Arme Petrus.
B l\ N L A I).
HAARLEMMER II ALLE I J
Sen Zaterdagavondpraatjs.
CXLIV.
Bezoek aan Weimar.
Maandag 10 Oct. 1892.
Pagina 1 en 3 Adver-
W tentiën, 2 Nieuwstijdin
gen en 4 idem met KLEINE
AL. VERXENXIÈN.
We zaten aan tafel. Het dessert was
by na geëindigd. Zelden had ik een zoo
aangenamen maaltijd bijgewoond. Zooals
wij daar zaten, allen fransche officieren
en ambtenaren, onderen die gepensioneerd
waren en jongeren, die al een heel stok
van de wereld hadden gezien, waren er
onder den maaltyd tal van verhalen ge
daan, herinneringen uit China, uit Algiers,
uit Arabië en uit Senegambie, in bonte
reeks elkander opvolgende.
Een der oudsten was kolonel X, die
zich zoo als een verstandig koopman die
stil gaat leven als hij fortuin heeft ge
maakt, uit den dienst had teroggetrokken
na lauweren genoeg te hebben geplukt.
Hem verzochten wy om nog een verhaal.
„Goed, gy zult een verhaal hebben 1"
zei de kolonel. „Een rooverhistorie zal
het wezenwant in myne langdurige
omzwervingen ben ik niet altyd alleen
soldaat geweest, ik was dikwyls tegen
myn zin ook rechter.
Met. roovers bedoel ik natuurlyk geen
beurzensnijders zooals de italiaansche
bandieten eigenlyk alleen zyn, maar de
nog veel gevaarlijker zeeschuimers, die
ons in de koloniën altijd zoo verbazend
veel menschenlevens kosten en zooveel
goederen stelen.
Zie, als men zoo in een overwonnen land
militairen tochten maakt, dan krygt men
de jammerlijke eigenschap, dat men noch
om zyn eigen leven noch om dat van
een ander veel meer geeft. De gewoonte
aan het gevaar maakt zorgeloos en ik
heb nooit sterker bewijs daarvan gezien
dan eens op eene vreedzame wandeling
in den omtrek van myn kampement aan
de kust van Annam, waar wij toen groote
moeite hadden ons staande te houden en
met net zwaard in de hand steeds onze
positie moesten handhaven.
By een boomgroep zag ik een mijner
zeesoldaten, een flinke kerel die bezig
was een Annamiet een touw om den
hals te leggen, met het duidelyk blijken
de voornemen hem aan een der hoogste
takken op te hangen, een voornemen,
waartegen zich de inlander niet in het
minst verzette.
„Wat doe je daar?" vroeg ik. „U
ziet het kolonel," antwoordde hy met
zyn bezigheid voortgaande„ik hang
dien schelm, dien moordenaar, dien zee
schuimer op."
„Weet je wel zeker dat het een zee>
roover is F"
„Dat zou ik denken
„Eb hoe weet je dat dan
De zeeman keerde zich tot mij zonder
het touw echter los te laten, en den
wijsvinger naar zyn oog brengende, zei
hy „Kolonel, ik heb het oog, en dat
bedriegt my nooit."
„'t fs wel mogelijk," zei ik, „maar al
waa ik de braafste Annamiet, dan zou
ik toch niet gaarne zulk een scherp oog
als het jouwe op mijn weg ontmoeten.
Komaan, laat dien armen kerel los en
drink maar eens op myn gezond
De soldaat nam het geldstuk aan dat
ik hem toestak en maakte met tegenzin
het touw los, waarop de zoogenaamde
zeeroover zich kalm verwijderde, zonder
my zelfs te bedanken. Ik was bly, dat
ik den man had kunnen redden, maar
ik kon niet overal wezen en trof het
niet altyd goed zooals ge hooren zult.
