POLITIEK OVERZICHT. ïn den nacht tusschen Zat er- is dieptreffead weêrgegeven en geen lang om tot aan 't einde te boeien; dag op Zondag heeft te Vlijmen eentoeschouwer onttrekt zich aan den in- j maar deze minder gelukkige oogen- j|p.i-iïl~ij au blikken doen zich schaarscher op naar mate men meer in 't werk vordert. Vooral de twee laatste bedrijven oefenen een onafgebroken, machtige werking uit. De eindindruk is dan ook dat men hier te doen heeft met een waarachtig kunstwerk, waardoor de kunstenaars Rich. Hol en Marie Boddaert aanspraak hebben op den dank van {allen, die in vaderlandsche kunst belang stellen. PHILIP LOOTS. diefstal plaats gehad. Door inklimmingvloed van dit machtig stuk zieleleven. is men in eene woning gekomen, enHet vijfde en laatste bedrijf verplaatst heeft daar ontvreemd gouden voorwer- ons op de Heide onder Muijderberg pen, alsmede eenig bankpapier en zilver J vanwaar uit dcor de landlieden waar- geld. In die woning wordt een herbergonder ook Agneta, het verloop der be- gehouden. De politie was Maandag ijverig j storming van het Muijder-Slot wordt in de weer, doch van den dader nog j gadegeslagen zooals dit o s uit de ge- geen spoor. schiedenis bekend is. De slotscène voert Te Te r-A pel is de dienst- j den stervenden Graat voor de laatste meid van den bakker Van Deinum, uit1 maal te midden van zijn geliefd volkonz; angst voor het in sommige bladen aan- j en der weinige getrouwe edelen. Hart- gekondigde „vergaan van de wereld",roerend klinkt zijn vaderlijk woord zoo aan het malen geraakt, dat zij wanneer hij dat volk tot eendracht aan- thans geheel van het verstand beroofd maant,waarop zijn fiehaam zielloos achter- schijnt te zyn. 1 over zinkt. Diepe verslagenheid teekent Deventer heeft het licht gezien Kling! Te Eernewoude, >en vis-' zich af in; houdiög en gelaatsuitdrukking j Klang l keur van gezochte, vrije kin- Bij den uitgever A, E. Kluwer te schersdorp onder Tietjerksteradeel, wer- j der omstanders, maar te grootscher den Zaterdagochtend vier huizan in is de indtuk van het oogenblik wanneer asch gelegd. De brand wordt toege I dezen het hoofd opbeuren om hun schreven aan kwaadwilligheid. De ver-„wederwoord" te doen hooreneen moedelijke dader heeft voor den bur- j krachtig, mannelijk woord dat inderdaad gemeester een voorloopig verhoor on- j klinkt als „belofte der toekomst" en in dergaan. de ziel van den toehoorder nog lang Te Appelscha woedde Maan- zijn nagalm doet vernemen, dag middag een groote brand in de Öeze vage trekken zullen, hoop ik. reservebosschen. De brandspuit was spoedig bij het terrein, doch weinig kon tegen de vlam men worden uitgevoerd. Een groot terrein is afgebrand. In den nacht van Zondag op Maandag, ongeveer i uur heeft te Groningen een moordaanslag plaats gehad. Zekere Herman Godschalk stond in de Folkiogestraat met twee andere Israëlieten te praten, toen er drie per sonen, onder welke zekere Cornelis Lacrois passeerden die eerstbedoelde ziende, zeidenze moesten de Joden allemaal verbannen evenals in Rusland Toen Godschalk daarop antwoordde s dat is een kwajongensstreek, ontstond er eene vechtpartij, waarop genoemde Lacrois een mes uit den zak haalde en het tot op het heft in den rug van Godschalk stak, uitroepende„st kan mij niet schelen, ik steek er met het mes doorheen". Badende in zijn bloed werd God schalk naar zijne woning vervoerd, waar de politiedokter, de heer J. Reijenga, hem heelkundig behandelde. De wond was ongeveer 20 centimeter diep en had