DE LEDIGE BOOT. DE 0HESTOD. HAARLEMMER HALLETJES De S o n d. Op zekeren Decembernacht keerde baron Louis Monnier des nachts te twee uur uit zijn club naar huis terug. Do helderheid van het weer had hem doen besluiten zyn rytuig weg te zenden en te voet te gaan. Zyn kraag opgesl een sigaar tusachen de tandeD, de handen in de zakken en den wandelstok daaruit in de lucht stekende, wandelde hy lang zaam voort totdat hy op de groote brug kwam, bekend onder den naam van Pont Royal. De Seine was nog niet bevroren, en op het midden der brug bleef de baron staan om een blik te werpen op het fraaie schouwspel dat de stad aanbood, terwyl dö Notre Dame en het Paleis van Justitie de sombere schaduwen hoog verhieven in het maanlicht. „Drommels, het is koud/ zei hy, den laatsten knoop van zijn pels vastmakende en hy wilde reeds voortgaaD, toen zyn aandacht werd getrokken door een don ker voerworp dat ronddraaide in den stroom van de Seine. Een oogenblik daarna kwam het voorwerp te voorschijn in het maanlicht en de baron zag, dat het een boot was, ledig, de twee riemen dwars erover heen gelegd. In de stilte van den nacht was deze ledige boot, die daar langzaam draaiend voortgleed, een akelig schouwspel. Louis Monnier begreep dadelyk dat er een tragische gebeurtenis in die boot had plaats gehad. Wellicht waren die riemen zooeven bewogen door een mensch, die thans op den bodem van de rivier lag. De baron gevoelde nu de koude niet meer en bleet staan turen over de leu ning van de brug, de oogen gevestigd op de boot, als wilde hy uit hare ruwe banken en geteerde zy wanden raden, wat er gebeurd was. De boot was ntg maar weinige meters van de brug verwyderd, toen de aandacht van den baron getrokken werd door een persoon die haastig aankwam, zich over de leuning boog en met een woest ge zicht naar de boot keek. Monnier merkte by het licht van een gaBlantaren op, dat de onbekende een zwarten baard, een hoo- gen hoed met platten rand en een ulster met groote ruiten droeg. Op het oogen blik dat de boot onder de brug zou doorgaan bukte de man nog verder over de leuniDg, snelde daarop naar de andere zyde en wachtte totdat de boot weer tè voorschijn kwam. Toen ging hy met snelle schreden de brug af naar den linkeroever der rivier. De baron, die blykbaar door den on bekende niet was gezien, volgde hem met de oogen en merkte op, dat hij de kade langs liep in de richting van de brug de la Concorde. Daarna ging hij voort op het trottoir langs de huizen, bleef een oogenblikje staan om een koffiehuishouder die de luiken voor zijne vensters deed, de hand te drukken, snelde toen verder naar de brug de la Concorde en boog zich ook daar over de leuniDg, om de boot te zien voorbydryven. Monnier dacht er een oogenblik over, hem na te gaan, daarop, bedenkende dat hei wellicht een krankzinnige of een dronken man was, liep by door, ging de Rue du Bac in en was een minuut later in zyne kamers Rue de Grenelle, nadat hij een versche sigaar had aange stoken, om den indruk van dit nachteiyk tafereel te verdryven. II. Acht dagen daarna dacht de baron aan zyn avontuur niet meer. In een café op den boulevard zat hy op een middag rustig een glas port te drinken en las daarby een courant. Hy was gekomen aan de gemengde berichten, toen eensklaps zyn oog viel op een groote mededeeling. Zijn voor hoofd fronste zich en met groote aan dacht las hij de mededeeling nog eens over. Z'J luidde als volgt „Den vorigen Maandag is een misdaad begaan te Joinville-le-Pont en wel onder zeer geheimzinnige omstandigheden. Een vrouw, Louise Sauvêtre genaamd, die het beroep van overzetster uitoefende, was plotseling verdwenen. Eerst twee dagen geleden is haar lijk teruggevonden in de Seine, terwijl een wond aan