Op het.strand van Hiid lag myn hut
te midden van die myner troep. Vlak
daarby lag een klein oorlogsschip en gy
zult dadelijk onze positie begrijpen, wan
neer ik u zeg dat de raas van hel schip
eene bizondere bestemming hadden en
dat er geen dag om ging, of men zag
een, drie, soms tien zeeroovers bun-
die mij uit het binnenland onder
escorte werden gezonden, met bevel om
hen kort en goed op te hangen.
Herhaaldelijk had ik al getracht met
die arme menschen een gesprek te voeren,
een uitlegging van hen uit te lokken,
maar ik kende de landstaal riet en zy
verstonden geen fraasch zoodat ik einde-
ljjk dringend verzocht om een tolk, dien
men beloofde my te zenden.
Op zekeren dag kwam er weer een
troep van 20 Annamieten, bleek en ellen
dig in myn kampement, onder het geleide
van een inlander die my groette en een
brief overhandigde, terwyl hy zeïde
„ego sum Petrus."
In dien brief werd mij gemeld, dat de
tolk ietrus mij 20 zeeroovers zou bren
gen, die ik moest laten ophangen en
dat deze Petras wel niet veel franscU
kende, maar dat hy latyn had geleerd
van de missionarissen, die zyn inlandschen
naam voor dien van Petras hadden ver
wisseld.
Eindelijk had ik das 9en tolkZyn
gezicht beviel mij niet en hy gedroeg
zich zeer trotsch en uit de hoogte jegens
de arme menschen, zijne landgenooten,
die hy medebracht. Toen ik hem in het
fransch toesprak antwoordde hy in vry
goed latyn dat hij niets dan deze taal
kende. Een zonderlinge tolk voorwaar,
maar daar ik nog wel wat van mijn
latyn had onthouden kon ik toch met
hem volstaan.
„Breng hen naar het schip I" Petrus
draaide zier dadelyk om en zeide eonige
woorden tot zijne landgenooten in het
inlandsch. Geen hunner gaf eenig blyk van
ontroering en toch wisten allen zeer goed,
welk lot hen wachtte. Terwyl Petrus aan
het hoofd van den troep het schip beklom
volgde ik en wenkte den ouden boots
man, die er het ambt van beul vervulde
aan de akelige bssogne zoo gewend
dat hy vroolyk zei„Ophangen
kolonel? Ik zal er voor zorgen."
Terwijl hy zyne toebereidselen ging
maken, nam ik Petrus ter zijde en zeid«
hem, dat hy de strafoefening moest by
wonen. «»Bene, benissime," zei hij deftig
daarop ging ik heen om eens naar
Petrus' knapheid te informeeren en ook
wel ëenigszins omdat ik niet tegen het
schouwspel van die terechtstellingen in
massa ben opgewasschen.
Een ritje van een half uur bracht my
naar het blokhuis, waar de missionarissen
verblijf hielden. Nauwelijks had ik het
dool van myn komst blootgelegdof
allen verzekerden mij, dat Petrus een
zeer verstandige inboorling was, die het
nu hij eenmaal aan de studie was begon
nen, zeer ver zou brengen Ik begreep,
dat myn afkeer van den tolk wel wat
voorbarig was geweest en keerde na
nog een oogenblik met de zendelingen
te hebben gesproken naar mijn kampement
terug.
Voor ik in mijn hut ging, waar ik
Petrus last had gegeven my te wachten,
ging ik naar het schip om te zien of
mijne orders waren uitgevoerd. Maar
wie zal de verbazing en de ontsteltenis
schetsen, die my beving toen ik aan de
raas 21, inplaats van 20 lichamen zag
hangen.
Ik telde ze nog eens over. Het waren
er inderdaad een en twintig en ik wendde
my tot den bootsman.
„Bootsmanik heb je:
twintig zeeroovers gegeve^i—*u op te
hangen en ik zie er nu eeiAu twintig."
De oude telde op zyn beurt. „Eeo en
twintig, ja juist, ze zyn er."
„Maar kerel I" riep ik uit, er waren
er maar twintig die gehangen moesten
worden! Wie is dan de een «u twintigste?"
