liwii,
t v
Naar het Duitsch
KARL TESCHNER-
I daar kennis met elkander. Juffrouw
Kunegonde en mynheer Johan Veit
//hadden reeds van elkaar gehoord0 en
begroetten elkander met neef- en nichte-
lyke sympathie.
„Wie had gedacht, dat wy elkaar zoo
ontmoetten zonden 1" zeide de koopman,
terwyl hy een toon van diepe droef heid
„Goeden morgen Heb je 't nieuws aan zyn stem poogde te geven,
al gehoord //Ja» om z00'n treurige reden," ant-
„Wat dan woordde de bejaarde jnffronw, de oogen
„De oude Malzer is uitgeknepen." neerslaande en op haar gevoawen handen
„Is hy eïndelyk doodgegaan?" viel de turende. „Ik zou natuurlijk op de be-
vrouw van den aangesprokene met haar grafenis gekomen zyn, als ik er maar
radde tong in. „Nu, er wordt niets aan Lenig vermoeden van had gehad. Is u
hem verloren. Hij is altijd ongetrouwd daarby geweest?"
gebleven." „Och hemel, neen Ik heb er evenmin
„Ja, hij leefde alleen voor zichzelf." van geweten als, u, juffrouw. Onze oom
„Alsof hy met geen mensch op de vrede hebbe zyi ziel! was altyd
wereld te doen wilde hebben".
„Hy heeft nooit iets anders gedaan
dan geld tellen".
„En rente op rente stapelen. De man
had by na niets noodig".
*Hy moet een bom geld nalaten."
een zonderling."
„Een erg stil, lief mensch was hy I"
lispelde Knnegonde.
„Hm ja, dat was hij. Wanneer hebt
hem het laatst gezien
Ik? Nu, dat is nogal lang geleden
moeder heeft dikwyls over hem gesproken.
En u?"
„Hm, ik had weinig gelegenheid..."
De goede man vond hot beter van dit
punt maar wat af te wijken.
„Wie of dat jonge mensch is" fluis-
naar den
Ja, en hot zal hem wel gespeten toen ik nog een klein kind wasmaar
hebben, dat by zyn geld niet kon mee J— wi- "oor>™ton
nemen."
„Was hy dan werkelyk zoo'n vrek
„Natuurlyk I Heb je ooit gehoord, dat
hy iemand welgedaan heeft?"
„Nooit!"
„Nu dan. Ik ook niet. Ik heb hem terde hy, met den elleboo;
altyd maar met zyn poedel zien loopen 1 derden genoodigde wenkende,
het er bij af, dat hij iemand groette.„ „Dat zulleu wy hem eeos vragen,
„Hm, hm!" zeide juffrouw Kunegonde. „En in wolke
„Ik ben benieuwd wie de bom erven betrekking staat u tot den overledene
zal, want hy had immers kind noch wendde zij zich tot den jonkman.
kraai.// //Ik?" antwoordde deze vrymoedig
„Misschien verre neven en nichten, „in volstrekt geen betrekkiag. Mijn
Nu, wij znllen het wel zien, als hy I naam is Ehrhardt Willem Ehrhardt;
begraven wordt. Dan zullen zy wel voor ik ben schilder; maar ik weet eigenlyk
den dag komen." niet, waaraan ik de eer te danken heb...
„Zy zullen zich niet dood treuren." Myn moeder heeft wel dikwyls den naam
„NeeD, waarlijk nietwaarom ook van mynheer Malzer genoemd toen
Het zullen lachende erfgenamen zyn." myn vader reeds lang dood was maar
Op deze en dergelyke wyze werd in de ik was toen nog veel te jong om op te
stad gesproken over het overlyden van merken welke reden zij er voor had.
den ouden vrijgezel Hendrik Malzer, No, ik ben werkelijk nieuwsgierig."
