De Schaking. HAARLEMMER HALLETJES De Koninginnen in Leeuwarden. Naar het Engelsch VAN RUDYARD KIPLING- Het garde-regiment in Calcutta gaf een bal. Er was een kanon van de artilleristen geleend en dat werd, groen gemaakt, op den gladgemaakten dans vloer gezet. Er was een souper zonder weerga en twee schildwachts aan de deuren, om de balboekjes af te geven. Myn vriend Mulvaney was een ervan, omdat hg de grootste man van het heele regiment was. Toen de dans goed aan den gang was, konden de schildwachts heengaan en Mulvaney liep weg als een haas naar den sergeant, die voor het souper zorgeD moest. Of de sergeant gaf, dan wel ot Mulvaney Dam weet ik niet, maar ik vond Mulvaney met zgn kame raad Ortheris in mgn rijtuig zitten met een halven ham, een heel brood, een groot stuk pAté de foie gras en twee flesschen champagne. Toen ik aankwam hoorde ik hem zeggen „Gelukkig, dat het niet zoo vaak bal is als inspectie, Ortheris, anders zou ik voortdurend ziek wezen/' wWaarom 1" vroeg Ortheris //tie toch lekker bier." „Bier 1" riep Mulvaney verontwaardigd, //Champagne is het. Maar dat rare goed met die stukjes zwart leer eriD, daar ben ik morgen stellig ziek van. Wat is dat?" „Ganzelever," zei ik en ging bg hen zitten, want een verhaal van Mulvaney is veel prettiger dan een doz|jn dansen. „Lever?" zei Mulvaney. //Moet de koloDel daar ook van pten Hij is een en al lever, zeit hg, als de dagen warm en de nachten koud zgn. Als ik wat over hem te zeggen had, kreeg h\j heelemaal geen lever neer. Maar ik heb maar éen keer een kolonel een grooten dieDSt be wezen en die weet dat niet eens. 't Was een veel betere dan deze." „Hoe was dat Mulvaney vroeg ik nieuwsgierig. /,Dat zal ik vertelleD," zei hij en ging op zgn gemak in de kussens van mgn rgtuig leunen. //Ik zal geen namen noe men, want er was een dame in gemoeid, en geen plaats ook. 'tls lang geleden, ik was toen rekruut en korporaal en ze noemden me de mooie Mulvaney. Orthe ris, onbeschaamde durf jg daarom lachen z/Ik denk er niet over," zei Ortheris en boog als een rietje, toen Mulvaney hem de hand op den schouder legde. z/De officieren van het regiment waren toen knappe kerels," ging de verteller voort //flinke lui, op een,kapitein na. Een kwaad oog, een weeke stem en een aiap been, dat zijn verkeerde teekenen, onthoud dat, Ortheris, mgn zoon. De kolonel van het regiment had een dochter, een van die lammetjesachtige, zie me niet aan of de liefde maakt me waanzin' nig meisjes, en haar maakte die kapitein altgd het hof, hoewel haar vader altijd zei//pas op dien man hij is niet te ver trouwen." Weg sturen durfde de kolonel haar niet, omdat hg weduwnaar was en zij zgn eenig kind." Wacht eens," zei ik, //hoe weet je dat allemaal ffHoe ik dat weet?" vroeg hg met een grgns, „wel, als ik in dienst van de Koningin met een kaars in de hand bij de speeltafel moet staan als een hou ten staak, moet ik dan niet zien en hoo reD Natuurlijk. Dan heb ik mijn oogen overal in mijn rug in mijn nek en ze zitten voor in mgn hoofd ook. Ze weten in het regiment veel meer dan meneer wel denkt. Nou dan, die kapitein was een ake lige vent en ik dacht zooMulva ney, je moet hem toch ereis een kool stoven. Hg draaide maar altgd door om de dochter van den kolonel heen en dat meisje keek naar hem als een bang schoothondje naar een kok. Hg draaide altijd maar aan zijn zwarten knevel en keerde elk woord wel viermaal in zgn mond om, alsof hg het jammer vond om het uit te spreken. Dat doen leuge naars altgd. Daarbg zat hij tot over de ooren in de schulden en de kolonel had veel geld, weet jelui. Op een goeien dag zouden de officie ren en de dames tooneelspeleD, want ze zgn ook al even ij del als het heele men8chdom. Ik moest helpen, de coulis sen zetten en weghalen, de gordgn op trekken en neerlateD, alles