WIE WAS DE DIEF? HAARLEMMER HALLETJES. Een Zaterdagavondpraatje. f f (SM.) ,/Was het raam geopend toen uwe gezelschapsjuffer de kamer verliet en deze afsloot?" vroeg ik. ,/Ja, en wel omdat het in de kamer zeer warm was door het verwarmingstoestel." //Doet zij dit altijd, wanneer de kamer overwarm was, de ramen met dit koude weder te openen vroeg ik. //Ja," hernam de barones, //ik wil niet dat de deur hiervoor wordt opengemaakt, daar er aan niet zoo spoedig eene lagere en zuivere temperatuur is," //Wanneer er geen be zwaren zyn, mevrouw, zoude ik de kamer wel eens willen zien, en kan me dan rekenschap geven, omtrent hare ligging." Mevrouw stond op en verzocht ons haar te volgen en boven gekomen ging zij ons yoor en bracht ons ons op de kamer. Een niet al te groot maar lief en gezellig vertrek mot het uitzicht op de oranjerie en den moestuin. Blauw zyden behangels en keurige salonmeubeltjes in gelijke kleur, bevatte dit vertrek. In den hoek stond ©en blauw zijden sofa, of oostereche divan,, met gouden knoopjes gecapstton neerd. Ik onderzocht alle meubels een voor een, liet het vloerkleed opnemen, stak myn hand onder den schoorsteen mantel, die toegemetaeld was sinds men een verwarmingstoestel gebruikte. De paneelen liet ik losmaken, maar ontdekte niets, het slot van de deur draaide goed om en was reeds met eenen slag over gehaald. Ik moest nu ook tot de slot som komen, dat da diefstal door het raam was geschied. De diefstal had in den tijd van éea kwartier plaats, fcus- achen twee uur en half drie, al den tijd dat Marie niet op de kamer was, maar in de garderobe- kamer vertoefde. Zy dan ook ontdekte den diefstal het eerst, daar niemand dan zij in de kamer kon ko men, wel had ze den sleutel op de deur laten zitten, maar ze was ook op slot toen ze haar openmaakte vertelde de Barones nog. //Dat was toch niet ver standig van baar," zeide ik, nnu stond het feitelijk gelijk of de kamer niet "eens gesloten was." «Doch," antwoordde de Barones, //Marie had gedurende het verblijf in de garderode kamer altijd het gezicht op deze kamer, daar ze de deur had opengelaten. Ik bekeek de geheele kamer nog eens. maakte het venster open, doch ontdekte niets. Het neerlaten van een touw uit het raam was vry wel onmogelijk, daar het door de scherpe hardateenen lyst doorgesneden zou zijn by het minste ge wicht dat er aanhing, en zeker bij dat van een mand, ^Meende ik niet in een der couranten gelezen te hebben, mevrouw," vervolgde ik, //dat er op een der tafeltjes een flo- weelen kleedje gelegen had, dat door een scherp voorwerp beschadigd was? Dat kleedje," vervolgde ik, „/zal zeker doo; de politie medegenomen zijn, evenals de overige bewijsstukken 200 deze er waren," z/Neen," hernam de Barones, //blijkbaar vond de inspecteur, met het onderzoek belast, dit van geen gewicht en liet het hier. Hy nam de eene gevonden oorbel mede, benevens een teekening van het kasteel, en liet later op den dag e8n gracht." *Wel mevrouw, dan zult ge my een genoegen doen, dat kleedje my ook eens te toonen." Het werd my ge bracht, en het uitspreidende over het tafeltjelogde ik het neer juist zooals men het gevonden had, met den eenen kant geheel overhan- naar den kant van het raam. Op vier k vijf plaatsen was de wol uit gehaald en toonde duidelijk dat iets cherps er aan wae blyven haken. ,/We zullen thans, zeide ik, het eens tegen het licht bekijkeD, mogelykjalt er dan nog iets waar te nemen. Mijn on derzoek werd rykelyk beloond en ik had moeite een uitroep van verrassing te onderdrukken, want werkelijk zag ik iets waar niemand nog op gelet had, en zelfs nu nog geen der omstanders eenige waarde aan hechtte. Op de plaat sen waar het weefsel vao het kleedje uitgehaald was, zag ik op regelmatigen afstand kleine driehoekige gaatjes met scherpe randen, alsof het ingei voorwerp nog omgetrokken werd, terwijl het reeds in het kleedje gedrongen was, z/Wat ik thans gezien heb, mevrouw," terwijl ik mij to« de barones wendde, van veel belang, en ik geloof met alle zekerheid u ta kunnen