door wien de gansche vrouwelijke be- De beide anderen wisselden blikken
volking schrikkelijk gekrenkt was, omdat van verstandhouding,
hy er geene van „genomen had", en de „Dus volstrekt geen familie"? zeide
mannelyke bevolking, omdat hij altyd de koopmaD, terwyl hij zyn dunne lippen
getoond had het wel buiten vrienden en vertrok. „Dan ben ik waarachtig toch
bekenden te kunnen stellen. Maar in ook nieuwsgierig waarom u by de ope-
een opzicht hadden de nieuwsgierigen ning van het testament genoodigd is. U
het toch misbij de begrafenis van den ook niet, lieve nicht
ouden rentenier kwamen er geen neven „Ja zeker, zeker," antwoerdde deze.
en nichten voor den dag, treurende zoo „Ik ben eigenlyk verbaasd Mis-
min als blydo; even eenzaam als hy schien ia u voor een andere zaak uitge-
geleefd had, ging hij naar zyne laatste noodigd.
rustplaats. De jonkman haalde een papier uit
Eerst vier of vijf dagen na de ter- zijn zak te voorschijn en vouwde het open.
aardbestelling ontmoetten elkander in „Ziet maar" zeide hy, zich een weinig
het gemeentehuis drie personen, die door met hun verbazing vermakend: „daar
den kantonrechter tot de opening van staat het zwart op wit „wordt uit-
het testament uitgenoodigd wareneen genoodigd om de opening van het testa-
bejaarda juffrouw, Kunegonde Scheer ge-1 ment by te wonen."
naamd, schraal en houterig van gestalte, Juffrouw Kunegonde las de uitnoodiging
een heer, Johan Veit geheeten de oplettend, en mijnheer Veit stak zyn
zoon van een overleden zuster van Hen- spitsen neus over haar schouder. Geen
drik Malzer een kleinhandelaar uit van beiden zeide iets, maar het was hun
een pruisisch landstadje, die er uitzag aan te zien, dat zy zich ergerden, terwyl
alsof hij een weinig op zwart zaad was, Ehrhardt zyn papier weder dichtvouwde,
en de derde was een jonkman met een „Ik zal het wel hooren," zeide hy,
open gelaat ea lang krullend haar. Hy luchtig, „Ik bekommer er my zwaar
droeg een reeds vry kaal flnweelen jasje over."
en een flambardhij had een los, „Dat wil ik wel gelooven," antwoordde
8childerachtig voorkomen, wel niet alsof de koopmaD, terwyl hy den jonkman
hy het heel bread had, maar toch maakte van het hoofd tot de voeten mat en daar-
hy geenszins den indruk van een onge- J na zyn blik op zyn nicht richtte,
lukkig mensch te zijn, want hij kwam Na een poos wenkte deze hem met
met een vroolyk glimlachend, min of de oogen en beiden traden een weinig
meer naïef verwonderd gezicht in de terzyde aan een venster,
wachtkamer. „Weet je waar ik het voor houd?"
Natuurlyk maakten de uitgenoodigden Ifluisterde zy hem in 't oor. „Onze oom-
zaliger heeft eens in zyn jonge jaren
een beminde gehad daar heeft myn
vader my dikwyls van gesproken maar
zyn liefje is hem toen ontrouw geworden
on heeft een ander genomen, een too-
neeispeler of zoo iets; nu, die kale slok
ker ziet er wel naar uit alsof hy van
komedianten afkomstig is."
„Ah zoo zeide de koopman, op ge-
rekten toon. „Ja, 't toch ergerlyk, dat
zoo'n wildvreemd mensch in onze heilige
rechten treedt J"
De juffrouw knikte veelbeteekenend.
„Kunt u eenig8zins ramen hoeveel
oom zaliger wel nagelaten zou hebben
vroeg zy nu.
„Precies weet ik het niet; men spreekt
van 100.000 mark. Al was het nu maar
half zooveel.... maar dat het in drie
deelen moet gaan, is mij toch een ergernis."
