DE SPELER.
In ©eo gezelschap te Parys sprak noen
over een valfichen speler, die pas in een
der eerste clubs ontmaskerd was en elk
dee l een verhaal over dat onderwerp dat
nooit uitgeput raakt: de speeltafel.
Alleen kapitein J., onze vriend, zei
niets
Komaan kapitein, gij zult toch niet
de eenige zijn die zwygt?*
Wanneer gy er op staat...*
„Natuurlyk."
„Goed dan, maar ik waarschuw u dat
myo verhaaltje met de uwen niets te
maken heeft en dat mijn valschspeler
zeer belangwekkend is."
„Des te beter. Wy luisteren.*
De kapitein stak eene cigarette aan,
leunende tegen den schoorsteenmantel. Wy
schoven dichterbij om goed te kunnen
hooren, met die gretigheid van menschen,
die welbeschouwd niets moer dan groote
kinderen zijn. Buiten scheen een warme
Julizon op de gesloten blinden.
„Zes jaar geleden,* zei de kapitein,
„lag ik in garnizoen te M., een verve
lend stadje in een vervelend departe
ment. Er was geen enkele uitspanning,
nooit kwam er een tooneeltroep, het
eenige was een allerakeligst café-chan
tant. Was myn dagwerk af, dan wist ik
met den tyd geen raad en had allengs
de gewoonte aangenomen, om eiken avond
naar de eenige sociëteit in het stadje te
gaan, de „Eensgezindheid* noemde men
die, waarschynlyk omdat men er altyd
disputeerde. Gespeeld werd er weinig,
behalve wanneer er jaarmarkt in het
stadje was, die acht dagen duurde.
Op zekeren middag, in den herfst, op
den eersten dag van zalk een jaarmarkt,
kwam ik vroeger dan gewoonlyk in de
sociëteit. Er waren veel manscben, die
ik niet kende: ryke boeren, |die zelden in
de stad kwamen of adellijke lieden, die
hun kasteel niet verlieten. „Er wordt
vandaag hoog gespeeld,* zei mij een
myner kameraden, „kyk maar eens I*
Ik keerde my naar de speeltafel en
was zeer verwonderd by het zien van
den bankierhet was een zekere de
Mertens, dien ik van aanzien kende, een
joDgmensch van 21 of 28 jaar, voor wien
ik eenige sympathie gevoelde omdat zyn
vader, die te Sedan gevallen was, hem
een roemryken naam, echter geen fortuin
had achtergelaten, Hy kwam slechts
zelden in de soeieteit en speelde nooit.
Ik was dus zeer verwonderd, toen ik
hem de bank zag houden met hoopen
good en bankpapier voor zich opgest»'
peld.
„Hoeveel op ©ik tableau?* vroeg ©r
een.
„O,* zeide een dikke heoreboer
lachend, „mynheer de Mertens heeft ge
luk hy kan wel de bank openen.*
De jonge man was zeer bleek, zyn
oogen stonden verwilderd. „Bank ge
opend!* riep hij met bevende stem.
Dit was als het ware het sein van
zyn ongeluk. Tienmaal achtereen verloor
hij. In een kwartier tyds was de bank
gesprongen. Eea ander nam zyn plaats
als-'bankier in en er werd verder ge
speeld zoo snel en hartstochtelyk dat ik
my er door liet meeslepen en ook mee
deed.
Om de tafel was geen zitplaats meer
en ik stond dus achter de adderen, myn
hoed in de hand, waarin ik telkens mijn
winst wierp, die voortdurend aangroeide.
Op eens in het heetst van het spel, riep
een stem „U wordt bestolen kapitein
Ik maakte ten vlugge beweging en
greep de hand van den jongen
de Mertens, die deze juist terugtrok uit
mijn hoed, waaruit hij een biljet van
duizend francs genomen had, dat hy nu
tusschen de vingers frommelde.
