Ee Rartonwerker. HAARLEMMER HALLETJES, BINNENLAND. dagen weg. Coquelin, die tot dusver nog In een der laatste dager; van de maand Maart in het jaar 1793, kwam een man van Parys te Marseille aan. Regelrecht ging hy naar het geboaw van de justitie, haalde een papier uit den zak en over handigde dat aan den olficier van justitie. Het was eene verklaring, onderteekend door het «Comité der openbare redding* (Comité de salut public) en waar by de houder van het document werd benoemd tot president van de rechtbank te Mar seille. Men vergenoegde zich daarmee en vroeg den aangekomene alleen hoe hij heette? Hy antwoordde dat zyn naam Brutus was en daar deze naam in dien tyd zeer veel werd gebruikt, vroeg nie mand verder. Het geheele jaar 1792 en het begin van 1793, had de guillotine te Mar seille niet veel te doen gehad. Toen hierover by het «Comité de salut public* was geklaagd, had dit col lege burger Brutus afgezonden om de «vaderlandsche machine* weer in werking te brengen. Op het eerste ge zicht begieep men, dat de keuze van burger Brutus daarvoor uitnemend was geweest. Hoewel diep aangetast door de revo lutiekoorts die haar het beste bloed af tapte, was Marseille dank zy haar fraaie zon, blauwe zee en helderen hemel, tot dusverre nog een opgeruimde en vroolyke stad gebleven. Sedert de komst van burger Brutus evenwel was het alsof allengs een rouwsluier zich uitspreidde over de stad. De anders zoo drukke straten raakten leeg eu verlaten, de jaloezieën der huizen werden niet opge haald en de winkels bleven gesloten. Evenwel niet alle. Op het plein Mazeau bevond zich een klein donker winkeltje, waarboven stond geschilderd: «Ccquelin, karton werker.* In het winkeltje kon men gewoonlijk een man zien zitten, die aan eene tafel zat en bezig was met het knippen en plakken van karton, waaruit hy een doosje, een kruiwagen, een boom, een huis of een put vervaar digde, of wel een hansworst die danste als men aan een draadje trok. Zyne bewegingen waren kalm en zacht aardig, of hij het karton knipte dan wel het penseel in den lympot doopte en de vriendelijke, ietwat slaperige uitdrukking van zyn gelaat was volkomen in harmonie met zyn kinderlijke bezigheid. Nu en dan stond hy op en verdween door een deur in een kamertje achter dsn winkel, waar geen enkele lichtstraal doordrong. Dan hoorde men het geluid van een draaiend wiel en de heldere geluiden, die ontstaan, als een scharen slijper drnkt op de pedaal terwijl hy een mes of schaar op den steen aanzet. Deze man was Coquelin. Sedert eenige weken bleef telkens een jonge vrouw met haar kind voor het winkeltje staan, daartoe ge noopt door haar meisje, een allerliefst kind, dat veel behagen schepte in de kunstwerken van karton. Do jonge vrouw had een buitenlandsche type eu op haar bleek gelaat zetelde eene uitdrukking van diepe smart. Toen zij telkens weer- kwamen, knikte hij eens tegen het kleine meisje. Op zekeren dag kocht de jonge vrouw eed mooi kartonnen huisje met roode pannen en groene zonneblinden van hem voor drie francs, waarna het kind stra lend van vrengde haar schat medenam, Daarop bleven moeder en kind eenige Een Zaterdagavondpraatje. cm. In verschillende nummers van dit blad is eene beschrijving gegeven van alles wat de ambachtsschool raakt: van haar doelvan hare inrichting, van de rede waarmede zy geopend is. Nu is dat alles onmisbaar, maar het zijn toch de hoofdzaken niet. Waar het voor namelijk op aankomt zyn de wyze waar op men dat doel tracht te bereiken en de resultaten der school. Natuurlijk kan men over de resulta ten in de eerste jaren niet oordeelen Zelfs diegenen, die in principe tegen am bachtsscholen zyn, zullen billijkheidshalve hun oordeel over de werking van de Haarlemsche school opschorten tot min stens een cursus zal zyn afgeloopen, dat wil zeggen tot over drie jaar. Maar aan gezien dat een lang tijdsverloop