De Koninginnen in het Noorden. gen te maken, die het eergevoel van onverbasterde Nederlanders in den vreemde kwetsen kunnen, van hen dus die hun nationaliteit op hoogen prijs stellen en trachten het prestige van den Nederlandernaam waardiglijk te handhaven. Ziedaar ongeveer den geest waarin het adres vervat zal zijn, dat, zoodra het gereed en ingezonden is, ook aan de voornaamste couranten in Nederland zal worden gestuurd. Mij dunkt dit vereenigde pogen der Nederlanders in den vreemde om pal te staan voor hun bedreigde nationali teitsrechten kan niet anders dan een gunstigen indruk te weeg brengen, en moet stellig voeren althans tot eene geheet gewijzigde redactie van het aan hangige wetsontwerp, waardoor te ge- moet kan worden gekomen aan de ernstige daartegen gerezen qezwaren, Men schrijlt uit Londen aan het ütr. Bol.: Het koffiehuis van Krasnapolsky in Oxfordstreet. zooals men weet een na volging van dat te Amsterdam en opge richt omdat ook de Hollanders te Lon den hun „Kras" wilden hebben, wordt met een gevaar bedreigd. De Belgische decorateur Chambon, aan wien de ver siering der lokalen is opgedragen ge weest, heeft de faillietverklaring aange vraagd van de Maatschappij, welke het koffiehuis heeft opgericht, omdat zij hem een groot deel van zijn vordering is schuldig gebleven. Er zijn meer schuldeischers. In het geheel is de Maatschappij ongeveer iq.ooq pd. st. schuldig, en zij verklaart niet te kunnen betalen. In een vergadering van aandeelhouders werd besloten de schuld eischers met obligaties te betalen, maar de heer Chambon wil daarmede geen genoegen nemen. Men vreest, dat in de gegeven omstandigheden een faillisse ment niet te vermijden zal wezen. De heer Krasnapolsky te Amsterdam is bij deLondensche onderneming slechts in geringe mate betrokken. In Amsterdamsche bladen wordt melding gemaakt van een Per- zischen oogarts Goodam Kader,^die vele blinden geneest, welke door Nederland- sche oogheelkundigen van erkende bekwaamheid waren opgegeven. Dagelijks komen er een groot aantal blinden in het lokaal aan den Biunen- Amstel te Amsterdam en de meesten verklaren met den dag in beterschap toe te nemen. Qnder de patiënten zijs vele verpleegden uit de werkinrichting voor blinde'n op de Heerengracht. De directeur dezer inrichting schijnt dus met de zaak bekend te zijn. Goodam Kader strijkt een zalf onder de oogleden, wat den lijders geduren de eenige minuten pijn bezorgt, maar zij getroosten zich die om de ge volgen. In een manufacturenwinkel in de Jonkerfransstraat te Rotterdam vervoegde zich Dinsdagavond een als heer gekleed persoon, die, als blijkbaar stom, door gebaren te kennen gaf een paar manchetknoopen te moeten heb ben. Aan zijn verzoek werd voldaan, waarna hy met een gouden tientje be taalde. Tóen hem daarop geld terugge geven was en hij dit opgestoken had, vergat hij een oogenblik zijne rol van doofstomme, door „dank u" te zeggen. Dit wekte argwaan bij de winkel juffrouw, aan wie dan ook bij nadere beschou wing het in betaling gegeven tientje niet echt toescheen. Inmiddels had de heer den winkel verlaten en was spoor loos verdwenen. Het tientje werd aan het politie-bureau in de Meermansstraat gedeponeerd en van daar ter keuring naar een goudsmid gebracht, die ver klaarde dat het hoofdzakelijk uit lood was vervaardigd, dooh zóo meesterlijk nagemaakt, dat hij zelf geneigd zou zijn geweest het voor echte munt aan te nenem. Volgens de A mst. werd te Leeuwarden de arbeider Van Dam, uit Jubbega, bij de Koningin-Regentes