„Mjj ook," beaamde de juffrouw. „Hoe
komt zoo'n uit de lucht gevallen mensch
er toe, dat hij ons, om zoo te zeggen,
het geld voor den neus durft wegkapeD."
„Hy lacht ook maar niethernam
de koopman. „Het valt by hem op een
gloeienden steen. Nu kan hy ten minste
een nieuwe jas koopen."
„Hi hi-hidie heeft hy ook wel noo
dig," giegelde juffrouw Kuoegonde nijdig,
en beiden keken met spotachtige blikken
naar den armen jongen, die scheen te
merken, dat er over hem gesproken werd
en daardoor iets van zyn opgeruimde los
heil verloor.
Eindelyk werden de uitgenoodigden bin
nengeroepen en verschenen in verklaar
bare spanning voor den kanton-rechter.
Deze deed hun de gebruikelijke vragen
en opende toen het testament.
Nauwelyks echter had hy er een blik
in geslagen, of hij trok een lang gezicht
en kon een glimlach niet weerhouden.
„Een kleine verrassing," zeide hy, op
ziende. „Het testament bevat maar wei
nig regels, en deze luiden als volgt
„Ik, Hendrik Malzer, verklaar bij de
zen, dat mijn uiterste wilsbeschikkingen
by den hier wononden notaris Felix Bör
ner liggen, dien ik tot mijn executeur
benoem."
„Daarheen moet u dus gaan," liet de
kanton-rechter er op volgen; „het kanton
gerecht heeft verder met de nalatenschap
niets te maken."
„Maar hoe kan dat?" zeide de koop
man, verwonderd en misnoegd. „Het tes
tament moet toch, zal het geldig wezen,
gerechtelijk gedeponeerd zyn."
„Daar vergist gy u in" antwoordde de
kanton rechter „in het koninkryk Saksen
kan de erflater zyn uiterste wilsbeschik
kingen deponeeren, waar hy wil, als het
maar bewezen is, dat hij ze zelf onder
teekend heeft. Ten overvloede heeft de
erflater de zooeven voorgelezen verkla
ring persooniyk bij het kanton-gerecht
gedeponeerd."
Dus zat er voor de drie betrokken
personen niets anders op, dan zich naar
de woning van den genoemden notaris
te begeven. Dewijl de beide verwante
zielen zich onderweg volstrekt niet om
den jongen Ehrhardt bekommerden, liep
hy een weinig achter hen, met de handen
in de zakken en een vroolijk wysje flui
tende.
„Een zonderling man was onze om!
bromde de koopman, onder het voortloo-
pen.
„Een zeer zonderling mensch," beves
tigde juffrouw Kunegonde. „Waarom zon
hy dat gedaan hebben?"
„Hm een malle kuur," antwoordde
de koopman. „Hij was by zyn leven vol
malle kuren. Heeft hy zich wel ooit iets
HAAltLETLHEU HALLETJES
Een Zaterdagaïondpraatje.
CXLI.
Sinds myn vroegste jeugd (o, hoe ver
ligt die achter mijn voetstappen) ben ik
een liefhebber geweest van spreekwoor
den. Er zyn mensehen, die ze afgezaagd
vinden en met een spreekwoord, figuur-
lyk gesproken, naar bed te jagen zyn,
maar ik voor mij vind juist in het af
gezaagde er van het bewys, dat ze goed
zyn. Ga maar eens na wat men al zoo
afgezaagd noemt en ge zult zien, dat
juist wat de menschen het meest gepakt
en het diepst getroffen heeft, afgezaagd
wordt genoemd. Natuurlyk. Men vond
het mooi, las, zong of zei het elkander
voor en weer voor en nog eens voorj
totdat het zoo algemeen bekend raakte,
dat men er ten laatste van ging zeggen, dat
het afgezaagd was.
Zoo is het gegaan, om rnaar eens een
greep te doen, met Gounods opera Faust,
met ter Haars gedicht Eliza's vlucht,
met van Hage's roman de Schaapherder,
zoo gaat het ook met spreekwoorden en
zeker niet het minst met dat, wat ik op
't oog heb, „een profeet is in zyn eigen
land niet geëerd."