is en allicht deze of gene intusschen wat wil hooren van de wyze waarop men het doel tracht te bereiken, heb ik my op een middag eens aangemeld by den di recteur, die met een tweetal bestuurs leden, wel zoo vriendelijk was my door de zalen eens rond te leiden. Dat ik daarvoor juist een middig koos. vindt zyn oorzaak hierin dat het theo retisch onderwys des morgens wordt ge geven en ik juist gaarne het praktisch onderricht eens wilde zien. Er zyn op dit oogenblik 45 leerlin gen, weliswaar nog niet de helft van het aantal dat geplaatst kan worden, maar voor een school als deze, die vooral iu den boginne met allerlei bezwaren heeft geen tien woorden tot hen had gesproken werd onrustig. Het werk vlotte niet in die dagende schaar scheen stomp, de lym te dik en de stukken kleefden niet. Telkens keek hy verlangend de straat op of hij ze nog niet zag komen, maar telkens te vergeefs. Eindelyk na een dag of vyf, zag hy op het gewone unr moeder en kind weer op zyn winkel toetreden. De grauwe wangen van den karton werker klenrden van genoegen en met een suffen glim lach verwelkomde hy de bezoeksters. Het kind dat vrypostig was geworden door zyn duidelijk blykende welwillend-j beid, liep in den winkel rond, doopte de vingers in den lympot, speelde met een stuk karton en wierp alles op de tafel door elkaar, zonder dat Coquelin, ook maar een oogenblik eenig ongenoe gen daarover aan den dag legde. De jonge vrouw stond intnsschen met den rug naar den winkel toegekeerd en keek naar het justitiegebouw, dat daar vlak tegenover zich bevond. Terwyl Ccquelin naar haar keek en niet op het kind lette, duwde het kleine meisje de deur van het kamertje open en ging daar binnen! Een oogenblik later kwam het weer terug, een vingertje bebloed en bitter schreiende. Toen de moeder zich verschrikt omkeerde, riep het kind: «Mama, een leelyk groot mes heeft my gesneden ,Een mes riep de jonge vrouw Coquelin werd doodsbleek. Hy sloot de deur van het kamertje en stak den sleu tel daarvan in zijn zak, waarna hy met bevende stem zeide: «Het is niets, een snede maar. Hier is een stnkje linnen, wacht ik zal gauw water halen Met veel ijver kweet hy zich van die belofte, terwijl de jonge vrouw het be zeerde vingertje verbond. Daarop richtte zy een dankbaren blik op iden vuilen, onooglyken kartonwerker, de haar aan vankelyk een onverklaarbaren afkeer had "ngeboezemd en weldra ontspon zich tusschen hen een gesprek. «Kant gy van dit werk leven vroeg zy* «O, ik heb werk in de stad,* antwoordde Co quelin. «En brengt dat veel op «Ja, ik word goed betaald.* «En is daar nooit gebrek aan werk «Soms wel,* zei de kartonwerker. Op dit oogenblik is er zeker werk genoeg, want gy eet een tevreden gezicht.* «Zeker. Sinds twee maanden gaan de zaken niet slecht, dank zy burger Bru tus.* «Kent gy burger Brutus riep de jonge vrouw. «Of ik hem ken, dat zou ik denken. Het is een y verige, die geen gekheid verstaat.* «Gy kent hem, o God. het is Uwe voorzienigheid die my hier heen heeft gebrachtSpreekt gy hem dikwyls «Zoo nu en dan. Als myn dagboek hier af is, ga ik zijn orders vernemen voor den volgenden dag! Dan drinken wy samen een glaasje en klinken op de gezondheid van de republiek, eeu en ondeelbaar. O, hij is niet trotsch, burger Brutus!* «Burger Coquelin zei de jonge vrouw haastig, «gy schijnt my een braaf man«Ik o, burgeres «Wilt gij my een dienst bewyzen «Als ik kan, burgeres.* «Luister, burger Coquelin, ik zal u alles zeggen. Mijn echtgenoot zit ginds aan den overkant gevangen, daar om kom ik eiken dag door deze straat. Hy is onschuldig, dat zweer ik n, maar omdat by ryk is, hebben zyne vijanden hem aangeklaagd. O, wilt gy voor hem de rechtvaardigheid van president Bru tus afsmeeken Myn man heet Robert, onthoud dat goed, Charles Robert. Zeg aan burger Brutus, dat miju man een goed republikein is eu nooit heeft samen gespannen tegen haar. Ik heb al getracht hem te spreken, maar men wil my niet toelaten. Eiken dag te vyf uur komt myn Charles ginds voor een traliehek en geeft my een teeken, daarom kom ik eiken dag hier, behalve in de laatste dagen omdat ik toen ziek was van droef heid en smart. O, hy heeft oqs beiden zoo liefIn Godsnaam, burger Coquelin, bepleit gij z$n zaak by den president en de hemel zal het u zeker vergelden.