De zeeman tikte met <lea vinger aan
zijn voorhoofd. „Nu begryp ik het," zei
hy, „dat zal die eene geweest zijn die
niet wou. Hij spartelde al door maar
tegen en riep allerloi dat ik niet verstond,
maar ik weet wel dat hy telkens schreeuw
de„ego sum Petrus, ego su n Potrus."
Ik ontstelde hevig en greep den man
by den kraag. „Schelm, dat was do tolk,
je hobt den tolk opgehangen
De bootsman keek my kalm aan. „De
tolk Waarom zei hij dat niet, inplaats
van te zaniken van „ego sum Pe.rus?"
En zija kameraden hadden er schik om,
toea ik hem ophing, ze lachten er om!"
„Ja, mijne heeren", zei do kolonel,
„dat was een treurig ge^al. Soms kan
zelfs een ervaren soldaat hot hart bloeden
over de rampen van den oorlog. Arme
Petrus 1"
Naar het fransch.
morgen dat zij aan wal kwamen. Erenwel bleek
Over 1892 werden ten be
hoeve van gywnasia door het rijk de
volgende subsidiëa verleend
's Hertogenbosch 933 Arnhem
7546; Nijmegen f 9144; Tiel ƒ8627;
Zutten 8515 Delft 8048Dordrecht
ƒ9950; Gorinchem ƒ8684, Gouda
f 9007Leiden f 9392 Schiedam
ƒ9178; Haarlem ƒ10.385; Middelburg
ƒ7585; Amersfoort ƒ6934; Utrecht
ƒ15,284; Leeuwarden 11,774; Sneek
ƒ7646; Devemer ƒ8502; Zwolle
9682; Groningen ƒ15,156; Winschoten
ƒ8033; Assen 8268; Maastricht 9501
Breda ƒ7017; Deutichem (doorloopend)
ƒ7160; te tarnen ƒ230,348.
Voor 1893 wordt een gelijk bedrag
als voor 1892 noodig geacht, daar op
voorziening in nieuwe behoeften wegens
splitsing in parallelklassen is te rekenen.
Voor subsidie voor het onderhoud en
de instandhouding van historische gedenk-
teekenen en van gobouwen, die oudheid
kundige of kunstwaarde hebben, is evenals
voor 1892, ep de begrooting van binnen-
landsche zaken voor 1893 uitgetrokken
eon bedrag van 44,500. Daarvan
bestemd voor
Groote of St. Bavok. te Haarlem 10,000
St; Janakerk te 's Bosch. 8,000
Hogelandsche kerk te Leiden. 3,500
St. Servaaskerk te Maastricht. 7,000
O. L. Vrouwekerk te Maastricht. 4,000
Romaansche keek te Susteren. 3,000
Groote kerk te Zutfen 4,000
Kerk te Zwolle5,000
Het voor de restauratie der Groote
kerk te Haarlem uitgetrokken subsidie
is het laatste van de thaos loopendo
serie; het kerkbestuur heeft zich tot de
Regeering gewend om voortzetting der
ondersteuning op den bestaaaden voet,
ten einde ook te kunnen voltooien de
herstelling van den noordelijken transept-
van eenige ramen in den noorde
lijken zijbeuk en in de Brouwerskapel,
van den westelijken gevel en vac het
oostportaalmaar dienaangaande behoeft
eerst het volgende jaar te worden beslist.
Te omstreeks 8 uren kwam
Donderdagavond te Rotterdam aan de
Boompjes aan het stoomschip „Hollander",
komende van Londen.'Daar het bekend
was, dat zich een aantal landverhuizers
aan boord bevonden, werd eene politie
het, dat allen Oostenrijkers waren, waar
om zy dan ook onder toezicht der politie
hunne reis konden vervolgen.
Ook te Hendrik Ido Ambacht is een
geval van cholera nostras voorgekomen.
Het bericht van het overlijden van de
cholera patiënte te Kootstertille was oa
juist. Donderdag leefde zy nog en bestond
er hoop op behoud.
