De Strooper. HAARLEMMER HALLETJES. BINNENLAND. Naar het Fransch van PIERRE DUO. Het was drie uur in den nacht. Jacqaes Leroax, de strooper, rek'e zich ait tas- Hchen de grove lakens, wierp de dekens van zicb, streek op den mnor een lucifer af en stak de kaars aan. Brrr... het was koud in do hut. Er was evenwel niets aan te doen, hy moest er op uit om de strikken die hy den vorigen dag gezet bad, na te zien. Nif, de jachthond, geschikt voor alles, stond dadelyk op vau zyn stroologer naast hei bed van zyn meester en kwam geeuwend naar dezen toe. Een wonderlijke hond was die Nif, met zijn afgesneden staartje, zijn sterke spieren die hy nu by het ontwaken uit den diepen slaap krampachtig uitrekte en zyne vriendelijke, trouwe oogeu, die aan zyn moester schenen te vrager flWaar gaan we vanmorgen heen Is het gemunt op de hazen, die ronddarte lend door de koolvelden, hier en daar een hap doen voor ze naar huu hol terngkeeren Op de eenden en snippen, die verkleumd op de oevers van den vyver staan en in de struiken, op de witte patryzen verscholen in de versche voren, of op de roode, die tegen elkander hurken als bevreesd voor de kou Zeg. wie geldt het vannacht? Spoedig zal over eenige uren de zon opgaan. Op we^ 1" Maar het eenige antwoord dat Nif ontving, was oen schop. Hij ging verderop zitten wachten en een oogenblik later opende zyn meester een kast en wierp hem een stuk droog brood toe, dat het beest met smaak opat. Leroux nam daarop zelf een paar sneden brood, droDk een halven liter witten wijn, haalde daarop het achter een balk ver borgen geweer te voorschijn, hiog zich de vuile weitasch om en sloop, door Nif gevolgd, de hut uit, in den donkeren nacht, II. 't Was koud. Gryze wolken dreven aan het luchtruim en verduisterden tel kens de maan. Hier en daar fladderden kleine vleermuizen, nu en dan klonk het naargeestig hoe... hoe... van een nachtuil. Waar de boschwachters nu waren? Och, Leroux wist het wel, er was van hen op dit uur weinig te vreezen. In hun warm bed lagen zij, zelfs de moedigste, de oudste Bochard. Te meer nog, omdat de Graaft hun meester, naar Parys was en zij dus niet hoefden te vreszen voor de slagen van zijn geweerkolf op de ronde, die hy midden in den nacht deed om te zien of ze op hun post waren. Evenwel bleef Jacques Leronx dicht bij het kas'eel opeens staan en zich voor over buigende, keek hy aandachtig naar den grond. Inderdaad, hy had zich niet vergist, By het maanlicht zag hy de indrukken van Bchoenen, breed en lang, als van oude laarzen die uit het bosch vandaan kwamen en weer daarheen teruggingen, De ervaren strooper zag dadelijk dat ze versch waren, hoogstens twee uur oud. Kyk, kyk, kijk S Wat kon ®Sït wezen De strooper keek zyn boud aan, die de sporen besnuffeld had ©n nu, den kop tot zyn meester opheflende, de tanden liet zien. Slecht teeken 1 De man en het dier, elkaar begry pende, bleven staan luisteren, terwijl zij hunne sterk ontwikkelde zintuigen tot het uiterste inspanden. //Ik wed, dat die knapen in de hut van den kolenbrander zitten, aan het andere einde van de open plek'', zei de strooper in zïchzelven. //Maar het zijn kon worden gesloten van sterke twygen, III geen kameraden uit destreek. Wie kun- n -et dan zyn?" Daarop boog hij zich naar zyn hond, bet gezicht streng samengetrokken eo vlak voor de lichtende oogen van den bond, de vuist dreigend epgehe/en, flaisterde bij: //Stil, Nif, versta je, stil Het consigae was begrepen, de stroo- pershond zou voor niets ter wereld ge blaft of zelfs maar even gebromd hebben na dit bevel. Geruchtloos, met een grooten omweg, om niet over de open plek te gaan, die op dit oogenblik baadde In het witte maanlicht, slopen de strooper en zijn hond langraam