* Coquelin was doodsbleek geworden en toen de jonge vrouw zyn hand wilde vatteo, trok hy die ontzet terug. «Raak I myn hand niet aan, burgeres!* riep hy en daarop, terwyl de dame hem ontsteld aankeek «Het leven van uw man is dos in handen van Brutus?* «Het hangt van hem alleen af I* «Hij is hard, zeer hard,* hernam Coquelin en schudde het hoofd. «Weigert gy my uw hulp?* vroeg de jonge vrouw de handen wringende. „U iets weigeren dat ik doen kan gy kent mij niet, burgeresGij zegt dat uw echtgenoot onschuldig is, welnu ik zal burger Brutus over hem spreken. Hy is zeer hard, zeer hard, maar wie weet.In ieder geval zal ik voor hem doen wat ik kan, wees daar zeker van!* Nadat zy haar adres had opgegeven, ging zy na vele dankbetuigingen heen. Coquelin keek haar na, zuchtte diep en ging door den winkel naar het achter kamertje, waaruit een oogenblik later weer de vreemde geluiden hoorbaar wer den. Den volgenden morgen te elf uur on geveer vernam de jonge vrouw, dat haar man door Brutus ter dood was veroor deeld. Waanzinnig van angst en smart snelde zy de deur uit naar den winkel van Coquelin, om thans diens hulp in te roepen. Helaas, de winkel was gesloten. Op haar kloppen en bonzen tegen de deur verscheen een vrouw aan eeu der vensters van het naaste huis en zeide «Zoekt gy Coquelin Die is met zyn machine uitgegaan. Hy zal nu wel op het plein van la CanebicrB zyn De jonge vrouw snelde, zonder verder te vragen, naar het genoemde plein. Hoe meer zy dit echter naderde, des te moeie- lijker kon zij door de menschen-massaas heen komen. Eindelyk kon zy volstrekt niet meer verder en haar smeeken om haar toch door te laten, baatte niet. De menschenmuur was niet te verbreken. Opeens hoorde zy twee mannen naast haar praten. De een zei«hoe jammer dat we niet verder kunnen I Er worden er vandaag twaalf onthoofd.* «Ja,* antwoordde de ander, «die voor aan staan, kunnen nu profiteered* De jonge vrouw keek hen een oogen blik aan, toen schoot een gedachte haar door het hoofd en viel zy bewusteloos neer. Men bracht haar iu eeu naburig huis en, daar men op een brief zag waar zij woonde, naar hare woning. Toen zy tot zichzelve kwam, stond het kleine meisje schreiend aan hare knieën, terwyl de oude meid, die zij in haren dieast had, met een flescbje by haar stond. Zij trachtte op te staan, maar was te zwak en viel weer in den stoel terug. Een uur lang staarde zyzonder een woord te zeggen, wezenloos voor zich nit, totdat een hevige ruk aan de bel haar deed opschrikken. «Ga eens zien wie daar is,* beval zy de meid. Deze gehoorzaamde en keerde weldra terug met eeu briefje in de hand. «Een kerel met een roode muts heeft my dit gegeven,* zeide zy. De jonge vrouw opende het briefje met bevende hand. Het bevatte niets dan de volgende woorden «Burgeres, er waren er twaalf en «uw mau was de twaalfde. Ik heb «hem het eerst genomen, dat is alles «wat ik voor u heb kannen doen. «Gy ziet dus, dat ik myne belofte «heb gehouden. COQUELIN, Scherprechter. Naar het fransck. te kampen, een niet onbevredigend cijfer. De twee voornaamste bezwaren zyn lo. de meening van velen, dat de leer lingen te aanmatigend en eigenwys wor den op een ambachtsschool en dat zij na het verlaten van den cursus, toch meer theoretisch dan praktisch zijn ont wikkeld en 2o. de moeilykheid die voor vele ouders bestaat om de jongens drie jaar, zonder verdienste, op een school te laten gaan. Het eerste bezwaar is niet het groot