Het gezicht van den ongelukkige trok
krampachtig samen. Ik wisselde een blik
met hem en^ zag eene uitdrukking van
wanhoop in zjjne oogen.
„Mynheer de Mertens is volkomen in
zyn recht,* zeide ik toen bedaard en
met luider stem, „wy spelen voor ge-
zamenlyko rekening en hij nam bet geld
dat hy noodig bal. Ik verwonder my
erover, dat iemand tegen een man als
hij zulk een aanklacht kan inbrengen!*
De verklaringen waren kort Do per
soon die geroepen had, was iemand die
voor den eersten keer in de sociëteit
kwam en de Mertens niet kende. Hij
bood nu aan de Mertens zijne veront
schuldiging aan en al de spelers drongen
om den jongen man hen, hun leedwezen
over den dwazen uitroep van den vreemde
te kennen gevende.
Danrop ging men voort met spelen en
de Mertens verliet de zaal. Drie dagen
gingen voorby, zonder dat ik iets van
hem vernam. Dat hy niet gaarde mij
terug zou zien was natuurlyk, maar ik
vond het vreemd, dvt hy niet op een of
andere manier zyn dankbaarheid betuigd'
voor de wyze waarop ik de eer van
zyn naam had gered.
Op zekeren avond zeide myn oppasser
dat een dame my wilde spreken. Het
was een vrouw van circa 45 jaar, met
een kalm, üer gelaat en een open blik.
„Ik ben mevrouw de Mertens.* zeide
zy, „myn zoon heeft my alles vertelden
ik kom u danken, dat gy de eer van
onzen naam onbevlekt hebt gehouden.*
„Mevrouw
„Mija zoon heeft een dwaasheid begaan;
hy heeft gespeeld en verloren. Het overige
is u bekend.*
Ik was niet op myn ge nak de smart
van deze edele vrouw trof my diep. Zy
stond voor my en tranen flikkerden in
hare donkere oogen.
„Een jeugdige dwaasheid, mevrouw*
stamelde ik, „ik zal uw zoon gaan op
zoeken, hem erover onderhouden
Zij schudde ernstig bet hoofd. „Gy zult
hem niet viudeD, kapitein. Hy heeft
dienst genomen by de zeemilitie. Ik ben
hier niet gekomen voor hy was heenge
gaan.*
Wy hadden dit verhaal aangehoord,
zonder den kapitein in de rede te vallen;
toen hij zweeg heerschte er een oogenblik
stilte,
„En de ontknooping, kapitein? Wat
is er van Mertens geworden
„Hy is dood. Eenige jaren geleden kreeg
ik een brief uit Tonkin, een klein briefje,
met verbleekte inkt op reeds geelend
papier geschreven. Het bevatte slechts
deze regels „Ik ben zwaar gewond.
Admiraal Courbet brengt my zooeven het
kruis maar ik ga sterven. Ik zend
myn kruis aan u, die my gered hebt
hoop dat gy het zult willen dra
gen.
„Zoo komt het, myae heeren, dat ik
in plaats van de decoratie die de kanse
larij van het Legioen van Eer mij ver
eerde, op myn uniform het kruis van
sergeant de Mertens draag, die zich eens
geiroeg als een dief, maar later stierf
als eeu held.*
BINNENLAND.
In aansluiting aan onsvo-
rig bericht omtrent den muntslag van
10 centsstukken met de beeltenis onzer
jeugdige Koningin, wordt ons nog het
volgende medegedeeld
Over het geheel is de nieuwe beelde
naar van het dubbeltje ongelukkig ge
slaagd, en geeft deze geen blijk an
hooge kunst en groote vaardigheid. Ge
lukkig kan van het 25 centstuk, onlangs
mede aangemunt, een gunstiger getuige
nis worden afgele d. Ofschoon natuurlijk,
zooals altyd, ook in dit geval beide
beeltenissen wel naar hetzelfde model
vervaardigd zullen zyn, wijken zo in
menig opzicht ten eenenmale van elkan
der af. Ja, zelfs het type schijnt niet
meer hetzelfde. Het 10 centstuk draagt
de sporen van eene onartistieke behan
deling, eener haastige, slordige afwerking.