en alles, 't Was gemakkelgk werk, met veel bier. Zij speelden een stuk dat „De Minnen- den" heette, en de dochter van den kolonel speelde voor kamenier en de kapitein voor huieknecht. Zg waren te vaak samen, fluis' terden samen achter de coulisses als ik er alleen stond en ik hoorde nu en dan wat ze zeideD, maar ik vertrok geen spier en zette mijn ooren nog verder open. Ik bemerkte wel, dat hg haar zocht over te halen en dat zg aarzelde, 't Verwondert me, dat mgn ooren niet langer zijn ge worden van al dat luisteren. Maar ik bleef vlug en hulpvaardig en lette op alles, zoodat ze zeiden wat een flinke kerel is die korporaal Mulvaney z/Eindelgk begreep ik, wat hg van haar hebben wou hg bepraatte haar om met hem weg te loopen. Nu wist ik wel, dat de kolonel niet dom was, maar hg wist toch niet, zoo veel van den kapitein als ik. Ha, dacht ik, jou roover, ik zal liever de kolf van mgn geweer op je probeeren, voor ik toelaat dat je met het meisje wegloopt Ze stonden weer samen te fluisteren, toen ik achter ze sloop en daar hoorde ik hem zeggen //de regeling is klaar. Jnngi zal je naar het station rgden als de voorstelling voorbij is en dan gaan we met den nacht trein van twee uur weg. Ik zal aan het station wezen met de bagage," Jawel, dacht ik bg mgzelven, dat plan netje is heel aardig, maar ik zal er een stokje voor steken. Gij moet weteo, dat wanneer het stukje ,/de Minnenden" was afgeloopen er nog een soort van een blgspelletje was, ge titeld „Paradijs" of zoowat. Het meisje moest daarin meespelen, maar de kapitein niet.Ik dacht dus dat(hg aan het eind van het eerste stukmet de bagage van het meisje naar het station zou gaan. Ik maakte dus Een Zaterdagavondpraatjs» CXXXVII. Over de gaskwestie wordt in den laatsten tijd weinig meer geschreven. Voorstanders en tegenstanders van de concessieverlenging zien met belang, stelling en blijde hoop uit naar het ad vies van de Raadscommissie, dat nog niet ganw komen zal. Zg die gelooven haasten niet 't Eenige nieuws dat in de laatste dagen over deze brandende kwestie is verschenen, is de uitspraak van deVer- eeniging van indostriëelen en kooplie den in de bouw- en aanverwante vakken. Deze Vereeniging heeft in het geheim beraadslaagd de pers werd niet bij de discussie toegelaten, maar wel is als resultaat gepubliceerd, dat de vereeniging het niet wenschelgk acht de bestaande concessie te verlengen. Dat is duidelijk maar niet volledig. Waarom oordeelt de Vereeniging zoo en niet anders Dat hadden we graag willen weten. In deze Vereeniging zgn vele praktische mannen, met heldere hoof den: hunne meeDing over de kwestie, die ons allen bezighoudt telt mee, is wat waard. Daarom had ik zoo graag gezien, dat Vereeniging gezegd had„wij willen geen concessieverlenging om die en die reden Allicht hadden de gronden van haar besluit menigeen tot een goed in zicht van de zaak gebracht. Eigenlgk loopt de vi r".\ by de voorstellen van de Gasfabriek te stellen heeft, alleen hierover„Kan de gasverbruiker zeker wezen, dat als de gasprgs daalt met bg voorbeeld 30 per cent, de gaarekening ook evenredig lager wordt?" De ingenieur Theunissen, (die wel zoo goed was om ons eens te ko men vertellen, hoe lief de Gasfabriek voor ons is en hoe dom w|j zouden wezen als wg hare voorstellen niet aan nemen) beweert, dat niemand méér gas behoeft te gebruiken dan hy wil, maar dat er natuurlijk slordige gasverbruikers mgn plan de campagne. Het huis van den kolonel was twee mglen ver. Dennis," zei ik tot den inlandschen ser geant, „als je een ferme kerel bent, dan leen je mij het rgtoigje van je luitenant want ik ben doodmoe van al die drukte met het tooneel. Ik moet naar den ko lonel en kom dadelgk terug." Dennis vond het goed en toen ze aan het eerste bedrijf van „de Minnenden" wareD, sloop ik weg, sprong