liwii, t v Naar het Duitsch KARL TESCHNER- I daar kennis met elkander. Juffrouw Kunegonde en mynheer Johan Veit //hadden reeds van elkaar gehoord0 en begroetten elkander met neef- en nichte- lyke sympathie. „Wie had gedacht, dat wy elkaar zoo ontmoetten zonden 1" zeide de koopman, terwyl hy een toon van diepe droef heid „Goeden morgen Heb je 't nieuws aan zyn stem poogde te geven, al gehoord //Ja» om z00'n treurige reden," ant- „Wat dan woordde de bejaarde jnffronw, de oogen „De oude Malzer is uitgeknepen." neerslaande en op haar gevoawen handen „Is hy eïndelyk doodgegaan?" viel de turende. „Ik zou natuurlijk op de be- vrouw van den aangesprokene met haar grafenis gekomen zyn, als ik er maar radde tong in. „Nu, er wordt niets aan Lenig vermoeden van had gehad. Is u hem verloren. Hij is altijd ongetrouwd daarby geweest?" gebleven." „Och hemel, neen Ik heb er evenmin „Ja, hij leefde alleen voor zichzelf." van geweten als, u, juffrouw. Onze oom „Alsof hy met geen mensch op de vrede hebbe zyi ziel! was altyd wereld te doen wilde hebben". „Hy heeft nooit iets anders gedaan dan geld tellen". „En rente op rente stapelen. De man had by na niets noodig". *Hy moet een bom geld nalaten." een zonderling." „Een erg stil, lief mensch was hy I" lispelde Knnegonde. „Hm ja, dat was hij. Wanneer hebt hem het laatst gezien Ik? Nu, dat is nogal lang geleden moeder heeft dikwyls over hem gesproken. En u?" „Hm, ik had weinig gelegenheid..." De goede man vond hot beter van dit punt maar wat af te wijken. „Wie of dat jonge mensch is" fluis- naar den Ja, en hot zal hem wel gespeten toen ik nog een klein kind wasmaar hebben, dat by zyn geld niet kon mee J— wi- "oor>™ton nemen." „Was hy dan werkelyk zoo'n vrek „Natuurlyk I Heb je ooit gehoord, dat hy iemand welgedaan heeft?" „Nooit!" „Nu dan. Ik ook niet. Ik heb hem terde hy, met den elleboo; altyd maar met zyn poedel zien loopen 1 derden genoodigde wenkende, het er bij af, dat hij iemand groette.„ „Dat zulleu wy hem eeos vragen, „Hm, hm!" zeide juffrouw Kunegonde. „En in wolke „Ik ben benieuwd wie de bom erven betrekking staat u tot den overledene zal, want hy had immers kind noch wendde zij zich tot den jonkman. kraai.// //Ik?" antwoordde deze vrymoedig „Misschien verre neven en nichten, „in volstrekt geen betrekkiag. Mijn Nu, wij znllen het wel zien, als hy I naam is Ehrhardt Willem Ehrhardt; begraven wordt. Dan zullen zy wel voor ik ben schilder; maar ik weet eigenlyk den dag komen." niet, waaraan ik de eer te danken heb... „Zy zullen zich niet dood treuren." Myn moeder heeft wel dikwyls den naam „NeeD, waarlijk nietwaarom ook van mynheer Malzer genoemd toen Het zullen lachende erfgenamen zyn." myn vader reeds lang dood was maar Op deze en dergelyke wyze werd in de ik was toen nog veel te jong om op te stad gesproken over het overlyden van merken welke reden zij er voor had. den ouden vrijgezel Hendrik Malzer, No, ik ben werkelijk nieuwsgierig." door wien de gansche vrouwelijke be- De beide anderen wisselden blikken volking schrikkelijk gekrenkt was, omdat van verstandhouding, hy er geene van „genomen had", en de „Dus volstrekt geen familie"? zeide mannelyke bevolking, omdat hij altyd de koopmaD, terwyl hij zyn dunne lippen getoond had het wel buiten vrienden en vertrok. „Dan ben ik waarachtig toch bekenden te kunnen stellen. Maar in ook nieuwsgierig waarom u by de ope- een opzicht hadden de nieuwsgierigen ning van het testament genoodigd is. U het toch misbij de begrafenis van den ook niet, lieve nicht ouden rentenier kwamen er geen neven „Ja zeker, zeker," antwoerdde deze. en nichten voor den dag, treurende zoo „Ik ben eigenlyk verbaasd Mis- min als blydo; even eenzaam als hy schien ia u voor een andere