De grief, die ook de minst ontwikkelde
op het punt van smaak en kunst aanstonds
zal opwerpen, is de bewerking van het
haar, dat eenvoudig onooglyk is, en in
zyn diepten en hoogten tegen de natuur
zondigt. Ongemotiveerde kuilen, en even
ongemotiveerde verhevenheden, eene wei
felende bewerking, die niet weet wat zy
wil, die hier te gedétailleerd is en daar
te confuus, hebben aan dit onderdeel van
de beeltenis het aanzien vsn broddelwerk
gegeven. Ook in het neusje, de lippt
en de kin zyn fouten het relief deu;
niet, een kuil in den hals en daaronder
een balt, die niemand begrijpt waar ze
vandaan moeten komen.
Merkwaardig is het ook dat het kopje
bijna niet mat ie, (eene ztak toch van
louter mechanischen aard), waardoor eene
gelegenheid worde prys gegeven om de
munt van hare fraaiste zyde te doen zien.
De fouten, die in htt dubbeltje het
haar ontsieren, zyn by het kwartje ver
meden. Integendeel, het is op zeer artis
tieke wyze behandeld en zeer stil ge
houden, vooral boven op het hoofd. De
welviDg van den hab is hier goed, en
wanneer men beide stukken naasr elkan
der legt, zal het blyken dat de teekening
van neus, mond en kin veel beter is.
In het algemeen heeft het kopje van
het 25-centstuk eene nobele ea lieve
uitdrukking, en maakt h t een aange
namen indruk, die nog verhoogd wordt
door het schoone matwit, waardoor het
voordeelig uitkomt.
De muntslag zelf schynt nogal te wen-
schen te hebben overgelaten. Wy hebben
voor ons liggen een kwartje dat goed,
en oen dat slecht is uitgemunt. By het
eerste komt alles goed uit en zyn èn de
trekken èa de letters van het geschrift
scherp. By het tweede evenwel is niet
alleen de scherpte van de beeltenis min
der, maar ook de letters zyn niet uitge
munt. Zoo ontbreekt byv. op ons stokje
de letter A vao Wilhelmina. De reden
hiervan kan alleen worden
eene slordige bewerking.
Dat de stempel goed is, wordt vol
doende bewezen door het scherpe muntje;
zoo er dus letters ontbreken of byv. de
parelrand niet uitkomt, dan moet dit
noodzakelyk zijne oorzaak hebben in de
te haastige bewerkiog.
Het is misschien niet overbodig hierop
de aandacht te vestigen, opdat in het
verv Ig by de toch te verwachten aan
munting van guldens, enz., door eeoe
nauwkeurige en geacheveerde afwerking
recht worde gedaan aan de eerste mun
ten, die met de beeltenis van ons vorstin-
netje prykten.
En waarlijk, dit aanvallig kindergelaat
biedt, meer wellicht dan eenig aader on
derwerp, gelegenheid tot het maken van
eene munt, die naast hare innerlijke
waarde ook eene artistieke beteekenis
heeft. (A. R. Ct.)
Toen Donderdagmorgen de
locaalspoor welke om 8.46 van Hattem
naar Zwolle vertrekt, het station van
de Nederl. Centraalspoor even was ge
passeerd, bemerkte de machinist, dat zich
mand met paard en sjees by een zich
aldaar bevindenden overweg tnsschen de
gesloten sluitboomen op do baan bevond
Door snel den trein n~g tot stilstand te
brengen werd een anders onvermydelyk
onheil voorkomen, 't Bleek ©en veehan
delaar uit Hattemerbroek te zijn, die
niettegenstaande de sluitboomen gesloten
waren, toch met zijn voertuig had willen
passeereD.
