Letteren en Eanst» Bezoek aan Weiniar. .POLITIES QYËEZIÜilT. DE CHOLERA. "3 eene herberg aan den straatweg een kop koffie gebruikte, kar en paard voor de deur staan. Toen hij weder wfig wilde ryden, bemerkte hij dat het afge sloten kistje, waarin hij het ontvangen geld bewaarde, opengebroken en eene som van ƒ240 daaruit verdwenen was. Hij reed onmiddellijk naar het naburige Rijen, deed aangifte bij de marechaussee, wie het mocht gelukken spoedig den dader op te sporen, die bekende het geld verborgen te hebban op een plek waar het dan ook werd gevonden. Vrij dagochtend is te Roe- kanje een lijk aangespoeld, laag 1.85 M., gekleed met korte oliejekker, ge breide blauwe trui, blauwbaaien hemd, diemet onderbroek, b.uin Eng. lederen bovenbroek, 2 paar blauwe kou?en over elkander, zeelaarzen. Op het lijk gevonden eene vierkante pleetziiveren tabaksdoos, met her opschrift „Leve de Landbouw." Naar men verneemt, is het lijk van Dingemans, visschersknecht bij den visscher Kerpel, beiden wonende te Willemstad. Het vaartuig is genaamd Vertrouwen en ligt een kabellengte aldaar van het strand. Toen Donder dagavond omstreeks half 9 beide vis- ichers met de roeiboot naar hun vaar tuig terugkeerden, is vermoedelijk de boot omgeslagen en denkelijk ook schipper Kerpel verdronken. Het lijk is gekist in het lijkenhuis gezet. Nader verneemt men, dat Vrijdagnacht het lijk van schipper Kerpel mede is aangespoeld. Onze berlijnsche correspondent seinde ons 7 dezer des avondsHet capella-koor uit Amsterdam, onder lei ding van Daniel de Lange, gaf heden avond een eerste concert, waarop de oud nederlandsche liederen werden ten gehoore gebracht, weike voordracht een zeldzaam stormachtigen bijval vond. Vooral de psalm, een vijfstemmig kerst lied van Sweelinck, en „Matona mia Cara" van Orlandus Lassus, droegen de bewondering van het talrijke uit de voornaamste kringen saamgestelde pu bliek weg. Rbld. De Duitsche Keizer heeft Zaterdag morgen te Weimar een bezoek gebracht aan de verzameling schilderijen van de Rotterdamsche „Kunstclub". Hij kwam om half elf en toefde drie kwartier in de tentoonstelling. Zijn oog werd ge vestigd op het werk van Troyon, Dupré Diaz, Detaille, Mesdag, Vrolijk e. a Bij het weggaan drukte hy de hand van den heer De Kuyper, die hem had rondgeleid. De groothertog van Saksen-Weimar heeft aan de heeren jh. Rochussen en P, A. Schipperus de medaille vereerd, die hy ter herinnering van de gouden brui loft heeft doen slaan. Aan de medaille is eene oorkonde toegevoegd. H. M. de Koningin-regentes heeft andermaal een blijk van waardeering en belangstelling willen geven in Ned. Opera door aan den directeur den heer J. G. de Groot, namens H.M de Koningin, ten behoeve zijner instel ling, voor dit speelseizoen eene subsidie toe te kennen van 2500. beiden vrijgesproken, als niet opseitelijk een valscheu eed te hebben afgelegd, daar uit de geheele houding der beklaagden uit de verdediging bleek, dat de goede trouw aanwezig was. De vraag, of de afgifte der effecten en het ver- koopen der schuldbekentenissen wettelijk was geschied, werd door de verdedigers bevestigend beantwoord, door het Open baar Ministerie ontkennend. Met be langstelling ziet men de behandeling dezer zaak te gemoet. Als verdedigers zullen optreden mr. H. Sassen, te 's Bosch, als tijdelijk plaatsvervanger van mr. Hengst, en mr. Vitringa te Arnhem. RECHTSZAKEN- Woensdag a. s. zal voor het ge rechtshof te 's Hertogenbosch behan deld worden de belangwekkende zaak van den gemeente-ontvanger te St. Anthonis, en den heer v. d. B. te Teeffelen, beiden