V AN HUIS, HAAttLEllJlEK HALLETJES. Ben Zaterdagaïondpraatje. CXXXI. SU N A NIA N Naar het EngeUch van R. MACDONALD ALLEN. Juffrouw Serena Fry zat met de han den in den schoot op den stoel met het paarse kassen, in de keuken. Dit een voudige feit moet ieder, dio juffrouw Fry kende, diep verbazon. Zij was een kloeke, ijverige boerenvrouw, wier jaren, vry groot in aantal, niet zwaar op haar drukten, daar zij getrouw haar dagwerk vervulde. Hoelang zij iedercn middag hetzelfde werk had gedaan, tusaehen het oogenblik dat Jozua van tafel opstond en dat hij van het land terugkeerde, dat wisten alleen de oude keuken, de gele vloer en het glimmende fornuis. En toch zat zy daar nu in den ouden armstoel, terwijl het fornuis met een gladde en een doffe helft, weemoedig op verdere polijsting scheen te wachten en haar anders zoo vroolijk gezicht nu bewolkt was en somber. Ja,zij waa zoo afgetrokken, dat zy den poetsdoek tegen haar neus duwde en het niet eens bemerkte. „Serena," zeide zij tot zichzelve, opeens opstaande, //je moest jo schamen. Hoe kun je hier 200 lui zitten, met het werk half af en er ovor denken om naar New-York ]te gaan 't Zou al erg genoeg wezen, als het werk klaar was. Zulke luie menschen mogen geen vacantia ne men En zij ging aan het poetsen met zoovee) ijver, dat het fornuis heel gauw blonk van plezier. Toen het work af was en zij met haar man tegenover zich, aan de tafel zat, zei ze opeens//Ik heb vandaag een brief gekregen, Jozua." //Wat je zegt!" zei Jozua en lei van verbazing zyn bril, dien hy op den neus wou zetten, weer op tafel. //Van wien Van John z/Neen," zeide Serena, //van neef Jozna uit New-York." //Wat je zegt" Wil je hem mij voor lezen, Serena." „Dat kan ik niet," zei ze benepen. //Er was niets geheime is, maar ik heb hem verbrand, 't leek me zoo, of het niet goed was om hem te bewaren." tfNiet goed Heeft neef Jozua iets verkeerds gedaan z/Neen, dat niet," zeide Serena haas tig n't was een heel aardige brief." //Wat stond er dan in z,Hij vroeg, of ik te New-York wilde komen, zei juffrouw Fry en haar keel scheen zoo dichtgeknepen, alsof ze geen woord meer zeggen kon. Haar man zweeg een oogenblik en vroeg toen »Om er te blyven?" //Jozua, hoe kun je zoo praten Hij is niet heelemaal dwaasneen, om hem te bezoeken. Hij zei, dat Susie en hij mij al lang eens by zich hadden Willen hebben en dat ik nu wel gemist kon worden op de boerdery, omdat de hooitijd toch over is. En omdat ik nooit in New-York geweest ben, hoopte hy dat ik komen zou en hy stuurde ook een spoorwegkaartje." ,/Heb je dat ook verbrand vroeg Jozna, maar meteen zag hy het voor haar op de tafel liggen, nam het op en keek er naar. Toen tuurde hy voor zich uit, in gedachten. Vijf en twintig jaar achtereen hadden Jozua Fry en zyn vrouw Serena samen geleefd en samen gewerkt, zonder een «Zeg, Fidelio?" vroeg my dezer dagen myn neef, Wouter, „begryp jij waar die Arbeidsbeurs, die ze hier willen oprich ten, voor dienen moet?" z/Ja, zeker begryp ik dat." //Zoo," zei Wouter, 't Viel hem blyk- baar niet mee, maar dadelijk daarop rammelde hij in een adem door//Nou, ik begryp het dan niet, ik vat er heele maal het nut niet van Om te beginnen, voor wie zal die Beurs worden opgericht? Voor werklui, zul je zoggen. Goed. Voor timmerlui dus schilders, metselaars, smeden //Zeker, voor alle vakken." z/Maar myn goeie vrind, is dat nou noodig? Kijk res, in die vakken gaat het zooIn den drukken tyd zyn alle werklui aan het werk. In dien tyd kan een patroon, die een goede clientèle heeit, geen personeel genoeg krygen, om het publiek behoorlyk te bedienen. Dat weet je toch ook wel. Zal ktf ze nu voortaan wel aan de Arbeidsbeurs kunnen krijgen Evenmin, al zou hy op zyn hoofd gaan staan. Ze zyn dan eenvoudig niet te krygen. Jawel, znl je zeggen, maar als 't wat slapper wordt, dan kan hy door de Arbeidsbeurs menechen