IIAAItLEHUER HALLETJES
Een iatsrdagaïondpraatjs.
CXXXIV.
Laten we eens gezamenlijk „hiep
hiep, hoera I* roepen voor den zomer die
dan toch eindelijk gekomen is. Zomer ol
lente? wat is het eigenlijk? Voor den
eerste is het te vroeg, voor de tweede
te laat. Het jonge groen aan de boomen,
het frissche gras, de boschlucht die ons
tegenwaait dat alles zou er ons toe
brengen om te wenschen „och, dat het
altijd zomer waar Maar dat kan
eenmaal Diet zyn na de heerlyke dagen
van zon en licht komt de somberheid
van den winter, onafwijsbaar, on vermij-
delyk. Het zij zoo, maar vooreerst is er
geen noodde zomer ligt voor ons. Laat
ons niet denken aan den winter
Ik geloof eigenlijk dat heel wat men
schen tegen de Meimaand hebben opge
zien. Daar was voor eerst de betoogings-
dag, die in veler oog een yselyk ding is en
die velen zich naar 't schynt niet kunnen
denken zonder sabel, en geweren en re
volvers. En wat was het niet een kalme
dag, hier en overal. Dan was er de
dynamietbeweging van Ravachol en zijn
rotgenooteD, die de meening zijn toege
daan, dat alles van de aarde moet wor
den gevaagd voordat er eene „nieuwe
en betere maatschappy" kan worden ge
grondvest. Natuurlyk mogen de anar>
chisten blyven leven, de helden die zooals
Ravachol kluizenaars vermoorden en ly-
ken opgraven.
Menschen die kalm redeneeren en hun
gezond verstand gebruiken, gevoelen dat
zulke theorien niets anders zyn dan pure
waanzin.
Dynamietbommen zyn geen argumen
ten en het eenige antwoord op een ont
ploffing is feitelyk een terechtstelling.
De maatschappy, elke mogelijke maat
schappy, verlangt ordewie die orde
verstoort, moet op de eene of andere
wijze onschadelyk worden gemaakt. En
daarom is het duidelijk, dat Dooit en
nimmer de anarchisten een ommekeer
in de inrichting der maatschappij teweeg
zullen brengen, hoogstens kannen zij er
in slagen, eenige ongelukkige menschen
om het leven te brengen. Overigens
geven zy werk aan den benl en kosten
geld aan den Staat, die hen in verze
kerde bewaring neemt.
Dit alles ligt vrywel voor de hand
en toch was menigeen niet recht op zyn
bij de herhaalde dynamiet aan-
in Fraukryk. En wat blijkt nu
Dat het eenvoudig een klein hoopje
heethoofden is, dat de wereld eens heeft
doen schrikken. Een van de dollemannen
heeft den treurigen moed gehad Véry's
koffiehuis in de lucht te laten vliegen.
en na dien tyd is er niets meer
gebeurd. Het gaat met zulke bewegingen
als met vuurspuwende bergeonu en
dan komt er een korte uitbarsting en
daarop volgt weer een lange tyd dat de
berg rookt. Hy kan niet voort urend aan
het vuurspuwen blijven
Een tweede reden waarom wy tegen
de Meimaand opzagen, was de tijdsveran-
dere. Wat zou dat een enorme last we
zen Twee tijden wat een onuitputbare
bron van last en vergissingen 1 En nu
men hoort er niet meer van, behalve
wanneer wyze gemeenteraden de klokken
op hun territoir voor- of achteruit zetten
zonder andere bekende reden dan dat ze
wat anders willen doen dan een ander.
Maar ik voor my heb nog niemand ge
sproken, die sedert 1 Mei door den
nieuwen tijd voor een trein te laat geko
men is, De lasten van den Greenwich
tyd zijn dus ook alweer meegevallen, en
de horlogemakers die onze uurwerken
van een extra wijzer voorzieü, genieter
de lasten.