beklaagd van meineed in zake successie van hunnen overleden oom. In April terechtstaande voor de rechtbank te 's Hertogenbosch, werden Van Zaterdag schrijft de verslag gever der N. RCt. het volgende Met klokslag van negenen klonk hedenochtend van het raadhuis „Nun danket alle Gott", dat weerklank vond in het gewoel der duizenden, die reeds op de groote marktplaats zich verdron gen. Daarna volgde, zeker ter eere des Keizers, eene ouverture, die zijn be roemde voorvader Frederik de Groote meer dan honderd jaren geleden ge componeerd heeftvervolgens de brui- loftsmarsch van Mendelssohn, en tot slot eenige volksliederen, waaronder het Thtlringsche „Ach, wie ist's möglich dann" met stormachtigen bijval ontvan gen werd. Tegen één uur begonnen de uitgenoodigde feestdeputaties zich naar het slot te begeven tot bijwoning van de kerkelijke inzegening van het gouden bruidspaar. Juist toen de bruiloftsstoet zich in beweging zette, begon de zon in volle pracht te schijnen en was de kapel, ia gouden lichtgloed badend, verrukke lijk schoon van glanzing en van schitte ring. Het is eene kleine, maar in zeer voornamen stijl gebouwde kapel; rood* bruine zuilen van graniet met gouden kapiteelen dragen de zoldering en het bovenkoor, dat met donkerbruin hout snijwerk is versierd. De kapel is juist vierhoekig en biedt in het beneden gedeelte van het schip misschien plaats aan honderd personen. Heden echter was hun aantal minstens dubbel zoo groot. Gouden vazen met frissche bloemen hingen overal neder. Een groot, licht kleurig tapijt bedekte den vloer en dicht vóór het altaar stond de voeten- bank van rood Éuweel, waarop het bruidspaar bij het ontvangen van den zegen nederknielde. Rechts en links onder de zuilengang in de kapel waren hoogere plaatsen, waar aan de eene zijde de glanzende groep van diplo maten in schitterende gala-uniformen zich vereenigde, en aan de andere zijde de voornaamste dames van het hof en van de diplomatie in ruischende klee- derenpracht plaats namen. De midden ruimte was voor de vorstelijke personen bestemd. Dicht bij de knielbank, stond het bruidspaar. De Groothertogin had een bovenkleed van witte zijde aan, waarover een groot rood ordelint hing en dat verder door met goud gestikte versieringen bijna geheel was bedekt. De weelderige en inderdaad prachtige bruidsjapon van het fijnste goudbrocaat had een sleep van verscheidene meters lengte. Op het in gryzende lokken ge vatte hoofd der bruid droeg zij, onder den witten, met gouddraad doorstikten sluier, de gouden mirtekrans. Haar gelaat straalde van goedheid, van vreugde en van gezondheid. Haar gemaal had den gouden ruiker aan het wambuis der generaalsuniform bevestigd. Dicht bij het bruidspaar stonden de zes jonge kleinkinderen, drie jonge prin sen van Reuss, twee prinsen van Wei- mar en het allerliefste, goudlokkige doch terje der echtgenoote van den gezant vorst Reuss. Het aardige kind was ge heel in het wit met rose sjerpeene lieve, frissche bloem, dat kind, dat met groote nieuwsgierige oogen en verwon derd maar toch doodbedaard de groot ouders, de kapel, geheel dat schitterend gezelschap monsterde. Zoo waren, vlak onder het altaar, de oudste en de jongste telgen van dit geslacht bijeen, de grijze ouders en de bloeiende jonkheid. Op eenigen afstand achter het bruids paar vormde zich in waaiervorm, in twee rijen, de groep van het verdere vorstelijke gezelschap. Het middelpunt daarin vormde de Duitsche Keizer met de kleine Koningin Wilhelmina aan de rechter en Koningin Emma aan de lin kerzijde. KoniDgm Wilhelmina droeg