de hals, veroorzaakt door een messteek, duidelyk aantoont, dat zy het slachtoffer is van een moordaanslag. Men koestert verdenking op eeu twin tigjarigen boer, die vlak tegenover haar huisje woont, en in wiens woning een mes gevonden is zooals dat, waarmade de moord bedreven moet zijn. Het huisje der vermoorde is geheel leeggeplunderd. Weliswaar heeft men by den verdachte slechts luttel geld gevon den, maar er wordt vermoed, dat hij de 2000 of 3000 francs, welke zij had op gespaard, ergens heeft verborgen. De boer, die Thomasseau heet, heeft reeds twee veroordeelingen wegens strooperij ondergaan. Hij ontkent den moord te hebben gepleegd en tracht de justitie te misleiden door de verklaring d$t hij op den avond van den moord gezien heeft dat een onbekende den oever naderde en de overzetster aanriep. Evenwel weet niomand van de buren iets daarvan af, zoodat de justitie daaraan niet gelooft. De boot is de rivier afgedreven en later teruggevonden.,/ Nadat hy het bericht tweemaal had herlezen, legde baron Monnier de courant weg en dacht na. Was die ledige boot welke hy de Seine had zien afdryven, die van de overzetster? De datum kwam overeen uit, het was gebeurd op Maan dag van de vorige week. Mogelijk was het ook een andere boot, er zyn er zooveel op de Seine Aan deze overdenking klampte de baron zich vast en, de courant weer opne mende, trachtte bij het laatste nieuws van de zitting der Kamer te lezen. Maar hoewel de vergadering zeer stormachtig en een troep kannibalen waardig was geweest, kon hij zyne gedachten er niet bepalen. Die waren elders, ze verwijlden bij den vreemden man, dis de boot had zien voor bijdry ven. Naarmate hy er meer over dacht, verwonderde hem te meer het onrustige, woeste gedrag van den man, zyn voortdurend nastaren der boot en in het brein van den baron rees de gedachte, dat wellicht deze man en hy alleen, inlichting zou kunnen geven over het drama, dat acht dagen te voren aan de rivier was afgespeeld. Maar wat stond hem nu te doen Zyn geweten zoide, dat hy onvorwijld moest gaan naar de politie en vertellen wat hy wist. Deels uit luiheid, uit afkeer van de last van een verhoor, schrikte hy daarvan terug. Misschien zou de politie om zyn verklaring glim lachen. Bovendien, ze moest zich maar alleen er uitredden. Maar als de zaak eens den verkeerden kant opging en de gearresteerde man werkelyk onschuldig werd gestraft Och kom, dat zou zoo gemakkelyk niet gebeuren. Rechterlyke dwalingen ge beurden nog maar alleen op het too neel, en er was geen enkel overtuigend bewijs van de Bchuld van Thomasseau. Bovendien zou hy nu stellig den prefect der politie niet meer aan zijn bureau vinden. Met al deze redenen zyn geweten in wiegende, stond hy op en ging heen om te dineeren. III. De baron bracht een onrustigen nacht door en den volgenden dag begreep hy eindelijk, dat het zyn plicht was, naar de politie te gaan. Te 3 uur moldde hy zich aan de prefectuur en verzocht den chef te spreken. Zyn visitekaartje be zorgde hem onmiddellijk toegang. Hy verontschuldigde zich, dat hy eene mededeeling kwam doen, die wellicht zonder belang was en verhaalde daarop in weinig woorden alles, wat hy in den bewusten nacht had gezien. Toen hy geëindigd had, zeide de politiechef: Uwe verklaring is van zeer groot belang. Het signalement van den man dien gij hebt gezien, komt volmaakt overeen met dat van dsn persoon, over wien Thomasseau heeft gesproken. Kan u ons ook op het spoor van dien man brengen „Ik heb hem de hand van een kof fiehuishouder op de kade zien drukken". „Waar?" „Het eerste huis aan de linkerzyde tu8schen den Pont Royal en den Pont La Concorde". „Zeer goed. Blykbaar is de man daar dus habitué". Hierop telefoneerde de chef naar de politiepost