Ee Rartonwerker.
HAARLEMMER HALLETJES,
BINNENLAND.
dagen weg. Coquelin, die tot dusver nog
In een der laatste dager; van de maand
Maart in het jaar 1793, kwam een man
van Parys te Marseille aan. Regelrecht
ging hy naar het geboaw van de justitie,
haalde een papier uit den zak en over
handigde dat aan den olficier van justitie.
Het was eene verklaring, onderteekend
door het «Comité der openbare redding*
(Comité de salut public) en waar by de
houder van het document werd benoemd
tot president van de rechtbank te Mar
seille.
Men vergenoegde zich daarmee en
vroeg den aangekomene alleen hoe hij
heette? Hy antwoordde dat zyn naam
Brutus was en daar deze naam in dien
tyd zeer veel werd gebruikt, vroeg nie
mand verder.
Het geheele jaar 1792 en het begin
van 1793, had de guillotine te Mar
seille niet veel te doen gehad. Toen
hierover by het «Comité de salut
public* was geklaagd, had dit col
lege burger Brutus afgezonden om
de «vaderlandsche machine* weer in
werking te brengen. Op het eerste ge
zicht begieep men, dat de keuze van
burger Brutus daarvoor uitnemend was
geweest.
Hoewel diep aangetast door de revo
lutiekoorts die haar het beste bloed af
tapte, was Marseille dank zy haar fraaie
zon, blauwe zee en helderen hemel, tot
dusverre nog een opgeruimde en vroolyke
stad gebleven. Sedert de komst van
burger Brutus evenwel was het alsof
allengs een rouwsluier zich uitspreidde
over de stad. De anders zoo drukke
straten raakten leeg eu verlaten, de
jaloezieën der huizen werden niet opge
haald en de winkels bleven gesloten.
Evenwel niet alle. Op het plein Mazeau
bevond zich een klein donker winkeltje,
waarboven stond geschilderd: «Ccquelin,
karton werker.* In het winkeltje kon men
gewoonlijk een man zien zitten, die
aan eene tafel zat en bezig was
met het knippen en plakken van karton,
waaruit hy een doosje, een kruiwagen,
een boom, een huis of een put vervaar
digde, of wel een hansworst die danste
als men aan een draadje trok.
Zyne bewegingen waren kalm en zacht
aardig, of hij het karton knipte dan wel
het penseel in den lympot doopte en de
vriendelijke, ietwat slaperige uitdrukking
van zyn gelaat was volkomen in harmonie
met zyn kinderlijke bezigheid.
Nu en dan stond hy op en verdween
door een deur in een kamertje achter
dsn winkel, waar geen enkele lichtstraal
doordrong. Dan hoorde men het geluid
van een draaiend wiel en de heldere
geluiden, die ontstaan, als een scharen
slijper drnkt op de pedaal terwijl hy een
mes of schaar op den steen aanzet.
Deze man was Coquelin.
Sedert eenige weken bleef telkens
een jonge vrouw met haar kind
voor het winkeltje staan, daartoe ge
noopt door haar meisje, een allerliefst
kind, dat veel behagen schepte in de
kunstwerken van karton. Do jonge vrouw
had een buitenlandsche type eu op haar
bleek gelaat zetelde eene uitdrukking
van diepe smart. Toen zij telkens weer-
kwamen, knikte hij eens tegen het kleine
meisje.
Op zekeren dag kocht de jonge vrouw
eed mooi kartonnen huisje met roode
pannen en groene zonneblinden van hem
voor drie francs, waarna het kind stra
lend van vrengde haar schat medenam,
Daarop bleven moeder en kind eenige
Een Zaterdagavondpraatje.
cm.
In verschillende nummers van dit blad
is eene beschrijving gegeven van alles
wat de ambachtsschool raakt: van haar
doelvan hare inrichting, van de
rede waarmede zy geopend is. Nu
is dat alles onmisbaar, maar het zijn
toch de hoofdzaken niet. Waar het voor
namelijk op aankomt zyn de wyze waar
op men dat doel tracht te bereiken en
de resultaten der school.