toe gelaten. Hij vertelde haar in zijn een voudige taal, hoe treurig het in zijn woonplaats met de werkeloosheid, de armoede en de armenbedeeling gesteld washoe vele arbeiders vaak niet meer dan ioo dagen in het jaar werk had den en er toch in de gemeente land genoeg was, dat met voordeel bewerkt zou kunnen worden. Verder rekende hij H. M. voor, dat vele arbeiders in het geheele jaar niet meer dan f 100 ver dienden en dat slechts enkelen van de gelukkigen het tot f 200 in het jaar brachten. Vervolgens sprak hij over de bedee ling, die bij de armste gezinnen toch niet meer bedraagt dan 50 cent tot 1.25, van welke laatste som dan dik wijls gezinnen van 8 i 10 personen een week lang moeten leven, terwijl dan nog die bedeeling tegen het einde van den winter soms ophoudt, hoewel ze dan nog hoog noodig is. Hij meende, dat wel de grootste helft der arbeiders tot die bedeeling hun toevlucht moeten nemen, en dat als er geen verbetering in den toestand komt, dit over weioige jaren met alle arbeiders het geval zal zijn. Hij verzocht daarom H. M. haren invloed aan te wenden om verbetering te brengen in dezen treurigen toestand. De Koningin verzocht hierop aan Van Dam, wat hij gezegd had op schrift te brengen en haar toe te zenden, opdat zij naar aanleiding daarvan de regeering eenig voorstel zou kunnen doen. Van Dam beloofde dit en hiermede was de audiëntie afgeloopen. Voor Sequah aangezien. In Leeuwarden moet de vorige week het volgende komische geval zich heb ben voorgedaan. Een bruidegom uit Amsterdam moet te Leeuwarden trouwen en logeerde toevallig in hetzelfde hotel waar Sequah logeerde. 's Morgens komt het rijtuig met twee paarden voor het hotel. De koetsier en de palfrenier met bouquetjes ep de borst. Spoedig was er eene groote menigte nieuwsgierigen, die meende, dat Sequah naar de zaal van y. d. Wielen zou rijden. Onze bruidegom keek wel eenigszins vreerad op, toen hij zooveel belang stelling voor zijn huwelijk zag, doch schreef dit aanvankelijk toe aao klein- steedschheid van de Leeuwarders. Toen hij zich echter aan den ingang vertoonde in zyn feestkleedij, raakte het publiek nog meer in de war, te meer, omdat zijn postuur wel eenigszins met dat van Sequah overeenkwam. Met een hoogrood gelaat stapte onze bruidegom in de koets, steeds meer kleurende, naarmate de menigte aan groeide en hem begon toe te juichen. Nauwelijks waren de paarden in be weging of het volk wierp zich op het rijtuig, spande de paarden af en in weerwil dat de bruidegom protesteerde, trok men het rijtuig voorbij de woning der bruid, die haar bruidegom voorbij zag rijden en in onmacht viel. Gelukkig kwam men weldra den wagen van Sequah tegen en zag het volk zelf zijne vergissing in en liet onzen bruidegom staan. De koetsier, die met de paarden gevolgd was, spande weer in en reed den bruidegom naar zijne bruid, die spoedig om de grap lachte. Dat de vergissing de vroolijkheid van de bruiloftsgasten niet weinig verhoogde, laat zich begrijpen. We staan voor de waarheid van het gebeurde niet in, maar als het gebeurde, zooals men ons mededeelt, was 't eene erg aardige vergissing. AC.) De Koninginnen zijn Dinsdagochtend te 10^ uur uit Leeuwarden naar Gro ningen vertrokken, door den Commis saris der Koningin uitgeleide gedaan tot Buitenpest. Aan het station waren de leden van Gedeputeerde Staten, de leden van den gemeenteraad, verschei dene andere hooge burgerlijke en mi litaire autoriteiten. Bijna van ieder werd hartelijk afscheid genomen, en herhaaldelijk