aan den Pont Royal en ge lastte, dat men den man, die beantwoordde aan het signalement dat de baron ge geven had, in de herberg op de kade zou opzoeken en als hij er was, hem arresteeren. Daarop kwam hij weer naar zyn schrijftafel terug en zeide tot den baron „Het is zonderling, hoe vaak het toeval misdaden een rol speelt. Alles was onderzocht en nagespeurd en wy waren reeds ten einde raad. Uw verklaring, die schynbaar onbeduidend is, zal naar ik vermeen, van overgroot belaag bly- ken". z/U gelooft dus „Dat de man dien u gezien hebt, de moordenaar is Ik ben er zoogoed als zeker van". „Maar u hebt geen enkel bewys, be halve een overeenkomst van signalement met dat, hetwelk u reeds bezit". „En de tegenwoordigheid van den man op de brug des nachts te twee uur dan Misschien wachtte hy de boot reeds lang, Op zeer enkele uitzonderingen na, is een man die zulk een misdaad pleegt; half waanzinnig. Zijn daad vervolgt hem hy heeft een wonderlyk verlangen om do plaats waar hy die pleegde, of de voorwerpen die ermede in verband staan, terug te zien. Ah, daar komt al antwoord". De bel van de telefoon was over gegaan, de chef luisterde en keerde naar zijn plaats terug. „Alles is klaar", zei hy, „de man is gevat. Men heeft hem in de herberg ge vonden en brengt hem per rijtuig hier heen". Weldra kwamen twee agenten binnen met een man, dien de baron dadelyk herkende^ als degene, die in den nacht op de brug.\wa8 geweest. Hij was bleek en zyne oogen keken angstig. De chef beval hem om te gaan zitten en keek hem eenigen tyd strak aan, waarop hij plotseling vroeg „Hoelang hebt gy vrouw Sauvêtre gekend „Ik Maar. By aarzelde, blykbaar niet wetende of hy al dan niet erkennen zou, dat hij haar gekend had. „Antwoord 1" „Ik ken haar zeer weinig, ze heeft my het vorige jaar eens overgezet." „Goed. Wat deedt gy Maandagnacht te 2 uur op den Pont Royal?" „ik „Ja, gy zyt daar gezien De man raakte zyn tegenwoordigheid van geest kwyt, toen hij bemerkte dat de chef zoo goed was ingelicht. „Wat deedt gy omstreeks acht uur van denzelfden avond voor het huisje van vrouw Sauvêtre?" De man kon niet antwoorden. Hy werd doodsbleek en beefde. „Waarom hebt gy vrouw Sauvêtre vermoord Na eeuige aarzeling bekende de mis dadiger het feit, ten prooi aan een aan val van wanhoop, hy vertelde, hoe hy zich door haar had laten overzetten, haar in de boot vermoord en toen al hare spaarpenningen gestolen had. Hoe hy, door een onverklaarbaar gevoel ge dreven, de boot had willen terugzien en by na een uur daarop had gewacht. Toen hij zyn verhaal had geëindigd kreeg hij een zoo hevig zenuwtoeval, dat de politieagenten al hunne krachten moesten aanwenden om te beletten, dat hy zich het hoofd verbryzelde tegen den muur. De politiechef drukte baron Monnier voor zijne verklaring, die een misdadiger aan de justitie had overgeleverd. De baron schudde het hoofd. „Myn grootste voldoening," zei hy, „is, dat ik dien armen Thomasseau heb gered Naar Tiet franseTi, van Andr4 Oodard, Een Zaterdagaïondpraatje. CXLVII. Met de gaskwestie schieten we nog niet op. Op het rapport van de commissie die met burgemeester en wethoüders advies zal uitbrengen over het voorstel van de gasfabriek zullen we nog een poosje moeten wachten en de commissie Is daar al zóólang mee bezig dat niemand op dit oogenblik meer iets over de zaak te zeggen heeft. Intusachen staan de kansen voor dé gasfabriek b6ter dan voor vier weken. Immers, de begrooting voor het volgende jaar ziet er zoo treurig uit, dat menschen die alleen by den dag leven en zich over de toekomst het hoofd niet breken allicht er toe overhellen de concessie-verlengiDg maar te gunnen, om zoodoende al dadelyk de 14000 gulden die de gemeente het volgend jaar dan zou genieten, te kunnen aanwenden als een kleine troost voor de vermeerderde uitgaven. Te verwonderen is dat niet. Sterfelijk als de mensch is, houdt hy dikwyls zichzelf en anderen voor, dat de winst die op dit oogenblik kan worden behaald, alvast meegenomen is en dat het maar de vraag is, of hij er over tien jaar nog wel wezen zal. 