Natuurlijk kan men over de resulta
ten in de eerste jaren niet oordeelen
Zelfs diegenen, die in principe tegen am
bachtsscholen zyn, zullen billijkheidshalve
hun oordeel over de werking van de
Haarlemsche school opschorten tot min
stens een cursus zal zyn afgeloopen, dat
wil zeggen tot over drie jaar. Maar aan
gezien dat een lang tijdsverloop is en
allicht deze of gene intusschen wat wil
hooren van de wyze waarop men het
doel tracht te bereiken, heb ik my op
een middag eens aangemeld by den di
recteur, die met een tweetal bestuurs
leden, wel zoo vriendelijk was my door
de zalen eens rond te leiden.
Dat ik daarvoor juist een middig koos.
vindt zyn oorzaak hierin dat het theo
retisch onderwys des morgens wordt ge
geven en ik juist gaarne het praktisch
onderricht eens wilde zien.
Er zyn op dit oogenblik 45 leerlin
gen, weliswaar nog niet de helft van het
aantal dat geplaatst kan worden, maar
voor een school als deze, die vooral iu
den boginne met allerlei bezwaren heeft
geen tien woorden tot hen had gesproken
werd onrustig. Het werk vlotte niet in
die dagende schaar scheen stomp, de
lym te dik en de stukken kleefden niet.
Telkens keek hy verlangend de straat
op of hij ze nog niet zag komen, maar
telkens te vergeefs.
Eindelyk na een dag of vyf, zag hy
op het gewone unr moeder en kind
weer op zyn winkel toetreden. De grauwe
wangen van den karton werker klenrden
van genoegen en met een suffen glim
lach verwelkomde hy de bezoeksters.
Het kind dat vrypostig was geworden
door zyn duidelijk blykende welwillend-j
beid, liep in den winkel rond, doopte
de vingers in den lympot, speelde met
een stuk karton en wierp alles op de
tafel door elkaar, zonder dat Coquelin,
ook maar een oogenblik eenig ongenoe
gen daarover aan den dag legde.
De jonge vrouw stond intnsschen met
den rug naar den winkel toegekeerd en
keek naar het justitiegebouw, dat daar
vlak tegenover zich bevond. Terwyl
Ccquelin naar haar keek en niet op het
kind lette, duwde het kleine meisje de
deur van het kamertje open en ging
daar binnen! Een oogenblik later kwam
het weer terug, een vingertje
bebloed en bitter schreiende. Toen de
moeder zich verschrikt omkeerde, riep
het kind: «Mama, een leelyk groot mes
heeft my gesneden
,Een mes riep de jonge vrouw
Coquelin werd doodsbleek. Hy sloot de
deur van het kamertje en stak den sleu
tel daarvan in zijn zak, waarna hy met
bevende stem zeide: «Het is niets, een
snede maar. Hier is een stnkje linnen,
wacht ik zal gauw water halen
Met veel ijver kweet hy zich van die
belofte, terwijl de jonge vrouw het be
zeerde vingertje verbond. Daarop richtte
zy een dankbaren blik op iden vuilen,
onooglyken kartonwerker, de haar aan
vankelyk een onverklaarbaren afkeer had
"ngeboezemd en weldra ontspon zich
tusschen hen een gesprek. «Kant gy
van dit werk leven vroeg zy* «O, ik
heb werk in de stad,* antwoordde Co
quelin. «En brengt dat veel op «Ja,
ik word goed betaald.* «En is daar
nooit gebrek aan werk «Soms wel,*
zei de kartonwerker.