Te 's Hage is Vrydag opnieuw een
geval van Aziatische cholera voorgeko
men.
Een op Oostenburg te Amsterdam
wonoud echtpaar had het noodig gevon
den de begrafenis van een te Maarsen
aan de cholera overleden faaailielid te
gaan by wonen. Niet alleen stelde men
zich eelt aldus aan het. gevaar bloat, maar
het echtpaar nam zelfs de beide kinde
ren, het eene van 22 maasden, het an
dere van 3 jaar m^de.
Het treurig gevolg was dat beide kin
deren door de cholera werden aangetast.
Het jongste kind is Donderdag kort na
de overbrenging in de barak overleden;
voor het behoud van het andere kind,
dat medo daar verpleegd wordt, bestaat
veel vrees.
Mede is Donderdagavoed te Amster
dam naar de barak vervoerd zekere vrouw
Visser uit de Laurierdwarsstraat. De
toestand dezer patiente is vry bevredi
good. Of zij aan Aziatische dan wel aan
ialandsclie cholera lydt, is nog niet uit-
Te Zaandam heeft zich een geval van
azïatischo cholera voorgedaan met doo-
delijken afloop bij eene 74 jarige schip
persvrouw. Het vaartuig kwam uit de
Vechtstreek en ligt in de Binnenhaven.
Ook te 's-Graveneande werd Vrydag
een geval van cholera nostras waarge
nomen.
Ook te Nieuw-Maarseveen (dat met
Maaraeu éeu geheel uitmaakt) is we
der een geval vau aziatische cholera
voorgekomen, ook dit met doodelijken
afloop. In het geheel dus 13 aangetasten
met 7 sterfgevallen.
„Fidelio," zei myn neef Wouter eer
gisteren, toen ik hem op een wandeling
ontmoette, „myn geduld is nu op. Ik
ga een advententie plaatsen voor duin
water
„Een advertentie voor duinwater
Wat moet dat beduiden?"
„Dat zal ik je vertellen. Zooals je
weet, kan een burger van Haarlem alleen
duinwater in zyn huis krijgen, wanneer
hy het toevallige geluk heeft dat er een
hoofdbuis langs zijn huis loopt. Is dat
hèt geval niet, dan mag hij hoog of
laag springen, maar duinwater krijgt hy
niet. Vertel jy me nu eens, hoe dal
komt
„Ja," zei ik sussend, want Wouter is
wat opvliegend en ik ben van een vre
delievende natuur, „dat kan ik je zoo
gauw maar niet vertellen, 't Komt hierop
neer, dat de directie van de Duinwater
Maatschappij het niet doen kan, omdat
het gemeentebestuur van Amsterdam het
verbiedt."
„Ei zoo. Maar oilieve, waarom ver
biedt dat vriendelyke gemeentebestuur
het
„Omdat Amsterdam zich zoo uitbreidt,
dat het zooveel doenlyk al het water
dat de duinen opleveren, voor zich wil
houden. Ze komen in Amsterdam toch
al te kort en hebben daarom de Vecht
waterleiding aangolegd."
„'k' Snap het niet." zei Wouter
schudde beslist zijn hoofd.
„'t Is toch nog al eenvoudig," ant
woordde ik korrelig. „De Raad van
Amsterdam wil het niet en daardoor kan
de Duinwater Maatschappy het niet en
zoodoende gebeurt het niet."
„Dat is nu juist wat ik niet vat,"
hernam Wouter. „Kan de Gemeente
Amsterdam dat maar zoo verbieden
Heeft ze daar het recht toe?"
„Dat schynt wel zoo te wezen," zei
ik, „anders zou ons gemeentebestuur er
wel verandering in trachten te brengén."
„Zoo Maar is er dan vroeger geen
contract gemaakt over de levering van
duinwater
„Natuurlyk."
