niet," hernam de andere,
„het is eenvoudig onmogelijkik heb het
by ondervinding. Maar als gij my niet
gelooven wilt, ik verwed er xaet pieizier
f 25 onder, dat gij het niet kunt.
Aangenomen, zeide da kastelein,
stak een uigaar op en begon na ie:ierea
trek heel daidelyk te zeggen „H*rd
«raat ie."
De reiziger w&adelde in de koffie
kamer op en neer, als om op te letten,
of de conditiën der weddenschap wel
opgevolgd werden. Daar een sigaar niet
zoo spoedig opgerookt is, giag hij nu
vn dan eens ia de gang en keerde dan
weer terug om controle to houden.Eindelyk
ging hy weer de gang in en kwam in
langen tijd niet terug.
Weldra kwam een oer muiden binnen,
die zeide „Mynheer, moet ik de kamer
weer in orde mak^-n voor den reiziger,
die een kwartier geleden met zijn kot
ter tje is weggegaan, hy schy ïj4 vertrok
ken te zyn." Do logementhouder, inee-
uende dat dit eon list van den wedder
was, rookte eenvoudig door en sprak by
iederen trek: „Hard gaat ie." De dienst
bode wachtte ecnige minuten, doch geen
ander bescheid krijgende, ging zij de
kamer uit naar do juffrouw, zeggende
dat zy niet wist, wat mynheer mankeerde
hy zat daar maar te rookea, dat het
dampte en riep Diets dan „Hard gaat
ie." De juffrouw liep haassig thaar de
koffiekamer en vond daar het beschre
ven schouwspel. „De reiziger„, zoo sprak
zij, „is zonder betalen vertrokken weet
je daar Diets van
Ook zy kreeg slechts ten antwoord
het telkens herhaalde „Hard gaat ie 1"
vergezeld van dikke rookwolken. Met de
zaak verlegen, herhaalt zij hare vraag en
hetzelfde stereotype antwoord volgt»
Meenende dat haar man door een aanval
van plotselingcn waaozio verbysterd was
viel zy flauw, aan wel. e omstandigheid
«ie rooker zich niet stoorde, maar door
welk gerucht de dienstboden toeschoten
om haar weg te dragen. De juffrouw,
spoedig weer bygekomen, liet den dokter
ontbieden om te onderzoeken, wat haar
man toch eigenlyk scheelde, want hij zat
nog altoos te rookcu en ie roepen
„Hard gaat ie."
Eenige minuten, voordat de dokter
kwam, stond eindelijk de logementhouder
omringd door zijne belangstellende huie-
genooten, van zijn stoel op, smeet een
niet langer houdbaar eiadjo sigaar weg,
riep nog eenmaal „Hard gaat ie" en
liet er op volgen
Vyf en twintig gulden gewonnen!
Het bleek hem echter spoedig, dat hy
niets gewonnen, integendeel het bedrag
der rekening vau den reeds lang in den
trein zittenden reiziger, verloren nad.
die den goeden kant heen wille», seg hon
derd, laten zich insc'nryve-, gaan niet moer
naar de kroegen van de aars nemers en wach
ten op werk, zoader dat ze daarby behoeven
te drinkeD. Maar de andere honderd, die
wel graag in de kroeg zitten, blyven
doorgaan als vroeger. Aan wie zuu jy
nu donken, dat de aannemer koffiehuis-
houder het werk geeft, aao de honderd die
er vandaan blijven? Naluurlyk aan zyn
klanten. De andere honderd kunnen als
zuster Anna op de Arbeidsbeurs zitten
wachten
„Daar is wat V:»n aaa. Maar je moet
niet vergeten, dat de honderd van de
Beurs zoodra ze niet meerhof ton minste
zooveel niet meer drinken, veel beter
werklui zullen wezen dan de trouwe
klanten van de kroeg en 't is tceh ook
een voordeel voor aeu patroon, dat hy
een fiinken werkman krijgt, die niet den
heelen dag door hapjes koopt."
„Nu, 't is mij wel, ik hoop dat jo ge'
lijk hebt en ik het grootste ongelijk ter
wereld. Yoorloopig zie ik het nog niet
in. Toen onlangs vergaderd werd om
over de oprichting van een Arbeidsbeurs
te beraadslagen, zei een van de aanwe
zigen," dat hy zich geen sjouwerman kon
denken, die niet dronk."
„Beste vrind," zei ik, „de vader van
den man, die dat zei, heeit zich denkelyk
geen wagen kunnen denken, die zonder
paarden werd voortbewogen. De locomo
tief is er toch. Zijn grootvader zal zich
nooit hebben kunnen denken, dat men
ooit te Haarlem zou kunnen spreken
met iemand te Groningen. Toch is de
telephooa er gekomenIk wil maar
zeggen, dat als die man zich geen sjouwer
kan denken die niet drinkt, dat nog niet
bewijst dat er geen sjouwer kan bestaaD,
die niet drinkt, 't Bewyst alleen, dat
'smanB verbeeldingskracht niet groot is.
FIDELIO.