zaak uitge- geleefd had, ging hij naar zyne laatste noodigd. rustplaats. De jonkman haalde een papier uit Eerst vier of vijf dagen na de ter- zijn zak te voorschijn en vouwde het open. aardbestelling ontmoetten elkander in „Ziet maar" zeide hy, zich een weinig het gemeentehuis drie personen, die door met hun verbazing vermakend: „daar den kantonrechter tot de opening van staat het zwart op wit „wordt uit- het testament uitgenoodigd wareneen genoodigd om de opening van het testa- bejaarda juffrouw, Kunegonde Scheer ge-1 ment by te wonen." naamd, schraal en houterig van gestalte, Juffrouw Kunegonde las de uitnoodiging een heer, Johan Veit geheeten de oplettend, en mijnheer Veit stak zyn zoon van een overleden zuster van Hen- spitsen neus over haar schouder. Geen drik Malzer een kleinhandelaar uit van beiden zeide iets, maar het was hun een pruisisch landstadje, die er uitzag aan te zien, dat zy zich ergerden, terwyl alsof hij een weinig op zwart zaad was, Ehrhardt zyn papier weder dichtvouwde, en de derde was een jonkman met een „Ik zal het wel hooren," zeide hy, open gelaat ea lang krullend haar. Hy luchtig, „Ik bekommer er my zwaar droeg een reeds vry kaal flnweelen jasje over." en een flambardhij had een los, „Dat wil ik wel gelooven," antwoordde 8childerachtig voorkomen, wel niet alsof de koopmaD, terwyl hy den jonkman hy het heel bread had, maar toch maakte van het hoofd tot de voeten mat en daar- hy geenszins den indruk van een onge- J na zyn blik op zyn nicht richtte, lukkig mensch te zijn, want hij kwam Na een poos wenkte deze hem met met een vroolyk glimlachend, min of de oogen en beiden traden een weinig meer naïef verwonderd gezicht in de terzyde aan een venster, wachtkamer. „Weet je waar ik het voor houd?" Natuurlyk maakten de uitgenoodigden Ifluisterde zy hem in 't oor. „Onze oom- zaliger heeft eens in zyn jonge jaren een beminde gehad daar heeft myn vader my dikwyls van gesproken maar zyn liefje is hem toen ontrouw geworden on heeft een ander genomen, een too- neeispeler of zoo iets; nu, die kale slok ker ziet er wel naar uit alsof hy van komedianten afkomstig is." „Ah zoo zeide de koopman, op ge- rekten toon. „Ja, 't toch ergerlyk, dat zoo'n wildvreemd mensch in onze heilige rechten treedt J" De juffrouw knikte veelbeteekenend. „Kunt u eenig8zins ramen hoeveel oom zaliger wel nagelaten zou hebben vroeg zy nu. „Precies weet ik het niet; men spreekt van 100.000 mark. Al was het nu maar half zooveel.... maar dat het in drie deelen moet gaan, is mij toch een ergernis." „Mjj ook," beaamde de juffrouw. „Hoe komt zoo'n uit de lucht gevallen mensch er toe, dat hij ons, om zoo te zeggen, het geld voor den neus durft wegkapeD." „Hy lacht ook maar niethernam de koopman. „Het valt by hem op een gloeienden steen. Nu kan hy ten minste een nieuwe jas koopen." „Hi hi-hidie heeft hy ook wel noo dig," giegelde juffrouw Kuoegonde nijdig, en beiden keken met spotachtige blikken naar den armen jongen, die scheen te merken, dat er over hem gesproken werd en daardoor iets van zyn opgeruimde los heil verloor. Eindelyk werden de uitgenoodigden bin nengeroepen en verschenen in verklaar bare spanning voor den kanton-rechter. Deze deed hun de gebruikelijke vragen en opende toen het testament. Nauwelyks echter had hy er een blik in geslagen, of hij trok een lang gezicht en kon een glimlach niet weerhouden. „Een kleine verrassing," zeide hy, op ziende. „Het testament bevat maar wei nig regels, en deze luiden als volgt „Ik, Hendrik Malzer, verklaar bij de zen, dat mijn uiterste wilsbeschikkingen by den hier wononden notaris Felix Bör ner liggen, dien ik tot mijn executeur benoem." „Daarheen moet u dus gaan," liet de kanton-rechter er op volgen; „het