de loüg doorboord. Men vreest ernstig voor het leven van G., daar reeds nu ontsteking van het borstvlies is ingetreden. Lacrois werd gearresteerd. Letteren en Kunst. FLQRIS V. (Slot.) Even te voren heeft zij, bevreesd dat de aan Graaf Floris gerichte geschreven waarschuwing niet krachtig genoeg zal blijken haar page heengezonden ten einde door de kracht van zijn woord den Graaf terug te houden van het gevaar dat hem dreigt. Dan, nauwelijks is Berkhout heengespoed of daar hoort Agneia reeds het hoefgetrappel van den naderenden jachtstoet. Telaat dus I De dorpsbewoners heb ben zich intusschen opgemaakt om den geliefden Graaf op zijn doortocht te be groeten eo ook de herbergier en zijn vrouw zija zich bij de menigte gaan voegen, de jonkvrouw in het zorg vuldig gegrendelde huis achterlatende. De angst, die nu Agneta's teêre ziel komt bestormen, het folterend zelfver wijt dat zij, de eenige die Floris' groot moedig karakter kende, die dus had kunnen weten hoe hij alle argwaan tegen zijn edelen verre zou houden, méér had moeten doen dan waarschuwen, de vertwijfeling die ten slotte hare licha melijke kracht geheel uitput, dit alles den goedwillenden lezer voldoeade zijn zich, met behulp van zijn voorstellings vermogen een tamelijk juist beeld van 't geheel te vormen Thans zij mij een enkele opmerking vergund betreffende de inkleeding der stof. Uit een enkel gezegde n. m. van Agneta zou men tot de meening ge bracht worden alsof zij reeds tijdens het leven der gravin tot graaf Floris in liefdesbetrekking stond. Afgezien van de onwaarschijnlijkheid dat de fijnvoe lende hand die zich overal elders uit de bewerking van den text doet kennen tot een dergelijke misgreep in staat zou zijn, waardoor trouwens aan den adel van Floris' karakter een geduchten knak zou worden toegebracht zonder de be langrijkheid der handeling te verhoogen, ben ik van oordeel dat deze opvatting niet de bedoelde is. Vooreerst toch zou de uitdrukking die daarop zinspeelt Agneta in tegenspraak brengen met haar vroegere verklaringnaar haar stil Ameide te zijn teruggekeerd zoodra in haar gemoed „naast vereeriag een war raer gevoelen" begon te ontwaken. Ten tweede valt ook in de muziek bij bet eerste samentreffen der hoofdpersonen nog geen hartstocht waar te nemen waarvan de reden wel niet zal moeten gezocht worden in Hoi's gebrek aan warm muzikaal gevoel. Wat er van zij, zeker ware eenige meerdere duidelijk heid hier wenschelijk geweest. Overgaande tot eenige opmerkingen, meer bizonder de muziek betreffende, kan ik beginnen met de verklaring dat in het geheele werk een climax heerscht die op de stemming der toehoorders van de gelukkigste werking is. Het spreekt bijna van zelf dat die gedeelten uit het gedicht die het be langrijkste innerlijk of uiterlijk leven schilderen ook den componist tot hooger kunstuiting hebben geïnspireerd. Toch verdienen enkele scènes die aan de levendigheid der handeling niet bevorderlijk of zelfs hinderlijk zijn als mu zikale kunst zeer de aandacht. Vooreerst wijs ik op het lied dat in het eerste bedrijf door Agneta wordt aangeheven, waarin met veel talent een „ouden" toon is aangeslagen. Vervolgens wijs ik op de beide geestige [liederen van den hofnar in het ie, en van den waard in het 4e bedrijf. Ook het koor waarmede de 3 e acte aanvangt, waarbij Hol heeft gebruik gemaakt van een kerkelijke melodie (50 psalmtoon) maakt den ge- wenschten indruk. Toch komen vooral in de eerste bedrijven hier en daar ge deelten voor