DE LEDIGE BOOT.
DE 0HESTOD.
HAARLEMMER HALLETJES
De S o n d.
Op zekeren Decembernacht keerde
baron Louis Monnier des nachts te twee
uur uit zijn club naar huis terug. Do
helderheid van het weer had hem doen
besluiten zyn rytuig weg te zenden en
te voet te gaan. Zyn kraag opgesl
een sigaar tusachen de tandeD, de handen
in de zakken en den wandelstok daaruit
in de lucht stekende, wandelde hy lang
zaam voort totdat hy op de groote brug
kwam, bekend onder den naam van
Pont Royal.
De Seine was nog niet bevroren, en
op het midden der brug bleef de baron
staan om een blik te werpen op het
fraaie schouwspel dat de stad aanbood,
terwyl dö Notre Dame en het Paleis
van Justitie de sombere schaduwen hoog
verhieven in het maanlicht.
„Drommels, het is koud/ zei hy, den
laatsten knoop van zijn pels vastmakende
en hy wilde reeds voortgaaD, toen zyn
aandacht werd getrokken door een don
ker voerworp dat ronddraaide in den
stroom van de Seine. Een oogenblik
daarna kwam het voorwerp te voorschijn
in het maanlicht en de baron zag, dat
het een boot was, ledig, de twee riemen
dwars erover heen gelegd.
In de stilte van den nacht was deze
ledige boot, die daar langzaam draaiend
voortgleed, een akelig schouwspel. Louis
Monnier begreep dadelyk dat er een
tragische gebeurtenis in die boot had
plaats gehad. Wellicht waren die riemen
zooeven bewogen door een mensch, die
thans op den bodem van de rivier lag.
De baron gevoelde nu de koude niet
meer en bleet staan turen over de leu
ning van de brug, de oogen gevestigd op
de boot, als wilde hy uit hare ruwe
banken en geteerde zy wanden raden, wat
er gebeurd was.
De boot was ntg maar weinige meters
van de brug verwyderd, toen de aandacht
van den baron getrokken werd door een
persoon die haastig aankwam, zich over
de leuning boog en met een woest ge
zicht naar de boot keek. Monnier merkte
by het licht van een gaBlantaren op, dat
de onbekende een zwarten baard, een hoo-
gen hoed met platten rand en een ulster
met groote ruiten droeg. Op het oogen
blik dat de boot onder de brug zou
doorgaan bukte de man nog verder over
de leuniDg, snelde daarop naar de andere
zyde en wachtte totdat de boot weer tè
voorschijn kwam. Toen ging hy met
snelle schreden de brug af naar den
linkeroever der rivier.
De baron, die blykbaar door den on
bekende niet was gezien, volgde hem
met de oogen en merkte op, dat hij de
kade langs liep in de richting van de
brug de la Concorde.
Daarna ging hij voort op het trottoir
langs de huizen, bleef een oogenblikje
staan om een koffiehuishouder die de
luiken voor zijne vensters deed, de hand
te drukken, snelde toen verder naar de
brug de la Concorde en boog zich ook
daar over de leuniDg, om de boot te
zien voorbydryven.
Monnier dacht er een oogenblik over,
hem na te gaan, daarop, bedenkende dat
hei wellicht een krankzinnige of een
dronken man was, liep by door, ging
de Rue du Bac in en was een minuut
later in zyne kamers Rue de Grenelle,
nadat hij een versche sigaar had aange
stoken, om den indruk van dit nachteiyk
tafereel te verdryven.
II.
Acht dagen daarna dacht de baron
aan zyn avontuur niet meer. In een café
op den boulevard zat hy op een middag
rustig een glas port te drinken en las
daarby een courant.
Hy was gekomen aan de gemengde
berichten, toen eensklaps zyn oog viel
op een groote mededeeling. Zijn voor
hoofd fronste zich en met groote aan
dacht las hij de mededeeling nog eens
over. Z'J luidde als volgt
„Den vorigen Maandag is een misdaad
begaan te Joinville-le-Pont en wel onder
zeer geheimzinnige omstandigheden. Een
vrouw, Louise Sauvêtre genaamd, die het
beroep van overzetster uitoefende, was
plotseling verdwenen. Eerst twee dagen
geleden is haar lijk teruggevonden in
de Seine, terwijl een wond aan de hals,
veroorzaakt door een messteek, duidelyk
aantoont, dat zy het slachtoffer is van
een moordaanslag.