voorspellen, dat ik den dief wel zal in handen hebben. Het gereedschap, dat hy gebruikte is van zulk bizonderen vorm en geaardheid, dat het indruksels op het tafelkleedje ach terliet, die zoo duidelyk waren, dat hy zyn naam er mee verklapte. Ik wil niet te stout spreken," zeide ik lachende, tfmaar de dief heeft zyn visitekaartje hier met die teekens achter gelaten 1" 1/ Wanneer u de zaken zoo goed inziet, ben ik tevreden en hoop dat mijne ge zelschapsjuffrouw maar spoedig moge terugkeeren. Ik wensch thans," vervolgde de barones, //weder naar beneden te gaan, doch alvorens te vertrekken, verzoek ik nog te willen mededeelen of wy u nog in iets van dienst kunnen zyn." t,Zeer zeker mevrouw," zeide ik, f,kan my nog een grooten dienst bewijzen, door my deze kamer voor een paar dagen te willen afstaan daar ik hoop den dief hier te verrassen, terwyl hy een hernieuwde poging tot roof zal probee- ren." De barones, zag me een weinig onge- loovig aan, doch zeide hierop niets, en vertrok naar beneden, na my de toe stemming gegeven te hebben, om van de kamer eenige dagen gebruik te mogen maken. //Willem," zeide ik tot myn vriend, toen we op de kamer alleen waren, //nu ga jij voor my eens een paar boodschappen doen. Reken eerst af met onzen koetsier, en deel hem mede dat we hier bly ven, en daarna ga je naar het dorp en koopt er een busje sneldrogende verf liefst geel of rood, een paar ons sehwarz- wolder lym en een verf kwast. Inmiddels zal ik eens hooren of men mij een groot tochtscherm, kan leenen, daar we dit ook noodig hebben. Wat ik intu8schen op deze kamer uitvoerde, zal men terstond vernemen, daar ik werkelijk hot geluk had, den dief op heeterdaad te betrappen en hem het gestolen© weer afhandig te maken hoe wel niet gemakkelijk, daar hy zieh met alle kracht verzette en my aan de hand verwondde, aoodat die eerst veertien dagen later volkomen genezen was. Tegen den avond vroeg ik de barones een oogen- blik te spreken. Ik werd in de eetzaal ontvangen, en voor de verbaasde blikken van allen haalde ik de drie gestolen voorwerpen te voorschijn. //Mevrouw" zeide ik, /,of dit de gestolen voorwerpen zyn, behoef ik niet te vragen, de ver baasde gezichten van u al. en geven mij het bewijs dat ik de ontvreemde voor werpen Ü6b teruggebracht en hiermede tevens het bewijs heb geleverd dat uwe gezelschapsjuffer onschuldig van dezen diefstal beticht is, daar ik het bewijs van har aonschuld zal leveren." z/Maar wie was dan de dief," zeide de baron, ffen hoe ia alios in zyn werk gegaan?" z/Ik zal u alles breedvoerig mededeelen," hernam ik, //maar in de eerste plaats moeten we uwe gezelschapsjuffrouw in vrijheid stollen en daarom vertrek ik met do gevonden voorwerpen onmiddellijk naar Doesburg en hoop haar nog hedeoavond vrij hier weer te midden van u allen te mogen brengen." z/Dat vind ik uitmuntend," zeide de baron, „we zullen onmiddellyk een rytuig latea inspannen en naar Does burg ryden. Wanneer een der heeren, in den terugweg op den bok wil zitten, kannen we met ons vieren er heen rij den." Alzoo werd besloten. Toen ik een uur later alles bjj elkan der had, zeide ik tot Willem, «ik zou je graag mede nemen in de kamer, maar de dief heeft niet gaarne veel bekyks, je moet je dan maar op de een of andere fotografie maken van de kamer en de manier trachten bezig te houden." CLVIII. Het is van algemeene bekendheid, dat de tegenwoordige jeugd veel knapper, slimmer, leeper, gauwer, verstandiger en... brutaler ie, dan wy het in onzen tijd waren. Daar heb je nu mijn zoon Frits, 'n Ferme jongen dat het is! Ongelooflijk. Op zyn twaalfde jaar rookte hy al zon der te verbleeken en nu op zyn veer tiende biljart hy als een kotfiehuisateun- pilaar en praat van halfb'al, vol-raken, doorstooten, masseeren enzoomeer, dat ik me over myn ODkunde op dit gebied begin te schamen. Ge ziet hieruit lezer, om kort te gaan, dat myn zoon Frits het type is van den hedendaagschen jongeliDg. Onlangs verras ik hem op zyn ka mertje. Hij moest doitsche thema's ma ken, maar aan de