tUBsehen de riteelende boomea door, toldat ze op twee pas af- stand3 van den hut van den kolenbrander waren gekomen. Het was een ruw opgetrokken en oude hut, gelijkende op een uitgehold suikerbrood, gemaakt van sterke tak ken, die aan den top bij elkaar waren gebracht en overal, behalve by de deuropening, met dikke gras zoden waren belegd, De deur was laag ga'c, dat san de binnenzy*de met een netwerk Jacques Leroux had zich niet vergist, er werd daarbinnen gesproken. z/Op mijn woord, je bent een lafaard. Ik zeg je immers, dat de patroon niet op het kasteel is. De keukenmeid, die mij vanmorgen twee cognacjes en een stuk spek heelt gegeven, heb ik zelf tot de andere hooien, twee oude kerels en een jongen, hooren zeggen 't is toch maar ple zierig, als je zoo maar eens naar Parys kunt gaan als je daar lust in hebt i,Croedt goed, wordt maar niet kwaad. Je weet, ik wil er niet weer invliegen!" ,/En ik dan?" z/Ja, maar als ik weer gesnapt word sturen ze my naar buiten.l) Nachtelijke inbraakbewoond huis ik weet er alles van. 't Is aangebrand hoor, Bibi ruikt liever de buitenlucht I" //Komaan, ik zeg je immers dat er niets dan oude kerels in huis zijn. 't Is zoo veilig als een wandeling op den boulevard. Het dorp is ver en by de stallen staat een ladder. Even een ruit. uitgesneden, zachtjes naar binnen, alles slaapt wy gappen wat we vinden..." //En de honden //In de schemering heb ik stokjes vleesch by het hok laten vallen, daxr zullen ze aan smullener is er geen een die een poot verroert *Goed dan, je hebt gelyk. Wie niet waagt, niet wint. Vooruit dan maar!" Jacques Leroux begreep dat hy ge noeg gehoord had. Met een sprong wist hy zich nog bytyds te verbergen ach ter een stapel hout, de eene hand op den snuit van Nif, in de andere het ge weer. De twee bandieten kwamen uit hun schuilhoek te voorschijn, gereed om eveneens op jacht te gaan. IV Het was een gedachte strooper, die Jacques Leroux, een van die koppige en norscbe naturen, die men in de bos- scfaen vindt, bekend met de gewoonten van de dieren als met zyne eigene, Of hy gevaarlyk was Hy had het kunnen worden. Wanneer een bosch wachter of een gendarme hem in den nacht was komen beletten om een haas mee te nemen die hy gestrikt had, zoo'n dier dat in den vroegen morgen de jonge plantjes van zyn, Leroux' l) De tiraf kolonie van Frankrijk Nieuw Caledonië. Vert korenveld opvrat, dan ja, dan had een van toorn bevende hand het geweer wel eens op de borst van zyn vijand kunnen afschieten. Maar onder die ruwe schors sluimerde een aaoleg voor zacht en dankbaar ge voel, dat hy niet eens wist dat hy bezat. Eenige weken geleden was zijn doch tertje, zyn eenig kind, zeer ziek gewor den en toen hij reeds niet anders dacht dan dat hij haar zou moeten missen, had hij op zekeren morgen een dame io zijn hut zien binnentredenja, waar lyk, de gravin zel-*e, alleen en Se voex. Iq haren zak had zij eenige ileschjes met medicijn en ah een moeder, volstrekt niet trotsch, was zy naar het bedje ge gaan, waar het kind in heete koortsen fag. Hoe had zij het kind verzorgd, de kussens opgeschud, haar brandend voor hoofdje gestreeld en de klamme handjes gedrukt met een vertroostead //het zal wel spoedig beter zijn, liefste terwyi het kleine meisje in haar ijlen, de kan ten van den mantel barer verpleegster, krampachtig verscheurde. Vyimaal was zy daarna teruggekomen, de fee met hare gouden haren, de vriendelyke oogen schitterend als sterren, glimlachend en betooverend. De kleine was spoedig hersteld en praalte over niets, dan o;er naar //lieve dame", zoo zelfs, dat Jacqaes Leroux sinds dien tijd zoo weinig mogelijk wild van den Graaf stroopte, al stelde hij zich dan ook op het aangrenzend jacht terrein