Op dit oogenblik is er zeker werk
genoeg, want gy eet een tevreden gezicht.*
«Zeker. Sinds twee maanden gaan de
zaken niet slecht, dank zy burger Bru
tus.* «Kent gy burger Brutus riep de
jonge vrouw. «Of ik hem ken, dat zou
ik denken. Het is een y verige, die geen
gekheid verstaat.* «Gy kent hem, o God.
het is Uwe voorzienigheid die my hier
heen heeft gebrachtSpreekt gy hem
dikwyls «Zoo nu en dan. Als myn
dagboek hier af is, ga ik zijn orders
vernemen voor den volgenden dag! Dan
drinken wy samen een glaasje en klinken
op de gezondheid van de republiek, eeu
en ondeelbaar. O, hij is niet trotsch,
burger Brutus!*
«Burger Coquelin zei de jonge
vrouw haastig, «gy schijnt my een braaf
man«Ik o, burgeres «Wilt gij
my een dienst bewyzen «Als ik kan,
burgeres.* «Luister, burger Coquelin, ik
zal u alles zeggen. Mijn echtgenoot zit
ginds aan den overkant gevangen, daar
om kom ik eiken dag door deze straat.
Hy is onschuldig, dat zweer ik n, maar
omdat by ryk is, hebben zyne vijanden
hem aangeklaagd. O, wilt gy voor hem
de rechtvaardigheid van president Bru
tus afsmeeken Myn man heet Robert,
onthoud dat goed, Charles Robert. Zeg
aan burger Brutus, dat miju man een
goed republikein is eu nooit heeft samen
gespannen tegen haar. Ik heb al getracht
hem te spreken, maar men wil my niet
toelaten. Eiken dag te vyf uur komt
myn Charles ginds voor een traliehek en
geeft my een teeken, daarom kom ik
eiken dag hier, behalve in de laatste
dagen omdat ik toen ziek was van droef
heid en smart. O, hy heeft oqs beiden
zoo liefIn Godsnaam, burger Coquelin,
bepleit gij z$n zaak by den president
en de hemel zal het u zeker vergelden.*
Coquelin was doodsbleek geworden en
toen de jonge vrouw zyn hand wilde
vatteo, trok hy die ontzet terug. «Raak
I myn hand niet aan, burgeres!* riep hy
en daarop, terwyl de dame hem ontsteld
aankeek «Het leven van uw man is
dos in handen van Brutus?* «Het hangt
van hem alleen af I* «Hij is hard, zeer
hard,* hernam Coquelin en schudde het
hoofd. «Weigert gy my uw hulp?* vroeg
de jonge vrouw de handen wringende.
„U iets weigeren dat ik doen kan
gy kent mij niet, burgeresGij zegt dat
uw echtgenoot onschuldig is, welnu ik
zal burger Brutus over hem spreken.
Hy is zeer hard, zeer hard, maar wie
weet.In ieder geval zal ik voor hem
doen wat ik kan, wees daar zeker van!*
Nadat zy haar adres had opgegeven,
ging zy na vele dankbetuigingen heen.
Coquelin keek haar na, zuchtte diep en
ging door den winkel naar het achter
kamertje, waaruit een oogenblik later
weer de vreemde geluiden hoorbaar wer
den.
Den volgenden morgen te elf uur on
geveer vernam de jonge vrouw, dat haar
man door Brutus ter dood was veroor
deeld.
Waanzinnig van angst en smart snelde
zy de deur uit naar den winkel van
Coquelin, om thans diens hulp in te
roepen. Helaas, de winkel was gesloten.
Op haar kloppen en bonzen tegen de
deur verscheen een vrouw aan eeu der
vensters van het naaste huis en zeide
«Zoekt gy Coquelin Die is met zyn
machine uitgegaan. Hy zal nu wel op
het plein van la CanebicrB zyn
De jonge vrouw snelde, zonder verder
te vragen, naar het genoemde plein. Hoe
meer zy dit echter naderde, des te moeie-
lijker kon zij door de menschen-massaas
heen komen. Eindelyk kon zy volstrekt
niet meer verder en haar smeeken om
haar toch door te laten, baatte niet. De
menschenmuur was niet te verbreken.