beweging van zyn arm zag ik wel, dat hy teekende en toen ik naderby kwam, la3 ik de woorden „Gt illustreerde Geschiedenis van Haar lem, begonnen met het jaar 1893." Hij wou het cahier verbergen, maar ik was hem voor en nam het hem af, waarby de vaderlijke gestrengheid mij uit de oogen lichtte. *Pa 1" riep by uit en met een smee- kend gebaar, precies als Possart in Ham let. z/Zwyg!" donderde ik hem toe. Wat vermeet jy je, de geschiedenis van Haar lem te schryven, terwyl je nog niet eens behoorlyk de geschiedenis van Nederland, van de oudheid, de middeleeuwen en den nieuweren tyd kent? In welk jaar trok Hannibal do Alpen over?" Hy wist het niet. Ik wist het eigen lijk zelf niet, maar dat hield ik maar voor my en voer voort: z/Kijk eens aan, dat weet hy niet eens. Leg je eerst maar flink op bet nuttige werk van jaartallen leeren toe en begin dan aan de geschiedenis van Haarlem te schryven. Ziehier wat ik vond ïn het buitge maakte cahier: Geïllustreerde Geschiedenis van Haar lem, beginnende bij 1893. Wanneer in Haarlem de jaarlyk sche begrooting den leden van den Raad onder hunne oogen en neuzen komtdan doet zich de kist waarin d© financien der gemeente worden geborgen, aan de Raadsleden aldus voor, Ik was tevreden, mejuffrouw Kam- cainga kreeg ik in vryheid, zij werd op myn uitvoerig verhaal onmiddellijk ont slagen en onder honderde gelukwen- schen, het nieuws van hare in vrijheid stelling was spoedig ruchtbaar geworden, bracht ik haar bij hare meesteres die haar liefderijk ontving. //Kind" zeide de barones, ik wiet dat ge onschuldig waart, hoe mogelijk de bewyzen tegen u ook waren. Maar gelukkig deze ge schiedenis is voorby en het zal me aan genaam zijn thaDS van u mynheer Rein- ders te mogen vernemen, hoe het u gelukte den waren dader te ontdek ken. ,/Het was mij terstond duidelyk," be gon ik, //dat een dief, een man van het ambacht, hier nooit aan het werk was geweest, bij stal te weinig en deed veel 1© veel onhandige dingen. Welke dief begint eerst een menigte kostbaarheden door elkander te gooien om er dan eene zoo kleine keuze uit te doen, hy hal dan toch verstandiger gedaan, alles, zon der uitzoeken mede te nemen. Toen ik dan tot deze conclusie was gekomen, en daarin geheel versterkt was door hot geschonden tafelkleedje, khad ik myn plannetje gereed. Ik zette de ramen open, en bospïedde achter het tochtscherm wat er nu ge beuren zou. Daar ik vermoedde dat de dief grootendeels door den honger gedreven was, had ik een paar stukken brood op een bordje bij het raam geplaatst en ik behoefde niet lang te wachten of ik zag uit myn schuilhoek het zwarte, brutale hoofd van den roover, die na even beraad, de kamer in wipte. Zooals ik daoht nuttigde hy met smaak het brood, en toen dit verdwenen was deed hy een onderzoekingstocht door de kamer. Op zettelijk had ik myn ring met schitte renden steen op de tafel laten liggen, en zooals ik dacht, gebeurde het. De ring scheen zeer naar de gading van den dief te zijn, en hy wilde er mede weggaantoen hy bemerkte dat hij gevangen was. En wie was nu de dief? Een gewone ekster, die uit gehongerd, daar alles op het land be vroren was, niettegenstaande hare schuw heid, zoo dicht onder het oog van de menschen durfde te komen om voedsel te zoeken en zooals we gezien hebben ook voor andere zaken. Ik had een lijmhoutje by rayne ring gelegd en daar eenmaal met hare pooten opzittende, was wegvliegen onmogelijk. Vlug gaf ik haar nu een mooie, hel roode streep verf over de vleugels als teeken, wachtte tot die goed opgedroogd was, een oogenblik werk en liet haar toen wegvliegen. Ondcrwyl haastte ik me naar beneden en had spoe dig de schuilplaats van de //roode" ekster ontdekt, die in een boora achter do stallen haar n«\st had gebouwd. Ik zocht een ladder en haalde de vermiste voorwer pen niet dan na een hardnekkigen tegen weer uit het nest, waarby zij my met hare klauwen en paar gedachte striemen over de handen gaf." z/En wat zag u dan wel aan hst tafel kleedje, dat u deze goede ingeving omtrent de dievegge