in het rgtuigje en ging er van door. Nooit heeft het paard van den luitenant zoo hard g6loopen. Toen ik aan het huis van den kolonel kwam, vond ik alleen haar zwarte meid. „Hier zwarte Jezabel," zei ik, "pak gauw de bagage van de juffrouw in en maak voort. Order van den Sahib kapi tein w|j moeten naar het station," en ik leg m|jn vinger tegen m|ja neus, als of ik ook in het complot was. „Goed," zegt ze en met een lief praatje liet ik haar wat haast maken om het goed van haar juffrouw in het wagentje te laden. Terwgl ze bezig was, stond ik te wachten en transpireerde van angst, want ik moest voor het tweede bedrijf terug wezen. Als een mei&je wegloopt, heeft ze evenveel bagage als een linie regiment op marsch. „Dat arme paard van Dennis* luitenant!" dacht ik toen de zwarte meid eindelgk klaar was, „die zal moeten loopen I" „Ik ga ook mee," zei de meid, „NeeD," zei ik, „later. Jy blgft waar je bent. Straks kom ik jou wel ha len." Toen rende ik terug en, 't was zeker omdat ik een goed werk deed maar het paard hield het uit. „Ziezoo," dacht ik, als de kapitein nu de bagage gaat halen, zal hij zich leelijk vergissen." Nauwelijks de Minnenden" uit, of de kapitein stapt in zgn wagentje en rydt weg, naar het huis van den kolonel natuQrlijk, en ik zit op den stoep te lachen. Toen ze aan het tweede stukje waren, sloop ik tus8chen de rgtuigen in en riep zachtjes "Jungi!" Toen kwam er een rgtuig voor en ik wenkte den koetsier, „Rij op I" zei ik en h|j reed op, totdat ik vond dat hy ver genoeg was, en toen gaf ik hem m|jn flesch met whisky en daar was wat brandewgn doorheen, zoodat hy na een slok of vier dronken was als iemand maar wezen kan. Toen liep ik naar het rgtuigje van den luitenant, laadde de bagage van de juffrouw erui' en stapelde hel in het rgtuig van Jungi, terwijl het zweet mij langs het gezicht liep. Ik schoof Jungi, die naast z|jn paard op den weg lag, in de struiken zoodat hy geen kwaad kon en juist toen ik klaar was, hoorde ik stampen en klappen in de zaal, als bewjjs dat het stukje uit was. Ik liep gauw naar binnen om het gor dgn neer te laten. Toen de toehoorders naar buiten kwamen, zeide de dochter van den kolonel, zóo zacht dat geen haas ervan weggeloopen zou zgn„Jungi Ik liep naar Jungi's rijtuig, wikkelde m|j in den ouden deken die op den bok lag en kwam voorrgden. „Juffrouw," zei ik, „naar het station? Order van Sahib kapiteinEn zonder een woord sprong zg in het rgtuig by haar eigen bagage. Ik lei de zweep er over en reed als de wind naar het huis van den kolonel en toen ik daar stil hield, schreeuwde zij en ik dacht dat zy in zwjjm zou vallen. De zwarte meid kwam Daarbui ten en vertelde haar, dat de kapitein er was geweest om de bagage en dat hy naar het station gereden was. „Neem de bagage eruit, zwarte," riep ik, „of ik vermoord je." In de verte waren lichten zichtbaar van de rijtuigeD, Jie van het feest kwa men ea toen ze dat zagen, werden de vrouwen bang en haalden zoo gauw als ze konden de bagage uit het rgtuig. Ik had de stakkers wel willen helpen, maar ik wou niet herkend worden en zat daarom styf op den bok met mjjn de ken om. Toen alles afgeladen was, vroeg ik maar niet om een drinkgeld, maar reed zoo hard als ik kon den anderen kant heen en doofde mijn lichten uit. Joist zag ik een man over den weg zwaaien en herkende zoo waarlijk Jungi. Op datzelfde oogenblik kwam de kapi tein in zgn rijtuigje aangereden. By het licht van zgn lantaarns zag ik, dat hy woedend was. „Wat voor den duivel is dat vroeg hy. „Een dronken koetsier meneer," zei ik, „zijn rgtuig was by de zaal en ik vond hem alleen hier." „Hoe heet de kerel „Jungi, zegt hij." „Houd m|jn paard vast," zei de ka pitein en sprong op Jungi los en wou hem met zgn zweep afranselen. Jungi kreeg een helder oogenblik en liep als