't Is een zelfzuchtige redeneering vooral waar sprake is van een gemeentezaak. Als we eens nagaan, wat elk ingezetene er by winnen zou wanneor met 1 Januari het nieuwe contract met de gasfabriek eens in werking trad, dan komen we tot vry nietige cijfers. Aangenomen, dat de uitgaven het volgende jaar niet klimmen dan zou er voor 1894 circa zes percent minder gemeentebelasting moeten worden betaald, daar van de 248000 gulden die de verteringsbelasting opbrengt, 14000 als retributie van de gasfabriek zou kunnen worden afgetrokken. Aleoo zou dan iemand die voor het volgende jaar 100.te betalen heeft, 94.moeten storten, in 1894. Voor personen die zulk een verteringscijfer hebben is zes gulden heel onbeduidend, Wie nu voor ƒ26.is aangeslagen, zou dan een gulden en vyttig cents minder behoeven te storten. Is dat verschil van beteekenis Jawel, zal men zeggen, maar het gas wordt goedkooper. Ik geef toe, dat dit een voordeel is. Maar wat zal hot praktisch gevolg wezen van de vermindering van den prys per kubieke meter? Dat men wat royaler er mee omspringt, omdat het nu toch goedkooper is. Gaat daarmee als met het gebruik van vleesch. Slaat dat af, dan zal men allicht wat meer nemen, omdat het toch goedkooper is en de som nu eenmaal op het huiselijk budget er voor uitgetrokken. Alzoowat de belasting aangaat zal men het verschil weinig merken en wat het verbruik in zyn eigen huis betreft, niet veel meer. Dit is de praktische kant van de zaak. De gasfabriek zwaait ons, waar zy van haar standpunt gelyk aan heeft, de groote cijfers voor den neue.Veer tienduizend gulden winst aan de gemeente' anderhalve cent per kubieke meter winst voor de gebruikers. Maar die 14000 worden over zooveel zakken verdeeld De praktische vraag is: hoe staan wy op dit oogenblik tegenover de gasfabriek en hoe zullen wy tegenover baar staan, wanneer de nieuwe concessie was aan genomen En dan beweer ik, dat het beweerde groote voordeel een centen kwestie wordt, waarvoor we ons opnieuw voor lange jaren zouden moeten vastleggen aan de „Imperial Continental Gas Asso ciation." Als er afgescheiden van de cyfers, den Raad eenvoudig in beginsel moest worden besloten, welke wyze van exploi tatie voortaan zou worden gevolgd, die door particulieren of die door de gemeente dan zou de Imperial stellig geen verlen ging van concessie meer krygen. Het zyn juist de cyfers die de gasfabriek ons in de oogen duwt die zoovelen doen aarzelen. Ik zou wel willen dat een welbespraakt raadslid de netelige kwestie trachtte op te lossen, door den Raad bewegen eenvoudig te stemmen over vraag„Particuliere of gemeente-exploi tatie?" Dit zou het voordeel hebben, dat men gauw met de zaak klaar was tevens uitmaaktedat de Raad van Haarlem onder geen voorwendsel (voordeeligo) exploitatie van instellinge; die voor by na eiken ingezetene van groot belang zijn,aan particulieren wil overlaten, Een kleine illustratie tot het boven staande vinde hior een plaatje. Men weet. dat sind6 eenige maanden tal van win- Een Reis-herinnering [door -£L. T7\ t3.. "\7". Wie in een stillen zomernacht over het Kattegat gevaren is, b.v. van Aarhuus naar Kopenhagen, zal zeker niet lieht den indruk van de wonderlijk geheim zinnige, bjjna tooverachtige schoonheid vergeten, die in het middernachtelfk uur op bet water heerscht. Men kan er niet toe komen naar zyn kooi te gaan, maar blyft op het dek zitten, ais vast geiooverd