Ge kunt het mijnentwege een afge
zaagde uitdrukking noemen, ik zal dat
beschouwen als een complimentmaar ge
kant niet beweren, dat het een onware
uitdrukking is. Komaan, laten we het
eerlyk bekennen vinden we, als we eens
voor korten tyd elders komen, daar alles
niet veel beter dan bij ons Wie zal 't
loochenen Eén ding is gelukkigdat
de menschen over 't algemeen zoo zyn
en niet wy Haarlemmers alleenhierdoor
wordt althans door de buitenpoorters
bewonderd en genoten wat wij in Haar
lem hebben, terwijl wy onze hulde be
waren voor wat buiten Haarlem mooi te
vinden is.
Overdrijf ik Hensch niet. Vraag eens
in uw kring, wie Teylers Museum van
binnen gezien heeft. Vraag uw amster-
damschen kennissen eens, of ze het Paleis
op den Dam wel eens hebben doorge
wandeld, onderzoek bij uwe ieidsche
kennissen of ze u een denkbeeld kunnen
geven van hunne Musea. En kom dan
eens bij me met nw uitkomstenge zult
zien, dat het afgezaagde „een profeet is
in zyn eigen land niet geëerd" nog een
eereplaats mag innemen in de rij van
wat men noemt de gevleugelde woorden.
Ge moet nu met denken, dat ik beter
ben dan een ander, Helaas, tot vdor
korten tyd meende ik dat ik vry wel
wist wat er al zoo in Haarlem te zien
iB. Het Stadhuis, de Vleeschhal, de
Groote Kerk, de Musea ik heb ze allen
gezien, uit- zoowel als inwendig en ziet,
daar ontdek ik tot myn schrik, dat ik
eene niet weinige merkwaardige inrich
ting in onze gemeente alleen nog maar
by name ken. Ik bedoel de Pneumatische
inrichting op het Staten Bolwerk.
't Gebouw in niet aanzienlyk, 't is een
woonhuis met eene verdieping en maakt
een eenigszins landelijken indruk. Wat
„pneumatische inrichting" beteekent be
hoef ik wel niet te zeggenhet is een
etablissement waar men sommige onge
steldheden behandelt door middel van
samengedrukte lucht.
'tZyn hoofdzakelyk stoornissen in de
luchtwegen, die men aldus door toevoer
van heilzame lucht tracht te genezen,
zooals neiging tot bronchitis, pleuritis,
kinkhoest, asthma en voorts bloedarmoede.
De inrichting is het eigendom van twee
onzer haarlemsche medici, de heeren Dr.
S. Fyan en J. A, Lodewyke, die haar
aan ons gelegen laten zyn NeenIk
was twee jaar geleden eens in moeie-
lykheden, zooals dat in zaken gaat. Toen
wendde ik mytot hem om een klein
voorschot...."
„Eu wat kreeg u ten antwoord
„In 'tgeheel geen antwoord!" riep de
koopman, die vergeten scheen te zijn,
hoe gunstig hy eerst over den overledene
had gesproken. „Dan is 't toch ook geen
wonder, dat men zich verder over hem
ook Diet bekommerde. Nu, ik ben wer
kelyk nieuwsgierig..,."
„Zeer nieuwsgierig," beaamde juffrouw
Scheer.
De notaris Bórner ontving de drie
comparanten beleefd, verzocht hun plaats
te nemen en zag hen toen, als om naar
hun uiterlyk eenigszins over hun karak
ter te kunnen oordeelen, een voor een
aan.
