Arme Petrus. B l\ N L A I). HAARLEMMER II ALLE I J Sen Zaterdagavondpraatjs. CXLIV. Bezoek aan Weimar. Maandag 10 Oct. 1892. Pagina 1 en 3 Adver- W tentiën, 2 Nieuwstijdin gen en 4 idem met KLEINE AL. VERXENXIÈN. We zaten aan tafel. Het dessert was by na geëindigd. Zelden had ik een zoo aangenamen maaltijd bijgewoond. Zooals wij daar zaten, allen fransche officieren en ambtenaren, onderen die gepensioneerd waren en jongeren, die al een heel stok van de wereld hadden gezien, waren er onder den maaltyd tal van verhalen ge daan, herinneringen uit China, uit Algiers, uit Arabië en uit Senegambie, in bonte reeks elkander opvolgende. Een der oudsten was kolonel X, die zich zoo als een verstandig koopman die stil gaat leven als hij fortuin heeft ge maakt, uit den dienst had teroggetrokken na lauweren genoeg te hebben geplukt. Hem verzochten wy om nog een verhaal. „Goed, gy zult een verhaal hebben 1" zei de kolonel. „Een rooverhistorie zal het wezenwant in myne langdurige omzwervingen ben ik niet altyd alleen soldaat geweest, ik was dikwyls tegen myn zin ook rechter. Met. roovers bedoel ik natuurlyk geen beurzensnijders zooals de italiaansche bandieten eigenlyk alleen zyn, maar de nog veel gevaarlijker zeeschuimers, die ons in de koloniën altijd zoo verbazend veel menschenlevens kosten en zooveel goederen stelen. Zie, als men zoo in een overwonnen land militairen tochten maakt, dan krygt men de jammerlijke eigenschap, dat men noch om zyn eigen leven noch om dat van een ander veel meer geeft. De gewoonte aan het gevaar maakt zorgeloos en ik heb nooit sterker bewijs daarvan gezien dan eens op eene vreedzame wandeling in den omtrek van myn kampement aan de kust van Annam, waar wij toen groote moeite hadden ons staande te houden en met net zwaard in de hand steeds onze positie moesten handhaven. By een boomgroep zag ik een mijner zeesoldaten, een flinke kerel die bezig was een Annamiet een touw om den hals te leggen, met het duidelyk blijken de voornemen hem aan een der hoogste takken op te hangen, een voornemen, waartegen zich de inlander niet in het minst verzette. „Wat doe je daar?" vroeg ik. „U ziet het kolonel," antwoordde hy met zyn bezigheid voortgaande„ik hang dien schelm, dien moordenaar, dien zee schuimer op." „Weet je wel zeker dat het een zee> roover is F" „Dat zou ik denken „Eb hoe weet je dat dan De zeeman keerde zich tot mij zonder het touw echter los te laten, en den wijsvinger naar zyn oog brengende, zei hy „Kolonel, ik heb het oog, en dat bedriegt my nooit." „'t fs wel mogelijk," zei ik, „maar al waa ik de braafste Annamiet, dan zou ik toch niet gaarne zulk een scherp oog als het jouwe op mijn weg ontmoeten. Komaan, laat dien armen kerel los en drink maar eens op myn gezond De soldaat nam het geldstuk aan dat ik hem toestak en maakte met tegenzin het touw los, waarop de zoogenaamde zeeroover zich kalm verwijderde, zonder my zelfs te bedanken. Ik was bly, dat ik den man had kunnen redden, maar ik kon niet overal wezen en trof het niet altyd goed zooals ge hooren zult. Op het.strand van Hiid lag myn hut te midden van die myner troep. Vlak daarby lag een klein oorlogsschip en gy zult dadelijk onze positie begrijpen, wan neer ik u zeg dat de raas van hel schip eene bizondere bestemming hadden en dat er geen dag om ging, of men zag een, drie, soms tien zeeroovers bun- die mij uit het binnenland onder escorte werden gezonden, met bevel om hen kort en goed op te hangen. Herhaaldelijk had ik al getracht met die arme menschen een gesprek te voeren, een uitlegging van hen uit te lokken, maar ik kende de landstaal riet en zy verstonden geen fraasch zoodat ik einde- ljjk dringend verzocht om een tolk, dien men beloofde my te zenden. Op zekeren dag kwam er weer een troep van 