NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Een blik in den afgrond. 9e Jaargang. Zaterdag 28 Mei 1892» No. 2729. ABONNEMENTSPRIJS ADYERTENTIÊN: STADSNIEUWS. FEUILLETON HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maanden]1,S0. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65. Geïlluitreerd Zondagiblad 3 0,30. Afzonderlijke nummeri. 0,05» Dit blad Tenchtfat dagelïka, bahalr. op Zoo- u Feeatdagoa. Bonen: Klei.» Hontatraat No. 9, Haarlem. Telefaaanimmer Ut, Direoteur-Uitferer van 1—5 refela 50 Cent*; iedere ref.l meer lOCeat». Greete lettere naar plaataralmteg BIJ Ahennement aanzienlijk rabatl Aboaaamaataa AdT.rt.stJ.» wordaa taafaaomu daar oaaa agent*. an door alle boakkaadalaraa aa oonraatinc, FIHlBOOMi HoofdafftnUn voor Ut CoMruf.it 9iUr.lt it fuUitUi Mtrtufirt *l L. HAW MM f Of, J9MM M. JOMSI, Snca, Farfl 81M« lmUnrf Mntrnrnrtni T' Het lijvoegsel van het Had dat Zaterdagavond verschijntzal bevatten'. Hij was er ook.Een Speculant.Bin nen-cnBuitenlandsche berichten.—Varia. Kleine advertentiën uit Het Blaadje No. XXI. Advertentiën enz. Haarlem, 27 Mei 1892. Naar men ons meldt, hebben zich ruim negentig sollicitanten aangemeld voor de betrekking van hoofd der hier ter stede op te richten tweede opleidings school voor jongens tot het middelbaar en hoo- ger onderwijs. Donderdag is de tentoonstelling van schilderijen in „Felix Favore" bezocht door 217 en heden door 44 personen. "Woensdag is hier ter stede overle den, de heer Mr. H. J. Smit, vroeger gedurende eene reeks van jaren Burge meester der gemeente Zaandam en lid van de eerste Kamer der Staten-Gene- raai, in welke betrekkingen hij zich als een ijverig en welwillend man deed kennen. Kij was geboren te Assendelft 25 Februari 1814, en woonde hier sinds Juni 1872. De geachte ontslapene was ridder in de orde van den Neder- landschen Leeuw. Te Haarlem is weder een oudstrijder overleden uit de jaren 3830 33 met name Pïeter van der Meer geb. 23 Jan. 1813. Vrij algemeen is rondgezonden een geschriftje, behelzende de rede van Dr. S. Posthuma over de Staalwaterbron in dé Haarlemmermeer, hier ter stede ge- honden op 22 Juni 1889 en een stuk van den heer Lodewijks over dat zelfde onderwerp. Eerstgenoemde redevoering is over genomen uit Haarlem's Dagblad van Woensdag 24 Juni 1889. Wij bevelen de herlezing hiervan ten zeerste aan. Moge het velen opwekken aan de leening voor de bron deel te nemen Aan de oproeping van een dertiental heeren, ingezetenen van Haarlem om op een openbare vergadering de be langen te bespreken van de exploitatie der Staalwaterbron, in verband met het niet volteekenen der leening hadden ongeveer een zestigtal belangstellenden gehoor gegeven en waren Woensdag avond samengekomen op de bovenzaal van de „Vereeniging." De vergadering werd geleid door den heer C. Prins Szn., die haar opende, met te verklaren dat hij gaarne de op dracht had aanvaard om de bijeenkomst te presideeren en de aanwezigen dank zegde voor hunne tegenwoordigheid, waardoor zij huüne belangstelling toon den voor eene zaak, waarbij Haarlems belangen zoo ernstig betrokken zijn. Nu is bij de eerste termijn de leening niet half volteekend, en is het tekort klein of groot te noemen naarmate men zich op een verschillend standpunt plaatst. De zaak zelve is uit tweeërlei standpunt te beschouwen uit een financieel standpunt, en met het oog op de ge meentebelangen. In het eerste geval