Men koestert verdenking op eeu twin
tigjarigen boer, die vlak tegenover haar
huisje woont, en in wiens woning een
mes gevonden is zooals dat, waarmade
de moord bedreven moet zijn.
Het huisje der vermoorde is geheel
leeggeplunderd. Weliswaar heeft men by
den verdachte slechts luttel geld gevon
den, maar er wordt vermoed, dat hij de
2000 of 3000 francs, welke zij had op
gespaard, ergens heeft verborgen. De
boer, die Thomasseau heet, heeft reeds
twee veroordeelingen wegens strooperij
ondergaan. Hij ontkent den moord te
hebben gepleegd en tracht de justitie te
misleiden door de verklaring d$t hij op
den avond van den moord gezien heeft
dat een onbekende den oever naderde
en de overzetster aanriep. Evenwel weet
niomand van de buren iets daarvan af,
zoodat de justitie daaraan niet gelooft.
De boot is de rivier afgedreven en later
teruggevonden.,/
Nadat hy het bericht tweemaal had
herlezen, legde baron Monnier de courant
weg en dacht na. Was die ledige boot
welke hy de Seine had zien afdryven,
die van de overzetster? De datum kwam
overeen uit, het was gebeurd op Maan
dag van de vorige week.
Mogelijk was het ook een andere
boot, er zyn er zooveel op de Seine
Aan deze overdenking klampte de baron
zich vast en, de courant weer opne
mende, trachtte bij het laatste nieuws
van de zitting der Kamer te lezen. Maar
hoewel de vergadering zeer stormachtig
en een troep kannibalen waardig was
geweest, kon hij zyne gedachten er niet
bepalen. Die waren elders, ze verwijlden
bij den vreemden man, dis de boot had
zien voor bijdry ven. Naarmate hy er meer
over dacht, verwonderde hem te meer
het onrustige, woeste gedrag van den
man, zyn voortdurend nastaren der boot
en in het brein van den baron rees de
gedachte, dat wellicht deze man en
hy alleen, inlichting zou kunnen geven
over het drama, dat acht dagen te voren
aan de rivier was afgespeeld.
Maar wat stond hem nu te doen
Zyn geweten zoide, dat hy onvorwijld
moest gaan naar de politie en vertellen
wat hy wist. Deels uit luiheid, uit
afkeer van de last van een verhoor,
schrikte hy daarvan terug. Misschien
zou de politie om zyn verklaring glim
lachen. Bovendien, ze moest zich maar
alleen er uitredden.
Maar als de zaak eens den verkeerden
kant opging en de gearresteerde man
werkelyk onschuldig werd gestraft
Och kom, dat zou zoo gemakkelyk niet
gebeuren. Rechterlyke dwalingen ge
beurden nog maar alleen op het too
neel, en er was geen enkel overtuigend
bewijs van de Bchuld van Thomasseau.
Bovendien zou hy nu stellig den prefect
der politie niet meer aan zijn bureau
vinden.
Met al deze redenen zyn geweten in
wiegende, stond hy op en ging
heen om te dineeren.
III.
De baron bracht een onrustigen nacht
door en den volgenden dag begreep hy
eindelijk, dat het zyn plicht was, naar
de politie te gaan. Te 3 uur moldde hy
zich aan de prefectuur en verzocht den
chef te spreken. Zyn visitekaartje be
zorgde hem onmiddellijk toegang.
Hy verontschuldigde zich, dat hy eene
mededeeling kwam doen, die wellicht
zonder belang was en verhaalde daarop
in weinig woorden alles, wat hy in den
bewusten nacht had gezien.
Toen hy geëindigd had, zeide de
politiechef: Uwe verklaring is van zeer
groot belang. Het signalement van den
man dien gij hebt gezien, komt volmaakt
overeen met dat van dsn persoon, over
wien Thomasseau heeft gesproken. Kan
u ons ook op het spoor van dien man
brengen
„Ik heb hem de hand van een kof
fiehuishouder op de kade zien drukken".
„Waar?"
„Het eerste huis aan de linkerzyde
tu8schen den Pont Royal en den Pont
La Concorde".
„Zeer goed. Blykbaar is de man daar
dus habitué".
Hierop telefoneerde de chef naar de
politiepost aan den Pont Royal en ge
lastte, dat men den man, die beantwoordde
aan het signalement dat de baron ge
geven had, in de herberg op de kade
zou opzoeken en als hij er was, hem
arresteeren.