Opeens hoorde zy twee mannen naast
haar praten. De een zei«hoe jammer
dat we niet verder kunnen I Er worden
er vandaag twaalf onthoofd.*
«Ja,* antwoordde de ander, «die voor
aan staan, kunnen nu profiteered*
De jonge vrouw keek hen een oogen
blik aan, toen schoot een gedachte haar
door het hoofd en viel zy bewusteloos
neer.
Men bracht haar iu eeu naburig huis
en, daar men op een brief zag waar zij
woonde, naar hare woning. Toen zy tot
zichzelve kwam, stond het kleine meisje
schreiend aan hare knieën, terwyl de oude
meid, die zij in haren dieast had, met
een flescbje by haar stond.
Zij trachtte op te staan, maar was te
zwak en viel weer in den stoel terug.
Een uur lang staarde zyzonder een
woord te zeggen, wezenloos voor zich nit,
totdat een hevige ruk aan de bel haar
deed opschrikken.
«Ga eens zien wie daar is,* beval zy
de meid. Deze gehoorzaamde en keerde
weldra terug met eeu briefje in de hand.
«Een kerel met een roode muts heeft
my dit gegeven,* zeide zy.
De jonge vrouw opende het briefje met
bevende hand. Het bevatte niets dan de
volgende woorden
«Burgeres, er waren er twaalf en
«uw mau was de twaalfde. Ik heb
«hem het eerst genomen, dat is alles
«wat ik voor u heb kannen doen.
«Gy ziet dus, dat ik myne belofte
«heb gehouden.
COQUELIN,
Scherprechter.
Naar het fransck.
te kampen, een niet onbevredigend cijfer.
De twee voornaamste bezwaren zyn
lo. de meening van velen, dat de leer
lingen te aanmatigend en eigenwys wor
den op een ambachtsschool en dat zij
na het verlaten van den cursus, toch
meer theoretisch dan praktisch zijn ont
wikkeld en 2o. de moeilykheid die voor
vele ouders bestaat om de jongens drie
jaar, zonder verdienste, op een school
te laten gaan.
Het eerste bezwaar is niet het groot
ste. De tyd zal leeren, dat het onjuist is,
Zwaarder weegt de tweede moeilykheid,
maar ouders die het belang hunner
kinderen goed begrypen, eu het zonder
hun ffuauciëelen steun (welke in elk
geval gering is) in de eerste drie jaar
kunnen reddeD, zullen daarover heen
stappen.
Een voorwaarde voor toelating is een
bewijs, dat de leerling de lagere school
heeft afgeloopen. Is hy aan het werk
gegaan, dan wordt in den eersten tyd
speciaal gelet op zyne geschiktheid voor
het door hem gekozen vak. Een zwakke
jongen die by voorbeeld smid wil worden,
zou wanneer hy blijkbaar voor dat vak
nooit sterk genoeg zou wezen, den raad
ontvangen om liever het meubelvak te
leeren. Ingeval zyne ouders dien goeden
raad weigerden, zou den leerling natuur
lyk de toegang tot de school worden
ontzegd. Deze maatregel is en voor de
leerlingen en voor de resultaten van de
school, noodig en nuttig.
Het is eigenaardig, dat van de 45
leerlingen vau onze ambachtsschool, bijna
de helft (21) het smidsvak wil leere^
terwyl de overigen zyn verdeeld over
de vakken: timmeren (11), huissohilderen
(8) en meubelmakers (5). Onze eeuw
is «een ijzeren eeuw* eu daaraan is dan
Aan hot verslag, door den
minister van waterstaai, handel en nij
verheid aan de Koningin-Regentes uit
gebracht over de posteryen in 1891, is
het volgende ontleend
Aan het eindo van 1891 waien in
werking 248 postkantoren, 31 bykanto
ren en 989 hulpkantoren, waarvan res
pectievelijk 161, 21 en 26 met den tele
graafdienst vereenigd waren. Het aantal
brievenbussen, aan de kantoren en ten
platten lande aanwezig, bedroeg 3617.