komen wij aan de bron zelve. Volgens het prospectus wordt de geneeskundige kracht van het staalwater niet iDEuropa geëvenaard, zoodat bij een goede exploi tatie de menschen uit alle landen naar Haarlem moeten toestroomen. Volgens de basis van optimisme zou de toevloed van het water zelfs niet genoeg zijn en zou de maatschappij vooral met het oog op Indië zich van een groot debiet verzekerd kunnén achten, en een ver bruik van 200.00© flesschen in het eerste jaar volgens spreker waarlijk niet te hoog zijn geschat. Tegen een ver koopprijs van f o,2il zou die verkoop dus een bruto-voordeel afwerpen van bijna 60.000; dus een bedrijfskapitaal van ƒ200.000 moet in verband met zulk een cijfer ongetwijfeld rente ai- werpen. Haarlem als badplaats moet kunnen slagen. Ons vleesch en melk hier zijn beter dan in het buitenland, terwijl ook Haarlem, de bloemenstad, met hare schoone omstreken, de bad gasten moet trekken. Uit deze omstan digheden en ook uit het feit, dat een hoogleeraar tot ver in het buitenland beroemd, het staalwater uit den Haar lemmermeer om haar geneeskundige kracht ten zeerste aanbeveelt, moeten wij afleiden dat Haarlem als badplaats zal bloeien. De heer Prins haalde als voorbeeld aan de opkomst van Ostende als badplaats. Spreker wijst tevens nog op het voordeel, dat de nabijheid van Zandvoort, als zeebadplaats biedt. Moet nu zulk eene zaak begraven worden bij zulke goede vooruitzichten voor de welvaart van de haarlemsche ingezetenen en voor de belangen der gemeente? Van de veronderstelling uit gaande, dat een duizend badgasten in Haarlem zullen vertoeven, die ieder 10.per dag verteren, dan brengen zij per week 70.000 in omloop. Bij zulk een cijfer is de welvaart verzekerd. Spreker eindigt met de hoop te uiten, dat deze avond er toe zal bijdragen om deze zaak voor Haarlem te doen be houden. Hierna verzoekt de heer Paul van Vlissingen het woord, en merkt op, na de vergadering dank te hebben gezegd voor de gelegenheid, welke werd aan geboden om deze belangr§ke zaak te bespreken, dat hij het betreurt, dat de voorloopige commissie wel de buislei ding naar Haarlem, doch niet het „Kurhaus", dat de vele vreemdelingen moet trekken, in haar eerste plannen heeft opgenomen. Na dezen spreker maakt de heer Scholtens, provinciaal-ingenieur van Wa terstaat, de bemerking, dat de zaak door reclame niet genoeg is geïntroduceerd, waaraan het niet gunstige resultaat van de inschrijving te wijten is. Het is nu een gewone beurszaak [geworden. De heer Prins antwoordt hierop, dat men niet is tezamen gekomen tot het bespreken van bijzaken. Van het vooruit reclame maken zouden slechts de be zitters van de bron voordeel geplukt hebben. De heer Fr. Lieftinck zegt, dat hier een zaak tot stand moet worden ge bracht waarin wij gelooven, en dat deze zaak ernstig is, daar zij voor Haarlem, voor Nederland, ja voor Europa van belang is. Alle geneesheeren roemen het staalwater, en nog van niemand heeft hij gehoord, dat het van inferieure kwaliteit is. Hier doet zich weer het zonderlinge verschijnsel voor, dat de Hollanders hun geld niet in een zaak durven steken, die vlak bij hen staat, terwijl zij het gretig in hun geheel on bekende mijn-ondernemingen beleggen, die slechts op een prijslijst van de ef fectenbeurs staan aangegeven. Hoe vree- selijk zou het zijn wanneer door het een of ander toeval, de bron verliep, en de 2 ton weg waren, vergeleken bij de vele