20 Annamieten, bleek en ellen dig in myn kampement, onder het geleide van een inlander die my groette en een brief overhandigde, terwyl hy zeïde „ego sum Petrus." In dien brief werd mij gemeld, dat de tolk ietrus mij 20 zeeroovers zou bren gen, die ik moest laten ophangen en dat deze Petras wel niet veel franscU kende, maar dat hy latyn had geleerd van de missionarissen, die zyn inlandschen naam voor dien van Petras hadden ver wisseld. Eindelijk had ik das 9en tolkZyn gezicht beviel mij niet en hy gedroeg zich zeer trotsch en uit de hoogte jegens de arme menschen, zijne landgenooten, die hy medebracht. Toen ik hem in het fransch toesprak antwoordde hy in vry goed latyn dat hij niets dan deze taal kende. Een zonderlinge tolk voorwaar, maar daar ik nog wel wat van mijn latyn had onthouden kon ik toch met hem volstaan. „Breng hen naar het schip I" Petrus draaide zier dadelyk om en zeide eonige woorden tot zijne landgenooten in het inlandsch. Geen hunner gaf eenig blyk van ontroering en toch wisten allen zeer goed, welk lot hen wachtte. Terwyl Petrus aan het hoofd van den troep het schip beklom volgde ik en wenkte den ouden boots man, die er het ambt van beul vervulde aan de akelige bssogne zoo gewend dat hy vroolyk zei„Ophangen kolonel? Ik zal er voor zorgen." Terwijl hy zyne toebereidselen ging maken, nam ik Petrus ter zijde en zeid« hem, dat hy de strafoefening moest by wonen. «»Bene, benissime," zei hij deftig daarop ging ik heen om eens naar Petrus' knapheid te informeeren en ook wel ëenigszins omdat ik niet tegen het schouwspel van die terechtstellingen in massa ben opgewasschen. Een ritje van een half uur bracht my naar het blokhuis, waar de missionarissen verblijf hielden. Nauwelijks had ik het dool van myn komst blootgelegdof allen verzekerden mij, dat Petrus een zeer verstandige inboorling was, die het nu hij eenmaal aan de studie was begon nen, zeer ver zou brengen Ik begreep, dat myn afkeer van den tolk wel wat voorbarig was geweest en keerde na nog een oogenblik met de zendelingen te hebben gesproken naar mijn kampement terug. Voor ik in mijn hut ging, waar ik Petrus last had gegeven my te wachten, ging ik naar het schip om te zien of mijne orders waren uitgevoerd. Maar wie zal de verbazing en de ontsteltenis schetsen, die my beving toen ik aan de raas 21, inplaats van 20 lichamen zag hangen. Ik telde ze nog eens over. Het waren er inderdaad een en twintig en ik wendde my tot den bootsman. „Bootsmanik heb je: twintig zeeroovers gegeve^i—*u op te hangen en ik zie er nu eeiAu twintig." De oude telde op zyn beurt. „Eeo en twintig, ja juist, ze zyn er." „Maar kerel I" riep ik uit, er waren er maar twintig die gehangen moesten worden! Wie is dan de een «u twintigste?" De zeeman tikte met <lea vinger aan zijn voorhoofd. „Nu begryp ik het," zei hy, „dat zal die eene geweest zijn die niet wou. Hij spartelde al door maar tegen en riep allerloi dat ik niet verstond, maar ik weet wel dat hy telkens schreeuw de„ego sum Petrus, ego su n Potrus." Ik ontstelde hevig en greep den man by den kraag. „Schelm, dat was do tolk, je hobt den tolk opgehangen De bootsman keek my kalm aan. „De tolk Waarom zei hij dat niet, inplaats van te zaniken van „ego sum Pe.rus?" En zija kameraden hadden er schik om, toea ik hem ophing, ze lachten er om!" „Ja, mijne heeren", zei do kolonel, „dat was een treurig ge^al. Soms kan zelfs een ervaren soldaat hot hart bloeden over de rampen van den oorlog. Arme Petrus 1" Naar het fransch. morgen dat zij aan wal kwamen. Erenwel bleek Over 1892 werden ten be hoeve van gywnasia door het rijk de volgende subsidiëa verleend 's Hertogenbosch 933 Arnhem 7546; Nijmegen f 9144; Tiel ƒ8627; Zutten 8515 Delft 8048Dordrecht ƒ9950; Gorinchem ƒ8684, Gouda f 9007Leiden