krijgen. Dat is ook zoo, maarin den stillen tyd heeft hij de Beurs niet noodig, want dau wordt h^j overloopen aan zyn werkplaats door menschen, die desnoods wel voor een half dagloon willen werken. Daar is ook niets tegen in te brengen wel Nu moet jy me eens vertellen, wanneer zoo'n Beurs dau eigenlyk nut zal stich ten „Wouter," zei ik, //jongen, je hebt je carrière gemist, je hadt redenaar moeten worden. Iemand die zoo doorslaat en enkeien dag vacantia genomen of elkaar alleen gelaten te hebben. Hun huwelyk was niet met een reisje begonnen, maar daarom niet minder gelukkig geweest. .Terwijl Jozua daarover nadacht en over den brief van zyn neef, kwam te vens het denkbeeld by ke.i op, dat als do komst van dien brief hem voorspeld ware geworden, hy zou hebben gedacht dat Serena hem vroolijk den brief voor gelezen en hem geraadpleegd zou hebben over de beste manier om neef Jozua voor de uitnoodiging te bedanken en hem te Bchryven, dat de een den ander niet kon verlaten. Hy begreep echter nu, uit hare zenuwachtige manieren, uit bet feit dat zij den brief, als eeoe verzoeking tot kwaad, had verbrand, dat de uitnoo diging voor Serena was als eer: venster, geopend tot oen ander soort van leven eu dat zy beproefd had en nog beproefde, om dat venster te sluiten. Maar hij werd er niet bitter over. Welzeker, Serena moest naar New-York gaan. De boerderij kou het wel een week, en wel langer ook, buiten haar stellen. Hy zei dan ook vriendelijk//Ik hoop dat je gaan zuit Serena, het zal je goed doen en zoo'n kansje mag je nies laten voorbijgaan Serena was verbaasd, want zy had gedacht dat hij hetzelfde zou zegden, als wat hy van haar verwacht had. Zij had den brief, als een verzoeker, verbrand en nu zei Jozua zelf, dat zy gaan moest. Het venster was wijd open en ken niet meer gesloten worden. Maar juffrouw Fry's hart en geweten waren niet spoedig rustig. Meer dan twintig maal in de volgende dagen, als zy over de braadpan gebogen of met haar naaiwerk bezig was, verwierp zij in ge- dachten de uitnoodiging van neef Jozua. Maar toen het bekend werd, dat zij naar New-\ork zou gaan, toen kwameu de buren de zaak bespreken en vaak was hare zitkamer het toooeel van groote be drijvigheid, vooral toen juffrouw Lamson, de Daaister, er by kwam, om do gar derobe van de reizigster in orde te maken. 2oo waren het de omstandigheden, niet Serena, die het venster openhielden en zy liet de buren en Jozua beslissen dot zij gaan zou. Het was dan ook Jozua, die den brief schreef aan zyn neef dat zy koman zou; het was Jozua, die bijna alles voor haar inpakte. Serena toch, anders zoo handig en vlug, schenen nu de handen verkeerd te staan. ^In het bleeke, grijze morgenlicht reden zy naar de halte van den spoorweg. De trein stopte aan dit hoekje alleen dan, wanneer een speciaal daarvoor aange stelde wachter met een roode vlag zwaaide. De man kwam uit zyn hokje te voor- schyn en leunde op den stok van zyn vlag, terwyl Serena omkeek en de boer- derij ic het oog trachtte te krijgen, z/Wees nu niet neerslachtig, Seréna," zeide Jozua vroolyk. „Ik zal er een lekker leventje van nemen, je zult zien dat ik myn maag overlaad aan lekkere dingen. Nu, dag hoor, pas maar goed opDe vlaggeman nameiyk begon nu uit al zijn macht met de vlag te zwaaien en hoewel Serena heimelijk hoopte, dat die gierende en snuivende machine niet zou blijven stilstaan, deed die dat toch. De conducteur duwde haar in een wagon en in een oogenblik waren Jozua, vlag geman en wachthuisje weg. Het was zoolang geleden, dat juffrouw daarbij zoo over zichzelf voldaan is moest geen graan verkoopen. Zijn talenten, ik zeg en herzeg, zijn talenten maken hoo- gere werkzaamheden voor hem bereik baar. //Zijn dat al je argumenten vroe°- hij boosaardig, „of hebt je or nóg meer van die kracht?" //Man!" riep ik, „ware het niet, dat een zelfde grootvader ons op zyn knie