waarbij ook de muziek niet in staat is de belangstelling levendig te houden zoo h. v. de weinigbeteekenende samenspraken tusschen de gravin en Agneta's voogd, het „kegel"-koor der edelen en derg. Ook het koor der spin sters dat de tweede acte opent is wat derspelen, voor school, huis en tuiü, met en zonder zang, verzameld door Herm. Bender, leeraar aan de Rijks kweekschool te Deventer, terwijl de tekst is geleverd door J. Sepp. Nu in den tegenwoordigen tijd de gymnastiek op de scholen meer en meer wordt be oefend, is dit boekje, dat de beschrij vingen van 81 vrije kinderspelen be vat, waarvan de meesten met zang, welke in verband met het beoogde doel, zeer eenvoudig is, naar ons dunkt een geschikte leiddraad voor den onder wijzer, vooral omdat het beoefenen der kindeispelen zoowel in de school als daarbuiten een voornaam gedeelte vormt van de gymnastiek. Met het oog daarop kan dit werkje van veel nut zijn, en kunnen wij Let dan ook met vertrouwen een ieder ter kennismaking aanbevelen. V1SSCHERIJ. Enkhuizen, 10 April. Gisteren werden alhier aangevoerd 7300 kg. schol, prijs ƒ3.50 k 4 per wichtje; 640 tal (één tal is 200 stuks) haring, prijs 0.50 k 0.85 per tal, en 1 zalm, we gende 36 pond, prijs ƒ15. Gedurende de vorige week werden in het geheel aangevoerd 18,200 kg. schol, prijs ƒ3.50 k 5 per wichtje, en 930 tal haringde prijzen varieerden van ƒ1.15 tot 0.50 per tal. Tessel, 10 April. Het rogvisschen langs de kust leverde in de afgeioopen week nog zeer weinig op. De rog gold van 55 tot 65 ct. per stuk. Naar België werden weder flinke hoeveelheden ali kruiken afgeleverd; de prijs der ali kruiken was ƒ2.25 k 2.50 per HL. De Noordzeevisschers besomden per schuit van 4o tot 75. Door de garna len vloot werden voor de kokerijen on geveer 300 manden garnalen aangevoerd tegen 3.50 per mand. De verzending geschiedde naar HuilLonden en Brussel. Beiersch-bierbrouwerij te Amsterdam en de heeren P. en de N. te 's Hage om bovengenoemd hotel te exploiteeren tegen genot van loon 25 pet. van de netto winst tot een minimum van ƒ600 benevens vrfle woning en kost voor zich en zijn gezin. In het begin van 1892 kwam de directeur der K. N. B. B., naar aan leiding van de ontvangen balans over 1891, de zaken in den Haag eens op nemen. Er was in het jaar 1891 met een verlies van ongeveer f 3000 ge werkt en nu wilde men den gerant R. gaarne loslaten, te meer, omdat deze had gezegdhet hotel zelf wel te willen pachten, waaruit men opmaakte dat de zaak beter zou kunnen gaan. Hoewel bij het bezoek, op 9 Februari, van den directeur van de K. N. B. B, geen bepaalde fouten in de boeken werden ontdekt was het kasboek vol gens den beklaagde tengevolge van ziekte niet geheel bij en, daar niet in de kas was hetgeen daar behoorde te zijn, werd aan beklaagde opgedragen dagstaten te maken. Bij een tweede bezoek op 14 Februari schenen de kasgelden nog niet in orde te zijn en was de gérant op reis naar Antwerpen, Brussel en andere plaatsen, waar hij ongeveer 10 dagen verbleef om eene andere positie te zoeken. Voor dat reisje had bekl. 100 uit de kas ge nomen, volgens zijn zeggen uit de ge meenschappelijke kas, want hij hield het geld van het hotel en zijn eigen geld niet afzonderlijk daar hij de zaak geheel exploiteerde of zij zija eigen doen ware, in welken waan hij wel eenigszins kon worden gebracht, daar er weinig of geen controle was, waar schijnlijk omdat er toch steeds geld bij moest. Rekent men nu nog daarbij dat de gérant volgens den boekhouder