Bezoek aan Weiuiar.
is nog deze bepaling gemaakt dat de
heeren liefhebbers leden van „Het
IJ" die zich voor den wedstrijd laten
infichïyven, den te huren botter van de
Marker- visschers zelf niet mogen uit
kiezen, maar dat het lot, uit het aan
genomen getal, den bestuurder zal aan
wijzen. Voorts mag de eigenaar van
den botter wel aan boord zijn, maar
moet het vaartuig overigens door heeren
liefhebbers bemand zijn en gestuurd
worden. Verleden jaar namen aan den
eersten wedstrijd elf botters deel. Thans
slechts 6. Toen werd botter 185 toege
wezen aan den heer Altink, die den
prijs behaalde en dus in het afgeloopen
jaar bezitter was van den beker.
Dezelfde botte: was Zondag weder
het eerst aan den eindpaal, tevens punt
van uitgang. Stuurman was thans de
heer Bastet, aan wien, benevens zijne
bemanning, uit twee koppra bestaande,
eene gouden medaille werd toegekend.
Botter nummer 35, gestuurd door
deo heer Looraan, die slechts enkele
(8) seconden na 185 aankwam, behaalde
de premie, een zilveren inktkoker, terwijl
zijn beide helpers ieder een kunstvoor
werp bekwamen. In ruim 4 uur waren
de botters het eiland, bij een flinke
N.-Westen wind, omgezeild.
Zondag werd op den weg Amersfoort
Ede het kampioenschap van den A.
N. W. B. op den veiligheidswieler ver
reden.
In de jury hadden zitting D. Focke-
ma, te Arnhem, hoofdconsul van den
A. N. W. B., voorzitter, Frans Net-
scher, te Rotterdam, en baron Van Till,
te Utrecht.
Aan den 6tart verschenen de heeren
J. J. Ott. Bultman, Haarlemmermeer;
J. D. Rolandus Hagedoorn, DelftJ.
Siep, ArnhemC. Witteveen Jun.,
UtrechtA. Eysink, Amersfoort en H.
v. Griendt, Haarlem. Met groote
snelheid gingen de rijders na het sein
van den hoofdconsul af. Het ging Ro
landus Hagedoorn al spoedig te vlug,
reden waarom hij dan ook maar besloot
van verdere mededinging af te zien.
Was er reeds een strijder op het veld
van eer gevallen, de tweede zou ook
volgen. Het was Bultman, die moest
beleven dat de band van zijn pneuma
tic sprong, wat hem natuurlijk alle kans
van winnen benara.
Van de Griendt kwam met Eysink
na 49 minuten gereden te hebben het
eerst aan het eindpunt, waar de heer
Fischer uit Eede den tijd opnamaVs
minuut daarna kwamen Siep en Witte
veen.
Van de Griendt reed 4den terugweg
bijna alleen en na de tweede 25 K. M,
in 47 min. 54 sec. gereden te hebben
kwam hij over de eindstreep, waar hem
ongeveer een 80 wielrijders opwachtten
behalve nog vele nieuwsgierigen, die
daar aanwezig warenden afstand van
50 K. M. had hij dus afgelegd in 1 uur
36 min, 54 sec.
Eysink was wat vermoeid geworden
en ging minder snel, waardoor Siep
hem eenige kilometer voor de eind
streep nog voorbij ging en tweede aan
kwam in 1 u. 39 min. 23VS sec.Ey
sink, die derde was, gebruikte 1 u. 41
min. 33 sec.
Van de Griendt is dus kampioen op
den weg op den veiligheidswieler ge
worden.
bedding). In 't voorbijgaan, door A.
Peaux. Patriotten en Orangisten I,
door prof. H. C. Rogge (met afbeelding).
Europa ontdekt. De heer met
den hoogen hoed, naar M. Sehmidt.
Een gala japon. De dood van Co
lumbus (gravure). Door 't oude
huis, door A. Peau». Iets over de
schrijfkunst in den Indischen Archipel,
door W. F. Andriessen. Columbus'
feestgetij, door J°. de Vries (met af
beeldingen). Tante's testament, naar
G. Gefifoy. Advertentiën. In 't
spel (gravure naar Fortuyn). Een
dag ia de drukkerij van „Bet Nieuws
d. Dag", door N. P. K. (met af
beeldingen). Waarom sommige men-
schen verlegen zijn, door een dokter.