ste. De tyd zal leeren, dat het onjuist is, Zwaarder weegt de tweede moeilykheid, maar ouders die het belang hunner kinderen goed begrypen, eu het zonder hun ffuauciëelen steun (welke in elk geval gering is) in de eerste drie jaar kunnen reddeD, zullen daarover heen stappen. Een voorwaarde voor toelating is een bewijs, dat de leerling de lagere school heeft afgeloopen. Is hy aan het werk gegaan, dan wordt in den eersten tyd speciaal gelet op zyne geschiktheid voor het door hem gekozen vak. Een zwakke jongen die by voorbeeld smid wil worden, zou wanneer hy blijkbaar voor dat vak nooit sterk genoeg zou wezen, den raad ontvangen om liever het meubelvak te leeren. Ingeval zyne ouders dien goeden raad weigerden, zou den leerling natuur lyk de toegang tot de school worden ontzegd. Deze maatregel is en voor de leerlingen en voor de resultaten van de school, noodig en nuttig. Het is eigenaardig, dat van de 45 leerlingen vau onze ambachtsschool, bijna de helft (21) het smidsvak wil leere^ terwyl de overigen zyn verdeeld over de vakken: timmeren (11), huissohilderen (8) en meubelmakers (5). Onze eeuw is «een ijzeren eeuw* eu daaraan is dan Aan hot verslag, door den minister van waterstaai, handel en nij verheid aan de Koningin-Regentes uit gebracht over de posteryen in 1891, is het volgende ontleend Aan het eindo van 1891 waien in werking 248 postkantoren, 31 bykanto ren en 989 hulpkantoren, waarvan res pectievelijk 161, 21 en 26 met den tele graafdienst vereenigd waren. Het aantal brievenbussen, aan de kantoren en ten platten lande aanwezig, bedroeg 3617. De afstanden waarover door de ver schillende vervoermiddelen het overbren gen van de post geschiedt, bedroeg op 31 December 1891 te zamen 56y49 K. M. Het personeel bestond op dien datum uit 59 ambtenaren bij de afdeeling en het hoofdbestuur en 5583 ambtenaren voor den actieven dienst, namelyk inspectears, 1 controleur voor de ver vaardiging van postzegels enz., 248 di recteuren, 5 hoofdcommiezen, 52 sur numerairs, 271 assistenten, 181 klerken, 989 brievengaarders, 213 conducteurs, 112 kantoorknechts, 1329 postboden en 1832 brieven- en telegrambestellers. Onder genoemde personeel bevonden zich 130 vrouwelijke Het gezamelyk aantal in 1891 met de poBt verzonden stukken was 214,193,666 namelyk: gewone brieven 67,915,268 briefkaarten 32,841,680, expressebrieven 59,241, aangeteekende stukken 1,743,621 id. met aangegen waarde, 313,657, be richten van ontvang en betaling 10,006. couranten en verdere gedrukte stukken 94,820,647, akten en bescheiden, 94,096, monsters van koopwaren *2,898,782, dienst brieven 5,950,780, postwissels en post- bewyzen 2,580,493, quitantien 893,175, pakketten 4,072,217. Da gezamlyke waarde der brieven met aangegeven waarde, der postwissels en postbewyzen, der quitantien, alsmede de aangegeven waarde en het verrekenbe- drag der pakketten bedroeg ƒ202.253,721. In 1891 werden 144 aangiften inge diend wegens beweerde vermissing van gewone aangeteekende brieven. By on derzoek bleken 185 ongegrond. Van de vermissing der overblijvende 9 komen 7 ten laste van de Duitsche administratie, 1 ging verloren op Zwitsersch grondge bied (bij Mönchenstein), terwyl een teloor raakte d?or onachtzaamheid van een postambtenaar. Aan spoorwegmaatschappijen werd wegens het vervoer Van 3,903,164 pak ketten te zAmen uitbetaald f 419,422,04j£ of gemiddeld ƒ0.107 per pakket. De heer dr. Van Lidth de Jende, conservator aan 's Ryks Museum vau natuurlijke historie te Leiden schrijft aan de N. R. Ctnaar aanleiding van het bericht omtrent het stranden van een maanvisch te Scheveningen Uw berichtgever meldt, dat deze zon derling gevormde visch in tropische en sub-tropische zeeën leeft, doch vau tijd tot tyd ook aan onze kusten wordt aam ook denkelijk het verschijnsel toe te schrijven. De lessen duren van 's morgens 8 tot 's namiddags 12]£ en