niet erg accuraat was in zijn financieele administratieve zaken, dan kan men zich gemakkelijk voorstellen dat de zaken min ©f meer in de war moesten loopen. Bekl. erkende in den loop van het exploitatiejaar een deficit van in het volle vertrouwen die ƒ100 gerust te mogen gebruikensecundo was hij volkomen bij machte het ontbrekende bedrag «.erug te geven en daartoe ook volkomen bereid. Ten stelligste ontken nende dat hier sprake kan zijn van ver duistering, verzocht pleiter het ontslag van den bekl. uit de voorloopige hech tenis, hetgeen doer de rechtbank werd toegestaan. Uitspraak 14 April. RECHTSZAKEN. De 15-jarige haagsche dienstbode M. E. v. d. W., die zich schuldig maakte aan diefstal van eenige kleedingstukken van luttele waarde en die getracht had de dochter der huizes, waar zij diende, te vergiftigen hetgeen slechts door eene toevallige omstandigheid werd ver hinderd werd Maandag door de haagsche rechtbank ontslagen van rechts vervolging daar de rechtbank het oordeel des onderscheids niet aannam en opgezonden naar een Rijksop voedingsgesticht tot haar 18de levensjaar. Door de arrondissements-recht- bank te Breda is gevangenhouding ver leend en verwijziog naar de terechtzit ting tegen F* S., 55 jaren, directeur der gasfabriek te Rozendaal, beschuldigd van diefstal. Ter zake van verduistering had zich Maandag voor de arrondissements rechtbank te 's Gravenhage te verant woorden J. A. R., gewezen gérant van het hotel „St. Hubert." Bekl. was in den loop van het jaar 1891 ia dienst getreden van eene vennootschap be staande uit de directie der Kon. Nederl. 9© in zijn kas te hebben gekregen, doch daar zijn contract hem niet nood zaakte tusschentijds geld af te dragen, meende hij ruimschoots gelegenheid te hebben dit bedrag aan te zuiveren. De Subsistuut-officier van justitie nar. Pleijte herinnerde aan het plotseling spoorloos verdwijnen van den beklaagde zonder orde te stellen op zijne zaken als gérant van het café „St. Hubert" en zijn terugkeer, nadat hij door de belgische politie was opgespoord. Wij zende op den gang van zaken en de administratie in genoemde inrichting wees hij er op, dat beklaagde zonder eenigen aannemelijken grond zijne eigen kas en die van „St. Hubert" door elkaar heeft gemengd en in ieder geval door zijn contract gehouden was de gelden, der inrichting toekomende, 's maandelijks te verantwoorden en af te dragen. De bepaliog, dat dit op den laatsten van iederen maand moest geschieden, staat nergens in het contract. Toch zag het O. M. in den beklaagde geen misdadiger, maar meer iemand die zich er in gewerkt had en geen andere uitkomst zag dan er maar van door te gaan. Daarom vorderde het O. M. 3 maan den gevangenisstraf wegens verduiste ring. De toegevoegde verdediger, mr. J. G. Blom, gaf zijne verwondering te kennen over deze strafvervolging; en dan nog wel ,wegens verduistering. Hoogstens had eene civiele actie kunnen worden ingesteld. Pleiter concludeerde na een uitvoerig pleidooi dat hier alleen sprake kan zijn van een rekenplichtig beheer en niet van het in bewaring hebben van gelden. Bovendien blijkt uit niets het opzet van den beklaagde tot weder rechtelijke toeëigening. Primo was bekl. De russische staatsman Von Giers is weer ingestort. De koorts heeft zich weer verheven en de zwakte van den pa tiënt boezemt ernstige ongerustheid in. Beter gaat het met Wyschnegradsky» Deze is zooveel vooruitgegaan, dat hij weldra zal kunnen worden vervoerd en de geneeshesren raden hem een