Onze West-Indische eilanden Saba.
door G. A. Licckers (met iliustr. van
dsn luitenant ter zee H. M. vau Bem-
melen), De espres-Times. Extaze
(met gravure). Een nacht met kom
miezen op de loer, door J. vanKatl^k.
Het standbeeld van Cés2r Dubeau-
prez. Verscheidenheden. Adver-
tentien.
Lettersn en Kcnst»
Inhoud Eigen Haard aflevering 9.
Blank en geel door Max. C. Uit
tocht der weezen (met plaat naar de
schilderij van Eckmann). Iets over
sport en over de tentoonstelling te
Scheveningen, door Willem Muiier.
Het schikken van groen naar de ja-
pansche methode, do®r mr. L. Serra-
rier (met afbeeldingen). De telegraaf
in den strijd des levens. Het dres-
seeren van oorlogshonden. Jan
Klaassen (slot). Een kijkje (met af-
Een particulier correspondent van de
N. RCt. seint uit Weimar van gisteren
het volgende
Op alle pleinen en straten der stad ziet
men overal toebereidselen voor de ver
sieringen bij gelegenheid van het gou
den bruiloftsfeest van den groothertog
en de groothertogin (prinses Sophia der
Nederlanden). Het weder is koud en
onbestendig, zoodat er menige ongeruste
blik naar boven gericht wordt. De ver
siering van het raadhuis schijnt vooral
uit te zullen mun.'en. De voorgevel is
met groote guirlandes in goud en rood
behangen.
De eerste en kleinste gelukwensch-
deput&tie is reeds coor de groothertogin
ontvangen. Zij bestond uit drie aller
liefste kleine meisjes uit de kinder
bewaarplaats, die uit naam harér
kameraadjes aan de hooge bescherm
vrouw hare wenschen kwamen aanbie
den. Zij waren getooid met sierlijke
myrtenkrausen, met goud en zilver
doorvlochten, en droegen een hartelijk
kindergedichtje voor. Later had er een
kinderfeest plaats.
Als inleiding tot de feestdagen is ook
het historische gelegenheidsgedicht van
Ernst voa Wildenbrueh, „BernhardvGn
Weimar", reeds voorgedragen. De
hoofdinhoud daarvan is eene doorgaande
verheerlijking van den beke°aden held
uit den dertigjarigen oorlog.
Heden was de algemeene aandacht
in de stad gericht op de aankomst der
nederlandsche Koninginnen, die des
avonds te 9 u. 20 m. tegemoet gezien
werd. Te acht uur stroomde de menigte
reeds naar het station, zoodat het
welkom der hooge reizigsters een triomf
tocht zou worden. Op het perron stond
als eerewacht eene compagnie van het
hier in garnizoen liggende regiment
infanterie geschaard, waarvan de muziek,
toen de e$6ra-trein op het bepaalde
tijdstip binnenreed, het „Nederlandsche
Volkslied" hooren deed. Aan het hoofd
der reeds aanwezige prinsen en andere
vorstelijke personen bevond zich de
groothertog, die zijn feest met jeugdige
kracht viert en met vasten trod naar
den koninklijken wagen stapte om zijne
bloedverwanten welkom te heeten. Hij
kuste de kleine Koningin herhaaldelijk
en geleidde haar by de hand. De
kleine zag er weder bekoorlijk uit, be
groette de aanwezigen met vriendelijke
neigingen en lachte kinderlijk-vroolijk
tegen haar grooten oom. Van de lange
reis was op haar frisch gelaat geen
spoor te zien. Haar reisgewaad was van
grijsblauwe stof cn een hoed met vede
ren van dezelfde kleur. Nadat ook de
erf-groothertogin de reizigsters welkom
had geheeten gaf de erf-groothertog
Karl August den arm aan koningin'
Wilhelmina, terwijl de groothertog zelf
dé Regentes geleidde. Ond:r de tonen
van een opgewekten marsch wandelde
het gezelschap langs het front der eere
compagnie. Alle vorstelijke personen
droegen hunne Nederlandsche ridderor
den. Door zijn uiterlijk blonk onder allen
de erfprins Bemkard uit, in de blauwe
huzaren uniform. Hij volgde onmiddel
lijk achter de Koninginnen.