Daarop kwam hij weer naar zyn
schrijftafel terug en zeide tot den baron
„Het is zonderling, hoe vaak het toeval
misdaden een rol speelt. Alles was
onderzocht en nagespeurd en wy waren
reeds ten einde raad. Uw verklaring,
die schynbaar onbeduidend is, zal naar
ik vermeen, van overgroot belaag bly-
ken".
z/U gelooft dus
„Dat de man dien u gezien hebt, de
moordenaar is Ik ben er zoogoed als
zeker van".
„Maar u hebt geen enkel bewys, be
halve een overeenkomst van signalement
met dat, hetwelk u reeds bezit".
„En de tegenwoordigheid van den man
op de brug des nachts te twee uur dan
Misschien wachtte hy de boot reeds lang,
Op zeer enkele uitzonderingen na, is
een man die zulk een misdaad pleegt;
half waanzinnig. Zijn daad vervolgt hem
hy heeft een wonderlyk verlangen
om do plaats waar hy die pleegde, of
de voorwerpen die ermede in verband
staan, terug te zien. Ah, daar komt al
antwoord".
De bel van de telefoon was over
gegaan, de chef luisterde en keerde naar
zijn plaats terug.
„Alles is klaar", zei hy, „de man is
gevat. Men heeft hem in de herberg ge
vonden en brengt hem per rijtuig hier
heen".
Weldra kwamen twee agenten binnen
met een man, dien de baron dadelyk
herkende^ als degene, die in den nacht
op de brug.\wa8 geweest. Hij was bleek
en zyne oogen keken angstig. De chef
beval hem om te gaan zitten en keek
hem eenigen tyd strak aan, waarop hij
plotseling vroeg
„Hoelang hebt gy vrouw Sauvêtre
gekend
„Ik Maar.
By aarzelde, blykbaar niet wetende
of hy al dan niet erkennen zou, dat hij
haar gekend had.
„Antwoord 1"
„Ik ken haar zeer weinig, ze heeft my
het vorige jaar eens overgezet."
„Goed. Wat deedt gy Maandagnacht
te 2 uur op den Pont Royal?"
„ik
„Ja, gy zyt daar gezien
De man raakte zyn tegenwoordigheid
van geest kwyt, toen hij bemerkte dat
de chef zoo goed was ingelicht.
„Wat deedt gy omstreeks acht uur
van denzelfden avond voor het huisje
van vrouw Sauvêtre?"
De man kon niet antwoorden. Hy
werd doodsbleek en beefde.
„Waarom hebt gy vrouw Sauvêtre
vermoord
Na eeuige aarzeling bekende de mis
dadiger het feit, ten prooi aan een aan
val van wanhoop, hy vertelde, hoe hy
zich door haar had laten overzetten,
haar in de boot vermoord en toen al
hare spaarpenningen gestolen had. Hoe
hy, door een onverklaarbaar gevoel ge
dreven, de boot had willen terugzien en
by na een uur daarop had gewacht.
Toen hij zyn verhaal had geëindigd
kreeg hij een zoo hevig zenuwtoeval,
dat de politieagenten al hunne krachten
moesten aanwenden om te beletten, dat
hy zich het hoofd verbryzelde tegen den
muur.
De politiechef drukte baron Monnier
voor zijne verklaring, die een misdadiger
aan de justitie had overgeleverd. De
baron schudde het hoofd. „Myn grootste
voldoening," zei hy, „is, dat ik dien
armen Thomasseau heb gered
Naar Tiet franseTi, van
Andr4 Oodard,
Een Zaterdagaïondpraatje.
CXLVII.
Met de gaskwestie schieten we nog
niet op. Op het rapport van de commissie
die met burgemeester en wethoüders
advies zal uitbrengen over het voorstel
van de gasfabriek zullen we nog een
poosje moeten wachten en de commissie
Is daar al zóólang mee bezig dat niemand
op dit oogenblik meer iets over de zaak
te zeggen heeft.
Intusachen staan de kansen voor dé
gasfabriek b6ter dan voor vier weken.