kanton gerecht heeft verder met de nalatenschap niets te maken." „Maar hoe kan dat?" zeide de koop man, verwonderd en misnoegd. „Het tes tament moet toch, zal het geldig wezen, gerechtelijk gedeponeerd zyn." „Daar vergist gy u in" antwoordde de kanton rechter „in het koninkryk Saksen kan de erflater zyn uiterste wilsbeschik kingen deponeeren, waar hy wil, als het maar bewezen is, dat hij ze zelf onder teekend heeft. Ten overvloede heeft de erflater de zooeven voorgelezen verkla ring persooniyk bij het kanton-gerecht gedeponeerd." Dus zat er voor de drie betrokken personen niets anders op, dan zich naar de woning van den genoemden notaris te begeven. Dewijl de beide verwante zielen zich onderweg volstrekt niet om den jongen Ehrhardt bekommerden, liep hy een weinig achter hen, met de handen in de zakken en een vroolijk wysje flui tende. „Een zonderling man was onze om! bromde de koopman, onder het voortloo- pen. „Een zeer zonderling mensch," beves tigde juffrouw Kunegonde. „Waarom zon hy dat gedaan hebben?" „Hm een malle kuur," antwoordde de koopman. „Hij was by zyn leven vol malle kuren. Heeft hy zich wel ooit iets HAAltLETLHEU HALLETJES Een Zaterdagaïondpraatje. CXLI. Sinds myn vroegste jeugd (o, hoe ver ligt die achter mijn voetstappen) ben ik een liefhebber geweest van spreekwoor den. Er zyn mensehen, die ze afgezaagd vinden en met een spreekwoord, figuur- lyk gesproken, naar bed te jagen zyn, maar ik voor mij vind juist in het af gezaagde er van het bewys, dat ze goed zyn. Ga maar eens na wat men al zoo afgezaagd noemt en ge zult zien, dat juist wat de menschen het meest gepakt en het diepst getroffen heeft, afgezaagd wordt genoemd. Natuurlyk. Men vond het mooi, las, zong of zei het elkander voor en weer voor en nog eens voorj totdat het zoo algemeen bekend raakte, dat men er ten laatste van ging zeggen, dat het afgezaagd was. Zoo is het gegaan, om rnaar eens een greep te doen, met Gounods opera Faust, met ter Haars gedicht Eliza's vlucht, met van Hage's roman de Schaapherder, zoo gaat het ook met spreekwoorden en zeker niet het minst met dat, wat ik op 't oog heb, „een profeet is in zyn eigen land niet geëerd." Ge kunt het mijnentwege een afge zaagde uitdrukking noemen, ik zal dat beschouwen als een complimentmaar ge kant niet beweren, dat het een onware uitdrukking is. Komaan, laten we het eerlyk bekennen vinden we, als we eens voor korten tyd elders komen, daar alles niet veel beter dan bij ons Wie zal 't loochenen Eén ding is gelukkigdat de menschen over 't algemeen zoo zyn en niet wy Haarlemmers alleenhierdoor wordt althans door de buitenpoorters bewonderd en genoten wat wij in Haar lem hebben, terwijl wy onze hulde be waren voor wat buiten Haarlem mooi te vinden is. Overdrijf ik Hensch niet. Vraag eens in uw kring, wie Teylers Museum van binnen gezien heeft. Vraag uw amster- damschen kennissen eens, of ze het Paleis op den Dam wel eens hebben doorge wandeld, onderzoek bij uwe ieidsche kennissen of ze u een denkbeeld kunnen geven van hunne Musea. En kom dan eens bij me met nw uitkomstenge zult zien, dat het afgezaagde „een profeet is in zyn eigen land niet geëerd" nog een eereplaats mag innemen in de rij van wat men noemt de gevleugelde woorden. Ge moet nu met denken, dat ik beter ben dan een ander, Helaas, tot vdor korten tyd meende ik dat ik vry wel wist wat er al zoo in Haarlem te zien iB. Het Stadhuis, de Vleeschhal, de Groote Kerk, de Musea ik heb ze allen gezien, uit- zoowel als inwendig en ziet, daar ontdek ik tot myn schrik, dat ik eene niet weinige merkwaardige inrich ting in onze gemeente alleen nog maar by name ken. Ik bedoel de Pneumatische inrichting op het Staten Bolwerk. 