gaf .vroeg cfe barones. z/Op de plaatsen waar de wol was uitgehaald stonden drie driehoekige zui vere gaatjes en daarachter, iets ver der nog een zelfde gat, doch minder scherp. Ik kwam onmiddellyk op de gedachte dat een vogel, welk® wist ik natuurlijk ook nog niet, de dief van de diamanten moest geweest zijn. We moesten nog een dag op het kasteel blyver», langer wenschte ik niet, daar de loftuitingen en niet minder het bei haald op nieuw vertellen hoe alles ïu het werk was gegaan, me braaf begon te vervelen. Om het geluk van den ouden Kamminga te beschrijven, neen dat kan ik niet, laten dit anderen doen terwijl de brandkast, waarin hare schuld bekentenissen een plaats zouden kunnen vinden, er ongeveer aldus uitziet. BINNENLAND. De Staatscourant van 17 de zer bevat het volgende Door wylen vrouwe E. C. H. C. des Tombe, douairière van G. J. graaf van der Goltz, op 12 Dec. 1892 te 's Hage overleden, is by testament aan den Staat der Nederlanden ten behoeve van's Rijks Museum te^ Amsterdam gelegateerd de gouden beker, aan den Admiraal De Ruyter vereerd, ter jzake van het ver branden der Engelsche vloot in de rï vier van Rochester. Deze beker, welke de herinnering be waart aan een der roemrijkste wapenfei ten uit de geschiedenis van onze macht, zal eerlang in het Nederlandsch Museum te Amsterdam ten toon gesteld worden. De in een fluweelen foudraal bewaarde beker is geheel van goud en bestaat uit aan een kop op een voet gesteld en meteen deksel gesloten. Al de profileeringen zyn versierd met gedreven acanthusbladeren, welke met wit en zwart ©mail opge hoogd zyn. Om den buik van den kop ziet men in veelkleurig email afgebee'd het ver branden der Engelsche vloot door de Nederlaadsche, onder leiding van Corne- lis de Witt als gevolmachtigde der Sta- van den luitenant-admiraal Michiel Adria&nszoon de Ruyter als opperbevel hebber der vloot, en van den luitenaut- admiraal Van Ghent als aanvoerder van het afgezonden smaldeel. De verschillende plaatsen zyn met de volgende opschriften aangeduidChefc- ham, Uptoa, Queeaborow, 'tEyland Shepey, 'fcfort Shfrnasse, Rochester. Do bovenzijde van het deksel i3 vlak en prykt met het geemailleerde wapen schild van Holland. In het deksel leest men het volgend opschrift Extract compendiem, den 2 Julij 1667. //Op 't geproponeerde van heeren G. Raeden in by de Staten goedtgevonden dat an den Lt.-Adml. de Ruyter, Slandts vlote als Generaal gecommaudeert heb ben do, over en ter zaecks van het fa meuse ©xploict den 21, 22 en 23 Juny 1667 op de revieren van Londen en vbd Rochester int werk gestelt, vereert sal worden een goude cop, daerop 'i voorz, exploict uitgebeelt zy en dat tot een gedenkteecken in zyne Familie en voor de Posteriteifc." Accordeert in substantie met de Resolutie van de Staten. By den beker is gevoegd een zilve ren medaille vaa admiraal de Ruyter af komstig, een brief door hgm öndertee- kend, en een stamboom, waaruit blykt hoe de ei flaatster van de admiraal is af gestamd. Bij de begrafenis van Vry dag van het stoffelijk oversohot van don heer De Constant Rebecque, intendant der kooiüklyke paleizen, lid der Staten van Zuid-Holland te 's Graven hage, was de Regentes vertegenwoordigd door den kamerheer jhr. Hoeefft, die den stoet in een hofgalarytuig volgde. Byna alle leden van hot civiel en mi litair huis der Koningin en hofdignita- rissen waren aanwezig. De Raad van Voogdy was vertegenwoordigd door jhr. Rööli, het gewestelijk bestuur door de heeren mr« Blussé en Tavesraat, hot eerste bataljon van den bond der rust., schutteryen volgde met het vaandel in rouwfloers en de officieren aan het hoofd. Majoor Waldeck legde een palmtak op de kist. Voorts waren er deputatiën van de vereenigïngen //TroHW aan Vader land en Koning" en van den Oranje- bond, waarvan de ontslapene eerelid was. Ook was de Vereeniging van ot- ficieren der schutteryen vertegenwoor digd, onder anderen door kolonel Van Someren Brand van Amsterdam. Ver der zag men een aantal vrienden uit de hoogere kringen, leden der Kamers