De groothertogin Sophia was niet
zelve aan het station, maar wachtte in
het paleis hare hooge bezoeksters af.
Derwaarts begaf zich na een kort op
onthoud in de vorstelijke wachtkamer
het gezelschap.
Was de ontvangst op het perron tot
den hofkring beperkt gebleven, bij het
uitgaan van het station nam de menigte
in haar geheel aan de plechtigheid deel.
•Tot dicht bij de rijtuigen was zij door
gedrongen, aan iedere pilaar en op elk
vooruitstekend gebouw verdrongen zich
de nieuwsgierigen. De hofrijtuigen van
den groothertog, met prachtige Isabella-
kleurige paarden bespannen, zijn be*
kend door hunne voortreffelijke uitrus
ting. Zoodra de groothertog met de re
gentes op de stoep verscheen, ging er
een donderend gejubel uit de menigte
op, dat nog sterker scheen te woraea,
toen de kleine Koniogin, vriendelijk
buigende, in het gezicht kwam. Iq allo
straten, die de stoet doortrok, herhaal
de zich dit, zoodat de ontvangst der
Nederlandsche bezoeksters door de
bevolking van Weimar in geestdrift en
hartelijkheid niet te wenschen overliet.
Na de ontvangst aan het spoorweg
station, begaf de stoet der hof tijtuigen
met de hooge gasten zich naar het
groothertogelijke paleis. Dit is aan de
andere zijde dar stad iu het schoone
Weimarscke slotpark gelegen. De eer
waardige linden en beuken prijken hier
in prachtigen najaarsdos en vormen met
de andere gewassen en de sappige gras
vlakten, een buitengewoon bekoorlijk
tafereel, op den achtergrond waarvan
de zacht golvende heuvels, die de voor-
loopers zijn der bergen in het Tküringer-
woud, zich vertoonen. Het slot is een
vrij eenvoudig gebouw, voor hetwelk
een toren uit o verouden tyd, van eigen
aardigen vorm, zich verheft. "Als een
geweldige schildwacht staat dit meer
dan vijf eeuwen oude gevaarte voor het
slotplein, en geeffc aan de geheele om
geving een zeer bizonder karakter. Het
is het laatste overblijfsel der oude burcht,
welke in 1603 bij den zoog^naamden
„Weisnarschen zondvloed", tegelijk met
het grootste gedeelte der stad Weimar
door de golven vernield werd.
In den noordoostelijken vleugel liggen
gelijkvloers de vertrekken waar de
koningin-regentes verblijf houdt, terwijl
de jonge koningin op de eerste ver
dieping geherbergd is. De Kamers der
Regentes, de „keizers kamers" genaamd,
munten uit door deftige pracht. In de
eerste zaal, welker wanden met roode
zyde behangen zijn, hangt de levens
groots beeltenis der groot-hertogin-
Sophia, als bruid of jonggehuwde
vrouw, in een wit zydea kleed. Een
purperkleurig tapijt bedekt den vloer,
kostbare porseleinen vazen, zoo
als een volwassen mensch
kunstig beschilderd, staan in de
vensternissen. Het zijn meereadèels
gesehenkers, die de groothertogin bij
haar huwelijk ontving. Het tweede
vertrek, de woonkamer der regentes,
prijkt mede in purper en goud. De
wanden zijn met bevallig schilderwerk
versierd. Midden in de kamer staat een
groote, donkerkleurige tafel in boule-
arbeid. Aan het venster, dicht bij de
schrijftafel, staat eene levensgroots
beeltenis (borststuk) van wijlen koning
steekt. De meubelen zijn met gebloemde
witte zijde bekleed, in denzelfden trant
als Saksisch porseleinen ook de
lichte wandbehangsels zy« als met fijne
bloemen doorvlochten. De kaptafel
prijkt met gouden toiletbenoodigdheden.
Een vierde vertrek is voor de dienst
doende hofdame bestemd.
De appartementen van Koningin
Wilhelmina, vlak boven die harer moeder
zien er recht gezellig uit. In de ruime
slaapkamer is bleekgroen de hoofdkleur.