„En is in dat contract dan niet be
paald, dat overal waar men het betalen
wil, in de gemeente Haarlem water moet
worden geleverd
Ik raakte in wanhoop over al dat ge
vraag.
„Wouterriep ik uit, „vraag me
asjeblief geen uitlegging van haarlemsche
contracten I lk weet er waarachtig geen
touwen aan vast te knoopen. Er moet
stellig een tyd zyn geweest, dat, er door
den Raad weinig op contracten werd
gelet.
Het duinwater stroomt wel onder onzen
grond door naar Amsterdam, maar in
het nieuwe gedeelte van de stad krijgen
ze het niet. Toen in 1876 gelegenheid
bestond, om goedkooper gas en een flinke
overwinst in de gemeentekas te krygen,
deed men het niet.
De contracten met de Hollandsche
Spoor zyn zóo ingericht, dat we nu nog
met die miserabele overwegen vastzitten,
Praat me dus over wat je wilt, over den
Hout, over het Bolwerk, over het Spaarne,
enfin over wat je wilt, maar kom me
niet aan boord met haarlemsche con-
Nu alle leden der verschillende Noder-
landeche deputatiSn te Weimar aangeko
men zyn, heeft Vrydag hunne ontvangst
in do audiëntiezaal van het paleis een
aanvang genomen. Graaf van Bylandt
begon, als de vertegenwoordiger der oom»
missie voor het nationale huldeblijk, met
het overhandigen van het reeds beschre
ven adres. Slechts de eerste woorden van
het onderhoud werden in het Fransch
gosproken daarna ging men onmiddellijk
het Hollandach voort. De Groother
togin sprak met bewogen stem: „Ik kan
geen woorden vinden om uitdrukking te
geven aan myn gevoel van erkentelijke
vreugde, welke juist dit geschenk my
verschaft. Tot in het diepste myner ziel
treft het mij, dat een zoo groot aantal
van myae geliefde landgenootes vaa allen
rang en stacd my eene dergelijke hulde
hebben gebracht." In het bizonder getrof
fen, verklaarde zy met aandoening, was
zij „door de omstandigheid dat er zoo
vele kleine by dragen onder zye." „Ik
weet," vervolgde zy, „de waarde van
dergelijke geschenken juist te schatten,
en hecht er groot gewicht aandat myne
diepgevoelde en hartelijke dankbaarheid
en liefde ia zoo ruime mate als mogelyk
is in Nederlard gekend worden."
In gelyken geest sprak de Groothertog,
die met zyne gemalin de handteekeniogen
onder het adres naging, zyne oprechte
vreugde uit. „Volop erken ik" zeide hij,
macht daarheen gezonden om te beletten vroolykenliefdevollen blik zich
tracten."
Wouter stond verslagen. Zoo'n uitval
is hy van mij niet gewoon. „En hoe
lang moet dat alles nou nog zoo duren
vroeg hij.
Weet ik hetl De concessie van de
gasfabriek loopt af in 1902, maar ik
zie den eersten steen van de gemeente
lijke gasfabriek nog niet gelegd. Om
streeks dienzelfden tyd zyn we van die
hupsche Duinwatermaatschappy af, maar
de eigen stedelijke waterleiding hangt
nog in de lucht. Eu wat de overwegen
betreft, och vriendlief, die zullen onzen
tyd nog wel uitduren, tenzy er op een
of anderen dag eens een twintig men
schen door een trein overreden werden.
Je ziet dus wel, dat over haarlemsche
contracten praten een ondankbaar werk
is. Ze worden er toch niet beter van
en een mensch zijn gal komt er door in
beweging. Het eenige wat we doen kun
nen, is van harte wen&chen dat die goeie
tyd van vroeger nooit weerom komt,
die tyd namelijk waarin men zulke con
tracten fabriceerde."
„Wenschen helpt niet veel," ant
woordde Wouter. „Maar intusschen, we
zyn van het chapiter afgedwaald. Ik
vertelde je juist, dat ik van plan ben,
om duinwater te koop te vragen".