van 2% tot 5% uur. Van dien tyd wordt wekelijks 12 uur aan teekenlessen besteed, zoodat er voor de praktijk ruimschoots tyd overblijft. Komt men in de zaal der meubelma kers, dan ziet men hoe de jeugdige meubelmakerij es het gereedschap leeren gebruiken en op maat leeren werken. Men moet niet denken dat het zoo ge makkelijk is, om recht te boren of glad te schaven Daarna worden eenvoudige werkstukken gemaakt, zooals doozen en kistjes. Wat doet men met het vervaardigde? is een kwestie, die al tot veel debat aan leiding heeft gegeven. De voorwerpen verkoopen gaat niet aaD, omdat dit concurrentie zou zyn met de particuliere industrieze te verloten is niets dan een andere vorm voor dezelfde zaak en het eenige wat er dus te doen overblijft, is de voorwerpen op zolder te bergen, die te zijner tijd ten toon te stellen en ze nu en dan uit el kaar te nemen, om de stukken voor iets anders te gebruiken. De meubelmakers krygen van de school een blauwe kiel en, evenals de anderen, een stel gewoon gereedschap. Dit laatste wordt door do bazen, die de praktische lessen geven, op geregelde tyden nagezien. NatHurlyk zyn de minder vaak voorko mende gereedschappen weggesloten en worden alleen onder toezicht van de leer aren gebruikt. De timmerlieden hebben iu deu be ginne niet veel anders te doen dan de meubelmakers. Het gereedschap hantee- ren en op maat werken zyu ook hier jde beginselen. getroffen, en haalt tot staving van dit beweren aan, dat nu ruim 30 jaar ge leden een exemplaar van 150 Kg. te Deo Helder werd aangespoeld.Hierdoor zouden uwe lezers in den waan gebracht worden, dat de maanvisch eigenlijk in de tropen thuis behoort,en aan onze kust slechtBzelden wordt aangetroffen.Dit nu is zeer zeker niet het gevalwant zoover my bekend ia, komt de maanvisch in de tropische zee ën niet voor, en is het aantal aan onze kust gestrande exemplaren vrjj belangrijk. Het ligt in den aard der zaak, dat niet alle aan onze kast waargenomen exemplaren in ichfchyologische werken I geboekt werden, en toch is zelfs het aan* tal der zoo vermelde gevallen vry groot. Zoo vinden wy dat in de «Bouwstoffen j voor Nederland* de heer A. A. van Bemmelen 6 goed geconstateerde gevallen van maanvisscheD, die aan onze kust gestrand zijn, vermeldt; prof. P. Harting beschreef in 1865 een exemplaar, dat den 30 Nov. 1864 te Don Helder gevangen werd terwijl door my in de «Notes of the L3yden Museum* en in het «Tyd- schrift der Ned. Dierkundige Vereeni» ging* beschrijvingen werden gegeven van exemplaren, waarvan het eerste, een renzenexemplaar van 2,23 M. lengte, in I 1889 te Ameland strandde; terwyl hetl andere, een kleiner, maar toch nog 1.23 M. metend exemplaar, in 1891 te Cal- itsoog aan het strand werd gevonden. Deze beide laatstgenoemde maanvis- schen, naar myne meening niet totéene en dezelfde soort behoorende, werden, na nauwkeurig gemeten en afgebeeld te zyn, met de grootste zorgvuldigheid opgezet, maken sinds eenigen tyd, naast 4: reeds aanwezige exemplaren, eeu zeer interessant deel uit vau de prachtige collectie opgezette visschen in het Mu seum voor natnurlyke historie te Lei den. Ik kan ook niet nalaten, uwen ver slaggever en anderen belangstellenden aan te raden, deze 2 maanvisschen eens nauwkeurig te gaan bezien. Men zal zich dan tevens daarvan kunnen over tuigen, dat de rag- en de aars via niet aan het «ronde einde, den «staart* be vinden, maar vóór den staart, respec tievelijk aan de rug- en buikzijde zyn geplaatst, en dat de óéne groote tand, die zich volgens uw berichtgever zoowel in de boven- als in de onderkaak be vindt, niet als één tand moet worden beschouwd, doch een, uit meerdere ver-1 groeide tanden ontstane beenachtige snavel is, die in vorm het best met een papegaaienbek te vergelijken is. De nür te Scheveningen gestrande maanvisch, die ik tot myn groot genoegen nauw keurig onderzoeken en opmeten kon, stemt in vorm en afmetingen bijna ge heel overeen met ons exemplaar van Callantsoog, en heeft een lengte van 1,28 meter en een gewicht van 96 kg. Te 'sHage zal eerstdaags in het «Casino* de grootste man der wereld te zien zyn. Hij heeft ongeveer 2meter lengte en noemt zich «le géant Cuirassier Francais, Maréchal desLogiö, Vicomte de Gouriou.