De afstanden waarover door de ver
schillende vervoermiddelen het overbren
gen van de post geschiedt, bedroeg op
31 December 1891 te zamen 56y49
K. M.
Het personeel bestond op dien datum
uit 59 ambtenaren bij de afdeeling en
het hoofdbestuur en 5583 ambtenaren
voor den actieven dienst, namelyk
inspectears, 1 controleur voor de ver
vaardiging van postzegels enz., 248 di
recteuren, 5 hoofdcommiezen, 52 sur
numerairs, 271 assistenten, 181 klerken,
989 brievengaarders, 213 conducteurs, 112
kantoorknechts, 1329 postboden en 1832
brieven- en telegrambestellers. Onder
genoemde personeel bevonden zich 130
vrouwelijke
Het gezamelyk aantal in 1891 met de
poBt verzonden stukken was 214,193,666
namelyk: gewone brieven 67,915,268
briefkaarten 32,841,680, expressebrieven
59,241, aangeteekende stukken 1,743,621
id. met aangegen waarde, 313,657, be
richten van ontvang en betaling 10,006.
couranten en verdere gedrukte stukken
94,820,647, akten en bescheiden, 94,096,
monsters van koopwaren *2,898,782, dienst
brieven 5,950,780, postwissels en post-
bewyzen 2,580,493, quitantien 893,175,
pakketten 4,072,217.
Da gezamlyke waarde der brieven met
aangegeven waarde, der postwissels en
postbewyzen, der quitantien, alsmede de
aangegeven waarde en het verrekenbe-
drag der pakketten bedroeg ƒ202.253,721.
In 1891 werden 144 aangiften inge
diend wegens beweerde vermissing van
gewone aangeteekende brieven. By on
derzoek bleken 185 ongegrond. Van de
vermissing der overblijvende 9 komen 7
ten laste van de Duitsche administratie,
1 ging verloren op Zwitsersch grondge
bied (bij Mönchenstein), terwyl een
teloor raakte d?or onachtzaamheid van
een postambtenaar.
Aan spoorwegmaatschappijen werd
wegens het vervoer Van 3,903,164 pak
ketten te zAmen uitbetaald f 419,422,04j£
of gemiddeld ƒ0.107 per pakket.
De heer dr. Van Lidth de
Jende, conservator aan 's Ryks Museum
vau natuurlijke historie te Leiden schrijft
aan de N. R. Ctnaar aanleiding van
het bericht omtrent het stranden van een
maanvisch te Scheveningen
Uw berichtgever meldt, dat deze zon
derling gevormde visch in tropische en
sub-tropische zeeën leeft, doch vau tijd
tot tyd ook aan onze kusten wordt aam
ook denkelijk het verschijnsel toe te
schrijven.
De lessen duren van 's morgens 8 tot
's namiddags 12]£ en van 2% tot 5% uur.
Van dien tyd wordt wekelijks 12 uur
aan teekenlessen besteed, zoodat er voor
de praktijk ruimschoots tyd overblijft.
Komt men in de zaal der meubelma
kers, dan ziet men hoe de jeugdige
meubelmakerij es het gereedschap leeren
gebruiken en op maat leeren werken.
Men moet niet denken dat het zoo ge
makkelijk is, om recht te boren of glad
te schaven Daarna worden eenvoudige
werkstukken gemaakt, zooals doozen en
kistjes.
Wat doet men met het vervaardigde?
is een kwestie, die al tot veel debat aan
leiding heeft gegeven. De voorwerpen
verkoopen gaat niet aaD, omdat dit
concurrentie zou zyn met de particuliere
industrieze te verloten is niets
dan een andere vorm voor dezelfde
zaak en het eenige wat er dus te
doen overblijft, is de voorwerpen op
zolder te bergen, die te zijner tijd ten
toon te stellen en ze nu en dan uit el
kaar te nemen, om de stukken voor iets
anders te gebruiken.
De meubelmakers krygen van de school
een blauwe kiel en, evenals de anderen,
een stel gewoon gereedschap. Dit laatste
wordt door do bazen, die de praktische
lessen geven, op geregelde tyden nagezien.