lang durig verblijf in het zuiden van Europa aan. Wanneer hij zijn ambt weer zal kunnen waarnemen, is met geen moge lijkheid te voorspellen. Aanvankelijk was men in Rusland van plan, de aanwezige hoeveelheid graan op te nemeu, maar men heelt daarvan afgezien om de bevolking niet te verontrusten. Dat besluit op zich- zelve is aaders ook al niet geruststel lend't geeft den schija, alsof de re- geering meent dat er werkelijk reden is tot onrust. Eerst wanneer de uitslag van den nieuwen oogst bekend is, zal de Czaar besluiten of het verbod van uitvoer al dan niet zal worden opge heven. De fransche Kamer heeft een belang rijke zitting gehouden over de koloniale politiek. De tribunes voor het publiek i waren overvol. Men was het eens met den deputé Etienne, dat Frankrijk nu het een flink leger heeit, niet alleen een koloniale politiek volgen moet. maar die ook moet weten te doen eerbie digen. Er werd dan ook besloten den toestand in Dahoméy krachtdadig te ver beteren en daarvoor een ruim krediet toe gestaan. Eene verhooging van het krediet voor Soedan van 300.000 tot 400.000 francs werd echter verworpen. Naar het schijnt heeft ereenekwesde plaats gehad in de koloniën tusschen de zee- en de landmacht. Kolonel Terillon vroeg aan cien kommandant van een der fransche oorlogschepen, om eene divisie landingstroepen te ontsche pen, maar de kommandant weigerde. Naar dit zonderling geval zal de regeei iDg een onderzeek instellen. De minister Goschen gaf in het en- gelsche Lagerhuis het overzicht van den financieelen toestand. De uitgaven voor het loopende jaar worden geraamd op 90.253,000, de ontvangsten op 90,477,00c L. St. Er wordt voorgesteld, het recht voor de vernieuwing der brevetten van uitvinding te verlagen, en het inko mende recht op schuimende wijnen te stellen op een algemeen cijfer van twee shillings per gallon. De minister deelde voorts mede dat Spanje het handelstractaat van 1886 heeft opgezegdmaar het is noodig dat men in Spanje en elders wete, dat indien de overeenkomst van 1886 opgeheven, wordt, het niet vaststaat dat Spanje in dat geval de fiscale voorrechten behou den zal die het destijds verkregen heeft, want indien Spanje zijne inwilligingen intrekt, heeft ook Engeland de handen vrij. De minister hoopt echter dat de on derhandelingen eenen voor beide landen gunstigen uitslag mogen hebben. Het Huis heeft het voorstel betreflende het recht op de schuimende wijnen aangenomen en vervolgens de beraadsla ging over de staatsbegrooting tot een na der te bepalen dag uitgesteld. De regeering besloot de subsidie voor de tentoonstelling te Chicago tot 60.000 pd. st. te verhoogen, waardoor de com missie aaa de britsche inzenders plaats in hechtenis laten nemen. Roep den volgenden getuige." Nu verscheen de dokter,die opnieuw den uitslag van de lijkschou wing meedeelde en met het getuigenis van Keziah Coote was het verhoor afgeioopen. De advokaat van de rechtbank, die al deze beschuldigingen tot een geheel zamenweefde, maakte hieruit een verschrikkelijke aanklacht tegen Karl Landsberg. Hij verklaarde, dat de getuige nissen van den landlooper en van den bediende beslissend waren terwijl dat van de kamenier de reden van de misdaad gaf, die tot nu toe nog in het duister had geschuild. Hij kon niet zeg gen hoe het lijk in de groeve was gekomen, maar men moest bedenken, dat het een donkere nacht was en dat het onweder ieder in huis hield. „Er waren toch bijna 200 smokkelaars op de been, ondanks wind en storm," riep