heeft laten ryden ik zou je niet antwoorden. Alleen de stemme des bleeds in mij wil tot je apreken. In den drnkkeo tjjd is iedereen aan 't werk, zeg je. Goed. Maar de man die pas in do atad komt wonen De man, die door ziekte bij zyn vorigen patroon vandaan is, en in den drnkken tjjd weer beter ia De man, die om een of andere reden in den drukken tyd by zijn patroon van daan gaat Die komen dadelyk Daar de arbeids beurs, laten zich inschryven tot een patroon van de Beurs om volk vraagt, of gaau naar een patroon die ingeschreven is. Dat gaat toch vlug genoeg zou ik zeggen." z/Die voorbeelden zyn zeldzaamheden!" z/Ze komen niet dagelijks voor, dat geef ik toe. Nu in den stillen tyd. 't Is mogelyk, dat een werkman die werk zoekt, by negen patroons tevergeefs er om vraagt en toevallig niet denkt aan den tiende van wien hy het zou gekregen hebben. Als nu een patroon aan °de Arbeidsbeurs kennis geeft, dat hij iemand gebruiken kan, dau aijn beide partyen gauw klaar. Daarby komt nog, dat een patroon gemakkelijk information kan krijgen aan de Beurs en dat hy veel beter kiezen kan, dan wanneer hy elk half uur een werkzoeker aan zyn deur krijgt. De man met goede informatiën zal dus aan de Arbeidsbeurs het eerst werk krygen en dat zal anderen prik- kelen, om ook goed aangeschreven te worden. Wouter schudde het hoofd. „Ik mag •en redenaar wezen," zei hy, //maar jy Fry iets van de wereldj had gezien, dat de morgen door de verschillende fooneeltjes die zich aan haar voordeden, schiolyk om ging en zy zich prettig gevoelde en wel to moede. Maar na don midda" viel er eeu saaie regen, die neerdrupte langs de veneters, het geheele landschap als bet ware in een rouwkleed hulde en op al do reizigers een naargeestigen invloed had, Serena dacht er aan, hoe Jozua nu ia dien killen regen naar ,e dippen en koeien kijken moest en dan naar eeu koude keuken met een koude kachel ferugkeeren zou. Aan een groot station werd Serena een gratis advertentieblad in den echoot geworpen en daar zij toch niets te doen had, nam zy net op en begon te lezen. Nauwelijks echter had zy er oen blik in geslagen, of zij liet hot blaadje vallen en uitte een kreet vau schrik. Haar oog had de advertentie gezien van iemand, d:e ratten en muizen uit roeide, maar deze eenvoudige aanbeve ling stortte haar in wanhoop. Den avond voor haar vertrek was, terwijl zij da eetwaren voor Jozua in de kast zette, do vrouw van den kruidenier binuengc- komen met eeu potje in de hand. „H?er is het muizenvergift," zei ze, „Fry zal het noodig hebben als u weg is, want hoe leager het ia een huis is, des 10 meer komen ratten of muizen er in. Dit zeggende had dekruideaiersvroow het potje op de plank van de kast gezet, naast een potje met boter voor Jozua. En met ontzetting herinnerde Serena zich, dat zij het vergift niet had weggebor gen Het stond dus stellig nog naast de boter en als Jozua het duizelde haar toen zij er aan dacht nu eens het verkeerde p;,ijQ naoa j Misschien, ja waarschijnlijk bad hij het al gedaan en was hy nu al dooi. Serena legde haar orandend voorhoofd tegen het koude venster^ en liet haar gedachten Jen vrijen teugel. Zy dacht er sufferig over, of het ver gift dat, zooals de kruideniersvrouw gezegd had, de ratten zoo maar deed doodvallen, ook kwaad kan voor menschen; het denk beeld kwam bij haar op, urn den conduc teur te verzoeken, Jozua een boodschap te zenden, dat hij geen boter eten moest voor dat zy thuis kwam en ala een schrikgestalte kwam de gedachte bij haar op, dat in het huis van neef Jozua een bericht zou liggeo, dat haar man dood was en bograven zou worden. Dat alles was des te kwellender door de gedachte, dat het haar gerechte straf was, omdat zij hem nu voor de eerste maal sedert jaar» «Heen had gelaten. En terwyl zy daar zoo zat, de arme ziel, met een angst zooals zij nog nooit ha d gekend, werd het opuaus hel licht