door het bovenaardsche schouw pel, dat zich voor onzen blik ontrolt. Het begint al reeds by zonsondergang, als de zee in verloop van slechts enkele oogenblikken de heerlijkste kleurscha- keeringen vertoonen kan. Het water gaat van indigo blauw achtereenvolgens over in rozenrood, koperrood, groen en helder soms wordt het zelfs bruin, als ware het met afgevallen boomschors be dekt. Ten laatste verdwynen alle kleuren, slechts een roodachtige nevel vormt zich aan den horizon onder den gloeienden hemel, waar beneden de zee zich als een parelmoeren vlakte of, indien er geen wind is, als een zaeht gryze glazen schyf uitstrekt. Het zee-oppervlak gelykt een tooverspiegel, waarover zwakke schadu wen van wolken, die onder de maan voorbyzweven, langzaam heenglijden, terwijl het voor het kielwater verbrok kelde beeld der maanschijf het schip volgt als een schaar levende goudvis- schen. Boven ons welft zich de grijs-blauw©, zwak met sterreu bezaaide hemel en hier daar ziet men aan den horizon van tyd tot tyd het scherpe licht van val lende sterren, die plotseling ontbranden om na een oogenblik van schittering weer te verdwynen. Plotseling versohynt in de verte een groot nevelbeeld, een nachteiyk spook, dat met vuur onder de voeten op ons schip toe ylt. Het wordt al grootar en grooter. Eindelyk hoort man plassende schreden in het waterdan blykt het, dat het een schip is 't welk met volle zeilen ons voorbij glydt. Onbegrijpelijk demonisch ziet het er uit met zyn zwar ten romp op het lichtende water en de lange glinstrende staart achter zich. In den zomertyd duurt het nachteiyk donker slechts weinige uren en zelfs dan wordt het by een wolkenloozan hemel niet zoo donker of men kan altyd op het horloge zien. Zoodra in het noordweston het laatste zwakke licht verdwijnt, begint de noordoostelijke hemel met zachte tinten te lichten. Eenige oogenblikken daarna glanst en schittert het over de schuimende wateren. Als een reuzenvuur, door de morgenkoelte aangeblazen, gloeit het hoog aan den hemel, opvlammend uit den hellen kolk, waarin de wolken achtereenvolgens, als even zoo vele stuk ken hout verzinken. Eindelijk breekt de hemelrand, een vuurgloed stroomt 07er de zee. En de zon, groot en als nieuw gegoten, stygfc tosschen de vlammen omhoog Dan ontdekt men ook reeds land in het zuiden. Sjaelands noordkust nadert ons met haar booge, groene en witte hellingen aan welks voet het eene vis- schersdorp na het andere, door de mor genzon beschenen, opduikt. In het Noord oosten ziet men een groote donkere wolk op het wster dry ven. Dat is Kullen een voorgebergte aan de Zweed- sche kust, dat ons nu van voren nadert. Het schynt ons een oogenblik toe, dat de 2 landen (Denemarken en Zweden) daar aan elkaar grenzonalsof er voor de schepen geen doorgang overblijft. Daar wendt het schip zich onmerkbaar. En plotseling, als werd het in één oogenblik door de golven omhoog ge heven, duikt een hoog slot met zyn toren en met zyn door oen gouden gloed over- togen tinnen, vlak by de zee, achter een schiereiland op. De golven breken zich schuimend en spattend op de kust,, waar de Deensche vlag wapperend haar vanen ontplooit. Hier is de ingang van de Oresunddie gast vry zijn armen uit strekt, rijk aan gouden zonneschyn en liefelyke oeverparty en. Het slot is de bekende vesting Kron borg's lands oude, trouwe wachter, die thans meer dan 3(10 jaar op zyn post heeft gestaan voor de deur Van Dene- markens belangrijksten waterweg en voor de hoofdstad des rijks. Het slot werd destyds gebouwd om den zoogenaamden Sondtol te heflen, een geldelijk bedrag, dat ieder schip der Deensche kroon moest afstaan voor tet de vergunning kreeg de Sond te passee- ren. Deze tol dagteekende uit de vroegste tijden