Of men de uurwerken voor- of ach
teruit zet, de tijd dien wij beleven wordt
er niet boter op. Als die tijd volmaakt
was, dan zou het niet noodig wezen om
zooals nu pas gebeurd is onder de win
keiiers in Haarlem eene onderlinge ver
eeniging op te richten, om elkaar voor
slechte betalers te vrijwaren. Wat zijn
eigenlijk slechte betalers vraagt menig
een. Er zyn neringdoenden, die gewoon
zyn dat hun beste klanten pas twee, soms
drie jaar na levering betalen er zijn
andere, die al zuur kijken, wanneer ze
na zes weken hun geld nog niet binnen
hebben. Wat voor den een slecht is, zou
de ander puik noemen.
Rechtszaken.
Voor de Heerenveensche rechtbank
stonden Donderdag twee jeugdige inbre
kers terecht de 11 jarige T. Wynstra en
de 13 jarige A Stoker. Deze jongens
wier opvoeding geheel verwaarloosd wordt
hadden gehoord, dat de arbeider F.
Heida te Katlyk „geerfd* had. Toen
Heida met zijn gezin 8 Aprii jl. uitging,
besloten de jongens de erfenis te bemach
tigen en togen naar Hs. woning. De
deuren warea gegrendeld, de vensterlui
ken gesloten, doch de jongens wisteu
wel raad. De dakpannen werden losge
maakt en door die opening verschaften
zy zich toegang tot de woning. Kasten,
kabinet, alles werd opengebroken en door
zocht, doch de erfenis werd niet ge
vonden.
In het kabinet vonden zij een p»rte-
monnaie met 24 ets., die eerlyk gedeeld
werden, verder stalen zy suiker, sigaren
enz. In de kast vonden zy ook drie
flesschen met jenever en daaruit werd
dnchtig gedronken zoodat Stoker meer
dan dronken achter het huis neerviel
en zyu roes uitsliep. Wynstra maakte
van dezej gelegenheid {gebruik zyn >U-
penden kameraad de 12 centen te ®Bfc=
stelen.
Beide jongens hekenden.
De ofêcier van justitie vroeg voor iedet
opzendingnaar een ryksopvoedingsgestioht
tot het 18e jaar, opdat zij nog bruikbare
leden vaa de maatschappy zouden kunnen
worden.
KOLONIËN.
BATAVIA, 12 April.
Aan het verslag der voornaamste ge
beurtenissen in het goevernement Atjsh
en onderhuorighedeo, loopende van 16
tot en met 28 Maart 1892, wordt het
volgende ontleend
Groot -Atjeh. De posten werden
weinig beschoten.
Den 16 en begaf zich de goeverneur
tot regeling van bestuursaangelegenheden
naar de Oostkust.
In den nacht van den 20en op den
21en verraste eene brigade maréchaussée
eene groote hende Atjehers, die op weg
was naar buiten de linie en «enige van
de straalbaan geroofde laschplaten mede-
voerde by die ontmoeting vrerdeo twee
Atjehers gedood en verscheidonen ge
wond, terwyl de overigen op de vluoht
sloegen, met achterlating van dooden,
wapens en goederen, waaronder de ge
stolen l*8chplat@D.
Op die wijze bracht de maiécbaussée
gedurende de laatste dagen van den
verslagtyd den vyand herhaaldelijk ver
liezen aan dooden en gewonden toe en
berokkende zij hem aanzienlyka mate-
rieele schade door het achterhalen van
sluikwareo.
Den 24en kwam ter rede Oleh-leh het
stoomschip Both van de Koninklyke
Paketvaart-maatschappy, met de gele
vlag in top; het bleek dat er cholera
aan boord was.
Onmiddellyk werden de noodige qua
rantaine maatregelen toegegepast en door
de genietroepen barakken opgericht tot
tydelyke huisvesting van de passagiers
terwijl het schip na lossing werd gede
sinfecteerd.