een eenvoudig luchtig kleedje van witte kant. Hare moeder een weelderig wit zijden kleed met statigén sleep en lang op den rug neuerhangenden witte sluier. Tusschen de twee witte vrouwengestalten schitterde de Duitsche Keizer in de scharlakenroode gala-uniform der Pruisi sche kurassiers van de garde. Hij droeg in zijnen arm den gouden helm met op de spits den zilveren adelaar, die de vleugelen heeft uitgespreid. Aan de andere zijde naast Koningin Wilhelmina stond de koning van Saksen met zijnen grijzenden baard, dan de sta tige, nog jeugdig uitziende groot-vorstin Wiadirair, eene der schoonste en meest indrukwekkende verschijningen onder de vorstelijke personen. Haar buurman was de erfhertog Rei- nier, eene ook al geheel witte vetschij ning: wit als een ijskegel, witte uniform, wit haar en sneeuwwitte reusachtige knevel. Naast hem de slanke en magere hertog van York, een jonge man met kleinen bruinen baard, die als buut vrouw des keizers zusters, de bevallige blonde erfprinses van Meiniugen had. Vervol gens kwamen de groothertog van Baden, prinses Albert en nog enkele anderen. Aan de andere zijde, links van Koningin Emma, stond in de eerste plaats in de groene Russische unifDrm de grootvorst Wiadirair met zijn krijgshaftige uiterlijk. Het is eene hooge, mannelijke figuur, met kloeke trekken en bruinen baard. Hy en prins Albert van Pruisen zijn wel de meest fiere gestalten onder de mannelijke leden van het vorstelijk ge zelschap. Links stonden nog de groot hertogin van Baden, prins Lodewijk Ferdinand van Beieren e. a. Allen te zamen, het bruidspaar en ae kleinkin deren medegerekend, vijf en veertig vorstelijke personen. Onder hen ze ventien prinsen, hertogen enz., die leden zijn van de verschillende Saksische vor stelijke geslachten. Toert de bruidstoet de kapel binnen trad, deed het orgel een kort voorspel hooien. Daarop volgde weldra een luid koorgezang een jubel vers uit hefc prach tige koraalgezang: Wachet aufruft uns die Stimme. Aan het altaar stond de opperste hofprediker Hesse, een kalm en bejaard man met grijzend haareen frisch, rond gezicht en vriendelijke bruine oogen. Hij staat bij de Groothertogin in hooge gunst en dient dikwijls bij hare geheim blijvende weldaden als haar handlanger in het goede: hare rechter hand, dus, die, sedert een lange reeks van jaren, doet «wat de linkerhand niet weet". Als haar zieleherder heeft hij in het lief en leed der grootherto gelijke familie gedeeld. Hij sprak met ietwat ontroerde, doch duidelijke stem, in een accent dat een weinig scherper is dan het gewone Thtiringsche. Na een iudrukwekkenden toespraak van den man, die zijne tegenwoordige positie reeds meer dan twintig jaren bekleedt en zoowel de beide dochters van het bruidspaar als dc beide zonen van den Erfgroothertog gedoopt heeft, werden de kerkelijke ceremoniën vol bracht, en knielde het bruidspaar om den zegen te ontvangen. De kerkelijke plechtigheid heeft on geveer een thalf uur geduurd. Op de zelfde wijze als bij het komen, keerde de stoet terug naar jhet paleis, en met gelaatstrekken, waarop de stille glans lag van vreugde en van geluk, ging het bruidspaar door de lange, dubbele rijen van diep buigende aanwezigen. Korten tijd later werd er in de au diëntiezaal eene groote „cour" gehou den, welke ongeveer een [uur duurde. Op dit défilé volgde het groote bruids diner in de zuilenzaal van het paleis. De schikking der plaatsen was ongeveer dezelfde als gisteren, alleen spreekt het vanzelf, dat het bruidspaar nu het mid delpunt van den disch vormde. Rechts van de bruid zat de