f 9392 Schiedam ƒ9178; Haarlem ƒ10.385; Middelburg ƒ7585; Amersfoort ƒ6934; Utrecht ƒ15,284; Leeuwarden 11,774; Sneek ƒ7646; Devemer ƒ8502; Zwolle 9682; Groningen ƒ15,156; Winschoten ƒ8033; Assen 8268; Maastricht 9501 Breda ƒ7017; Deutichem (doorloopend) ƒ7160; te tarnen ƒ230,348. Voor 1893 wordt een gelijk bedrag als voor 1892 noodig geacht, daar op voorziening in nieuwe behoeften wegens splitsing in parallelklassen is te rekenen. Voor subsidie voor het onderhoud en de instandhouding van historische gedenk- teekenen en van gobouwen, die oudheid kundige of kunstwaarde hebben, is evenals voor 1892, ep de begrooting van binnen- landsche zaken voor 1893 uitgetrokken eon bedrag van 44,500. Daarvan bestemd voor Groote of St. Bavok. te Haarlem 10,000 St; Janakerk te 's Bosch. 8,000 Hogelandsche kerk te Leiden. 3,500 St. Servaaskerk te Maastricht. 7,000 O. L. Vrouwekerk te Maastricht. 4,000 Romaansche keek te Susteren. 3,000 Groote kerk te Zutfen 4,000 Kerk te Zwolle5,000 Het voor de restauratie der Groote kerk te Haarlem uitgetrokken subsidie is het laatste van de thaos loopendo serie; het kerkbestuur heeft zich tot de Regeering gewend om voortzetting der ondersteuning op den bestaaaden voet, ten einde ook te kunnen voltooien de herstelling van den noordelijken transept- van eenige ramen in den noorde lijken zijbeuk en in de Brouwerskapel, van den westelijken gevel en vac het oostportaalmaar dienaangaande behoeft eerst het volgende jaar te worden beslist. Te omstreeks 8 uren kwam Donderdagavond te Rotterdam aan de Boompjes aan het stoomschip „Hollander", komende van Londen.'Daar het bekend was, dat zich een aantal landverhuizers aan boord bevonden, werd eene politie het, dat allen Oostenrijkers waren, waar om zy dan ook onder toezicht der politie hunne reis konden vervolgen. Ook te Hendrik Ido Ambacht is een geval van cholera nostras voorgekomen. Het bericht van het overlijden van de cholera patiënte te Kootstertille was oa juist. Donderdag leefde zy nog en bestond er hoop op behoud. Te 's Hage is Vrydag opnieuw een geval van Aziatische cholera voorgeko men. Een op Oostenburg te Amsterdam wonoud echtpaar had het noodig gevon den de begrafenis van een te Maarsen aan de cholera overleden faaailielid te gaan by wonen. Niet alleen stelde men zich eelt aldus aan het. gevaar bloat, maar het echtpaar nam zelfs de beide kinde ren, het eene van 22 maasden, het an dere van 3 jaar m^de. Het treurig gevolg was dat beide kin deren door de cholera werden aangetast. Het jongste kind is Donderdag kort na de overbrenging in de barak overleden; voor het behoud van het andere kind, dat medo daar verpleegd wordt, bestaat veel vrees. Mede is Donderdagavoed te Amster dam naar de barak vervoerd zekere vrouw Visser uit de Laurierdwarsstraat. De toestand dezer patiente is vry bevredi good. Of zij aan Aziatische dan wel aan ialandsclie cholera lydt, is nog niet uit- Te Zaandam heeft zich een geval van azïatischo cholera voorgedaan met doo- delijken afloop bij eene 74 jarige schip persvrouw. Het vaartuig kwam uit de Vechtstreek en ligt in de Binnenhaven. Ook te 's-Graveneande werd Vrydag een geval van cholera nostras waarge nomen. Ook te Nieuw-Maarseveen (dat met Maaraeu éeu geheel uitmaakt) is we der een geval vau aziatische cholera voorgekomen, ook dit met doodelijken afloop. In het geheel dus 13 aangetasten met 7 sterfgevallen. „Fidelio," zei myn neef Wouter eer gisteren, toen ik hem op een wandeling ontmoette, „myn geduld is nu op. Ik ga een advententie plaatsen voor duin water „Een advertentie voor duinwater Wat moet dat beduiden?" „Dat zal ik je vertellen. Zooals je weet, kan een burger van Haarlem alleen duinwater in zyn huis krijgen, wanneer hy het toevallige geluk heeft dat er een hoofdbuis