In den avond van den 24en en den
daaropvolgenden nacht werd ter reede
Oleh-leh de communicatie met den wal
gestremd voor buitengewoon hooge
zeeön, welke niet gepaard gingen met
wind, terwyl de oorlogsschepen tenge
volge der zware deining zich genood
zaakt zagen verder nit den wal te
stoomen.
Niet alleen werd de kustran J overal
voor een gedeelte weggeslagen, doch ook
eenige kleine vaartuigen werden vernield
terwyl de schade aan zeehoofden, wo
ningen en loodsen van particulieren aan
gebracht, een bedrag van ongeveer
ƒ40,000 beloopt.
Onder het slachtvee van de Atjeh-
leverantie ontstond mond- en klauwzeer
doch door het aanwenden van doeltref
fende maatregelen, is thans de ziekte zoo
goed als overwonnen.
Onderhoorigheden. Noordkust. Onze
versterking te Segli werd slechts af en
toe beschoten.
Wat en wie een slechte betaler is,
moet ieder in zyn eigen zaak voor zich
zeiven beslissen. Het is ook niet zoozeer
de bedoeling dat langzame betalers daar
onder zullen worden gerekend, maar zy,
die het er om te doen is te kooper
terwijl zij weten niet te kunnen betalen,
zij die boven hun stand leven en dus
nooit kuDnen rondkomen zy, die van
de eene plaats naar de andere trekken
overal een leger brallende beren
achterlaten.
Wie er wat meer van weten wil, moet
zich maar tot het bestuur wenden
Onlangs beweerde ik, dat het moeilijk
gaan zou,hier gedaan te krijgen, dat de
winkeliers een uur vroeger, dat is te 9
uur, hunne winkels sloten. Dat is geble
ken ook. Iemand hier ter stede, die be-
teekenende zaken doet en naar wien ge
luisterd wordt, heeft het weer geprobeerd,
maar het moeten opgeven omdat er teveel
tegenwerking was. Helaae, de zak waar
alle menschelyke hoofden in gaan, moet
nog gemaakt worden
Mij dunkt zoo, dat een revolutionair
zich nergens ter wereld plezieriger moet
len, dan in de republieken van Zuid-
Amerika. Daar beeft men altyd revolutie,
zoowat een om de drie maanden. Karabyu
revolver benevens het gordelmes,
wekken daar dan ook niet meer verbazing
dan bij ons een wandelstok.
Wij Europeauen kunnen uit die zuid-
amerikaaosehe omwentelingen nooit recht
wijs worden. De telegrammen die wij
er over in de couranten lezen, zija bij
uitstek kort en beknopt en, wat nog
lastiger is, ze spreken elkaar voortdurend
tegen. Van daag heet het, dat de op
standelingen de regeeringstroepen hebben
verslagen; morden seiat men dat hot
juist anders om is en overmorgen komt
het belangrijk bericht, dat er eigenïyk
heelemaal niet gevochten is. Verder wordt
gemeld, dat generaal Carvalho (van wien
we nooit gehoord haddeö) of Generaal
Rosario (wiens naam ons totaal onbekend
is) gevangengenomen of doodgeschoten en
dat de rust daardoor weer hersteld is.
Wat touwen moet een mensch nu aan
zulke berichten vastknoopen? Het geluk
heeft my gediend, ik heb een vuurlandsch
dagblad weten machtig te worden en
daar staat een beschrijving in, hoe zoo'n
revolutie eigenlijk in zyn werk gaat.
Dat verhaal is in den vorm van een
tooneelstuk geschreven. Personen zyn de
president der republiek, zijn eerste mi
nister, een massa soldaten en een heele-
boel gespuis.