een haas weg. Toen wou de kapitein in z|jn woede mij to l|jf, maar ik hield z|jn arm tegen en zei „Als iedereen van nacht kreeg wat hem toekomt, dan zou er meer dan een oen pak slaag moeten hebben, Sir, dat denk ik." De kapitein liet z|jn arm zakken hy keek m|j met grooten schrik aan en wou wat zeggeD, maar ik keerde mij om od reed met Jungi's wagen weg, die ik in een boschje nab|j de zaal waar komedie gespeeld was, liet staan." „En toen vroegen Ortheris en ik tegelgk. „Dat is alles," zei Mulvaney, „er werd nooit een enkel woord meer van gehoord. Al wat ik weet is, dat er geen schaking is geweest, want het meisje trouwde een iaar later met een flinken luitenant en de kapitein werd overgeplaatst." En toen nam hij den laatsten slok champagne, dien hy dan ook wel ver diend had. den voorpoot rustende op een breed slag zwaard en eene jarretière, waarop in- fraaie letters: Jemaintiendrai. Binnenkort zal eene ko meet te zien z|jn, hoogstwaarschijnlijk met het bloote oog. Het is die van Win- necke, welke den 8i Juli ongeveer tach- tigmaal helderder zal z|jn dan op het tijdstip barer ontdekking. Thans staat zy in den grooten beer, maar den 8n Juli bevindt zij zich in het sterrenbeeld de tweelingen. De minister van justitie'' heeft aan den wachtmeester der konink lijke marechaussée A. van deu Ameele te Ter-Neuzen, bizondere tevredenheid te keDnen gegeven wegens z|jn beleidvol optreden ter ontdekking van de daders van den op den In October jl. te Ter- Neuzen gepleegden moord, en heeft hier van eervolle vermelding gedaan in het Algemeen Politieblad. De visscher O. W. teürk had z|jn netten gelicht en deze met de gevangen ansjovis in zijn vaartuig ge logd; toen zou hy naar de plaats van afvaart terugkeereD, wat gemakkelijker was gezegd dan gedaan. Door stroom en tegenwind werd het hem onmogelgk het ranke vaartuigje te besturen en een eind voor den mond der haven werd het zeilbootje door den wind omgeworpen. Da visscher wist zich zoolaDg boven water te houdeo, tot hy opgemerkt werd door de bemanning van een botter, die het geluk had, hem met Diet weinig moeite aan boord te krijgeD. Met verlies van netten, visch en boot kwam genoemde O. W. met een nat pak thuis. Tengevolge van het leide- l|jk verzet, dat de rijksambtenaren aaa de grenzen ondervinden, Dadat deze week door kommiezen van den post Sittard vijf Stuks hoornvee zjjn in beslag ge nomen, welke door pruisische landbou wers op hollandsch grondgebied weidende waren ingevoerd, is dat gedeelte grens thans door militairen versterkt. z|jn voor wier gasverspilling geen fabriek aansprakelijk kan worden gesteld. Nu kunnen we over zulke kwesties kort of lang prateD, we komen er niet verder mee. Proeven nemen, goede, deug delijke proeven nemen, dat is het ware. Zoo'n proef nu is, niet opzettelijk maar onwillekeurig, genomen door de brood fabriek de Volharding op de Nieuwe Groenmarkt alhier en de uitslag van die proef is wel waard, om eens te worden medegedeeld, ter overdenking aan voor- en tegenstanders van de conces sieverlenging beide. In November van hot vorige jaar be sloot de oirecteur van de Broodfabriek de Volharding, de heer J. A. C. Schröer, om eens een proef in genoemde fabriek te nemen met verlichting door paraffine (gezuiverde petroleum.) Hij wendde zich daartoe tot den heer J. A. Bakker Kenau- park alhier, de welbekende specialiteit op het gebied van petroleumverlichting en besloten werd, met eene parat- fine-lfeiding eene proef te nemen. In de fabriek waren een twintigtal gaslichten. Men begon met tien gaspitten te laten branden en bracht tien paraffine- lichten aan. Aan het einde van de maand December werd bevonden, dat de kosten van deze verlichting (deels gas, deels paraffine) even hoog waren als de kosten van verlichting in December 1890, toen enkel gas werd