„Van wien?"
„Wel, natuurlyk van iemand die duin
waterleiding heeft."
„Dat mag niet, volgens het contract,
weet je dat niet?"
„Alweer een contract! Het mag niet,
dat weet ik ook wel, maar zou je mij
ook willen zeggen, hoe ik dan aan goed
water moet kQmen
„Heb je geen pompwater of een regen
bak
wendend tot zyne vrouw, „hoeveel goeds
en liefelijks Nederland mij in myn leven
reeds geschonken heeft."
Toen het vorstelijke echtpaar ongeveer
de eerste twintig bladzijden van het adres
met zyne onderfceekeningen (het geheel
vormt een dik boek) hadden doorgezien,
zeide de Groothertog tot graaf Van By-
laadt: „Kunnen w(j op het oogeablik
niet alles nauwkeurig bezien, wy zullen
dit speedig op ons genaak doen het ia
zoo fraai en veel, dat ik u in den tus-
schantyd nog wel zal terugzien om er
verder set u over te kunnen spreken.
Aan het album met hot Nederlandsche
huldeblyk werd vervolgens in de audiëntie
zaal eene eereplaats gegeven, waar het
veor allen zichtbaar is.
Zie vervolg derde blad.)
Rechtszaken.
De commissie voor hulpbetoon te BeetB
geveelde zich beleedigd door een artikel,
opgenomen in het „Friesch Volksblad"
van 10 April jl., waarin de heer Na wijn,
hoofd der school te Beets, o. a. schreef:
„Er wordt weer gewerkt door de arme
stakkers en oaderwyl zit een smoordrou-
ken commissielid in de tram en wordt
Beetterzwaag afgehaald met zyn wa
gen, waarop een rustbewaarder met hem
naar huis rijdt." Zij diende eeo klacht
in en Donderdag werd deze zaak door
de Heerenveensche reehtbank behandeld.
De beklaagde verklaarde met het aange
wezen commissielid den heer H. Toering
te Beets te bedoeleD, en liet zjjn slok
plaatsen, van oordeel dat hij daardoor
handelde in het algemeen belang. Drie
getuigen, onder welke dr. Prakken, ge
neesheer te Beetsterawaag, hadden don
heer Toering op den bewusten dag ge
sproken en niets abnormaals aan hom
bespeurd.
De verdediger mr. P. J. Troelstra
wenschte nu, dat de rechtbank aan ge
tuigen vragen zou doen het zedelijk le
ven van den heer Toering betreffende,
waartegen de rechtbank bezwaar maakte.
De verdediger protesteerde tegen deze
beslissing, die het wetsartikel tot eene
doode letter maakte. Zyn doel was, uit
die antwoorden te bewyzen, dat de heer
T. door zya onzedelyk gedrag niet paste
in de Beetster commissie en beklaagde in
het algemeen belang gehandeld had door
te schrijven zooals hy gedaan had. De
rechtbank bleef by haar weigering, waarop
de verdediger haar van overgroote par
tijdigheid betichtte, Ds president ver
zocht hierop den verdediger zich in
zyne uitdrukkingen te matigen.
Bij het verhoor der getuigen k décharge
bleef de rechtbank niet geheel bij hare
weigering, de meesten dezer getuigen
waren dan ook alleen opgeroepen om
feiten uit het private leven van (len heer
T. mede te deelen.
De getuige Bouwen, vroeger lid der
commissie, oordeelde, dat de heer Toering
daarin Diet paste op grond van zyn ge
drag, de arb eider J. Postma deelde mede
dat de heer T. als commissielid by eene
uideeling aan de arbeiders jenever ge
geven had enz.