Het teoneel stelt voor de werkkamer
van den president. De zon scaynt vroo-
lyk naar binnen, eo schittert op de
gepolyste loopen van de revolver van
den president, die naast hem ligt op
zijn sehryftafel. De president houdt een
alleenspraak
„Ik geloof, dat mijn heerschappij nu
voor goed gevestigd ,is. Gisteren zijn de
aadeggers van den laatsten opstand
gefusilleerd, ik heb dus niets meer te
vreezen. Den eersten minister vertrouw
ik wel niet recht, maar als hij me ver
veelt jaag ik hem een kogel door het
hoofd. Wie klopt daar Binnen.*
De eerste minister treedt de kamer
binnen. „Ah, Don de Calabrea, zyt gij
het. Neem plaats, ik heh u juist over
ernstige staatszaken te spreken.*
De minister. Ook ik wenschte Uwe
Excellentie over een en ander te onder
houden. Ten eerste zou ik gaarne kolonel
de Mendozo voor bevordering voordragen.
Wie is kolonel de Mondozo? Ik heb
den naam nog niet gehoord.*
„Pardon, ik vergat dat Uwe Excellentie
nog maar vier weken aan de regeering
„U nog maar drie, waarde Don de
Calabrea.*
„Zeker Uwe Excellentie, maar om op
kolonel de Mendozo terug te komen, hij
was tien maanden geleden nog korpo
raal
„Een eminent officier alzoo, die een
zóo snelle promotie maakt
„Excellentie, bij elke revolutie heeft
hy zich flink geweerd en is daardoor
met ontzaglijke snelheid bevorderd I"
„Dan moet hy voor zyn volgende
promotie maar op een volgende revo
lutie wachten, mijn waarde premier
Do eerste minister zegt terzyde „oude
dwaas en staat op als om heen te
gaan. „Hebt gy niet meer?* vraagt de
president. „Dat is voldoende, Excellen
tie,* antwoordt de minister met bizon-
deren nadruk en vertrekt.
Als hij heengegaan ia zegt de presi
dent „daar steekt iets achter, ik zal
hem in échee moeten houden door een
manifest aan het leger. Wat de Mendozo
aangaat, d'e wordt wegens revolutio
naire principes verbannen.*
Op het oogenblik dat hy de pen ter
hand neemt, suist een revolverkogel hem
langs het hoofd. In het venster voor hem
is een rond gat geschoten. Onmiddellyk
schiet de president een revolverkogel af,
die precies door hetzelfde gat gaat en
dus den sluipmoordenaar doodelijk treft.
De president besluit, om nu ook het
geheele kabinet meteen maar te ont
binden.
Het tweede tafreel speelt een uur
later in dezelfde kamer. De president is
bezig een nieuwe bi lasting op linten,
strikken en revolvers te ontwerpen. Plot
seling wordt een donderend gebrul ge
hoord. Weg met den president Weg
met den verrader De kamerdienaar
komt binnenstormen. „Excellentie de
soldaten maken oproer. Kolonel de Men
dozo voert hen aan. In eea oogwenk
zullen ze hier zyn. Uwe vrienden heb
ben barricaden opgeworpen en vechten
als leeuwen.*
„Staan de paarden klaar vraagt de
president.
„Zooals Uwe Excellentie weet, dagen
nacht gezadeld.
„Dan rijden wij onmiddellyk de ach
terdeur uit naar mijn buitenverblijf. Wacht
even, hier is de schatkist, neem die
36 1*
Hy laadt den knecht een geldkistje
op den schouder, veegt bedaard zijn pen
schiet door het venster zijn vijf nog
overgebleven kogels op de opstandelingen
af en verdwijnt door de achterdeur. Op
hetzelfde oogenblik, dat de hoefslagen
van do paarden der vluchtelingen worden
gehoord, wordt in de presidentskamer
kolonel, nu generaal de Mendozo tot pre
sident uitgeroepen.
Daar de schatkist weg is, wordt on
middellyk een nieuwe belasting uitge
schreven op puntschoenen en gekleurde
zakdoekeD. Over vier weken zal vormoede-
lyk de Mendozo worden verjaagd door een
kapitein, wiens schoonvader door die be
lasting ernstig benadeeld is.
FIDELIO.