gebrand. Hieruit zou men moeten opmaken, dat paraffine even duur was als gas, eene conclusie evenwel welke den heer Bakker uit ondervinding onmogelijk voor kwam. De proef werd dos voortgezet. maanden Januari en Februari van dit jaar brandde men in de fabriek nog maar vyf gaspitten en maak te een paraffine-leiding voor 15 lichten. Aan het einde van dit tgdperk bleek, dat de kosten van gas en paraffine te zamen even boog waren als de kosten voor verlichting in de twee eerste maan den van 1891, toen uitslaitend gas werd gebrand. Nn werd in Maart en April de laatste proef genomen. Er werd geen enkele gas vlam meer gebrandmaar de ge- heele fabriek met paraffine verlicht. BINNENLAND. De zilveren bokaal, op last van H. M. de Koninigin-regentes ver vaardigd, om te dienen als prgs bij de wedrennen te Groningen, is geheel uit de hand gedreven in zuiver Louis XV- stgl. De coupe is versierd met het Ne- derlandsche wapen en het alliancewapen van H. M. de KoDingin-regeDtes in georneerde medaillons, terwgl aan de voorzgde de keurig bewerkte afbeelding van eene wedren prijkt, omgeven door rocaille-ornamentiek. Het deksel is ver sierd met den Nederlandschen Leeuw, En ziet zoowel in April als in Mei is de rekening van de paraffine verlichting veel lager dan de gasrekeDing was in de maanden April en Mei 1891. Terwgl loch de directeur der Vol harding in April 1891 aan gas betaalde bijna ƒ60.kostte het paraffine ge bruik hem in April 1892 f 81.90. In Mei 1891 verbruikte men aan gas ƒ59.51, in Mei 1892 aan paraffine 31.40. Deze cgfers zijn mij opgegeven door den heer Bakker en door den heer Schiöer bevestigd. Wat bewijzen ze uu Dat paraffine goedkooper is dan gas. Maar dat is hier de hoofdzaak niet. Wat ze vooral bewjzen is, dat de gaareJcening toen er voortdurend minder pitten werden gebrand^ niet in dezelfde mate is vermin derd Ziehier wat de Volharding aan gas verbruikte Dec. 1890, 20 pitten ƒ23,89. Id. 1891, 10 id. „21,13. Januari 1891, 20 ïd. 60,86. Id. 1892, 5 id. 48,35. Februari 1891, 20 id. 64,19. id. 1892, 5 id. 36,83. Hoe komt dat nu Heeft men tgdens de proefneming aan de Volharding buiten weten van den directeur, meer gaspitten aangestoken dan h|j veroorloofde De directeur ontkeDt ten stelligste de moge lijkheid daarvan. Heeft men met minder zorg dan vroeger de hoofdkraan behan deld? Er blijkt absoluut niets van. We staan dus voor een raadsel, dat de Gas fabriek zal dienen op te lossen, zoo zjj kan. Is z|j daartoe Diet by machte dan vraag ik„waar blgft de waarborg, dat waoneer eventueel de gasprgs werd ver laagd, ook de gasrekening evenredig zal dalen Ik zie de oplossing van het raadsel gaarne van de gasfabriek tegemoet. Maar alleen van baar zelve, niet van vrienden of zaakgelastigden I Nu ik toch over verlichting van petro leum spreek, kan ik wel even in het voorbijgaan vertellen, welk gesprek ik daarover dezer dagen met een onzer ingezetenen had. „Weet je wat de win keliers hier doen moesten?" zei hy. «Ze Vrijdagmorgen zgn ooze koninginnen naar het noorden vertrokken. Toen de trein met de hooge gasten het station Wolvega naderde te 10 uren 25 min. werden zy verwelkomd met het volkslied dat aldaar door een kinderkoor werd gezongen. De Commissaris der Koningin en de burgemeester van Wolvega heetten Hare Majesteiten welkom op Frieslands bodem. H. M. de Koningin-Regentes bedankte voor de hartelijke woorden, haar en hare Dochter toegesproken. Na vy f minuten oponthoud vertrok de trein ODder het luid gejuich der aanwe zigen. Te half twaalf stoomde de koninklijk treia het station Leeuwarden binnen. Langs de straten en de grachten bewogen zich reeds vroeg een drom van menschen zelfs uit de verste streken van Friesland naar Leeuwarden toegestroomd. Bij het station staan de menschen schouder aan schouder. Allen dragen