Het O. M. oordeelde dat de schuld
van beklaagde aan smaadschrift wel de
gelijk gebleken was en hy niet gehandeld
had in het algemeen belang. Iuplaats
van met smaadschrift op te treden, ware
het voor hem als onderwijzer, fatsoen
lijker geweest zich tot de commissie te
wenden, als hy bezwaren had tegen hare
instellin:
De verdediger was van oordooi, dat
uit de jurisprudentie gebleken wadat
bekl., tegen wien de O. v. J. op grond
van art. 251 van het W. v. S. f50
„Ik heb welwater, maar lekker is het
volstrekt niet. Eigenlijk durf ik het in
dezen tijd niet drinken."
„Neem een filter
Wouter keek mij beleedigd aan, „Zeg,
voor welke ezel hou je my wel Een
filter heb ik al lang maar die helpt niet
afdoende."
„Ja, ja.... hm.... dan weet ik het niet."
„Ik zal je eens wat zeggen," begon
Wouter, „jij gaf zoo meteen zoo af op
alles wat er in de haarlemsche contracten
niet deugt, maar ik vind het veel erger,
dat er geen gebruik wordt gemaakt van
wat wel volgens de contracten ver
oorloofd is. In datzelfde contract met
de Duinwatermaatschappy wordt toch
zeker wel aan het gemeentebestuur
de bevoegdheid gegeven, om zoo-
noodig uit standpijpen water te ver
koopen. Nu zyn de pompen gesloten,
maar de menschen kunnen daardoor
heelemaal geen water meer krijgen en
je kunt op de vingers natelleD, dat er
nu heel wat minder zal worden schoon
gemaakt dan toen het water uit de
pompen nog te krygen was. Wat geeft
het dus, of het gebruik van slecht water
al onmogelyk gemaakt wordt, wanneer er
geen goed water voor in plaats wordt
gegeven En dat is nu nog maar water
voor schrobben en boenenMaar het
water, dat we in ons lichaam krijgen,
het duinwater, hoe is het daarmee ge
steld Van de velen die evenals ik geen
duinwater kunnen krygen, zijn er die
zich behelpen met water, dat eigenlijk
nadeelig is. Waarom stelt de gemeente
nu niet tegen betaling duinwater uit stand
pijpen verkrijgbaar
Die drommelsche Wouter kan zulke
lastige vragen doen. Ik wist wezenlijk
niet, wat ik daarop zeggen moest. „Het
gemeentebestuur vindt het denkelijk niet
noodig," zei ik toen, schaapachtig
„Niet noodig! Weineen 1 Niet noodig,
nu er overal wordt aangedrongen op het
gebruiken van goed drinkwater Niet
noodig! Laat violen maar zorgen. Op
den goeden naam van Haarlem als „ge
zonde stad" gaat alles door. Zegt men
iets van een mesthoop die wel eens kwaad
zou kunnen, dan is het„Maar meneer,
in onze zoo gezonde stad?" Rapt men
van de velen, die geen voldoend duinwa
ter bezitten, dan is het„kom, kom, in
onze gezonde stad?" Ik zeg je Fidelio,.
het ware beter als Haarlem een onge
zonde stad heette. Dan zou er wel alles
gedaan worden, om de hygiene te bevor
deren en den naam van do stad te
verbeteren, maar nu wordt alles afge
ketst op den roep van Haarlem als „de ge'
zonde stad."
Ik liet hem maar doorpraten, want
hy maakte zich z<5o driftig, dat er toch
geen woord tusschen te krijgen was.
Eigenlyk, maar dat wou ik hem niet
zeggen, leek het mij wel toe, alsof hy
niet zoo heelemaal ongelijk had. „Nu,"
zei ik, „ik heb een neef van mijn vrouws
kant die kennis heeft aan een meisje, dat
de zuster is van een oom van een van de
ambtenaren van het stadhuis. Dion neef
zal ik er wel eens over spreken."
„Vergeet dan niet er bij te voegen,
dat er ook wel eens mag worden gelet
op de fontein in den Hout. De kinderen
drinken van hoi. stilstaande water in dien
bak, dat vermengd is met vuil en rot
tende bladeren. Zoo'n drankje is minstens
even gevaarlijk als het water uit de pomp
op de Groenmarkt!"
FIDELIO.