't Gebouw in niet aanzienlyk, 't is een woonhuis met eene verdieping en maakt een eenigszins landelijken indruk. Wat „pneumatische inrichting" beteekent be hoef ik wel niet te zeggenhet is een etablissement waar men sommige onge steldheden behandelt door middel van samengedrukte lucht. 'tZyn hoofdzakelyk stoornissen in de luchtwegen, die men aldus door toevoer van heilzame lucht tracht te genezen, zooals neiging tot bronchitis, pleuritis, kinkhoest, asthma en voorts bloedarmoede. De inrichting is het eigendom van twee onzer haarlemsche medici, de heeren Dr. S. Fyan en J. A, Lodewyke, die haar aan ons gelegen laten zyn NeenIk was twee jaar geleden eens in moeie- lykheden, zooals dat in zaken gaat. Toen wendde ik mytot hem om een klein voorschot...." „Eu wat kreeg u ten antwoord „In 'tgeheel geen antwoord!" riep de koopman, die vergeten scheen te zijn, hoe gunstig hy eerst over den overledene had gesproken. „Dan is 't toch ook geen wonder, dat men zich verder over hem ook Diet bekommerde. Nu, ik ben wer kelyk nieuwsgierig..,." „Zeer nieuwsgierig," beaamde juffrouw Scheer. De notaris Bórner ontving de drie comparanten beleefd, verzocht hun plaats te nemen en zag hen toen, als om naar hun uiterlyk eenigszins over hun karak ter te kunnen oordeelen, een voor een aan. „Ik heb het geëerd gezelschap nu be kend te maken met de uiterste wilsbe schikkingen van den overleden heer Hendrik Mftlzer," begon hy. „Aan de geldigheid en wettigheid van het stuk valt niet te twyfelen. De erflater heeft het eigenhandig geschreven en iu mijn tegenwoordigheid onderteekend. Ik zal u dus het testament voorlezen, waarbij ik nog laat vooraf gaan, dat ik als exeeu teur van alle volmacht voorzien ben. Het testament luidt: „Ik vermaak aan myn neef Johan Veit, koopman in Sellerstadt, de som van 5000 mark...." De koopman sprong letterlijk van zy stoel op. „Hoe is 't mogelijk!" riep hy, uiterst teleurgesteld. „Mag ik u verzoeken mij niet in de rede te vallen zeide de notaris beleefd, terwyl hij voortging „Myn nicht Kunegonde Scheer ver maak ik insgelijks het contant bedrag van 5000 mark, waarmede zy daar zij eel alleen staat, zeer tevreden kan zyn." „Tevreden ik tevreden 't Mocht watriep Kunegonde verontwaardigd, terwijl zy van haar stoel opstond, snel door de kamer liep en met haar parasol in de lucht schermde. De notaris zag haar over zyn bril met een onverklaarbaren blik een poos aan. „Veroorloof my,juffrouw." zeide hij toen op ambtelijken toon, „dat ik verder voortlees. „Den spring-in't-veld"neem me niet kwalyk, zoo staat het er woor delijk, „den spring-in-'t-veld, Willem Ehrhardt, voor wien ik hart heb („Aha, zeide Kunegonde spotachtig) vermaak 6000, opdat hy zyn studie vlijtig voort zet, wat hij, hoop ik. doen zal. Een kapi taal van 40.000 mark bestem ik tot op richting van een wetenschappelijke biblio theek, omdat goede boeken de beste makkers in het leven zijn. Een ontwerp van de statuten voeg ik bij myn testa ment. Myn executeur-testamentair zal de door de overheid te benoemen beheer ders behooren. Mocht echter de overheid haar toestemming voor deze stichting weigeren, dan bestem ik de voormelde 40.000 mark voor de duitsche evangelische zending onder de heidenen." Hier hield de voorlezer even op. „Neen, dat is al te onbillijkjam merde de koopman. „Wat een krankzinnigheid!Boeken heidenen en ons, familie, aan van rechtswege alles toekomt, zoo'n ba gatel! 