millioenen in zulke twijfelachtige zaken verloren S Laten ,wij dus als Haar lemmers en Nederlanders onzen plicht doen. De heer Prins neemt hierop weer het woord en deelt mee, dat de inschrijving reeds tot 100 000 is geklommen, en geeft den raad, dat een ieder in eigen kring de zaak toelicht, en vooral de neringdoenden opwekt, voor wie ze van zooveel belang is. Hoe zou het later betreurd worden, wanneer de ex ploitatie in vreemde handen overging. Wanneer wij allen dat zouden betreu ren, dan is er nog kracht genoeg hier om de zaak te doen slagen. De heer van Dieren Bijvoet merkt op, dat het op het oogenblik de kwes tie is om te handelen. Er is geld noo- dig voor de zaak. Later de heeren, die voor een kleinigheid hebben ingeschre ven, hun aandeel tot 1000 vergrooten. Door eenige aanwezigen en uit naam v*n afwezigen wordt medegedeeld, dat zij hun inschrijving verdubbelen, wat met applaus wordt begroet. Door den heer Prins wordt nu voor gesteld om eene commissie te benoe men. die de zaak bij neringdoenden zal bepleiten. Hy vraagt of de heeren dit denkbeeld willen ondersteunen. Na eenige besprekingen, waarbij a. a. wordt gevraagd of het niet beter zou zijn eerst circulaires te verspreiden, en een ander opmerkt, dat de kapitalisten, niet de neringdoenden, moeten worden aangespoord, daar laatstgenoemden reeds bezocht zijn door hunne commissionairs, verklaren zich eenige heeren bereid, op het voorstel van den heer Prins in te gaan en de zaak by neringdoenden te bepleiten. De heer Schram wenscht met het oog op dit plan aan het comité de vraag te stellen, hoeveel staalwater er reeds is gebruikt, waarop de heer dr. Posthuma antwoordt, dat het water voor de geneeskundigen is beschikbaar gesteld, die het met succes hebben aan gewend. Ongeveer twintig duizend fles schen zijn gebruikt. Bij het slot van de vergadering, deelt deze spreker nog aan den heer Scholtens mede, in ver band met dien opmerking, dat het co mité, hetwelk een lijdensgeschiedenis achter den rag heeft, later verant woording zal afleggen. Ten slotte bespreekt de heer Lief tinck nog nader het geloof op de toe komst van de exploitatie, hetwelk is gebaseerd op het vertrouwen hierop door de zeer gunstige feiten. Wijzen wij op die feiten, dan ligt het in de logische orde van zaken, dat wij aan het welslagen der zaak geloo ven. Laten wij nu eens luchthartig zjfn voor deze zaak zooals wij dat dik wijls zijn, waar het buitenlandsche maatschappijen betreft. De heer Prins sluit nu de vergade ring, de hoop uitsprekende, dat de aan wezige heeren door bezoeken de zaak zullen steunen, daar door samenwerking het succes zal worden verzekerd. Donderdagmorgen had alhier in het gymnastieklokaal der Rijkskweekschool eene algemeene vergadering plaats van de Gymnastiek Onderwijzers Vereeni- ging „Noord-Holland." Ongeveer ten half elf werd door den eersten voorzitter, den heer P. C. Adrian uit Amsterdam, de huishoudelijke ver gadering met een kort woord geopend, waarna hij het woord verleende aan den secretaris den heer W. N. Franc ken te Westzaan,tot het voorlezen der notulen, en een kort verslag. Uit het verslag van den penningmeester, den heer J. Havinga uit Zaandam, bleek, dat de rekening sloot met een nadeelig saldo van 15.20%. Het vierde punt op de agenda was de verkiezing van het bestuur, dat volgens het reglement ieder jaar moet gekozen worden, hoe wel het herkiesbaar is. Vier der leden werden