langs zijn huis loopt. Is dat hèt geval niet, dan mag hij hoog of laag springen, maar duinwater krijgt hy niet. Vertel jy me nu eens, hoe dal komt „Ja," zei ik sussend, want Wouter is wat opvliegend en ik ben van een vre delievende natuur, „dat kan ik je zoo gauw maar niet vertellen, 't Komt hierop neer, dat de directie van de Duinwater Maatschappij het niet doen kan, omdat het gemeentebestuur van Amsterdam het verbiedt." „Ei zoo. Maar oilieve, waarom ver biedt dat vriendelyke gemeentebestuur het „Omdat Amsterdam zich zoo uitbreidt, dat het zooveel doenlyk al het water dat de duinen opleveren, voor zich wil houden. Ze komen in Amsterdam toch al te kort en hebben daarom de Vecht waterleiding aangolegd." „'k' Snap het niet." zei Wouter schudde beslist zijn hoofd. „'t Is toch nog al eenvoudig," ant woordde ik korrelig. „De Raad van Amsterdam wil het niet en daardoor kan de Duinwater Maatschappy het niet en zoodoende gebeurt het niet." „Dat is nu juist wat ik niet vat," hernam Wouter. „Kan de Gemeente Amsterdam dat maar zoo verbieden Heeft ze daar het recht toe?" „Dat schynt wel zoo te wezen," zei ik, „anders zou ons gemeentebestuur er wel verandering in trachten te brengén." „Zoo Maar is er dan vroeger geen contract gemaakt over de levering van duinwater „Natuurlyk." „En is in dat contract dan niet be paald, dat overal waar men het betalen wil, in de gemeente Haarlem water moet worden geleverd Ik raakte in wanhoop over al dat ge vraag. „Wouterriep ik uit, „vraag me asjeblief geen uitlegging van haarlemsche contracten I lk weet er waarachtig geen touwen aan vast te knoopen. Er moet stellig een tyd zyn geweest, dat, er door den Raad weinig op contracten werd gelet. Het duinwater stroomt wel onder onzen grond door naar Amsterdam, maar in het nieuwe gedeelte van de stad krijgen ze het niet. Toen in 1876 gelegenheid bestond, om goedkooper gas en een flinke overwinst in de gemeentekas te krygen, deed men het niet. De contracten met de Hollandsche Spoor zyn zóo ingericht, dat we nu nog met die miserabele overwegen vastzitten, Praat me dus over wat je wilt, over den Hout, over het Bolwerk, over het Spaarne, enfin over wat je wilt, maar kom me niet aan boord met haarlemsche con- Nu alle leden der verschillende Noder- landeche deputatiSn te Weimar aangeko men zyn, heeft Vrydag hunne ontvangst in do audiëntiezaal van het paleis een aanvang genomen. Graaf van Bylandt begon, als de vertegenwoordiger der oom» missie voor het nationale huldeblijk, met het overhandigen van het reeds beschre ven adres. Slechts de eerste woorden van het onderhoud werden in het Fransch gosproken daarna ging men onmiddellijk het Hollandach voort. De Groother togin sprak met bewogen stem: „Ik kan geen woorden vinden om uitdrukking te geven aan myn gevoel van erkentelijke vreugde, welke juist dit geschenk my verschaft. Tot in het diepste myner ziel treft het mij, dat een zoo groot aantal van myae geliefde landgenootes vaa allen rang en stacd my eene dergelijke hulde hebben gebracht." In het bizonder getrof fen, verklaarde zy met aandoening, was zij „door de omstandigheid dat er zoo vele kleine by dragen onder zye." „Ik weet," vervolgde zy, „de waarde van dergelijke geschenken juist te schatten, en hecht er groot gewicht aandat myne diepgevoelde en hartelijke dankbaarheid en liefde ia zoo ruime mate als mogelyk is in Nederlard gekend worden." In gelyken geest sprak de Groothertog, die met zyne gemalin de handteekeniogen onder het adres naging, zyne oprechte vreugde uit. „Volop erken ik" zeide hij, macht daarheen gezonden om te beletten vroolykenliefdevollen blik zich tracten." Wouter stond verslagen. Zoo'n uitval is hy van mij niet gewoon. „En hoe lang moet dat alles nou nog zoo duren vroeg hij. Weet ik hetl De