't Is hemeltergend!" riep de be jaarde juffrouw. „Ik kan u alleen maar zeggen," sprak de notaris, de schouders ophalende, de erflater volkomen toerekenbaar was, toen hy dat testament maakte „Toerekenbaar! hm, toerekenbaar! Zooals men het neemt!" zeide de koopman „Maar hy schynt daarbij toch niet ge weten te hebben, dat het hemd nader ig dan de rok." „Ik ben bizonder tevreden, zeer geluk kig en zeer dankbaar!" riep Ehrhardt -- juichenden toon. ,Jajy!" voegde de koopman hem met een woedenden blik toe." Jou heeft hij, zeer onbillijk, zelfs nog 1000 mark meer vermaakt." Zonder dat er de minste reden voor was!" vulde Kunegonde aan. „Nu daar voor kun je menigo nieuwe jas koopen," De jonkman werd zeer rood en zag erlegen op zyn kaal jasje neer, maar wist geen wuord te antwoorden. De notaris scheen medelijden met zijn ver legenheid te hebben cn maakte spoedig een eiode aan de pauze. „Er is nog een naschrift," zeide hij, en toen riep hy door de geopende deur: Muller, breng Bello eens hier Binnen weinige minuten bracht de geroepen kantoorbediende een grooten, witten poedel, aan een koord, binnen, die de aanwezigen éen voor éen besnuf felde, alsof hy hen wilde begroeten of hen wilde leeren kennen toen bleef hij kwispelend by den notaris staan. „Nu, ouwe jongen, is 't om jou te doen," zeide deze; „nu zal je lot beslist worden. Het naschrift luidt„Myn trouwen Bello beveel ik in de goedhar* tigheid van een myner bloedverwanten en erfgenamen aan.Ik hoop,dat een hun :er zich myn ouden makker aantrekt, om hem tot zyn dood te verzorgen."" „Dat ontbrak er nog maar aan!* bromde de koopman. „Dan kon men da- delyk die 5000 mark besteden om dien hond den kost te geven. Daar moet ik niets van hebben ik heb daar geen gelegenheid toe." „Ik nog minder," zeide juffrouw Ku negonde Scheer. „Ik ben geen honden- vriendin, en dat dier bevalt my niet. Misschien is mynheer daar wel zoo vrien- delyk," liet zij er met een schouderbe* wegiDg naar Ehrhardt op volgen. „Jawel," riep deze vroolyk uit. „Ik, wilde alleen maar een ander niet vóór zijn. Ik neem hem zeer gaarne ik ben een groot honden-vriend. Eo 'tis een mooie hond ook. Kom Bello!" Hij legde de hand op den kop van den poedel, en deze zag hem zoo vol vertrouwen aan het spreken ontbrak hem maaranders zou hy den jonkman iets heel aardigs jd hebben. „Als u het dus veroor looft, mynheer do notaris, neem ik ouden kameraad mee, en hy zal het L by my hebben bij den spring in 't veld." Hy lachte hartelijk om dien naam. „Ja, geef hem maar aan dat jong- mensch, mynheer de notaris, hem past hy het best." „Hy heeft er ook nog een ryk denkostgeld by," spotte juffrouw Kane* gondo. „Daarover heb ik, volgens de monde ling verkregen inatructiën van den erf* later, nog een codicil mede te deelen," zeide de notaris. De beide bloedverwanten zetten groote oogen op en spitsten de ooreu. De notaris las; „Degene, die vrijwillig en uit goedhartigheid zich het lot van mijn trouwen Bello aantrekt on hem aanneemt, om hem tot zyn dood te verzorgen, ver maak ik het overige van mij a vermogen, ton bedrage van 50.000 markmaar daarvan moeten al de kosten van den dan ook bestoren. In 1883 werd ze ingericht op den tegen woordigen voet en het is inderdaad de moeite waard, haar eens te bezien. Over de bohandeling zelf behoef ik niet veel te zeggen, ten eerste omdat ik een leek ben en ten tweede, wat meer afdoende is, omdat deze manier van ge nezen in de geheele medische wereld voor deugdelijk erkend is. Uit de regis ters van de inrichting blijken treffende geneziogenvooral van asthmatische aandoeningen en ook voor kinkhoest is de pneumatische behandeling uitstekend. Nog niet lang geleden kwam hier uit den omtrek een vyftal kinderen, waarvan het jongste nog maar by maanden zijn levensduur kon tellen, om zich van kinkhoest te laten genezen. Sommige waren reeds met 20 malige behandeling andere met iets langer behandeling totaal genezen* Ik zeg totaalwant elke moeder weet, hoe vaak een kind dat aan kinkhoest geleden heeft, na eene schijnbaar vol slagen beterschap, allerlei kwaaltjes krygt, die voor