Immers, de begrooting voor het volgende
jaar ziet er zoo treurig uit, dat menschen
die alleen by den dag leven en zich over
de toekomst het hoofd niet breken allicht
er toe overhellen de concessie-verlengiDg
maar te gunnen, om zoodoende al dadelyk
de 14000 gulden die de gemeente het
volgend jaar dan zou genieten, te kunnen
aanwenden als een kleine troost voor de
vermeerderde uitgaven. Te verwonderen
is dat niet. Sterfelijk als de mensch is,
houdt hy dikwyls zichzelf en anderen
voor, dat de winst die op dit oogenblik
kan worden behaald, alvast meegenomen
is en dat het maar de vraag is, of hij
er over tien jaar nog wel wezen zal.
't Is een zelfzuchtige redeneering vooral
waar sprake is van een gemeentezaak.
Als we eens nagaan, wat elk ingezetene
er by winnen zou wanneor met 1 Januari
het nieuwe contract met de gasfabriek
eens in werking trad, dan komen we
tot vry nietige cijfers. Aangenomen, dat
de uitgaven het volgende jaar niet klimmen
dan zou er voor 1894 circa zes percent
minder gemeentebelasting moeten worden
betaald, daar van de 248000 gulden die
de verteringsbelasting opbrengt, 14000
als retributie van de gasfabriek zou kunnen
worden afgetrokken.
Aleoo zou dan iemand die voor het
volgende jaar 100.te betalen heeft,
94.moeten storten, in 1894. Voor
personen die zulk een verteringscijfer
hebben is zes gulden heel onbeduidend,
Wie nu voor ƒ26.is aangeslagen, zou
dan een gulden en vyttig cents minder
behoeven te storten. Is dat verschil van
beteekenis
Jawel, zal men zeggen, maar het gas
wordt goedkooper. Ik geef toe, dat dit
een voordeel is. Maar wat zal hot praktisch
gevolg wezen van de vermindering van
den prys per kubieke meter? Dat men
wat royaler er mee omspringt, omdat het
nu toch goedkooper is. Gaat daarmee
als met het gebruik van vleesch. Slaat
dat af, dan zal men allicht wat meer
nemen, omdat het toch goedkooper is en
de som nu eenmaal op het huiselijk budget
er voor uitgetrokken.
Alzoowat de belasting aangaat zal
men het verschil weinig merken en wat
het verbruik in zyn eigen huis betreft,
niet veel meer. Dit is de praktische kant
van de zaak. De gasfabriek zwaait ons,
waar zy van haar standpunt gelyk aan
heeft, de groote cijfers voor den neue.Veer
tienduizend gulden winst aan de gemeente'
anderhalve cent per kubieke meter winst
voor de gebruikers. Maar die 14000
worden over zooveel zakken verdeeld
De praktische vraag is: hoe staan wy
op dit oogenblik tegenover de gasfabriek
en hoe zullen wy tegenover baar staan,
wanneer de nieuwe concessie was aan
genomen En dan beweer ik, dat het
beweerde groote voordeel een centen
kwestie wordt, waarvoor we ons opnieuw
voor lange jaren zouden moeten vastleggen
aan de „Imperial Continental Gas Asso
ciation."
Als er afgescheiden van de cyfers,
den Raad eenvoudig in beginsel moest
worden besloten, welke wyze van exploi
tatie voortaan zou worden gevolgd, die
door particulieren of die door de gemeente
dan zou de Imperial stellig geen verlen
ging van concessie meer krygen. Het
zyn juist de cyfers die de gasfabriek
ons in de oogen duwt die zoovelen doen
aarzelen. Ik zou wel willen dat een
welbespraakt raadslid de netelige kwestie
trachtte op te lossen, door den Raad
bewegen eenvoudig te stemmen over
vraag„Particuliere of gemeente-exploi
tatie?" Dit zou het voordeel hebben, dat
men gauw met de zaak klaar was
tevens uitmaaktedat de Raad van
Haarlem onder geen voorwendsel
(voordeeligo) exploitatie van instellinge;
die voor by na eiken ingezetene van groot
belang zijn,aan particulieren wil overlaten,
Een kleine illustratie tot het boven
staande vinde hior een plaatje. Men weet.
dat sind6 eenige maanden tal van win-
Een Reis-herinnering
[door
-£L. T7\ t3.. "\7".
Wie in een stillen zomernacht over
het Kattegat gevaren is, b.v. van Aarhuus
naar Kopenhagen, zal zeker niet lieht
den indruk van de wonderlijk geheim
zinnige, bjjna tooverachtige schoonheid
vergeten, die in het middernachtelfk
uur op bet water heerscht. Men kan er
niet toe komen naar zyn kooi te gaan,
maar blyft op het dek zitten, ais vast
geiooverd door het bovenaardsche schouw
pel, dat zich voor onzen blik ontrolt.