en stopte de trein. Zy was in New-York. Een jonge man in een bruine overjas kwam dadelyk naar den wagen toe. „Hoe gaat het u, tante Serena Ik ben blij dat ik zie!" Maar terwijl Serena hem hare bevende hend gaf, zei ze niets dan „Beste jongen ik ga dadelyk naar huis terug „Naar huis, tante f Is u ziek? Kom, ga mee, dan zal Susie u goed op passen r //Ik ben niet ziek," zei Serena droe vig, „en je moet mij niet vragen om hier te blyven, want ikik ben zoo bang, dat Jozua iets overkomen zal." De keuken en de kachel in de boerde rij waren kil en, hetzy de muizen het bent een Kikero! Dat wil nog niet zeg gen, dat je me overtuigd hebt. Al die gevallen die je noemt, komen niet dik- wijls foor en je kunt toch voor enkelo ge beurlijkheden geen nieuwe inrichtins makenB „Maar al die enkele gebeurlijkheden vormen te zamen een toestand, een ge heel, waarde heer. Ik ben ook nog niet klaarik won nog spreken van de zoo genaamde losse werklui, van de sjouwers. K(jk, die menschen ('t zijn ar oen paar honderd) hebben soms drie dagon achter elkaar geen werk, en dan weer werken zo een hoele week aan een stak." „Dat zal wel zoo bljjven, al maak je tien Arbeidsbeurzen, er komt niet meer werk door „Dat weet ik wel, maar dat is ook voor de sjouwerlui zoo niet noodig. Als die drie dagen gewerkt hebben, dan heb ben ze meer verdiend, dan menig werkman in een beele week, Ze behoeven dns niet te verhongeren, al werken ze een of twee dagen daarna heelemaal niet. Haar ze krygen het geld niet ten volleeen groot gedeelte daarvan raakt verloren „Waar t« vroeg Wonter onnoozel. „Het keelgat door. 't Worut uitgegeven aan drank." z/En zal do Arbeidsbeurs nu de oor zaak wezen, dat ze niet meer drinken Uch kom." „Heb je de enquête over de toestanden m Haarlem gelezen, Wouter?" „Geen twintig bladzjjden. Ik zag er niet door, t boek is zó O majestueus „Jammer genoeg, want als je dat gedaan hadt, dan zou je beter op de hoogte wezen. Daar kun je in lezen, dat er in Haarlem aannemers zyn voor het lossen van schuiten die er meteen een koffiehuis op nahouden. Dat zyn dus de patroons van de sjouwers die zy te vriend moeten honden. Nu komt een los werkman by zoo'n aannemer en vraagt of er ook werk voor hem is. Neen, zegt de patroon, werk is er niet, maar wil je een borrel? De werkman zou eigen- wisten of niet, Jozua vond het huis erg leeg. Hy bleef lang by het vee in den stal en toen hij in huis kwam, at hy alleen wat brood en melk en ging teen op den leuoisgstoel met paarse kussens zitten. Er was geen geluid, behalve dat van de klok, die telkens scheen te zeg gen „weg, weg, weg!" Langzamerhand dommelde Jozua in. Het waa donker toen hij wakker werd en heel in de verte hoorde hy, opschrikkend, het gefluit vau den trein die van New-York kwam. Hij strompelde in den donker naar de deur en ging naar buiten. Hoe ter wereld hij es- toe kwam, wist hy sict, maar hij giog lasgzaara naar de halt van den spoorweg. Misschien was het, omdat de trein kwam van New-York, waar Serena ook was. Hij Ktond naast het wachthuisje te kijken naar de roode oogen van den naderenden trein, die steeds grooter wer den. Voordat Jozua hot wist stond de trein vlak voor hem stil. Er werd iemand door den conducteur uit een wagon ge holpen. Jozua uitte een kreet, sprong, vooruit eu nam zijn vrouw in de armen. Serena kon nauwelijks spraken, maar toen zy aar» zijn arm den welbekenden weg naar huis opging, riep zij uit„En de boter, Jozua Hebt je daarvan ge bruikt „Ik heb er niet aangeraakt," zei Jozua, den arm om haar heenslaande, „maar ik heb ook met boter niets te doen. Serena, ik ben zóo onuitsprekelijk blij, dat je weer hier bont." In de door den directeur der normaal schiotschool opgemaakte verzameling van de uitkomoten der schutterij-oefeningen gedurende 18SU/»i, voor zooveel do dienstdoende schutterijen betreft, komen o. a. de volgende op- merkiogeo voor „Bil vele schutterijen laten de in richting en de invulling der schietstaten te wenschea over. Aanbeveling verdient, zoolang de schutterij met het geweer M 71 is bewapend, dot het voorschrift van 1887 worde gevolgd. Op de „verzameling der oefeaingen van vele sohntterijeD, komt voor, dat er aau oefening ia voldaan met een bepaald gemiddeld getal patronen, zonder dat zich een schutter in de volgende oeta- ning bevindt. Wanneer dit het gaval ie, doordat er schutters in den loop van het schietjaar zyn afgevoerd, verdient het aanbeveling, dat in de kolom „Aanmer kingen» te vermelden. Verder ie het wenechelyk dat de schutterijen bij het inzenden dor staten, vermeldende de sohiotoitkomsten, de reden opgaven, waarom enkele schiet oefeningen niet zijn gehouden. Wedor hebben enkelo schutterijen in den kolom „aanmerkingen' van den staat: „Jaarlyksche verantwoording der munitie' het getal gowapenden ingevuld, hetgeeu niet noodig is. Ook hebben enkelo schutterijen op genoemden staat het getal geweigerde patronen begrepen in het totaal der verbruikte, hetgeen niet moet geschieden. Deze moeten tegen onbruikbare patronen worden ingewisseld. De Commissarissen der Koningin in a provinciën, zijn door den minister van binnenlandsche zaken verzocht, boven- liik geen borrel willen hebben, maar om ziio patroon te believen pakt by ar eentje, misschien wel twee. Denk met, dat hy dit cadeau krijgt: als hy ze met dadelyk betalen kan, dao komen zo_ op hetleitje. Na een keer of wat krijgt hij werk en uit dankbaarheid neemt hy dó» een borrel. Als 't werk af is, dan meet hy zijn loon hebben maar de patroon laat hem een uur o( een paar uur wachten in het koifiehuis, natuurlijk. Hy neemt weer eeo paar borrels, want voor zyn fatsoen kan hij 't niet laten en by wil graag in de gunst blyven. Eindelijk ktygt hy zijn loon, maar onbarmhartig gekortwiekt door al die borrels dia op 't leitje staan en die or af wordeo gerekend; zoo wordt de man tegen wil en dank tot drinken gebracht en zijn vrouw krijgt een be schonken man thuis met een klein beetjo geld in den zak.' „ZooEn vertel me eens, is in me enquête niets onwaars of ovsrdrevens gezegd Nooit zoo'n kleine jokkentje, geen heel kleintje „Natuurlijk, maar 't staat met alleen in de enquête, maar menschen die het weten konnen, zeggan het ook menschen die ie gerust gelooven kunt." ,,'t Is wel mogelijk,» zei Wouter, „maar 't is moeielijk om te oordoelen over t°e»tan- den, waar je zelf buiten staat. Als ik een dubbeltje kreeg voor alles wat niet precies waar is in het enquête ver slag, dan zon ik er myn graantjes aan geT„Je bent een voortreffelijke geduld- proefsteen. Maar goed. Laten we nu eens aannemen, dat alles overdreven is. Dan ia de Beurs niet zoo noodig. Maar dan zal zo vanzelf wel weer doodgaan, zooals ze in 't leven gekomen is. Zooveel geld hoeft het niet te kosten en als gelooi- waardige menschen zeggen dat het noo dig is, dan mag toch wel een proef wor- de° Alles best en goed. Gesteldde Arbeidsbeurs is er en de loss. werklui, staande opmerkingen ter kennis van «to commandanten der dienstdoende schutte rijen te doen brengen. Een reiziger, die in een ko- tol in een onzer provinciesteden eenigen tyd had gelogeer<| en toen hy ver trekken wilde, geen geld bad om zyn vertering t« betalen, wat hij liever niet bekende, zeide op den ochtend vóer zyn vertrek tot den logementhouder Ik heb onlaags een weddenschap verloren, nameiyk het oprooken van een sigaar, terwijl ik na eiken trek moest zeggen „Hard gaat ie." „Dat is zoo'n groote kunst niet,* zeide de kêtelhouder, „dat zou ik ook wei kunnen." Zeg dat niet," hernam de andere, „het is eenvoudig onmogelijkik heb het by ondervinding. Maar als gij my niet gelooven wilt, ik verwed er xaet pieizier f 25 onder, dat gij het niet kunt. Aangenomen, zeide da kastelein, stak een uigaar op en begon na ie:ierea trek heel daidelyk