herkozen, terwijl in de plaats van den penningmeester, die niet voor eene herbenoeming in aanmerking wenschte te komen, de heer W. Visser alhier, werd gekozen. Alle benoemingen werden aangenomen. Na sluiting van de huishoudelijke vergadering werd de algemeene verga dering geopend. De voorzitter dankte de aanwezige dames en heeren voor hun opkomst, en besprak in korte bewoordingen, hoe de^ gymnastiek een practische zaak is ge worden, welke nu dit vak op de open bare scholen verplichtend is gesteld, aller belangstelling verdient. Vervolgens werd de aandacht der aanwezigen ge vraagd voor de vrije- en orde-oefenin gen, welke onder leiding van den heer J. A. van der Boom, leeraar in de gymnastiek aan de Rijkskweekschool alhier, door de leerlingen aan deze school werden uitgevoerd. Luide toejuichingen vielen dezen oefe ningen ten deel, en een woord van hulde mag den heer van der Boom niet worden onthouden voor de uitstekende wijze, waarop hij met zijne leerlingen voor den dag is gekomen. Hetzelfde kunnen wij zeggen wat betreft de oefe ningen aan barren voor leerlingen van middelbare scholen, welke te een uur, na een uur pauze gehouden werden. Ook de vrye oefeningen voor meisjes van ra- tot 14 jaar van de rijksleerschool ge tuigden door de flinkheid in de uit voering, van het uitstekende onderwijs van den heer van der Boom. Alge meen werd dan ook ingestemd met het woord van lof, hem door den voorziter gebracht, voor zyne correcte en flinke leiding. Hierna werd door den heer Havinga, in verband met het op de scholen ver plicht stellen van leervak J, terwijl zoo weinig wordt gezorgd voor de noodige localiteiten voor gymnastiek-onderwijs, ingeleid het onderwerpWaar moet het onderwijs in de vrije- en orde-oe feningen gegeven worden De heer Havinga besprak drie ge vallen. nml. het bestaan van scholen zonder speelplaats, scholen met speel plaats, en scholen met speelplaats en overdekt gedeelte, en wierp naar aan leiding van zijne besprekingen vijf: stel lingen op welk door de aanwezige leden werden aangenomen. Zij luidden als volgt i° „Het schoollokaal mist de eerste gegevens voor de uitvoeringen der vrije-oefeningen, en biedt in het geheel geen plaats voor orde-oefeningen aan.*4 Werd na eenige bespreking met alge meene stemmen aangenomen. 20. „De speelplaats maar met vasten, drogen bodem en van alle zijden in gesloten is alleen bij gunstig weer als oefenplaats geschikt. Minstens voor de helft van het jaar is ze onbruikbaar.*4 Werd aangenomen zonder hoofdelyke stemming. 30. „Het overdekt gedeelte der speel- 341 HOOFDSTUK XIII. „Gelukkig," dacht Esden bij zichzelf, „dat Gale dat voorge wende bezoek heeft afgelegd.4* Hij beefde bij de gedachte aan welk groot gevaar hij zelf anders zou zijn blootgesteld. Wanneer Gale alleen hem had be zocht, zonder van de gelegenheid gebruik te maken om zijne bespieders op een dwaalspoor te brengcri, dan zou hij in de net ten der verdenking zijn verward geraakt zonder zich daaruit te kunnen bevrijden. Terwijl deze gedachte in zyn hoofd rondwoelde en zijne hersenen pijnigde, had hij nog genoeg besef van zijn toestand om te weten, dat niemand behalve hij en Gale zouden kunnen zeggeD, hoezeer hij verdenking verdiende, maar zijne zenuwen waren sterk aangedaan en zijn wil was machteloos, zoo dat dat denkbeeld hem nog groote vrees aanjoeg. „Ik heb daaruit de gevolgtrekking gemaakt,*' vervolgde Pric- kett, „dat Reuben