verklaarde de Regentes dat de dagen in Friesland doorgebracht, onvergetelijk zouden blijven voor de koningin en voor haar. Aan den weg voor het paleis tot het station was een dikke berg van menschen die niet ophielden de koninginnen op uitbundige wijze toe te juichen en een innig vaarwel toe te roepen. Het afscheid van Leeuwarden zette de kroon op de hulde en liefdebetui gingen der bevolking gedurende de afgeloopen vier dagen. De Koningin en de Regentes schonken ƒ1200 aan de algemeene armen en de Koningin 400 aan de weezen van het nieuw stadsweeshuis. Namens de Regentes heeft de Com missaris der Koningin in de Leeuwarder Courant den innigen dank der Regentes overgebracht aan Frieslands ingezetenen voor de hartelijke en schitterende ont vangst, en hooge ingenomenheid betuigd voor de ondubbelzinnige blijken van liefde en trouw, overal in Friesland ontvangen, met de verzekeriug dat de aangename dagen in Friesland voor beiden onvergetelijk zullen blijven. Uit Groningen wordt van Dinsdag het volgende gemeld Reeds gisteravond was het zoo levendig alsof de feesten in vollen gang waren, Alles verraadt hier de veel grootere stadde breede straten, de hoogere huizen en vooral de houding van het publiek de toon op straat is gezel liger men kan zien dat de Groningers wat gewoon zijn. Ook de indruk, welken de stad maakt, is goed, maar toch be staat er een groot onderscheid met Leeuwarden. Ia Frieslands hoofdstad trof de algemeenheid der versiering. Uit alles sprak de deelneming van allen, uit alles bleek dat men zelf gearbeid had. In Groningen is dafc anders. Dank zij der algemeene deelneming, had men over ruime middelen te beschikken en daardoor tal van schoone opgevatte stukken gebouwd. In .de winkelkasten ziet men ook fraaier en kostbaarder versieringen dan in de Leeuwarder winkels. Hier werd men geboeid door een van goeden smaak getuigende uitstalling. Ginds wierp men een vluchtigen blik op het groen en de kleurrijke stoffen. Maar ondanks dat vluchtige kreeg men een indruk van hartelijkheid, van welge meendheid, welke nog niet blijkt uit statige eerepoorten. De menigte, welke zich Dinsdagmor gen langs alle straten bewoog was reusachtig. De talrijke deputaties, welke naar het station trokken, werden door honderden omringd. Maar langzaam verdeelt het bij het station opgehoopte publiek zich weer om langs den weg een goed plaatsje te zoeken. Eén uur. De beperkte ruimte van het vooral in deze dagen toch al te kleine station had de directie der Ex ploitatie-maatschappij doen besluiten tot oprichting van een afzonderlijk ge bouw, dat evenals de vorstelijke ont vangkamer te Leeuwarden door de firma Mutters en Yan der Laan, de bekende meubelfabrikanten en bloemisten in de residentie, in een lusthof is herschapen, In het ruime, fraaie salon zijn tal van autoriteiten aanwezigop het door planten afgezet gedeelte van het perron slechts enkelen, onder wie de burge- station binnen, nadat van verre het gejuich de nadering reeds had gemeld. De Vorstinnen werden door den bur gemeester naar de ontvangzaal geleid, nadat de dochters van de raadsleden Feith en Cohen haar bouquetten had den aangeboden. Ia het ontvangsalon sprak de burgemeester de Vorstinnen op volgende wijze toe: „Vergunt mij, namens de leden van den Raad Uwe Majesteiten welkom te heeten bij uwe intrede binnen deze ge meente en U de verzekering te geven, dat uw bezoek op hoogen prijs wordt gesteld. De vele toebereidselen, welke allerwege gemaakt zijn om aan Uwe Majesteiten een waardige