te zeggen „H*rd «raat ie." De reiziger w&adelde in de koffie kamer op en neer, als om op te letten, of de conditiën der weddenschap wel opgevolgd werden. Daar een sigaar niet zoo spoedig opgerookt is, giag hij nu vn dan eens ia de gang en keerde dan weer terug om controle to houden.Eindelyk ging hy weer de gang in en kwam in langen tijd niet terug. Weldra kwam een oer muiden binnen, die zeide „Mynheer, moet ik de kamer weer in orde mak^-n voor den reiziger, die een kwartier geleden met zijn kot ter tje is weggegaan, hy schy ïj4 vertrok ken te zyn." Do logementhouder, inee- uende dat dit eon list van den wedder was, rookte eenvoudig door en sprak by iederen trek: „Hard gaat ie." De dienst bode wachtte ecnige minuten, doch geen ander bescheid krijgende, ging zij de kamer uit naar do juffrouw, zeggende dat zy niet wist, wat mynheer mankeerde hy zat daar maar te rookea, dat het dampte en riep Diets dan „Hard gaat ie." De juffrouw liep haassig thaar de koffiekamer en vond daar het beschre ven schouwspel. „De reiziger„, zoo sprak zij, „is zonder betalen vertrokken weet je daar Diets van Ook zy kreeg slechts ten antwoord het telkens herhaalde „Hard gaat ie 1" vergezeld van dikke rookwolken. Met de zaak verlegen, herhaalt zij hare vraag en hetzelfde stereotype antwoord volgt» Meenende dat haar man door een aanval van plotselingcn waaozio verbysterd was viel zy flauw, aan wel. e omstandigheid «ie rooker zich niet stoorde, maar door welk gerucht de dienstboden toeschoten om haar weg te dragen. De juffrouw, spoedig weer bygekomen, liet den dokter ontbieden om te onderzoeken, wat haar man toch eigenlyk scheelde, want hij zat nog altoos te rookcu en ie roepen „Hard gaat ie." Eenige minuten, voordat de dokter kwam, stond eindelijk de logementhouder omringd door zijne belangstellende huie- genooten, van zijn stoel op, smeet een niet langer houdbaar eiadjo sigaar weg, riep nog eenmaal „Hard gaat ie" en liet er op volgen Vyf en twintig gulden gewonnen! Het bleek hem echter spoedig, dat hy niets gewonnen, integendeel het bedrag der rekening vau den reeds lang in den trein zittenden reiziger, verloren nad. die den goeden kant heen wille», seg hon derd, laten zich insc'nryve-, gaan niet moer naar de kroegen van de aars nemers en wach ten op werk, zoader dat ze daarby behoeven te drinkeD. Maar de andere honderd, die wel graag in de kroeg zitten, blyven doorgaan als vroeger. Aan wie zuu jy nu donken, dat de aannemer koffiehuis- houder het werk geeft, aao de honderd die er vandaan blijven? Naluurlyk aan zyn klanten. De andere honderd kunnen als zuster Anna op de Arbeidsbeurs zitten wachten „Daar is wat V:»n aaa. Maar je moet niet vergeten, dat de honderd van de Beurs zoodra ze niet meerhof ton minste zooveel niet meer drinken, veel beter werklui zullen wezen dan de trouwe klanten van de kroeg en 't is tceh ook een voordeel voor aeu patroon, dat hy een fiinken werkman krijgt, die niet den heelen dag door hapjes koopt." „Nu, 't is mij wel, ik hoop dat jo ge' lijk hebt en ik het grootste ongelijk ter wereld. Yoorloopig zie ik het nog niet in. Toen onlangs vergaderd werd om over de oprichting van een Arbeidsbeurs te beraadslagen, zei een van de aanwe zigen," dat hy zich geen sjouwerman kon denken, die niet dronk." „Beste vrind," zei ik, „de vader van den man, die dat zei, heeit zich denkelyk geen wagen kunnen denken, die zonder paarden werd voortbewogen. De locomo tief is er toch. Zijn grootvader zal zich nooit hebben kunnen denken, dat men ooit te Haarlem zou kunnen spreken met iemand te Groningen. Toch is de telephooa er gekomenIk wil maar zeggen, dat als die man zich geen sjouwer kan denken die niet drinkt, dat nog niet bewijst dat er geen sjouwer kan bestaaD, die niet drinkt, 't Bewyst alleen, dat 'smanB verbeeldingskracht niet groot is. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6