er evenmin iets van weet en ons goed heeft willen helpen. Maar niettemin is hij toch veel te gevaarlijk voor ons en ik wilde hem dan ook maar niet te ver m het onderzoek laten doordringen." „Ik veronderstel dus,** zeide Esden, inwendig huiverende bij zijn eigen woorden, „dat gij hem in het oog zult houden „Goede hemel 1 maar waarvoor, mijnheer antwoordde Pric- kett. „Hij heeft zijn kruit verschoten. Alle verdachte personen in Londen, die op de eene of andere wijze in verstandhouding met Reuben kunnen staan, worden reeds bespied. Ik had reeds het plan gevormd om hem eens te gaan opzoeken, maar ik denk niet, dat hij thuis is. Alleen met den bedroefden vader kunnen wij onderhandelen. Wanneer wij wachtten, dan zouden wij de schuldigen natuurlijk kunnen inpikken, wanneer zij het gestolene van de hand gingen doen, maar wanneer de zaak niet openbaar gemaakt mag worden, dan weet ik niets anders dan onzen toe vlucht te nemen tot die advertentie. Dan zal de zaak binnen korten tijd afloopen." Prickett vergat niet om alles wat hij om zich heen zag als photografische indrukken in zijn brein op te nemen, en onder zoekend liet hij zijn blik over alle zichtbare voorwerpen in de kamer dwalen. Her eerste wat zijn opmerkzaamheid trok, was niets meer of minder dan een kleine plek op den post van de deur, die naar Esden's slaapvertrek leidde, waar het hout was ineengedrukt, hoewel niet diep, alsof het was geschied door de drukking van een klein, net afgewerkt breekijzer. Het kwam ge heel overeen met de plek op de houten kroonlijst van de kast n miss Pharr's slaapvertrek. „Een proefneming dus dacht Prickett. „Was hij zoo dom en onvoorzichtig Zijn gelaat verraadde echter niets en zijn oog dwaalde geen oogenblik mee. terug naar de bewuste plek. Het volgende was iets meer ingewikkeld en moeielijker. Op de tafel stond een massief verzilverd inktstel met een grooten, vierkanten glazen inktkoker in het midden, gevuld met donker violetten inkt. Op den schoorsteenmantel stond half achter een vaas ver scholen, een eenvoudig fleschje met het opschrift„Blauw-zwarte goed vloeibare inkt**, waarnaast een pen lag. „Mag ik zoo vrij zijn, mijnheer,** zeide Prickett opstaande, „om een vel papier te nemen, dan kan ik hier de advertentie schrij ven, en ze zoo aanstonds aan het bureau afgeven." "Zeker,** zeide Esden. „Ik zou niet weten, dat wij iets konden doen, dat beter was, en wanneer gij er gunstig over denkt is het dan ook maar het best er zonder dralen toe over te gaan." Met een half velletje papier in de hand trad Prickett naar den schoorsteenmantel, nam de pen op, die daar lag, doopte ze in, en teekende een enkele letter „A" op het papier. De inkt was bleek en scheen met water te zijn verdund. Met zijn onbeweeg lijk kalm gelaat wierp Prickett een blik in den spiegel voor hem en ving daar een blik van Esdsai op. „Zullen wij op dezelfde wijze spellen, als die vent schreef?" vroeg hij. „Hij zal het, dunkt mij, wanneer de woorden goed worden gespeld, ook wel begrijpen.** Esden liet zich met een gekreun weer achterover in zyn stoel neervallen. Zijne zenuwen waren een oogenblik zoo gespannen, dat zijn toestand hem onhoudbaar voorkwam, maar Prickett had blijkbaar niets bemerkt, waarom zou hij ook wel? en hij ge voelde zich nu weer kalm, hoewel door de marteling zijner zenu wen, zijn lichamelijke pijnen waren verergerd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 1