daarvoor schadeloos. En nu souien twee schurken die lieve dime en hare kinderen bestelen, ja henzelf kwaad doen misschien. O noen, wacht even, Jacques Leroux is er ook nog! y. ge- Met groote sprongen snelde Leronx dwars door het struikgewas naar het kasteel en hy kendo het bosch zoo goed, dat toen hy zich in eea boseaje vlak bij den stal, verscholen had, de twee bandieten nog door het bosch slopen. Eenige oogenblikken zag hij, neerge hurkt, hen te voorse iijn komen en daarna zich verschuilen acnter een dikken boom, om te luisteren. Toen liepen ze naar den stal en haalden daar de vergeten ladder te voorschijn. Zachtjes zetten zy de ladder onder het venster van de kamer waar Leroux wist, dat de gravin met hare jongste kinderen sliep en een der kerels klom naar boven. Klaarblijkelijk had hij dit werk al meer bij de hand gehad, want by het uit so y den van de ruit hoorde Leroux niet het minste knarsend geluid. In een minnut was er een gat in het glas, de inbreker stak er zyn arm doorheen om de sluiting af te schuiven; reeds ging het venster opeD, de tweede bandiet stond al op het midden van de ladder, gereed om zyn makker te volgen, een mes tusschen de tanden geklemd. Plotseling donderde een sehet in de stilte van den nacht, weerkaatst door het dal en de twee schelmen, versteld van schrik, hadden nog geen voet verzet, toen een zware Gtem hun toeriep //Past opDe eerste die een beweging maakt, i6 des doods l" Nif was op een teeken van zyn mees ter vooruit gesprongen en rechtop staande tegen de ladder, uitte hij een onheilspellend gegrom. Leroux had in de lucht geschoten, alleen met het doelde bedienden te wekken daarop had hy dadelyk zyn geweer opnienw geladen, maar bleef verscholen in het boschje, zoodat de ban dieten niet wisten met hoeveel personen zy te doen hadden. Maar indien zy zich verroerd hadden, zon de strooper hen stellig behandeld hebben zooals hy de konijnen deed. De twee schelmen dachten er niet aan, zij beefden van angst vooral ook omdat overal in het kasteel lichten wer den ontstoken en geroep gehoord werd. Blykbaar waren de bewoners door het schot ontwaakt. Klappertandend van vrees, schreeuwden ze//schiet niet, schiet niet Voorzichtigheidshalve liet Leroux den haan *an zij0 geweer herhaaldelijk op en neer gaao, alsof een geheel leger de geweren laadde. Onbewegelijk als stand beelden bleven d8 kerels op de ladder staan en een oogenblik later kwamen de drie bedienden toesnellen, half ge kleed, twee hunner met geweren wapend. Uit zyn schuilhoek riep Leroux een hunner aao. //Wees niet bevreesd, Frarrpis, ik ben het Leroux, ik heb geschoten om deze kerels te knippen Daarop kwam hij voor den dag en verhaalde, hoe de zaak zich had toege- dragen. De koetsier sprong te paard om de gendarmes uit het dorp te gaan halen en eao halfuur later werden Bémont, bij genaamd de Rozenstroik en Delafoese, bator bekend als //Bibi, de wyakan," uitgenoodigci van ban ladder af te komen en zich de boeien te laten aanleggen, waaraan zy hoogst beleefd gehoor gaven. VI Den volgenden dag was de graaf in allerijl teruggeroepen weer op het kasteel en bood Leroux een post van bosch wachter aan met dubbel traktement. Maar de strooper, zyn pet tusschen de vingers draaiend stamelde„Neen me neer de graaf, dank u, neen u be grijpt, ik kan zoo maar niet van leven veranderen Toen evenwel kwam de gravin na derbij en met haar vriendelijke stem zeide ze: //Jacques, je hebt ons het le ven gered, neem aan, ik verzoek je er om, terwille van je dochtertje, ik zal mij dan met hare opvoeding belasten. //Weiger je nu nog //Mevrouw voor a welnu, ik neem het aan, ik zal alles doen wat u verlangt. U is zoo goed voor ons ge weest, en heeft mijn kleine Madeleine genezen. 