Oranje, Het plein voor moesten onderling een maatschappij op richten tot verlichting met petroleum en hunne winkels daarmee verlichten dan dwingen ze op den duur de gasfabriek wel tot verlaging van den gasprgs, ook zonder verlenging van concessie." Ik maakte bezwaren. Vei lichting door petroleum is velen onaangenaam, met het oog op den aard hunner artikelen en den last van het schoonmaken van de lampen. „Neen,44 zei hg, „daarvoor moet je menschen aanstellen, die iederen morgen de lampen halen, ze schoonmaken, en weer terugbrengen. Er is nog wel wat aan te verdienen ook voor een onderne mend man." Ik beloofde hem, het by gelegenheid eens in de krant te zetten en voldoe b|j deze aan die belofte. Wat voor een deel het onderwerp uit maakt van de gesprekken in onze ge meente gedurende de laatste dageD, is de vraag „wie zal nu als commissaris van politie in onze gemeente optreden?" Moeieiijke vraag. De antwoorden daar op zijn dan ook zeer verschillend. Velen, ik weet het omdat ik het met eigen ooren gehoord heb, zouden gaarne zien dat de eerste inspecteur Scherpenhugaen, die reeds meer dan twintig jaar in deze ge meente als politieambtenaar heeft gefun geerd, de nu opengevallen plaats zal in nemen. Anderen, waarschgnlgk indachtig aan de strooming in de maatschappij, die een meester in de rechten geschikt acht voor alle mogelgke betrekkingen alleen omdat hy dien graad bezit, gewagen van de mogelijkheid dat een jong advokaat aan het hoofd van onze politie zou worden geplaatBt. Weer anderen w|jzen bekende politie mannen uit andere gemeenten als ver moedelijk opvolger van den heer van KempeD aan. Men spreekt van den heer Vernée, den bekenden politiecommissaris van Scheveningen en het echgnt, dat deze inderdaad al eenige stappen heeft gedaan. Ook wordt de naam genoemd van Stork, maar men voegt erb|j, dat diens benoeming beswaar zou kunnen hebben met het oog op eventueele be zoeken aan Haarlem van gekroonde hoofden, vooral wanneer die moeten wor den opgeluisterd door taptoes op den Dam ik meen op do Groote Markt. W|jd en ruim is het veld van gis singen en veronderstellingen en het komt er voor de sollicitanten niet op aan, of wellicht nog meer namen worden genoemd. Zij (de sollicitanten) zullen alleen benieuwd z|jn naar de opinie van den Commissaris der Koningin in deze Provincie en naar die van den Burge meester van Haarlem. De sollicitant, die bij deze waardigheidsbekleeders de gewil de is, kan vrijwel zeker z|jn dat hij den begeerden zetel zal innemen. Wie dat wezen zal, moet de toekomst leeren en de nieuwsgierigen zullen hun geduld nog eenigen tijd op de proef moeten stellen, want eene benoeming als deze geschiedt gewoonljjk niet op het tellen van een, twee dr e. Aan sollicitanten zal het voorzeker niet ontbreken, al is het salaris aan de betrekking verbonden waarlijk niet bizon der hoog. De verantwoordelijkheid, die een politiecommissaris in eene gemeente van 52000 zielen zich op de schou ders tast, vooral met een personeel dat aan getalsterkte te wenschen or er» laat, die verantwoordelijkheid is met 2800 zeker niet te duur betaald. Toch bestaat er op verhoogiDg van het trak tement weinig kans, want al blgft de benoeming aan de Rege8riDg, de bezol diging geschiedt door de gemeents en in deze dure tg'den zal de Raad van Haarlem niet zeer gemakkelgk tot traktements- verhooging overgaan, waar hij zeker kan wezen, dat voor de tegenwoordige bezoldiging zich genoeg geschikte solli citanten zullen aanbieden. Om diezelfde reden is er ook weinig waarschijnlijks in de bewering, dat een onder-commissaris of een hoofdinspecteur zal worden aangesteld. Op den duur zal men daar zeker aan moeten, maar nu stelt men deze nieuwe aderlating der gemeente-QEanciën zoolang mogelgk uit. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6