ontvangst te bereiden, zijn zoovele bewijzen van gehechtheid en trouw aan nwe personen. Het is 's Raads oprechte weasch, dat de dagen gedurende welke Groningen het voorrecht zal hebben u als zijne gas te begroeten, niet alleen voor de inge zetenen maar ook voor Uwe Majesteiten aangename herinneringen zullen achter1 laten." Na de voorstelling van de autoriteiten en van de commandanten der burger en studenten-eerewacht, nemen de vorst innen in het galarijtuig plaats, de tal rijke ruiterstoet brengt een saluut, maakt front, ea het „voorwaarts" klinkt. De burgereerewacht is evenals die te Leeu warden geheel in jhet zwart met licht grijze pantalon en breede Oranjesjerp; de studenten dragen een zwart flu- weelen attilla met oranje tressen en zwart met oranje jockeypet. Vooral het laatste geeft den ruiters een los en flink voor komen. Van het station tot bij de brug voor de Heerenstraat staan de deputatiên met hun banieren ^geschaard. De sportver- eenigingen trekken door de vlugge cos tumes zeer de aandacht der Vorstinnen, die vriendelijk groeten. De kleine Ko ningin is, ondanks de vermoeienissen der laatste dagen, zeer opgeruimd. In de stad gaat de geestdrift alle fee schrijving te boven. Overal in de stra ten is het gejuich indrukwekkend. De orde is, even als te Leeuwarden, uitstekend. De menigte staat onbewe gelijk op het trottoir, als ware de rijweg een gracht. Niemand denkt er aan mede te loopen, en toch is geen politie langs den weg te zien. In de stad hebben de gebruikelijke ovaties plaats. Jonge meisjes bieden rui kers aan, hier en daar regent het bloemen uit een venster, de weeskinderen zingen. Na een tocht van drie kwartier is het Regeeringshotel bereikt. Tegenover het gebouw staat een eerewacht infanterie; naast het bordes een eerewacht van Groninger vischvrouwen, allen gekleed in bruine japon, wit voorschoot en blin kenden kap. Twee harer houden een grooten omwoelden hoepel op, waaraan een van geknipt papier t vervaardigde kroon hangt. Als de Vorstinnen uitstappen, gaan zij onder de kroon door en bestijgen dan de trap naar het bordes, waar de echtgenoote en de dochter van den com missaris der Koningin, jhr. Van Panhuys, den bouquettenschat der Verstinnen vergreoten. Na eenige ©ogenblikken verschijnen de koninklijke gasten weder op den oep, om van de rijk met rood fluweel en goud versierde pui den optocht oi.r ver- eenigingen te zien. De groep der wiel rijders in hun witte pakken met Oranje- sjerpen is verreweg de fraaiste, maar het verwijderde publiek, dat niets van de Vorstinnen ziet, alleen het gejuich hoort, wordt onrustig. Als uit den grond rijst de politie op. 't Is een angstig oogenblik. Daar ziet de Regentes hoe de zaken staan en met haar Dochter treedt zij terug. Eu daar nu toch niets te zien is, houdt het ge drang op. De optocht zet den tocht voort, en Te 2 ure werd onder groote geestdrift der bevolking een rijtoer gemaakt door de stad. Op dezen rijtoer bezochten de Koninginnen eerst het prachtige nieuw gebouwde physisch laboratorium, een, der fraaiste inrichtingen van dezen aard. De rector-magnificus, prof. Symsons, ver welkomde de Vorstinnen, en dankte voor het bezoek, vooral omdat het eerste bezoek aan deze instelling de koninklijke belangstelling in de Universiteit ver raadt. Daarop antwoordde de Regentes, dat zij inderdaad groote belangstelling voor deze Universiteit koestert. Zij verklaarde met bizonder genoegen vernomen te heb ben, dat de jonge stichting zoo uitste kend aan het doel beantwoordt. Tot