Keizer, terwijl links van den bruidegom de kleine Ko ningin van Nederland eene eereplaats had gekregen. Naast den Keizer zat Koningin Emma. De tweede buurman van Koningin Wilhelmina was de Ko ning van Saksen. De toiletten waren dezelfde als bij den optocht. De groot hertogin schitterde in haar gouden bruidskleed, geheel van goudbrocaat, en voerde een opgewekt gesprek met den Keizer, die ook zeer opgeruimd was. Ongeveer halverwege den maaltijd, op welken 0. a. eene „Dionaise la Rot terdam" is gediend, stond de Keizer op en bracht in ongeveer de volgende bewoordingen een dronk uit: „Wilt u mij vergunnen, dat ik in ons aller naam het hooggeachte bruidspaar onze geluk- wenschen aanbied Het zij mij vergund ons aller gevoelens samen te vatten in den wensch, dat de goede God u, bruid en bruidegom, nog lange jaren sparen moge, tot uw geluk en tot ons aller vreugde. Laat ons ons glas ledigen met den wensch, dat uwe regeering nog lang moge duren tot welzijn des lands en des volks". Hierop hief de Keizer zijn glas om hoog en ledigde het, na eene buiging gemaakt te hebben voor de groother togin en den groothertog. Onmiddellijk na den toost des Keizers, die op den meest hartelijken toon werd uitgesproken, stond de groothertog op en antwoordde ongeveer het volgende „Nadat wij gehoord hebben wat Uwe Majesteit gezegd heeft, veroorloof ik mij in den naam mijner gemalin en in mijnen eigenen naam het glas op te heffen en het onder hartelijke dank zegging te ledigen op het welzijn van Uwe Majesteit, zoowei als op het welzijn yan HH. MM. der Nederlanden, verder op het welzijn van dea Koning van Saksen en van alle vrienden en wier vertegenwoordigers hier aanwezig zijn, en verder van ai onze gasten." Hierme de waren de toosten geëindigd. Onder den maaltijd wisselden gezang en orkestmuziek elkander at. Het eerst deed de muziek Mendelssohn's Hochs- zeitsmarsch uit den Sommernachtstraum hooren. Verder werden gespeeld stukken uit de Meistersinger, uit Mignon. Eury- anthe enz. Het slot vormde de ballet muziek uit Rubinstein's Feramor. Terwijl in het paleis het galadiner op een einde liep, begon in de stad bij de invallende duisternis eene schitterende illuminatie. Door de zoo rijk verlichte straten reed het talrijke gezelschap van vorsten levendig toegejuicht, naar den schouw burg, waar omstreeks acht uur voor een weelderig uitgedost publiek de reeds jn het kort beschreven opvoering van le vende beelden plaats had. op den 23sten November. Er zal dus spoed achter het werk worden gezet. Het ministerie onderzcekt nauwkeurig alle kwestiën welke de verkiezingsleuzen rake-\ De regeering zal in de begrooting voor 1892/93 de bezuinigingen voort zetten; het evenwicht der begrooting is gewaarborgdgcene leening zal ge- sloten wordenhet kabinet zal binnen kort, voor de ontbinding, het programma mededeelen. Daarin zullen de sociale hervormingen opgesomd worden. De staatkunde zal er uit verbannen zijn. Vooral cal men zich er op toeleggen de financieele kwestie op te lossen. De economische onafhankelijkheid van Italië zal worden gehandhaafd en de evolutie der uiterste linkerzijde naar een regee- ringsprogram zal worden bevorderd. De Timeshet bekende engelsche blad, publiceert een brief van kapitein Lugard, die zooals men weet, een groot aandeel had in de troebelen van Oeganda, Lugard beweert, dat Oeganda de sleutel is tot Centraal Afrika en dat Engeland, wel verre van Oeganda te oatruimen, dien sleutel derhalve in handen moet houden, omdat zeer stellig een andere europeesche mogendheid Oeganda zou bezetten, zoo de Eagelschen