„Ik heb het geëerd gezelschap nu be
kend te maken met de uiterste wilsbe
schikkingen van den overleden heer
Hendrik Mftlzer," begon hy. „Aan de
geldigheid en wettigheid van het stuk
valt niet te twyfelen. De erflater heeft
het eigenhandig geschreven en iu mijn
tegenwoordigheid onderteekend. Ik zal u
dus het testament voorlezen, waarbij ik
nog laat vooraf gaan, dat ik als exeeu
teur van alle volmacht voorzien ben. Het
testament luidt: „Ik vermaak aan myn
neef Johan Veit, koopman in Sellerstadt,
de som van 5000 mark...."
De koopman sprong letterlijk van zy
stoel op.
„Hoe is 't mogelijk!" riep hy, uiterst
teleurgesteld.
„Mag ik u verzoeken mij niet in de
rede te vallen zeide de notaris beleefd,
terwyl hij voortging
„Myn nicht Kunegonde Scheer ver
maak ik insgelijks het contant bedrag
van 5000 mark, waarmede zy daar zij
eel alleen staat, zeer tevreden kan
zyn."
„Tevreden ik tevreden 't Mocht
watriep Kunegonde verontwaardigd,
terwijl zy van haar stoel opstond, snel
door de kamer liep en met haar parasol
in de lucht schermde.
De notaris zag haar over zyn bril
met een onverklaarbaren blik een poos
aan. „Veroorloof my,juffrouw." zeide hij
toen op ambtelijken toon, „dat ik verder
voortlees. „Den spring-in't-veld"neem
me niet kwalyk, zoo staat het er woor
delijk, „den spring-in-'t-veld, Willem
Ehrhardt, voor wien ik hart heb („Aha,
zeide Kunegonde spotachtig) vermaak
6000, opdat hy zyn studie vlijtig voort
zet, wat hij, hoop ik. doen zal. Een kapi
taal van 40.000 mark bestem ik tot op
richting van een wetenschappelijke biblio
theek, omdat goede boeken de beste
makkers in het leven zijn. Een ontwerp
van de statuten voeg ik bij myn testa
ment. Myn executeur-testamentair zal
de door de overheid te benoemen beheer
ders behooren. Mocht echter de overheid
haar toestemming voor deze stichting
weigeren, dan bestem ik de voormelde
40.000 mark voor de duitsche evangelische
zending onder de heidenen."
Hier hield de voorlezer even op.
„Neen, dat is al te onbillijkjam
merde de koopman.
„Wat een krankzinnigheid!Boeken
heidenen en ons, familie, aan
van rechtswege alles toekomt, zoo'n ba
gatel! 't Is hemeltergend!" riep de be
jaarde juffrouw.
„Ik kan u alleen maar zeggen," sprak
de notaris, de schouders ophalende,
de erflater volkomen toerekenbaar was,
toen hy dat testament maakte
„Toerekenbaar! hm, toerekenbaar!
Zooals men het neemt!" zeide de koopman
„Maar hy schynt daarbij toch niet ge
weten te hebben, dat het hemd nader ig
dan de rok."
„Ik ben bizonder tevreden, zeer geluk
kig en zeer dankbaar!" riep Ehrhardt
-- juichenden toon.
,Jajy!" voegde de koopman hem
met een woedenden blik toe." Jou heeft
hij, zeer onbillijk, zelfs nog 1000 mark
meer vermaakt."
Zonder dat er de minste reden voor
was!" vulde Kunegonde aan. „Nu daar
voor kun je menigo nieuwe jas koopen,"
De jonkman werd zeer rood en zag
erlegen op zyn kaal jasje neer, maar
wist geen wuord te antwoorden. De
notaris scheen medelijden met zijn ver
legenheid te hebben cn maakte spoedig
een eiode aan de pauze.
„Er is nog een naschrift," zeide hij,
en toen riep hy door de geopende deur:
Muller, breng Bello eens hier
Binnen weinige minuten bracht de
geroepen kantoorbediende een grooten,
witten poedel, aan een koord, binnen,
die de aanwezigen éen voor éen besnuf
felde, alsof hy hen wilde begroeten of
hen wilde leeren kennen toen bleef hij
kwispelend by den notaris staan.