grooten schik der kleine Vorstin Dam professor Haga, directeur van het labo ratorium, allerlei eenvoudige verrassende proeven, vooral op electriech gebied. Daarna werd de matinée musica- le bezocht in den tuin van de Har monie. De Harmonie is weer zoo iets waar een Groninger recht op heeft zich te verheffen. Het is misschien, neen stel lig de mooiste sociëteit van het land, en heeft door het onderhouden van een uitmuntend orkest, onder directie van den heer Bekker, wezenlijk bijgedragen tot de ontwikkeling van het muziekle ven in het Noorden. De Harmonie met hare 2500 contribueerende leden is de gezeten burgerij van Groningen, en daar het Harer Majesteits streven is, de jonge Koningin zooveel mogelijk in onmiddel lijke betrekking te brengen met de bur gerij in hare verschillende schakeeringen, lag het voor de hand, dat een bezoek aan de Harmonie op het feestprogrami niet ontbreken zou. Hare Majesteiten werden er in de vestibule ontvangen door mevrouw Van Panhuqs, mevrouw Bucaille en mevrouw Verheyen. De president van het bestuur, jhr. Verheijen, heette de Koningin wel kom met een kort woord, waarna bou quetten werden aangeboden doorfreuie Mathia Verheijen en de jonge dames Schram de Jong en Pik. In de veranda namen Hare Majestei ten plaats en ontvingen er in wit satijn met goud gebonden pragramma's met opdracht, een meesterstuk van mooien druk en smaakvol bindwerk. Behalve het muziekprogramma van de matinée zijn in den band gevoegd een aantal zeer artistieke photographieen van het gebouw der Harmonie zoo in- als uitwendig en gezichten uit den tuin. De uitgebreidheid van het programm; van Dinsdag juist den langsten dag van het jaar, was oorzaak dat men dien avond het nooit geziene schouwspe eener serenade op klaarlichten dag zag, Te kwart over achten rukte het studen tencorps met twee muziekkorpsen vliegende vaandels uit. Voor het regee- ricgshotel werd front gemaakt en nadal de muziekkorpsen eenige malen de volksliederen gespeeld hadden, trad de Senaat binnen, het korpsvaandel me: zich voerende. Na de begroeting bin nenshuis traden de Koninginnen aai het venster. Alle vaandels, waaronde dat van de Groninger flankeurs vat 1830, salueerden, en de veelkleurigi mutsen, waarmede alle deelnemers ge tooid waren, werden gezwaaid dat he een aard had. Na den afmarsch booi een commissie uit de burgerij der kleim koningin een prachtig zilveren mode van den beroemden Martinitoren au Onderwijl was de [illuminatie ontsto ken, en zoo reden de vorstinnen tei derden male uit. De straten boden ee veel aardiger tooneel dan die te Leen warden waar men op de zoo .fraai vei lichte grachten soms moederziel allee liep. De verlichting der stad, gehet anders opgevat dan te Leeuwarden, wj zeer fraai; vooral de beide markte boden een onvergetelijk schouwspe Ook de Boteringestraat met een gas meester. Juist op tijd rijdt de trein hetgadegeslagen. wordt uit een venster door de Vorstinnen verlichting in melkwitte ballonnetje; J zag er goed uit. met den grooten sleutel in de eene hand en een halven sovereign in de andere, met verbaasd gelaat, terwijl hij binnensmonds prevelde „Dat is nog het zonderlingste van alles." HOOFDSTUK VII, Nog een andere mededeeling. „Ik heb het gevonden 1" riep Dick uit, toen hij den dag na zijn bezoek aan Leadmoor des morgens vroeg het kantoor van notaris Riggs binnentrad. De jonge man wist eigenlijk niet goed, wat hij had gevonden» en sinds zijn onderhoud met den koster, had hij zich dat ook reeds honderde malen afgevraagd. „Gevonden, wat? De