't Is afgesproken,ik zal een bosch wachter zyn en een goede bosch wach ter, daar kunt u op aan!" Jacqaes Leroux heeft woord gehouden. Madeleine bracht sedert dien tijd dage lijks aan de gravin groote bonquettea van wilde bloemen, primula veris, myo sotis, viooltjes, omringd met mos en fljn gras en die bouquetten waren de eerste weken samengebonden met de strik ken van den voormaligen strooper. Ben Zaterdagavondpraatje. CLXIV. Terwyi ik de Jansstraat langs wandel, kryg ik opeens een wolk stof in myn gezicht, zoodat ik ternauwernood meer kijken kan. Het volgende oogenblik hoor ik een dof geratel by mij en een stem roept//hei't Is te laat, ik voel plot seling een waterstroom tegen myn body aanplassende waterwagen, die juist achter de stofwolk aankwam, heeft me geraakt. En dat op mijn geelgrijs zomer pakje 1 't Ziet er uit, alsof de natuur er een zandtaart op heeft willen maken, maar het niet verder heeft gebracht dan tot het deeg. Ik sta daar en mopper en zou alle stofwolken, waterkarren en waterkarre- mannen wel voor levenslang op de Botermarkt willen zien opgesloten, daar komt mijn vriend Hupstra voorbij, loo- pende naast een grooten bokkenwagen waar een kolossale bok voor loopt te trekken, terwyi zyne, dat wil zeggen Hupstra's, kinderen in het wagentje zitten. //Bonjour", zeg ik. //Amuseer je je nogal z/Kostelyk," zegt hij. //Ik doe een nuttig werk, moet je denken. Zie je dien bok? Welnu, dat is een broer van den eersten pryswinner uit d6B wedstry'd te Amsterdam." //Ei zoo," zeg ik en neem myn hoed af, want voor uitblinkende lui heb ik altijd respect. De broer van den prijs- winner te AmsterdamHoe dom, dat ik niet dadelyk gelijkenis had gezien//En moet dat waardige dier," zoo ga ik voort, //den wagen trekken? O, Hup stra /Ja, wacht eens even," zegt hy, //met je welnemen, hij is in training 1" z/Ahroep ik vol enthousiasme uit, z/in training! Hoe merkwaardig interes sant. En op welke wyze wordt dit edele dier wel getraind?" z/Dat zal ik je vertellen, 's Morgens krijgt hy wat fijngehakte biefstuk en water met wyn. Dan te elf uur een ei, te eén uur weer fijngehakte biefstuk, te drie uur een glas zuiveren portwijn en zoo om de twee uur het een of ander, totdat hy gaat slapen. Dan zyn er nog andere voorschriften. Er mag op twintig pas afstands van zyn hok niet gerookt wor den wacht, dat is waar ook, je rookt, doe me het plezier fZeker," zei ik en smeet myn sigaar in de Nieuwe Gracht. //Verder mogen vooral zijn zenuwen niet worden gekwetst. Onaangename geluiden zyn voor de training hoogst sohadelyk. Ik heb dan ook myn keuken meid moeten wegsturen, die had zoo'n afschuwelijke stem en ze was maar niet te bewegen, haar mond dicht te houden of ten minste te fluisteren. Nou, dacht ik eindelijk, Hupstra, als je kiezen moet tusschen de training en de keukenmeid, dan is natuurlijk de keus gemakkelijk." Je koos de training," zei ik, //dat spreekt vanzelf. En is die jongen de Een officieel hofbericht heetc het Reuter-telegram van het over ly den van den Vorst van Waldeck-Pyr mont bevestigd. De koninklijke paleizen zyn op hooger last gesloten. De baron Van Hardenbroek is naar Buckeburg vertrokken, om H. M. de Koningin-Regentes te vertegenwoordi gen by de begrafenis van den vorst van Lippe-Schaumburg. George Victor, vorst van Waldeck- Pyrmont, werd geboren te Arolsen 14 Januari 1831 en bereikte dus den leef tijd van ruim 62 jaren. Hij was gene raal der pruisische infanterie en chef van het regiment infanterie von Wittich. De vorst is tweemalen gehuwd geweest eerst met Helena, prinses van Nassau, met wie hy van 26 September 1853 tot aan haren dood op 27 October 1888 in den echt verbonden wasdaarna met Louise, prinses van