„Nu, ouwe jongen, is 't om jou te
doen," zeide deze; „nu zal je lot beslist
worden. Het naschrift luidt„Myn
trouwen Bello beveel ik in de goedhar*
tigheid van een myner bloedverwanten
en erfgenamen aan.Ik hoop,dat een hun :er
zich myn ouden makker aantrekt, om
hem tot zyn dood te verzorgen.""
„Dat ontbrak er nog maar aan!*
bromde de koopman. „Dan kon men da-
delyk die 5000 mark besteden om dien
hond den kost te geven. Daar moet ik
niets van hebben ik heb daar geen
gelegenheid toe."
„Ik nog minder," zeide juffrouw Ku
negonde Scheer. „Ik ben geen honden-
vriendin, en dat dier bevalt my niet.
Misschien is mynheer daar wel zoo vrien-
delyk," liet zij er met een schouderbe*
wegiDg naar Ehrhardt op volgen.
„Jawel," riep deze vroolyk uit. „Ik,
wilde alleen maar een ander niet vóór
zijn. Ik neem hem zeer gaarne ik ben
een groot honden-vriend. Eo 'tis een
mooie hond ook. Kom Bello!" Hij legde
de hand op den kop van den poedel, en
deze zag hem zoo vol vertrouwen aan
het spreken ontbrak hem maaranders
zou hy den jonkman iets heel aardigs
jd hebben. „Als u het dus veroor
looft, mynheer do notaris, neem ik
ouden kameraad mee, en hy zal het L
by my hebben bij den spring in 't
veld."
Hy lachte hartelijk om dien naam.
„Ja, geef hem maar aan dat jong-
mensch, mynheer de notaris, hem past
hy het best."
„Hy heeft er ook nog een ryk
denkostgeld by," spotte juffrouw Kane*
gondo.
„Daarover heb ik, volgens de monde
ling verkregen inatructiën van den erf*
later, nog een codicil mede te deelen,"
zeide de notaris.
De beide bloedverwanten zetten groote
oogen op en spitsten de ooreu. De notaris
las; „Degene, die vrijwillig en uit
goedhartigheid zich het lot van mijn
trouwen Bello aantrekt on hem aanneemt,
om hem tot zyn dood te verzorgen, ver
maak ik het overige van mij a vermogen,
ton bedrage van 50.000 markmaar
daarvan moeten al de kosten van den
dan ook bestoren. In 1883 werd ze
ingericht op den tegen woordigen voet en
het is inderdaad de moeite waard, haar
eens te bezien.
Over de bohandeling zelf behoef ik
niet veel te zeggen, ten eerste omdat ik
een leek ben en ten tweede, wat meer
afdoende is, omdat deze manier van ge
nezen in de geheele medische wereld
voor deugdelijk erkend is. Uit de regis
ters van de inrichting blijken treffende
geneziogenvooral van asthmatische
aandoeningen en ook voor kinkhoest is
de pneumatische behandeling uitstekend.
Nog niet lang geleden kwam hier uit
den omtrek een vyftal kinderen, waarvan
het jongste nog maar by maanden zijn
levensduur kon tellen, om zich van
kinkhoest te laten genezen. Sommige
waren reeds met 20 malige behandeling
andere met iets langer behandeling totaal
genezen* Ik zeg totaalwant elke moeder
weet, hoe vaak een kind dat aan kinkhoest
geleden heeft, na eene schijnbaar vol
slagen beterschap, allerlei kwaaltjes krygt,
die voor de ouders lastig en voor het
kind bovendien nog gevaarlijk kunnen
zyn.
Hoe de behandeling geschiedt? Dood
eenvoudig. Ge ziet voor u een cirkel
rond gevaarte, een stoomketel zou men
zeggen. Dit is de klok. Ge vindt er in
een viertal zeer gemakkelijke zitplaatsen,
een tafeltje, thermometer, karaf water en
een bel wanneer ge eene waarschuwing
wilt geven.