de ouders lastig en voor het kind bovendien nog gevaarlijk kunnen zyn. Hoe de behandeling geschiedt? Dood eenvoudig. Ge ziet voor u een cirkel rond gevaarte, een stoomketel zou men zeggen. Dit is de klok. Ge vindt er in een viertal zeer gemakkelijke zitplaatsen, een tafeltje, thermometer, karaf water en een bel wanneer ge eene waarschuwing wilt geven. Zyt ge eenmaal binnen, zeg dau voor j een paar uur aan de wereld vaarwel. Met zware grendels wordt het kl/ ine deurtje achter u gesloten alsof ge de ergste misdadiger waart. Nu vangt de I behandeling aan. Wees maar gerust, ze is heel geleide- lyk. Men denkt er niet aan, u op krasse manier zoo eens eventjes binnenste bui ten te keeren. De gasmotor in het ver trek grenzende aan de klok wordt in beweging gebracht, de machine zuigt de verscne lucht van het Bolwerk op en brengt die door buizen gecomprimeerd in de klok. Dit gaat evenwel hoogst geleidelijk. Langzamerhand moet den patiënt de gecomprimeerde lucht worden toegevoerd. Het eerste halfuur stygfc de drukking, voor den patient haast onmerkbaar. Wordt gy eeno lichte dofheid in de ooren gewaar, dan kunt gij door een glas water te drinken, dat euvel verhelpen. Overi gens merkt gij niets. Is aldus de drukking na een half uur zoover geklommen als de arts die ver langt (gewoonlyk een halven atmosfeer) dan blyft de toevoer gedurende een uur onveranderd. Daarna neemt de drukking allengs af, zoodat na een half uur de lucht in de klok volkomen gelyk is aan die daar buiten en gy er uit kunt stap pen en weg wandelen. Kan men zich wel een gemakkelijker kuur voorstellen Ge kunt in het salonnetje (do klok) lezen of schryven, want er komt door drie venstertjes licht in overvloed. Verlangt ge het een of ander, er is een leitje in de klok aan wezig, dat ge voor een der raampjes houden kunt, zoodat de persoon die de drukking regelt, het lezen kan. Teringlijders worden in de klok niet opgenomen, omdat aan het gevaar voor besmetting anderen niet mogen worden blootgesteld. Daarom wordt wanneer kinderen met kinkhoest behandeld zyn, de geheele klok zorgvuldig gedesinfec teerd door sublimaat en berooking. Ia de wachtkamer bevindt zich een zoogenaamde spirometer, een werktuigje dat dient tot bepaling van de kracht der longen. Hier wordt de patient mee onderzocht waaneer hy komt, en ook wanneer hij gaat en verrassend is om waar te nemen, in welk een korteD tyd de kracht der longen is vermeerderd. Een bascule dient om na te gaan, hoeverre de patient aan gewicht is toe genomen. Men heeft er niet alleen een grool aantal boeken voor volwassenen, maar ook allerlei spelen voor kinderen. Alles is keurig de orde gehouden, de loka len zijn niet groot, maar voldoende eo de resultaten zijn van dien aard, dat men zich gerust aau de behandeling kat onderwerpen. En toch, toch heeft de „Pneumatische Inrichting weinig succes. Als finaneieele onderneming legt zij het af. Wat mag daarvan de reden zijn? Dat elke zitting f 2,50 kost en daardoor de kuur voor personen die van buiten komen en hier moeten logeeren, zeer kostbaar wordt, zult ge zeggen. Ei, zoudt ge denken Maar hoe het verschijnsel te verklaren dat de meeste patiënten niet-Haarlemmers zyn? In hot patientenboek vindt men w haarlemsche namen. Voor dezen is de kuur toch zoo kostbaar niet. Is het onbekendheid met de zaak? Laat ons hopen, dat dit hGt is. licht hebben de beide medici, die de inrichting besturen, in de gedachte dat goede wyn geen krans behoeft, wel wat te weinig reclame voor haar gemaakt ia dezen van reclame levenden tyd. En dat geval moge dit kleine stukje strekken om een nuttige instelling onder de aan dacht te brengen van de talryke lezers dezer courant. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6