SleeswykSonder- burgGlnecksburg, met wie hy op 20 bestuurder in den eerstvolgenden wed strijd z/Ja en een ferme kerel wordt het," zei. Hupstra. //Hy krygt les van een koetsier, hoe hy mennen moet, drie uur per dag en eiken dag rydt hij met den bok zes maal de Kleverlaan op en neer en hy verzorgt hem zelf, want aan een ander kun je zoóiets onmogelijk toever trouwen." //Zoo, dat zal nogal wat tyd in beslag nemen," zei ik. zy Ja, 't is tydroovend. De jongen had geen tyd over om naar school te gaan zijn lessen te leeren. Ik heb hem dan ook maar tydelijk van de school afgenomen. Als de wedstry'd voorbij is, zullen we wel verder zien l" z/Je hebt groot gelyk," zei ik. ff Al die leerdery is maar gekheid. Stevige spieren moet je hebben, dan kan je een prys winnen by een wandel- of worstelwed strijd. Ja, waarde vriend Hupstra, de zegeningen van de wedstrydsstrooming (hoe vind je dat woord? tusschen twee haakjes) ik herzeg de zegeningen van de wedstrydsstrooming zyn vele. Terecht ziet men in, dat er niet te vroeg kan worden begonnen, de jeugd liefde voor alle mogelijke wedstryden in te boe zemen. Hebt je niet nog een kleine van een jaar of twee Ja juist," zei hy in gespannen ver wachting. //Welnu, in Kampen krijgen we bin nenkort een allerprachtigsten wedstry'd voor kinderen van twee jaar, wie de meeste keeren //papa" of //mama" kan zeggen. Het concours is verdeeld in April 1891 in het huwely'k trad. Uit het eerste huwely'k zyn 5 kinderen in leven behalve onze Koningin Regen, tes, prinses Pauline, gehuwd met Alexis, vorst van Beintheim-Steinfurtprinses Halene, weduwe van den hertog van Albany; erfprins (thans vorst) Frederik, geboren 20 Januari 1865, eD prinses Elisabeth. Uit het tweede huwelyk is één zoon, prins Wolrad Frederik, gebo ren 26 Juni 1892. Ongetwijfeld zal onze natie van harte deelen in den ewaren slag, die onze Koningin-Regentes door het overlyden van haren beminden valer trof. De //Münchener Allgemeine Zeitang" bevat eenen brief uit Amster dam, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het feit dat iraneche offleierea hunne inspectiereizen tot ie Nederland uitstrekken en dat b. v. <ie fransche mi litaire attaché, kapitein Haillot, door naderlandsche hoofdoificieren is vergezeld. Reeds vroeger zou bij eene overeenkom- stige gelegenheid de dnïtsche regeering met goed gevolg hare bezwaren te 's Gra ven hage hebben doen kennen, en ze moest dit nu nog maar eens doeo. Op Teasel is op 56-j arisen leef tyd overleden Jan Stark, bootsman der reddingbooten van Eierland en Koog, Gedurende 22 jaren nam hij zyn moeie lyke taak waar en deed menigen ge vaarlijken tocht. By" eene redding o. a, sloeg zijn boot tot driemaal vol water. Toch gaf Stark den moed niet op Hy ondernam den vierden tocht en redde al de schepelingen. By eene andere gelegen heid redde hy bij stormweer de scLip' breukelingen van een voorbijdrijvend wrak. De laatste jaren genoot hy van de Ned. Z. H. R. Maatschappij een jaargeld. Donderdagmiddag v e r m a a fe te op de uitspaaningsplaats „De Zwalu wenberg" aan den Utrechtschen weg onder Hilversum een knaap uit Utrecht zich met in den speeltuin over de ket tingbrug te gaan- Hy raakte er met doa voet in verward, sloeg achterover er af en bleef op de plaats dood. Men meldt uit Middelburg Na het wegbrengen van familie naar den tram huiswaarts keerende, werden Donderdagavond laat twee personen, B, (machiaist op de Zeeuwsche Spoorboot) en diens vader, plotseling door twee sujetten aangerand. Een hevige worsteling volgde, waarby' de jonge man een diepe messmede over het voorhoofd en een over den pols ontving. Vrijdagmorgen werd deze een zeer oppassend man naar het gasthuis ver voerd hy' verkeerde nog steeds in be- wusteloozen