Zyt ge eenmaal binnen, zeg dau voor
j een paar uur aan de wereld vaarwel.
Met zware grendels wordt het kl/ ine
deurtje achter u gesloten alsof ge de
ergste misdadiger waart. Nu vangt de
I behandeling aan.
Wees maar gerust, ze is heel geleide-
lyk. Men denkt er niet aan, u op krasse
manier zoo eens eventjes binnenste bui
ten te keeren. De gasmotor in het ver
trek grenzende aan de klok wordt in
beweging gebracht, de machine zuigt de
verscne lucht van het Bolwerk op en
brengt die door buizen gecomprimeerd in
de klok.
Dit gaat evenwel hoogst geleidelijk.
Langzamerhand moet den patiënt de
gecomprimeerde lucht worden toegevoerd.
Het eerste halfuur stygfc de drukking,
voor den patient haast onmerkbaar.
Wordt gy eeno lichte dofheid in de ooren
gewaar, dan kunt gij door een glas water
te drinken, dat euvel verhelpen. Overi
gens merkt gij niets.
Is aldus de drukking na een half uur
zoover geklommen als de arts die ver
langt (gewoonlyk een halven atmosfeer)
dan blyft de toevoer gedurende een uur
onveranderd. Daarna neemt de drukking
allengs af, zoodat na een half uur de
lucht in de klok volkomen gelyk is aan
die daar buiten en gy er uit kunt stap
pen en weg wandelen.
Kan men zich wel een gemakkelijker
kuur voorstellen Ge kunt in het
salonnetje (do klok) lezen of schryven,
want er komt door drie venstertjes licht
in overvloed. Verlangt ge het een of
ander, er is een leitje in de klok aan
wezig, dat ge voor een der raampjes
houden kunt, zoodat de persoon die de
drukking regelt, het lezen kan.
Teringlijders worden in de klok niet
opgenomen, omdat aan het gevaar voor
besmetting anderen niet mogen worden
blootgesteld. Daarom wordt wanneer
kinderen met kinkhoest behandeld zyn,
de geheele klok zorgvuldig gedesinfec
teerd door sublimaat en berooking.
Ia de wachtkamer bevindt zich een
zoogenaamde spirometer, een werktuigje
dat dient tot bepaling van de kracht der
longen. Hier wordt de patient mee
onderzocht waaneer hy komt, en ook
wanneer hij gaat en verrassend is
om waar te nemen, in welk een korteD
tyd de kracht der longen is vermeerderd.
Een bascule dient om na te gaan,
hoeverre de patient aan gewicht is toe
genomen.
Men heeft er niet alleen een grool
aantal boeken voor volwassenen, maar
ook allerlei spelen voor kinderen. Alles
is keurig de orde gehouden, de loka
len zijn niet groot, maar voldoende eo
de resultaten zijn van dien aard, dat
men zich gerust aau de behandeling kat
onderwerpen.
En toch, toch heeft de „Pneumatische
Inrichting weinig succes. Als finaneieele
onderneming legt zij het af. Wat mag
daarvan de reden zijn? Dat elke zitting
f 2,50 kost en daardoor de kuur voor
personen die van buiten komen en hier
moeten logeeren, zeer kostbaar wordt,
zult ge zeggen.
Ei, zoudt ge denken Maar hoe
het verschijnsel te verklaren dat de
meeste patiënten niet-Haarlemmers zyn?
In hot patientenboek vindt men w
haarlemsche namen. Voor dezen is de
kuur toch zoo kostbaar niet.
Is het onbekendheid met de zaak?
Laat ons hopen, dat dit hGt is.
licht hebben de beide medici, die de
inrichting besturen, in de gedachte dat
goede wyn geen krans behoeft, wel wat
te weinig reclame voor haar gemaakt ia
dezen van reclame levenden tyd. En
dat geval moge dit kleine stukje strekken
om een nuttige instelling onder de aan
dacht te brengen van de talryke lezers
dezer courant.
FIDELIO.