het ver lieten. Wat er dan gebeuren zal acht kapitein Lugard gemakkelijk te profeteeren. De slavenhandel, die nu met goed succes wordt onderdrukt zal het hoofd weer opsteken, de handel van Engeland aan de oostkust verminderen en de andere mogendheid, die Rngelands plaats innam zou de bronnen van den Nijl kunnen afleiden, tot onberekenbare sehade voor Egypte. De hongaarsche minister van oorlog heeft in de delegatie van dat land zijn denkbeeld toegelicht van de noodza kelijkheid, om in het gecombinesrde oostenrijksch-hongaarsche leger de duit sche taal te behouden. De minister vreest, dat waaneer dit niet geschiedt, de beide deelen van het leger van elkaar zullen vervreemden en een krachtig gemeen schappelijk optreden niet meer mogeljjk wezen zal. Uit St. Petersburg wordt gemeld dat de czaar en zijne gemalin met den grootvorst-troonopvolger naar Sklerni- wieese zija vertrokken. Ook de konink lijke familie in Spanje heeft hare hoofd stad verlaten en is naar Sevilla gegaan, om evenwel reeds na 2 dagen terug te keeren naar» Madrid. In Venezuela oorloogt men er nog maar aityd op los en de wanordelijk heden, bovendien gepleegd, worden steeds ergerlijker. Mag aan een telegram van de New- Fork Herald geloof wor den geslagen, dan is generaal Crespo met zijne troepen nu de hoofdstad Ca racas binnengetrokken. De bevolking is in opstand. Tegen wien, zegt het be richt niet, wellicht heeft de bevolking zelve er in dezen warboel geen juiste voorstelling van. De regeeringstroepen zyn verlaten door hunne officieren, weike denkelijk naar Crespo zijn overgeloo- pen en hebben zich geretireerd naar La Guayra, waar de bevolking ook al aau het muiten is geslagen. Men kan zich hieruit een klein idee maken van de verwarring, die er heerscht ea de eeni gen, die het hoofd koel houden zij a de kommaadanten der buitenlandsche oor logsschepen, die sterke detachementen marinesoldaten aan wal hebben gezet, om de landgenooten voor de gevaren van plundering en moord te bescher men. De italiaansche ministerraad heeft ie ontbinding van de Kamers voorgesteld en wenscht de nieuwe verkiezingen be paald te zien op 6 November, de her- Te Havre kwam Zaterdag nog een ziektegeval van cholera en een geval van stemmingen op den 13den d. a. v. enoverlijden voor. De officieele mede- de bijeenroeping van de nieuwe Kamers deelingen zullen gestaakt worden, daar en ofschoon er in zyn vuurrood haar nog geen sporen van grijs waren te ontdekken, toonden de met bloed doorloopen oogen, en de rimpels onder de oogen om niet te spreken van het byna on merkbare maar voortdurend trillen van zijne handen, dat hy een man was ver in den middelbaren leeftyd, die veel van het leven had genoten. De tyd had de uitdrukking van zyn gelaat nog on aangenamer en alledaag8eher doen worden. Ieder jaar waren de karaktertrekken der Caresfoots meer en meer uit zijn gelaat verdwenen om plaats te maken voor die van de ondergeschikte dienstbode, die zijne moeder was geweest. Kort om, George Caresfoot zag er volstrekt niet uit als een heer, het geen bij Philip zeer zeker wel het geval was. «Gy schijnt niet geheel wel te zyn, George. Ik vrees, dat uw reizen u geen goed heeft gedaan." //Waarde Philip," antwoordde zyn neef met matte en gemaakte stem, «als gy geleefd hadt zooals ik gedurende de laatste veertig jaar heb geleefd, dan zoudt gy ook wel anders zyn. Ik heb het er goed van genomen, maar my nooit ontzien, en dat is een groote fout van mij geweest en een van de ergste gevolgen nu is, dat niets meer my aantrekt." /,Dan moet gy deze bezitting verkoopen, en