Door de vensters heeft raen uitzicht op
het statige park. Op dit vertrek volgt
de woonkamer. Eene ebbenhouten
schrijftafel is dicht by het venster ge
plaatst en kan, aan de linkerzijde, door
een sierlijk glazen tochtscherm zoo
noodig van de buitenlucht afgesloten
worden, terwijl rechts door klimopplan
ten een doorzichtig groen gordijn ge
weven wordt. Midden in hare kamer
gezeten, is het koningskind dus door
groen omgeven. In dit vertrek staan
eenige groote kasten waarin speelgoed
geborgen schijnt te zijn, en eene gewel
dig groote pop, in de bonte dracht van
een boerenmeisje uit het Zwarte Woud
of uit Thfiringeu, eene zwarte muts
met breede linten en een rood zondags
rokje, zat potsieriijk-deftig aan een
poppentafeltje de gast op te wachten,
Er is, behalve de twee beschreven
vertrekken, nog een derde bestemd
voor het gevolg der koningin.
De te Weimar aanwezige Nederlan
ders hebben voor de koninginnen een
paar keurige bloem versieringen gezon
den, en wel voor koningin Wilhelmina
een groote jbioemenmand, in welke uit
een zilveren hoorn van overvloed een
schat van weelderige Lafrance-rezea en
witte Tuba-roosjes wordt uitgestort
Deze verrassing munt door fijnen en
bevallïgen smaak uit. Voor de koningin-
regentes is een bloemstuk bestemd van
donkerroods pelargoniums en gele
Maiéchai-Nielrozen. De groothertogin
heeft bovendien voor hare gasten een
tempelvormig bloemstuk doen maken,
waarin de Nederlandsche driekleur, in
roode en witte razen en blauwe riolen,
met oranjekleurige rozen elkander af
wisselen te midden eemer omlijsting van
bloeiend heidekruid.
Na, hunne aankomst in het slot ver-
eenigdea zich de vorstelijke personen
aan den familiedisch.
KOLONIËN-
Uit de Atjehsche Courant van 27
Augustus
Hebben wij in ©os vorig nommer
vermeld, dat de tram sedert Dinsdag
(23 dezer) tusschen Larareng en him-
baroe nogal zwaar beschoten werd,
thans kunnen wij vermelden dat het
vuren in hevigheid is toegenomen, voor
namelijk op Woensdagmiddag, toen
door den vijand sectie salvo's op den
trein werden gelost met een paar lilla
schoten.
Wij telden zes en twintig galen ia
de verschillende waggons en ia een der
goederenwagens twee gaten van lilla-
kogels, afgeschoten op, naar schatting,
250 meter.
Dat niemand in die waggons werd
getroffen, was bepaald een wonder.
Den volgenden morgen werd de tram
en de dekking weder hevig beschoten
uit dezelfde richting, waardoor de euro-
peesche fusilier De Graaf een schotwond
door den linkerpols ®ntmg en de in-
landsche fuselier Leman ia den linker
voet verwond werd. Beide licht gekwet
sten behoorden tot het dekkings-deta-
ciiemeat.
Het traject Lamreng-Lambaroe, kngs
de ceintuurbaan werd sedert Donderdag
niet meer door de tram gereden,
V an
\xt- 1, tït 'a~ 1;- a j -1 Larareng is de trein langs de West-
Wi m ,,1? g n i 1 e ceintuurbaan teruggekeerd
staatsie vertrekken errensfc rie slaan itam er Dïï
vjjand dat wij een uitval zouden doen.
Bij aankomst van de tram te Larabaroc
loste de vijand e«n zwaar liilaschot, als
een waarsehuwiagsteeken om zich te
verzamelen.
Gisteren was, niettegenstaande de
tram niet tusschen Lambaroe en Lam-
reng reed, het varen uiet verminderd'
de vijand beschoot toen de posten.]
Een vreeselijk ongeluk .heeft 11.
Vrijdag te Bringin bij Semarisg plaats
gehad. De heer Keg er, geemploieerde
op de onderneming Getas, was met den
laalsten trein aan de halte aldaar aange
komen en werd aan het station opge
wacht door zijn zoontje. Bij het naar
huis rijden is de dos-è-dos, waarin va
der en zoon gezeten waren, bij de
draaiing van den weg, aangereden tegen
de leuning der brug over het groote
ravijn bij Bringin. Een stak van de
leuning werd er afgeslagen en het voer
tuig stortte in het ravijnde koetsier,
die achterin zat, was er nog tijdig ge
noeg kunnen afspringen, doch de heer
Keyer en zijn kind vielen met des &-
dos en paard in de diepte. De heer Keijer
is aan de gevolgen vaa den val over
leden, het kind leefde nog, doch had
een arm gebrokea en zijn toestand was
zeer hachelijk.