een stem uit het publiek. Deze woorden werden gevolgd door een uitbundig gelach. „Gerechtsdienaars, neemt dien man in hechtenis, die "de rechtszitting durft storen," riep baron Hempley uit, terwijl zijn gelaat rood was van woede. „Eene zitting, die ik presideer, mag niet door zulke onbeschaamd» lui worden bijgewoond." De gerechtsdienaars maakten veel beweging en drukte om den rustverstoorder op te sporen, maar schenen hierin niet te slagen. De advokaat van de rechtbank was zeer verontwaardigd, dat zijn verhaal was afgebroken, maar vervolgde na een korte poos „Zooals ik gezegd heb, hield het onweder de menschen in huis en het lijk kon dus gemakkelijk tot op een tamelijk grooten afstand vervoerd worden en als een der getuigen niet afwezig was, dan zou ik u, mijne heeren, laten zien, dat de afdrukken van den voet op den rand van de groeve, precies overeenkomen met die der laarzen, die de gevangene dien avond droeg, en dat dezelfde laarzen met de klei zijn bedekt, die men bij den kuil vindt." Nadat hij nog een tijdlang gesproken had over de onmoge lijkheid, dat iemand anders dan de gevangene de misdaad kon hebben begaan, weidde hij lang uit over de afschuwelijke mis daad, waarmee de vreemdeling den grond van Engeland had bezoedeld en die wel zwaar diende gestraft te worden. De advokaat ging daarna zitten. Mijnheer Salomons legde zijne hand op den arm van zijn cliënt en moedigde hem aan de toe spraak van den advokaat der rechtbank te beantwoorden. Karl Landsberg deed eene schrede voorwaarts naar de plaats, waar de rechters zaten en na een blik vol wanhoop in de zaal gsworpen te hebben, begon hij op zachten en bevenden toon te spreken. „Als die man zulk een neerslachtig gezicht zet en zoo weife lend spreekt, dan zal hij stellig den galg verdienen," mompelde mijnheer Salomons. „Edelachtbare heeren," begon de ongelukkige man, na nog een blik in de zaal geworpen te hebben, „ik sta hier voor u als het slachtoffer van een vreeselijke samenloop van omstandighe den, ofschoon ik gëen oogenblik toegeef, dat ze voldoende be wezen zijn om iemand van moord te beschuldigen. De rang, dien ik tot hiertoe in het graafschap heb ingenomen en het be wustzijn van volkomen onschuld aan de misdaad, die mij ten laste wordt gelegd, maken mij mijn toestand zeer moeilijk. Mijne vroegere vrienden houden zich van mij verwijderd en ik sta alleen te strijden tegen de hevige beschuldigingen, die men tegen mij inbrengt." De stem van den gevangene stokte, toen hij deze laatste woorden uitte en een halfonderdrukte snik was in zijne nabij heid hoorbaar. „Gevangene," zeide de rechter gestreng, „bepaal u tot uwe verdediging. Gij behoeft niet over uw toestand uit te weiden, dat kan de jury goed genoeg zien; en gij hebt het uzelf te ver wijten, dat gij vroeger in aangenamer positie verkeerdet. Ik waar schuw u, dat ik geen open ot bedekte aanvallen op den advo kaat van de rechtbank verkies te hooren, die zijn plicht doet, door u tot een schuldbekentenis te brengen." „Uwe woorden, mijnheer, schijnen aan te tooneD, dat gij het geval hebt voorzien," antwoordde de gevangene eerbiedig, „maar nochthans zal ik de kans niet wegwerpen, [maar in mijn plicht volharden tot het einde. Niemand kan inniger den dood van Paula von Klipspohr betreuren dan ik. Ik kende haar reeds uit mijne jongelingsjaren en zij was de weduwe van een mijner vrienden, die op noodlottige wijze aan zijn einde kwam. Wordt vervolgd\)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 2