een huis in de stad gaan bewonen: dat zal beter voor u zyn." z/Dat kan ik wel doen zonder dit landgoed te verkoopen. Het is volstrekt mijn plan niet om het te verkoopen inderdaad niets zou er mij toe kunnen bewegen dat te doen. Den een of anderen dag ga ik nog trouwen, en wil het dan nalaten aan een toekom- stigen Caresfoot, maar ik beken, dat het tot dusverre nog niet mijn plan is dat te doen. Het is dwaasheid om te huwen. Een verstandig man moest nooit trouwen. Neem uzelf eens tot voorbeeld, beste Philip, en bedenk eens waar uw huwelyk toe heeft geleid." //In ieder geval tot uw voordeel," antwoordde zyn neef bitter. z/Juist, en dat is een van de redenen, waarom ik in theorie zooveel eerbied heb voor die instelling. Zy is mijne persoonlijke weldoenster geweest, en ik vereer haar dos op een afstand. Maar van uw huwelyk gesproken, dit doet my denken aan uwe dochter. Bellamy heeft mij verteld, dat uw dochter Angela (als ik een dochter had, dan noemde ik haar liever Diabola, dat past beter voor eene vrouw) buitengewoon mooi is. Breng haar eens hier, opdat ik haar eens kan zien; ik bewonder de schoonheid in alle vormen, vooral vrouwelijke. Is zij werkelijk mooi?" «Daarover kan ik niet oordeelen, maar gij zult spoedig in de gelegenheid zijn er zelf een oordeel over te vormen dat hoop ik tenminste. Myn plan is om morgen met Angela hier een for meel bezoek te komen afleggen." «Dat is goed. Zeg aan myne schoone nicht, dat ik stellig thuis zal zyn en my, figuurlijk gesproken, er op zal voorbereiden voor zooveel lieftalligheid neer te knielen. "Wat ik nog zeggen wil, er schiet my nog iets te binnen; gij hebt toch zeker wel gehoord van Bellamy's óf liever van mevrouw Bellamy's voorspoed?" «Neen." «Wat nog niet? Wel hij is nu «Sir John Bellamy knight." //Werkelijk! Hoe is dat mogelijk?" «Gy herinnert u nog wel de verkiezing van zes maanden gei leden «O jaMevrouw Bellamy dwong mij letterlijk tegen myn per soonlijk verlangen om te stemmen." //Jai8t. Welnu de geschiedenis was zoo. Toen de oude Prescott stierf kwam Showers, het lid van het goevernement, die zyn zetel had verloren, haastig hierheen om weer to worden gekozen. Hy had echter sir Percy Vivian tegenover zich. Bellamy trad op als agent van Showers, die minister is van het kabinet, maar hij zag heel spoedig in, dat deze tegenover sir Percy Vivian geen kans had. Dank zy den invloed van mevrouw Bellamy trok laatstge noemde zich nog bijtyds terug, waarvan hot gevolg was, dat Showers werd gekozen. Binnen drie maanden was Bellamy sir John Bellamy? quasi voor zyne diensten bewezen aan Roxham als gemeenteklerk. Hoe onze vrienden dat hebben bewerkstelligd is mij een raadsel maar mevrouw Bellamy is een knappe vrouw." «Zij is een zeer knappe vrouw." «Zullen wy buiten niet wat gaan wandelen; het is een mooie avond voor den 30en April. Morgen is het de lste Mei, een dag? dien wy beiden nooit zullen vergeten." By deze toespeling huiverde Philip, maar zeide niets. «Ik heb verzuimd u te zeggen," vervolgde George, «dat ik een bezoeker verwacht, myn pupil, den jongen Arthur Heigham, die zooeven uit Indië is vertrokken. Over eenige dagen is hij vijf en twintig jaar oud, en komt hier om met zyne meederjarigheid zyne zaken te regelen. De zaak is, dat tienduizend pond van zijn kapi* taal zyn belegd in de Jotleybezittingen, en zoowel Bellamy als ik zouden gaarne willen, dat zij den eersten tyd daarin belegd bleven? want als de hypotheek werd ingetrokken, dan zou het er slecht uitzien." Wordt vervolgd*)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 2