Bergreizigers. Dezer dagen hebben
de heer en mevrouw Hermann en me
juffrouw Marlens den Telagabodas en
den Goentoer beide t©t aan den krater
beklommen.
Het is de eerste keer, dat dames tot
aan den krater dea Telagabodas hebben
beklommen, en wat den Goentoer be
treft is het de eerste keer dat Euro
peanen t@t aan den krater zijn geweest,
FOLITiEK 0V1EZICBT.
Het "ournal de Rruxelles behelst de
raededeeling dat Brussel officieel is aan
gewezen als de plaats waar de inter
nationale muntcoaferentie zal bijeen
komen. Verder wordt hieromtrent uit
Washington geseind dat de bijeenkomst
is vastgesteld op 22 November en dat
18 landen zullen zijn vertegenwoordigd.
De Kamer der pairs te Lissabon heeft
zich Maandag geconstitueerd als ge
rechtshof voor het behandelen der zaak
van den president der Baaca Lusitano.
De voorzitters der beide delegation
hebben ia hunne toespraak tot den
Keizer gezegd, dat de vergaderingen
gezind zijn de militaire creoiat-aanvra-
gen toe te staan, in de overtuiging dat
de vrede gehandhaafd zal blijven, De
voorzitter der Hongaarsche delegatie
zeide dat de vrede gewaarborgd wordt
door het drievoudige verbond en door
de bevestiging van den stand van zaken
in het Oosten, zoodat er reden bestaat
vertrouwen te stellen in de toekomst,,
al kunnen er ook internationale ge
schillen van voorbijgaande beteekeais
ontstaan.
Bij gelegenheid dat de keizer een
onderhoud heeft gevoerd met verschei
dene leden der delegatie heeft hij zijne
verontwaardiging geuit over de houding
der anti-semieten ia dea kitsten tijd
en gezegd dat de tegenwoordige tóestand
niet kan voortduren. Hij voegde er nog
bij dat de in de laatste dagen gevoerd
wordende woordenstiijd het verrichten
vaa nuttige arbeid onmogelijk maakt.
Het is eene schande voor de oogen der
gansche wereld.
In het eerste half jaar van 1892 be
droegen de ontvangutea in het Russi
sche Rijkde gewone 397*500,000
roebels, tegen 403,900,000 roebels in
het vorige jaar. De buitengewone
162,400,000 roebels tegen 19,200.000
roebels in het vorige jaar. De uitgaven
bedroegen: de gewone 420.130.000
roebels tegen 396,500,000 roebels in
het vorige jaarde buitengewone
76,500,000 roebels teges 10,100,00 roe-
en goud der voorafgaande aaien .f-|nee«n nlar dePlinie dacht°d(.
Volgens een der bladen is Witte
voornemens, voor 1893 eene rijksbe
honig op van de velden der kennis, vergaren zich gegevens tot
ïn het oneindige uit de statistieken der wetenschap, stapelen hunne
berekeningen op tot zelfs aan de sterren; en dat alles geheel nut
teloos. Het is by hen regel om geen boeken te schryven; zy sfcu-
deeren terwille van de studie en uit liefde voor deze studie bere
kenen zy met genot den verloren arbeid. En zoo gaan zy voort
jaar in, jaar uit, totdat de gouden beker is gebroken en de fontein
niet meer werkt, dan zinkt de byeengezamelde kennis weg of
schynt weg te zinken vanwaar ze gekomen is.
Helaas, dat eene geslacht kan haar wysheid en ervaring niet
aan een volgend overdoen vooral niet de ervariDg in hare
volkomen vorm Als dat zoo ware, dan zouden wij menschen
spoedig volmaakt zyn.