bezittingen van uw oom?" vroeg de rechtsgeleerde in antwoord op Dicks uitroep. „Neen, maar ik zal ze spoedig hebben," antwoordde Dick op zegevierenden toon. „Ik heb het lage komplot ontdekt, en nu kwam ik u vragen wat mij te doen staat." Een ongeloovige glimlach speelde om de lippen van den no taris, terwijl hij naar deze woorden iuïstêrde en Dick zag trillen van opgewondenheid alsof hij de belangrijke mededeelingen, die hij had ontvangen, niet kon verzwijgen. „Ga zitten, mijn jongen," zeide Riggs, „en vertel mij nu alles. Ik vrees, dat gij u te spoedig blijde maakt, maar ik wil uw hoop niet ter neerslaan alvorens ik alles heb vernomen. Houd u nu bedaard en vertel mij wat g$ weet." Dick ging zitten en deelde zijn verhaal mee deelde mee zoo uitvoerig mogelijk hetgeen wij reeds weten, zonder het zich bewust te zijn, dat de tijd van den notaris kostbaar was. De vriendelijke, oude man wilde echter zijn jongen cliënt niet te veel teleurstellen. „En is dat alles?" vroeg hij, toen Dick zijn verhaal had ge ëindigd. „Alles!" riep Dick uit. „Wat is er dan nog meer noodig? Bewijst het niet, dat er iets niet in den haak was; dat die vrouw onder valsche gegevens met mijn oom is gehuwd, en dat hij haar van zich liet gaan op den dag van zijn huwelyk?" „Zooiets mogen wij afleiden, maar tot dusverre hebt gij nog geen enkel bewijs, waarmee gij een rechtbank zoudt kunnen overtuigen. Laten wij de zaak eens beschouwen zooals zij er nu bijstaat. Juffrouw Kidd heeft haar huwelyksacte en de geboorte- acte van haar zoon om hare rechten te bewijzen. Daartegenover kunt gij een man en een feit stellen de man, die haar weg voerde, en het feit, dat onmiddellijk na het huwelijk van uw oom met die vrouw, zij hem in gezelschap van een anderen man verliet, wiens naam gij niet kent, en hetgeen blijkbaar met goed vinden ot op bevel van uw oom geschiedde. Verder sprak hij tegen juffrouw Green van haar als juffrouw Kidd en dat nadat zij met hem was getrouwd. Dan hebben wij nog de feiten, die wij reeds kenden, dat deze vrouw jaren lang als huishoudster onder den naam van juffrouw Kidd bij uw oom heeft gewoond, dat zij doorging voor eene weduwe, en hy zich uitgaf voor een on gehuwd man." „JuistI" riep Dick uit. „Dat zijn de feiten, gij hebt ze juist gerangschikt. Zij was, en is juffrouw Kidd, en is dus nooit wettig mi hem getrouwd geweest." „Bewijs dat," zeide de notaris kalm. „Wel, wat kan er nu nog duidelijker zijn?" „Dat is het misschien voor u en voor mij, maar wij kunn het nu nog niet bewijzen. Kijk nu maar niet zoo verslagen, wa ik geloof wel, dat wij de bewijzen zullen vinden, als wij ra geduld hebben. Gij hebt een spoor gevonden, en moet dat blijv volgen. Houd goeden moed en vroeger of later zullen wij oplossing van de zaak vinden." Dick had nu zijn zaak verloren. Wat hem nu stond te do wist hij niet te vertellen. Hij had nog een vrijen dag, en beslo om zich die» ten nutte te maken met te trachten meerdere 01 dekkingen te doen. Hij raadpleegde eenige notities, die hij gemaakt had en vond, dat Mark Honeymans geboorte moest hebben plaats geb den i3en Maart 1839 te Lowchester. „In 1839," zeide Dick bij zichzelf. „Ik zou wel eens will weten waar oom toen woonde." Daar Dick in 1839 zijn intrede in de wereld nog niet fo gemaakt, kon hij uit persoonlijke ervaring deze vraag niet antwoorden. Zijn vader kon hem daarbij hebben geholpen, hij was dood. Dick begon dus zijne moeder te ondervragen. {Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 2