NatHurlyk zyn de minder vaak voorko
mende gereedschappen weggesloten en
worden alleen onder toezicht van de leer
aren gebruikt.
De timmerlieden hebben iu deu be
ginne niet veel anders te doen dan de
meubelmakers. Het gereedschap hantee-
ren en op maat werken zyu ook hier
jde beginselen.
getroffen, en haalt tot staving van dit
beweren aan, dat nu ruim 30 jaar ge
leden een exemplaar van 150 Kg. te Deo
Helder werd aangespoeld.Hierdoor zouden
uwe lezers in den waan gebracht worden,
dat de maanvisch eigenlijk in de tropen
thuis behoort,en aan onze kust slechtBzelden
wordt aangetroffen.Dit nu is zeer zeker niet
het gevalwant zoover my bekend ia,
komt de maanvisch in de tropische zee
ën niet voor, en is het aantal aan onze
kust gestrande exemplaren vrjj belangrijk.
Het ligt in den aard der zaak, dat
niet alle aan onze kast waargenomen
exemplaren in ichfchyologische werken I
geboekt werden, en toch is zelfs het aan*
tal der zoo vermelde gevallen vry groot.
Zoo vinden wy dat in de «Bouwstoffen j
voor Nederland* de heer A. A. van
Bemmelen 6 goed geconstateerde gevallen
van maanvisscheD, die aan onze kust
gestrand zijn, vermeldt; prof. P. Harting
beschreef in 1865 een exemplaar, dat den
30 Nov. 1864 te Don Helder gevangen
werd terwijl door my in de «Notes of
the L3yden Museum* en in het «Tyd-
schrift der Ned. Dierkundige Vereeni»
ging* beschrijvingen werden gegeven van
exemplaren, waarvan het eerste, een
renzenexemplaar van 2,23 M. lengte, in I
1889 te Ameland strandde; terwyl hetl
andere, een kleiner, maar toch nog 1.23
M. metend exemplaar, in 1891 te Cal-
itsoog aan het strand werd gevonden.
Deze beide laatstgenoemde maanvis-
schen, naar myne meening niet totéene
en dezelfde soort behoorende, werden, na
nauwkeurig gemeten en afgebeeld te zyn,
met de grootste zorgvuldigheid opgezet,
maken sinds eenigen tyd, naast 4:
reeds aanwezige exemplaren, eeu zeer
interessant deel uit vau de prachtige
collectie opgezette visschen in het Mu
seum voor natnurlyke historie te Lei
den.
Ik kan ook niet nalaten, uwen ver
slaggever en anderen belangstellenden
aan te raden, deze 2 maanvisschen eens
nauwkeurig te gaan bezien. Men zal
zich dan tevens daarvan kunnen over
tuigen, dat de rag- en de aars via niet
aan het «ronde einde, den «staart* be
vinden, maar vóór den staart, respec
tievelijk aan de rug- en buikzijde zyn
geplaatst, en dat de óéne groote tand,
die zich volgens uw berichtgever zoowel
in de boven- als in de onderkaak be
vindt, niet als één tand moet worden
beschouwd, doch een, uit meerdere ver-1
groeide tanden ontstane beenachtige
snavel is, die in vorm het best met een
papegaaienbek te vergelijken is. De nür
te Scheveningen gestrande maanvisch,
die ik tot myn groot genoegen nauw
keurig onderzoeken en opmeten kon,
stemt in vorm en afmetingen bijna ge
heel overeen met ons exemplaar van
Callantsoog, en heeft een lengte van
1,28 meter en een gewicht van 96 kg.
Te 'sHage zal eerstdaags
in het «Casino* de grootste man der
wereld te zien zyn. Hij heeft ongeveer
2meter lengte en noemt zich «le géant
Cuirassier Francais, Maréchal desLogiö,
Vicomte de Gouriou.*
De zoogenaamde directeur
der voevorzekering-maatschappy «De
Eersteling,* laatst gevestigd Jan Pietera-
zoon-Koenstraat te 's-Gravenhage, H. v.