toestand. De daders twee jeugdige boosdoe ners zyn des nachts ten hunnen huize gearresteerd. Volgens een nader bericht is het on gelukkig slachtoffer der aanranding in het gasthnis overleden. Een zware brand heeft d baactschap Goidschaixoord gedeeltelijk in eenen puinhoop veranderd. De brand ontstond bij den broodbakker Roos en tastte dadelyk de aangrenzende arbei derswoningen en de bouwmanswoning van A. C. Dronkert Sr. aan. Vervol gens sloeg de vlam naar de overzyde der straat, en zette daar den manufac turenwinkel van Vao der Linden, het huis van A. C. Dronkert Jr., benevens de schuur en arbeiderswoningen io lichte laaie. By het huis van Middelhoek wer den de vlammen gestuit, welk huis be houden bleef. Al de andere zijn met het grootste gedeelte der inboedels verwoest. Een lykje §van een kind van 11 jaar werd uit de brandende huizen gehaald. Het verbrande is gedeeltelijk laag, en gedeeltelijk niet verzekerd. twee afdeelingen, een voor mannen en een voor vrouwen. De mannen moeten papa, de vrouwen mama zeggen. Wie begint t© huilen geeft daarmee te kennen, dat hy den stryd opgeeft, terwyi ook andere intermezzos, die by kinderen van dien leeftyd voorkomen, den mede dinger //hors de concours" stellen. De drie pryswioners zullen ïn een eerewedstryd een vaderlandsch lied zingen en wie dat het beste doet krygt een zilveren rammelaar. De pryzen bestaan overigens nit kostbare draagmedailles." Hupstra glansde van genoegen en verzekerde m$, dat zyn kleine jongen stellig en zeker aan dien uitstekend ver zonnen wedetryd zou deelnemen. Van heden af zou hy hem op het woord //papa" gaan trainen. Als de jongen het geen vijftigmaal achter elkaar zei, zou hy geen eten krijgen. Daarop namen we afscheid, beiden zeer wel over ons gesprek voldaan. Hupstra, na den bok met wat eau de cologne te hebben besprenkeld, trok met zyn voer tuig verder, terwyi ik naar huis terug- keerende, de mogelijkheid overdacht van een concours van zuigelingen in lang- slapen, met prijzen die zouden bestaan uit met goud, zilver of nikkel gemonteerde zuigfleeschen. Wat leven wij toch in een gulden tyd Heel het menschdom meet zich in snelheid, in schoonheid, in kracht! Wie het hardste loopen kan, wie de kleinste voeten heeft wie het eerst een ander op den grond kan worstelen, wat nuttige zaken zyn dat! Hoe die arme onbeschaafde volken in Azië, Afrika en Australië kunnen leven zonder wedstrijden, is een onop losbaar raadsel. Enfin, we weten dan ook allemaal, dat het er ook leven naar is. De gasmeeting, die de kiesvereeniging //Vooruitgang" en de vereenigiog van industrieelen en kooplieden hier Dins dag gehouden hebben, is goed geslaagd, beter dan velen aanvankelijk zullen heb ben verwacht. De heer Hymans toch heeft zich wyselijk niet op glad ys ge waagd en de technische kweBtie heelenal bulten beschouwing gelaten, of daarover eenvoudig vragen gesleld. Ook heeft hij zich niet verdiept in cyfeis, die door andere wijze van opzetten totaal omver kunnen worden gesmeten en die vooral by de gaskwestie zoo moeilijk zyn te taxeeren, omdat elke gemeentelijke fa- briek (en van de gemeente exploitatie alleen zyn de cyfers bekend) er andere manier van balans maken op nahoudt. Zonder nog dadelyk te willen onder- schryven, dat de waarde van het Har- menjansveld 75000 gulden zou bedragen, kan toch geconstateerd worden, dat ter wyi er vyf gaskundigen in de zaal wa ren, waaronder de twee chefs der fabriek alhier, van hunne zyde het verzet tegen de opinieën van den spreker zich heeft bepaald tot eenige weinig beteekenende aanmerkingen van den heer Teunisse. Voor de tegenstanders van concessie verlenging is het een goede dag geweest. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 6