Het begint al reeds by zonsondergang,
als de zee in verloop van slechts enkele
oogenblikken de heerlijkste kleurscha-
keeringen vertoonen kan. Het water gaat
van indigo blauw achtereenvolgens over
in rozenrood, koperrood, groen en helder
soms wordt het zelfs bruin, als
ware het met afgevallen boomschors be
dekt. Ten laatste verdwynen alle kleuren,
slechts een roodachtige nevel vormt zich
aan den horizon onder den gloeienden
hemel, waar beneden de zee zich als een
parelmoeren vlakte of, indien er geen
wind is, als een zaeht gryze glazen schyf
uitstrekt. Het zee-oppervlak gelykt een
tooverspiegel, waarover zwakke schadu
wen van wolken, die onder de maan
voorbyzweven, langzaam heenglijden,
terwijl het voor het kielwater verbrok
kelde beeld der maanschijf het schip
volgt als een schaar levende goudvis-
schen.
Boven ons welft zich de grijs-blauw©,
zwak met sterreu bezaaide hemel en hier
daar ziet men aan den horizon van
tyd tot tyd het scherpe licht van val
lende sterren, die plotseling ontbranden
om na een oogenblik van schittering
weer te verdwynen.
Plotseling versohynt in de verte een
groot nevelbeeld, een nachteiyk spook,
dat met vuur onder de voeten op ons
schip toe ylt. Het wordt al grootar en
grooter. Eindelyk hoort man plassende
schreden in het waterdan blykt het,
dat het een schip is 't welk met volle
zeilen ons voorbij glydt. Onbegrijpelijk
demonisch ziet het er uit met zyn zwar
ten romp op het lichtende water en de
lange glinstrende staart achter zich.
In den zomertyd duurt het nachteiyk
donker slechts weinige uren en zelfs dan
wordt het by een wolkenloozan hemel niet
zoo donker of men kan altyd op het
horloge zien. Zoodra in het noordweston
het laatste zwakke licht verdwijnt, begint
de noordoostelijke hemel met zachte tinten
te lichten. Eenige oogenblikken daarna
glanst en schittert het over de schuimende
wateren. Als een reuzenvuur, door de
morgenkoelte aangeblazen, gloeit het
hoog aan den hemel, opvlammend uit
den hellen kolk, waarin de wolken
achtereenvolgens, als even zoo vele stuk
ken hout verzinken. Eindelijk breekt de
hemelrand, een vuurgloed stroomt 07er
de zee. En de zon, groot en als nieuw
gegoten, stygfc tosschen de vlammen
omhoog
Dan ontdekt men ook reeds land in
het zuiden. Sjaelands noordkust nadert
ons met haar booge, groene en witte
hellingen aan welks voet het eene vis-
schersdorp na het andere, door de mor
genzon beschenen, opduikt. In het Noord
oosten ziet men een groote donkere
wolk op het wster dry ven. Dat is
Kullen een voorgebergte aan de Zweed-
sche kust, dat ons nu van voren nadert.
Het schynt ons een oogenblik toe, dat
de 2 landen (Denemarken en Zweden)
daar aan elkaar grenzonalsof er voor
de schepen geen doorgang overblijft.
Daar wendt het schip zich onmerkbaar.
En plotseling, als werd het in één
oogenblik door de golven omhoog ge
heven, duikt een hoog slot met zyn toren
en met zyn door oen gouden gloed over-
togen tinnen, vlak by de zee, achter
een schiereiland op. De golven breken
zich schuimend en spattend op de kust,,
waar de Deensche vlag wapperend haar
vanen ontplooit. Hier is de ingang van
de Oresunddie gast vry zijn armen uit
strekt, rijk aan gouden zonneschyn en
liefelyke oeverparty en.
Het slot is de bekende vesting Kron
borg's lands oude, trouwe wachter, die
thans meer dan 3(10 jaar op zyn post
heeft gestaan voor de deur Van Dene-
markens belangrijksten waterweg en voor
de hoofdstad des rijks.
Het slot werd destyds gebouwd om
den zoogenaamden Sondtol te heflen, een
geldelijk bedrag, dat ieder schip der
Deensche kroon moest afstaan voor tet
de vergunning kreeg de Sond te passee-
ren. Deze tol dagteekende uit de vroegste
tijden der middeleeuwen en is eerst in
het midden van deze eeuw door de ge»
zamelijke handeldrijvende mogendheden
afgekocht geworden.