en Staten, de burgemeester en wethouders van Loo8duinen, do burgemeester van 's Gravesande en eene talryke belang stellende menigte, Jhr. Baud herdacht de groeve den ontslapene da pre- duren of de bezittingen van Haarlem komen in /,de Gouden Leeuw" voor schuld onder den hamer". Terwyl onze uitgaven toenemen, ver mindert het natuurschoon in onze ge meente. Door den strengen vorst van twee jaar geleden is de heele mïddelry boomen op de Dreef onder den byl ge vallen en is de Hout weer eens wat dunner gewordeD, dan zy helaas al in de laatste jaren gewor den was. Dit onvermydelyk geval maakt dan ook de wanhoop uit van alle na tuurschoon minnende kindermeisjes, die met de aan hare zorgen toevertrouwde jeugd uit wandelen of uit ryden gaan. Het batig saldo dat van zoo'n jaar verwacht wordt, bedraagt dan ook ge regeld de eerbiedwekkende som van O O O O terwyl door dit hoepelachtige schrikbeeld en door den omvang van de noodzake lijke, byna-noodzakelyke en minder-nood- zakelijke uitgaven de indrukken van het publiek kunnen worden uitgedrukt als volgt: Ook worden door menigeen in still® verzuchting, wanhopige gesticulatiea ge maakt in dezen trant. //Als dat zoo voortgaat", denkt menig eerzaam burger, //dan zal het niet lang Het Wiisonsplein is een schoon© buurt. Het uitzicht is er zoo ruim. Je vindt er niet van die boomen voor je neus of heesters of perken met bloomen, niets daarvan, je kijkt royaalweg over de heele oppervlakte heen. Laat my door een tee kening dat overschoone plein voor het vereeuwigen. Welnu, op deze keurige vlakt© willen Burgemeester en Wethouders een Hoo gere Burgerschool bouwen, ingericht vol gens onderstaande teekening, die ik met groote moeite, ontzaglijke kosten en diep in het geheim, heb kunnen machtig wor den. Maar dat gaat zoó maar niet. De be woners van het plein en van de aan grenzende straten, bedanken er hartelyk voor, om met nog een school t© worden begiftigd. Ze zeggen, dat ze aan de éene school in de Wilhelminastraat al meer dan genoeg hebben en aangezien de mensch, wanneer het zyn belangen raakt, van een vreedzaam schaap verandert in een strijd» lustigen haan, op deze manier, hebben zy een adres ingediend aan den Raad, dat op pootjes staat en waarin zy zich met hand en tand tegen het bouw plan verzetten. Ik voor mij moet zeggen, dat ik het doodjammer zou vinden als het prachtige ruime, extra ruime plein werd ontsierd door zoo'n school. Als B. en W. hun zin niet krygen, trakteer ik mezelven op een fijne sigaar. In den tegenwoordigen tyd, nu de vooruitgang zoo gauw wil, nu is het voor een gemeente haast on doenlijk, om ai de eischen van het pu bliek te vervullen. De goede tyden zyn voorby en de gemeenten tobben zoo met hunne geldmiddelen, dat er 'sook voor Haarlem geen kans meer is, om zooals vroeger, nu en dan eens een slag te slaan in vet vee. De gemeentehuishouding heeft eigen lijk wel wat van een hond die erg mager ie, zóo hard loopt, dat niemand hem kan bijhouden of intoo men en wat eetlust batrelt eenvoudig on- verzadelyk is. Weet men zyn vaart niet te stuiten, dan gaat de gemeeBte achteruit zoo hard als ©en paard maar loopen kan. Eu dan wordt er nog besloten, een mausoleum op te richten dat duizenden guldens kosten zal. Ik zou het hesl vinden, wanneer men maar zeker wiet, dat het zyn geld zou opbreDgen. Maar als dat niet gebeurt, dan kost het maai weer or-ze lieve duiten, die wij toch in het zweet onzes aanschyoe, ieder op zyne wijze, zuur moeten verdienen." Tot zoover was mijn zoon met zyc geïllustreerde historie van Haarlem komen, toen ik hem overviel. //O," riep ik uit, ®wat is die jongen toch een Waartoe bemoeit hij zich vóór hyler mee te maken heeft, met de gemeente- financiën. Als ik met hem ruilen kon, dan ging ik aan de duitsche thema's mocht hij myne verplichtingen als geze burger nakomen Dan zou hem de lost tot teekenen wel vergaan, daar hy zi' tijd wel noodig zou hebben om rekenen hoe hij er in dezen duren tyd nog komen kon FIDELIO»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 6