E., werd indertyd tot 1)4 jaar gevange
nisstraf veroordeeld wegens bedriegelijke
handelingen. Een van de mede-directeu
ren, zekere Darrestein, nam by tyda
de wyk naar Amerika en fungeert aldaar
thans als landageDt der Watcbins Com
pany, gevestigd te New-York, Broadway.
Hy tracht Hollandsche werkkrachten naar
Amerika te lokken onder de schoonste
By den eersten blik ontwaart men een
groot verschil in den leeftyd der leerlingen.
Er zyn er van twaalf en dertien jaar, wier
physieke kracht ternauwernood voldoende
is om de vry wichtige gereedschappen te
hanteeren(een onvolledigheid die trouwens
zeer spoedig beter wordt) maar men
ziet ook knapen van veertien zestien
jaar. Er is dan ook geen bepaalde leef
tyd als voorwaarde tot de toelating ge
steld.
Voor we een kijkje nemen in de schil
derswerkplaats, mag nog even vermeld
worden dat de timmerjongens een mouw
vest van de school krygen, daar zooals
men weet, de lange werkkiel hen die
dikwijls op steigers moeten arbeiden,
tezeer de vryheid van beweging zou
beletten.
De jongens die het schilderen willen
leeren, moeten beginnen met de verf te
maken. Hun wordt geleerd, hoe zy het
hout moeteu prepareeren vóór erop kan
worden geschilderd. Daar het wat kost
baar zou zyn om voor al deze proeven
hout te gebruiken, neemt men er dik
karton voor, waarop de leerlingen hunne
eerste struikelende schreden op het ge
bied der huisschilderkunst kunnen doen
op min kostbare manier.
Het hout- en marmerschilderen zal
hier worden geleerd naar de natnnr, d.
w. z. naar stukken echt marmer
monsters van houtsoorten. Opzettelijk
heeft men het schoolgebouw niet laten
overschilderen ten eindo aan de leerlin
gen deze goede gelegenheid voor hunne
praktische oefening voor te behouden.
Hnn kostuum is de bekende lan_
witte kiel. Onder hen is er een die vroe
ger op de school voor kunstnijverheid
was, maar ondervindende dat hy met
decoratieschilderen niet ten allen tyde
werk kon krijgen, zich hier nu op hout
en marmerscbilderen komt toeleggen.
Het aardigste tafreel levert de smids
werkplaats op. In den rossen weerschijn
van de twee telkens opvlammende kolen
vuren, staan de kleine aanstaande smid-
jes, als y verige kabouters, te hameren
en te vylen. Om beurten moeten zy den
blaasbalg trekken terwijl diegenen welke
aan den bankschroef staan, een houten
loopplank onder de voeten hebben, daar
de koude van den steenen vloer op den
duur nadeelig zou zijn.
Kan de leerling-smid de gereedschap
pen (voorel de vijl) hanteeren en eenigs-
zins op maat werken, dan maakt hy
kleinigheden, zooals een grove passer,
een liniaal, een verfpot, een warteloog.
Als leek een kort bezoek in eene in
richting afleggende, kan men daarover
zeker geen oordeel vellen, maar ik mag
toch dit zeggen, dat wat ik hoorde en
zag my den indruk gat, dat er vooral
ook op de praktische ontwikkeling van
den leerling wordt gelet. En dat (ik zeg
het zonder het theorie-onderricht te
minachten) dat is juist wat men zoo
noodig heeft: werklieden die weten hoe
zy doen moeten.
Laat ik er nog by zeggeD, dat geen
enkele ambachtsschool een jongen in drie
jaar volleerd kan afleveren. Wat zy be
doelt is den aanstaanden werkman een
degelijk fundament by te brengen, waar
op hij zelf later voortbouwen kan. En...»
bouwt men niet de hoogste huizen op
de stevigste fundamenten?
FIDELIO.