concessie van de gasfabriek loopt af in 1902, maar ik zie den eersten steen van de gemeente lijke gasfabriek nog niet gelegd. Om streeks dienzelfden tyd zyn we van die hupsche Duinwatermaatschappy af, maar de eigen stedelijke waterleiding hangt nog in de lucht. Eu wat de overwegen betreft, och vriendlief, die zullen onzen tyd nog wel uitduren, tenzy er op een of anderen dag eens een twintig men schen door een trein overreden werden. Je ziet dus wel, dat over haarlemsche contracten praten een ondankbaar werk is. Ze worden er toch niet beter van en een mensch zijn gal komt er door in beweging. Het eenige wat we doen kun nen, is van harte wen&chen dat die goeie tyd van vroeger nooit weerom komt, die tyd namelijk waarin men zulke con tracten fabriceerde." „Wenschen helpt niet veel," ant woordde Wouter. „Maar intusschen, we zyn van het chapiter afgedwaald. Ik vertelde je juist, dat ik van plan ben, om duinwater te koop te vragen". „Van wien?" „Wel, natuurlyk van iemand die duin waterleiding heeft." „Dat mag niet, volgens het contract, weet je dat niet?" „Alweer een contract! Het mag niet, dat weet ik ook wel, maar zou je mij ook willen zeggen, hoe ik dan aan goed water moet kQmen „Heb je geen pompwater of een regen bak wendend tot zyne vrouw, „hoeveel goeds en liefelijks Nederland mij in myn leven reeds geschonken heeft." Toen het vorstelijke echtpaar ongeveer de eerste twintig bladzijden van het adres met zyne onderfceekeningen (het geheel vormt een dik boek) hadden doorgezien, zeide de Groothertog tot graaf Van By- laadt: „Kunnen w(j op het oogeablik niet alles nauwkeurig bezien, wy zullen dit speedig op ons genaak doen het ia zoo fraai en veel, dat ik u in den tus- schantyd nog wel zal terugzien om er verder set u over te kunnen spreken. Aan het album met hot Nederlandsche huldeblyk werd vervolgens in de audiëntie zaal eene eereplaats gegeven, waar het veor allen zichtbaar is. Zie vervolg derde blad.) Rechtszaken. De commissie voor hulpbetoon te BeetB geveelde zich beleedigd door een artikel, opgenomen in het „Friesch Volksblad" van 10 April jl., waarin de heer Na wijn, hoofd der school te Beets, o. a. schreef: „Er wordt weer gewerkt door de arme stakkers en oaderwyl zit een smoordrou- ken commissielid in de tram en wordt Beetterzwaag afgehaald met zyn wa gen, waarop een rustbewaarder met hem naar huis rijdt." Zij diende eeo klacht in en Donderdag werd deze zaak door de Heerenveensche reehtbank behandeld. De beklaagde verklaarde met het aange wezen commissielid den heer H. Toering te Beets te bedoeleD, en liet zjjn slok plaatsen, van oordeel dat hij daardoor handelde in het algemeen belang. Drie getuigen, onder welke dr. Prakken, ge neesheer te Beetsterawaag, hadden don heer Toering op den bewusten dag ge sproken en niets abnormaals aan hom bespeurd. De verdediger mr. P. J. Troelstra wenschte nu, dat de rechtbank aan ge tuigen vragen zou doen het zedelijk le ven van den heer Toering betreffende, waartegen de rechtbank bezwaar maakte. De verdediger protesteerde tegen deze beslissing, die het wetsartikel tot eene doode letter maakte. Zyn doel was, uit die antwoorden te bewyzen, dat de heer T. door zya onzedelyk gedrag niet paste in de Beetster commissie en beklaagde in het algemeen belang gehandeld had door te schrijven zooals hy gedaan had. De rechtbank bleef by haar weigering, waarop de verdediger haar van overgroote par tijdigheid betichtte, Ds president ver zocht hierop den verdediger zich in zyne uitdrukkingen te matigen. Bij het verhoor der getuigen k décharge bleef de rechtbank niet geheel bij hare weigering, de meesten dezer getuigen waren dan ook alleen opgeroepen om feiten uit het private leven van (len heer T. mede te deelen. De getuige Bouwen, vroeger lid der