Dat er groote sommen mee gemoeid
zyn geweest laat zich gemakkelyk be
grijpen als men bedenkt, dat de Sond de
meest gebruikte doorgang van de Oost
zee naar den wereldhandelsweg is. Dui- I
zenden zeil- en stoomschepen passeeren I
jaarlyks dezen weg en hun aantal
was zeker niet geringer in den tyd toen
onze groote vrachtbooten nog niet bekend
waren.
Waaide er destyds een ongunstige
wind dan konden honderden schepen hier
buiten op de reede ankeren de geheele
zee tot Zwedens kust toe was dan als
met een woud van masten bedekt. Eo
sloeg dan de wind om en kwam een
gunstige luchtstroom op dan werden op
eens al die witte zeilen uitgespannen, de
vlag werd tot den top der mast opge»
trokken, een luid hoezee weerklonk en
als een schaar witte meeuwen streek de
gansche zwerm over het water ieder op
zyn eigen doel los.
Als men dicht langs de kust door de
Sond vaart merkt men weldra, dat men
een niet onbeduidende stad nadert. Villa
Foor een
f40.000.000.
keiiers een uur vroeger sluiten dan in
het vorige jaar. Een hunner vertelde mij
dat hoewel ^prompt te 9 uur de lichten
worden gebluscht, zyne gasrekening niet
lager is geworden behalve in eene maand
toen die achttien centen lager was
dan in dezelfde maand van het vorige
jaar.
Ik bied deze noot aan de voorstanders
van de concessie-verlenging volgaarne ter
kraking aan.
En nu eens over ieta anders, want op
den duur wordt zelfs een zoo belangryke
kwestie als de gasfabriek, droog en dor.
Waarover nu Ik tast met gesloten
oogen rond onder de boeken en papieren
op mijn schryftatel we zullen het hebben
over wat my het eerst in de hand komt.
Het adresboek van Haarlem
Van dor en droog gesproken, kan het
wel drooger en dorder Wat ter wereld
is er nn amusants te vertellen over een
adresboek Dat het een weinig ver
trouwbare vraagbaak is in onzen tyd, nu
de menschen komen en gaan als zwa
luwen, 't is niets nieuws.
Hebt gy in grijze, dofgrauwe, bleek
bruine verveling wel eens in een adres
boek gebladerd Niet, daD hebt ge een
amusement gemist eo nooit gëweten, hoe
verbazend veel menschen, namen dragen,
die een beteekenis hebben. Ik sla maar
op goed geluk open en vind allereerst
Aandekerkwiens voorvaderen stellig dicht
bij de een of andere kerk hebben ge
woond, Appelboom en zyn tegenhanger
Pearebonm- nomo«
vruchten houdt, doen watertanden. Klaver'
weyden, die u een tafreel van zonnige
lentevreugd voortoovert, de Vosdie u
dadelyk aan de jacht herinnert, de ver
trouwen inboezemende naam Besteman
de eigenaardige combinatie Bierenbroodpot
Blankwater, een typische naam in onze
zoo dikwyls overstroomde landen Bloent
zaadniet minder op hare plaats in
Haarlem.
Ge vindt Bolle en de overtreffende
trap Boller. Wandelt ge in den Boogaai
ik mag een Boon zyn, als ge er geen
Boom vindt. Wilt ge een historischen
naam, ge vindt van Gelderuit het die
renrijk treft ge onder velen aan de Vo
gel, van -Leeuwen, Muis de Haan. Deftige
namen zooals de Graaf, Hertogde Heer,
korte en krachtige als Bak, HiepHoek
en Hoed. Vaderlandslievende zooals Hol
lander scherpe als Mes en BijlDamen
die ,'een bepaald bedryf aanduiden als
Bakker, Slager en Brouwer; namen waar
met geen mogelykheid eeo oorsprong
voor te vindon is als Sipkes, Sprank
en. zoovele anderen.
Zoo ziet men maar, dat ook het adres
boek nog wel eens wat te denken kan
geven. Zeker is het, dat hoe eigenaardig
en vreemd een naam ook klinken moge,
hy die hem draagt dien geëerd of veracht
kan maken. En ik zou liever als braaf
mensch //Sabelkwastenpoetser" heeten,
dan een schelm te zyn met een mooi»
klinkenden naam.
FIDELIOJ