Het was een zachte avond in het laatst van October toen Fraser
zyn wandeling aanving. De maan stond aan den hemel toen hy
een uur later langs het meer, waar hy bad gewandeld, terugliep
naar het kerkhof, dat hij moest oversteken om de pastorie te be
reiken. Toen hy by de poort stond, was hij zeer verwonderd op
znlk een eenzame plek eene lichte gedaante tegen den muur te
zien staan leunen, op de plek waar de stoffelijke overblijfselen
lagen van den ouden squire en zijn schoondochter Hilda. Hij bleef
staan en spande zijne oogen in; de gestalte scheen voortdurend op
de graven neer te zien. Weldra keerde zy zich om en zag hem,
en hij herkende de groote, grijze oogen en bet goudblond haar
van de kleine Angela Caresfoot.
„Lieve Angela, wat doet gij daar des avonds zoo laat?7' vroeg
hij met eenige verwondering.
Zij werd een weinig rood, en reikte hem eenigzins angstig
de hand.
„Wees niet boos op my," zeide zij op smeekenden toon, „maar
ik gevoelde mij van avond zoo eenzaam, dat ik hier ben gekomen
om gezelschap te hebben."
„Hier gekomen om gezelschap te hebben Wat bedoelt gij toch?"
Zij liet het hoofd hangen.
„Kom, vertel my maar, wat gy daarmee bedoelt."
„Ik weet het zelf niet goed. Hoe kan ik het u vertellen
Zyne verbazing steeg, hetgeen zij aan zyn gelaat opmerkte,
waarna zy vervolgde
„Ik zal trachten het u te vertellen, maar gy moet niet boos
worden zooals Pigott, wanneer zy mij niet kan begrypen. Somtyds
gevoel ik mij zoo eenzaam alsof ik naar iets zocht en het niet kon
vinden, en dan kom ik hier staan en staar op het graf myner
moeder; dan heb ik gezelschap, en ben niet meer alleen. Dit is
alles wat ik weet; meer kan ik u niet vertellen. Vindt gy dat ook
dwaas, zooals Pigott
„My dunkt, dat gy een zeer zonderling kind zyt. Zyt gy niet
bang om hier des avonds alleen te komen
„Bang 0 neen I Niemand komt hier; als het donker is durft
niemand uit het dorp hier te komen, omdat zy zeggen, dat de
ruïne vol booze geesten zyn. Jakes heeft mij dat verteld. Ik moet
echter wel dom zyn; ik kan ze niet zien, en ik wilde ze zoo
gaarne zien. Ik hoop, dat het niet verkeerd van mij is, maar toen
ik er met mijn vader laatst over sprak werd hy doodsbleek en
was zeer toornig op Pigott omdat zy my zulke dingen ia het
hoofd had gebracht, maar gy weet wel, dat Pigott dat volstrek*
niet heeft gedaan. Ik ben niet bang om hier te komen; ik doe het
gaarne, het is zoo kalm, en als men in de stilte aandachtig luistert
dan heb ik altyd de gedachte by my, dat ik dingen hoor, die een
ander niet hoort."
„Hoort gij dan wel eens wat
„Ja, ik hoor wel iets, maar kan het nooit begrijpen. Luister
naar den wind in de takken van dien boom, den kastanjeboom,
wiens bladeren nu afvallen. Hy zegt iets, maar ik kan het niet
verstaan."
„Ja kind, in zekeren zin hebt gy gelijk; de geheele natuurver-
telt steeds het eeuwigdurende sprookje, maar onze ooren zyn doof
voor die stemmen," gaf hjj met een zucht ten antwoord. De woor:
den van het kind hadden inderdaad gedachten bg hem opgewekt,
zijn eigen geest zeer bekend, en bovendien stelde hij er groot be.
lang in; er sprak zulk eene diepe wijsheid uit.
„Het is een aangename avond, niet waar, mijnheer Fraser
zeide het meisje, „ofschoon alles stervende is. Dit jaar sterft alles
kalm zonder pijn, terwijl verleden jaar alles door wind en regen
werd vermoord. Zie eens naar die wolk, die daar langs de maan
voorbij zweeft; is dat niet schoon Ik zou wel eens willen weten,
waar het de schaduw van is; ik denk, dat alle wolken schaduwen
zijn van iets, dat hooger op in den hemel is."
„En wanneer er gean wolken z$n
„O, dan is er vrede en geluk in den hemel."
Wordt vervolgd