* De zoogenaamde directeur der voevorzekering-maatschappy «De Eersteling,* laatst gevestigd Jan Pietera- zoon-Koenstraat te 's-Gravenhage, H. v. E., werd indertyd tot 1)4 jaar gevange nisstraf veroordeeld wegens bedriegelijke handelingen. Een van de mede-directeu ren, zekere Darrestein, nam by tyda de wyk naar Amerika en fungeert aldaar thans als landageDt der Watcbins Com pany, gevestigd te New-York, Broadway. Hy tracht Hollandsche werkkrachten naar Amerika te lokken onder de schoonste By den eersten blik ontwaart men een groot verschil in den leeftyd der leerlingen. Er zyn er van twaalf en dertien jaar, wier physieke kracht ternauwernood voldoende is om de vry wichtige gereedschappen te hanteeren(een onvolledigheid die trouwens zeer spoedig beter wordt) maar men ziet ook knapen van veertien zestien jaar. Er is dan ook geen bepaalde leef tyd als voorwaarde tot de toelating ge steld. Voor we een kijkje nemen in de schil derswerkplaats, mag nog even vermeld worden dat de timmerjongens een mouw vest van de school krygen, daar zooals men weet, de lange werkkiel hen die dikwijls op steigers moeten arbeiden, tezeer de vryheid van beweging zou beletten. De jongens die het schilderen willen leeren, moeten beginnen met de verf te maken. Hun wordt geleerd, hoe zy het hout moeteu prepareeren vóór erop kan worden geschilderd. Daar het wat kost baar zou zyn om voor al deze proeven hout te gebruiken, neemt men er dik karton voor, waarop de leerlingen hunne eerste struikelende schreden op het ge bied der huisschilderkunst kunnen doen op min kostbare manier. Het hout- en marmerschilderen zal hier worden geleerd naar de natnnr, d. w. z. naar stukken echt marmer monsters van houtsoorten. Opzettelijk heeft men het schoolgebouw niet laten overschilderen ten eindo aan de leerlin gen deze goede gelegenheid voor hunne praktische oefening voor te behouden. Hnn kostuum is de bekende lan_ witte kiel. Onder hen is er een die vroe ger op de school voor kunstnijverheid was, maar ondervindende dat hy met decoratieschilderen niet ten allen tyde werk kon krijgen, zich hier nu op hout en marmerscbilderen komt toeleggen. Het aardigste tafreel levert de smids werkplaats op. In den rossen weerschijn van de twee telkens opvlammende kolen vuren, staan de kleine aanstaande smid- jes, als y verige kabouters, te hameren en te vylen. Om beurten moeten zy den blaasbalg trekken terwijl diegenen welke aan den bankschroef staan, een houten loopplank onder de voeten hebben, daar de koude van den steenen vloer op den duur nadeelig zou zijn. Kan de leerling-smid de gereedschap pen (voorel de vijl) hanteeren en eenigs- zins op maat werken, dan maakt hy kleinigheden, zooals een grove passer, een liniaal, een verfpot, een warteloog. Als leek een kort bezoek in eene in richting afleggende, kan men daarover zeker geen oordeel vellen, maar ik mag toch dit zeggen, dat wat ik hoorde en zag my den indruk gat, dat er vooral ook op de praktische ontwikkeling van den leerling wordt gelet. En dat (ik zeg het zonder het theorie-onderricht te minachten) dat is juist wat men zoo noodig heeft: werklieden die weten hoe zy doen moeten. Laat ik er nog by zeggeD, dat geen enkele ambachtsschool een jongen in drie jaar volleerd kan afleveren. Wat zy be doelt is den aanstaanden werkman een degelijk fundament by te brengen, waar op hij zelf later voortbouwen kan. En...» bouwt men niet de hoogste huizen op de stevigste fundamenten? FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6