commissie, oordeelde, dat de heer Toering daarin Diet paste op grond van zyn ge drag, de arb eider J. Postma deelde mede dat de heer T. als commissielid by eene uideeling aan de arbeiders jenever ge geven had enz. Het O. M. oordeelde dat de schuld van beklaagde aan smaadschrift wel de gelijk gebleken was en hy niet gehandeld had in het algemeen belang. Iuplaats van met smaadschrift op te treden, ware het voor hem als onderwijzer, fatsoen lijker geweest zich tot de commissie te wenden, als hy bezwaren had tegen hare instellin: De verdediger was van oordooi, dat uit de jurisprudentie gebleken wadat bekl., tegen wien de O. v. J. op grond van art. 251 van het W. v. S. f50 „Ik heb welwater, maar lekker is het volstrekt niet. Eigenlijk durf ik het in dezen tijd niet drinken." „Neem een filter Wouter keek mij beleedigd aan, „Zeg, voor welke ezel hou je my wel Een filter heb ik al lang maar die helpt niet afdoende." „Ja, ja.... hm.... dan weet ik het niet." „Ik zal je eens wat zeggen," begon Wouter, „jij gaf zoo meteen zoo af op alles wat er in de haarlemsche contracten niet deugt, maar ik vind het veel erger, dat er geen gebruik wordt gemaakt van wat wel volgens de contracten ver oorloofd is. In datzelfde contract met de Duinwatermaatschappy wordt toch zeker wel aan het gemeentebestuur de bevoegdheid gegeven, om zoo- noodig uit standpijpen water te ver koopen. Nu zyn de pompen gesloten, maar de menschen kunnen daardoor heelemaal geen water meer krijgen en je kunt op de vingers natelleD, dat er nu heel wat minder zal worden schoon gemaakt dan toen het water uit de pompen nog te krygen was. Wat geeft het dus, of het gebruik van slecht water al onmogelyk gemaakt wordt, wanneer er geen goed water voor in plaats wordt gegeven En dat is nu nog maar water voor schrobben en boenenMaar het water, dat we in ons lichaam krijgen, het duinwater, hoe is het daarmee ge steld Van de velen die evenals ik geen duinwater kunnen krygen, zijn er die zich behelpen met water, dat eigenlijk nadeelig is. Waarom stelt de gemeente nu niet tegen betaling duinwater uit stand pijpen verkrijgbaar Die drommelsche Wouter kan zulke lastige vragen doen. Ik wist wezenlijk niet, wat ik daarop zeggen moest. „Het gemeentebestuur vindt het denkelijk niet noodig," zei ik toen, schaapachtig „Niet noodig! Weineen 1 Niet noodig, nu er overal wordt aangedrongen op het gebruiken van goed drinkwater Niet noodig! Laat violen maar zorgen. Op den goeden naam van Haarlem als „ge zonde stad" gaat alles door. Zegt men iets van een mesthoop die wel eens kwaad zou kunnen, dan is het„Maar meneer, in onze zoo gezonde stad?" Rapt men van de velen, die geen voldoend duinwa ter bezitten, dan is het„kom, kom, in onze gezonde stad?" Ik zeg je Fidelio,. het ware beter als Haarlem een onge zonde stad heette. Dan zou er wel alles gedaan worden, om de hygiene te bevor deren en den naam van do stad te verbeteren, maar nu wordt alles afge ketst op den roep van Haarlem als „de ge' zonde stad." Ik liet hem maar doorpraten, want hy maakte zich z<5o driftig, dat er toch geen woord tusschen te krijgen was. Eigenlyk, maar dat wou ik hem niet zeggen, leek het mij wel toe, alsof hy niet zoo heelemaal ongelijk had. „Nu," zei ik, „ik heb een neef van mijn vrouws kant die kennis heeft aan een meisje, dat de zuster is van een oom van een van de ambtenaren van het stadhuis. Dion neef zal ik er wel eens over spreken." „Vergeet dan niet er bij te voegen, dat er ook wel eens mag worden gelet op de fontein in den Hout. De kinderen drinken van hoi. stilstaande water in dien bak, dat vermengd is met vuil en rot tende bladeren. Zoo'n drankje is minstens even gevaarlijk als het water uit de pomp op de Groenmarkt!" FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6