der middeleeuwen en is eerst in het midden van deze eeuw door de ge» zamelijke handeldrijvende mogendheden afgekocht geworden. Dat er groote sommen mee gemoeid zyn geweest laat zich gemakkelyk be grijpen als men bedenkt, dat de Sond de meest gebruikte doorgang van de Oost zee naar den wereldhandelsweg is. Dui- I zenden zeil- en stoomschepen passeeren I jaarlyks dezen weg en hun aantal was zeker niet geringer in den tyd toen onze groote vrachtbooten nog niet bekend waren. Waaide er destyds een ongunstige wind dan konden honderden schepen hier buiten op de reede ankeren de geheele zee tot Zwedens kust toe was dan als met een woud van masten bedekt. Eo sloeg dan de wind om en kwam een gunstige luchtstroom op dan werden op eens al die witte zeilen uitgespannen, de vlag werd tot den top der mast opge» trokken, een luid hoezee weerklonk en als een schaar witte meeuwen streek de gansche zwerm over het water ieder op zyn eigen doel los. Als men dicht langs de kust door de Sond vaart merkt men weldra, dat men een niet onbeduidende stad nadert. Villa Foor een f40.000.000. keiiers een uur vroeger sluiten dan in het vorige jaar. Een hunner vertelde mij dat hoewel ^prompt te 9 uur de lichten worden gebluscht, zyne gasrekening niet lager is geworden behalve in eene maand toen die achttien centen lager was dan in dezelfde maand van het vorige jaar. Ik bied deze noot aan de voorstanders van de concessie-verlenging volgaarne ter kraking aan. En nu eens over ieta anders, want op den duur wordt zelfs een zoo belangryke kwestie als de gasfabriek, droog en dor. Waarover nu Ik tast met gesloten oogen rond onder de boeken en papieren op mijn schryftatel we zullen het hebben over wat my het eerst in de hand komt. Het adresboek van Haarlem Van dor en droog gesproken, kan het wel drooger en dorder Wat ter wereld is er nn amusants te vertellen over een adresboek Dat het een weinig ver trouwbare vraagbaak is in onzen tyd, nu de menschen komen en gaan als zwa luwen, 't is niets nieuws. Hebt gy in grijze, dofgrauwe, bleek bruine verveling wel eens in een adres boek gebladerd Niet, daD hebt ge een amusement gemist eo nooit gëweten, hoe verbazend veel menschen, namen dragen, die een beteekenis hebben. Ik sla maar op goed geluk open en vind allereerst Aandekerkwiens voorvaderen stellig dicht bij de een of andere kerk hebben ge woond, Appelboom en zyn tegenhanger Pearebonm- nomo« vruchten houdt, doen watertanden. Klaver' weyden, die u een tafreel van zonnige lentevreugd voortoovert, de Vosdie u dadelyk aan de jacht herinnert, de ver trouwen inboezemende naam Besteman de eigenaardige combinatie Bierenbroodpot Blankwater, een typische naam in onze zoo dikwyls overstroomde landen Bloent zaadniet minder op hare plaats in Haarlem. Ge vindt Bolle en de overtreffende trap Boller. Wandelt ge in den Boogaai ik mag een Boon zyn, als ge er geen Boom vindt. Wilt ge een historischen naam, ge vindt van Gelderuit het die renrijk treft ge onder velen aan de Vo gel, van -Leeuwen, Muis de Haan. Deftige namen zooals de Graaf, Hertogde Heer, korte en krachtige als Bak, HiepHoek en Hoed. Vaderlandslievende zooals Hol lander scherpe als Mes en BijlDamen die ,'een bepaald bedryf aanduiden als Bakker, Slager en Brouwer; namen waar met geen mogelykheid eeo oorsprong voor te vindon is als Sipkes, Sprank en. zoovele anderen. Zoo ziet men maar, dat ook het adres boek nog wel eens wat te denken kan geven. Zeker is het, dat hoe eigenaardig en vreemd een naam ook klinken moge, hy die hem draagt dien geëerd of veracht kan maken. En ik zou liever als braaf mensch //Sabelkwastenpoetser" heeten, dan een schelm te zyn met een mooi» klinkenden naam. FIDELIOJ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6