De Strooper.
HAARLEMMER HALLETJES.
BINNENLAND.
Naar het Fransch
van
PIERRE DUO.
Het was drie uur in den nacht. Jacqaes
Leroax, de strooper, rek'e zich ait tas-
Hchen de grove lakens, wierp de dekens
van zicb, streek op den mnor een
lucifer af en stak de kaars aan.
Brrr... het was koud in do hut. Er
was evenwel niets aan te doen, hy
moest er op uit om de strikken die hy
den vorigen dag gezet bad, na te zien.
Nif, de jachthond, geschikt voor alles,
stond dadelyk op vau zyn stroologer
naast hei bed van zyn meester en kwam
geeuwend naar dezen toe.
Een wonderlijke hond was die Nif,
met zijn afgesneden staartje, zijn sterke
spieren die hy nu by het ontwaken uit
den diepen slaap krampachtig uitrekte
en zyne vriendelijke, trouwe oogeu, die
aan zyn moester schenen te vrager
flWaar gaan we vanmorgen heen Is
het gemunt op de hazen, die ronddarte
lend door de koolvelden, hier en daar
een hap doen voor ze naar huu hol
terngkeeren Op de eenden en snippen,
die verkleumd op de oevers van den
vyver staan en in de struiken, op de
witte patryzen verscholen in de versche
voren, of op de roode, die tegen elkander
hurken als bevreesd voor de kou Zeg.
wie geldt het vannacht? Spoedig zal
over eenige uren de zon opgaan. Op we^ 1"
Maar het eenige antwoord dat Nif
ontving, was oen schop. Hij ging verderop
zitten wachten en een oogenblik later
opende zyn meester een kast en wierp
hem een stuk droog brood toe, dat het
beest met smaak opat. Leroux nam
daarop zelf een paar sneden brood,
droDk een halven liter witten wijn,
haalde daarop het achter een balk ver
borgen geweer te voorschijn, hiog zich
de vuile weitasch om en sloop, door Nif
gevolgd, de hut uit, in den donkeren nacht,
II.
't Was koud. Gryze wolken dreven
aan het luchtruim en verduisterden tel
kens de maan. Hier en daar fladderden
kleine vleermuizen, nu en dan klonk het
naargeestig hoe... hoe... van een nachtuil.
Waar de boschwachters nu waren?
Och, Leroux wist het wel, er was
van hen op dit uur weinig te
vreezen. In hun warm bed lagen zij,
zelfs de moedigste, de oudste Bochard.
Te meer nog, omdat de Graaft hun
meester, naar Parys was en zij dus niet
hoefden te vreszen voor de slagen van
zijn geweerkolf op de ronde, die hy
midden in den nacht deed om te zien
of ze op hun post waren.
Evenwel bleef Jacques Leronx dicht
bij het kas'eel opeens staan en zich voor
over buigende, keek hy aandachtig naar
den grond.
Inderdaad, hy had zich niet vergist,
By het maanlicht zag hy de indrukken
van Bchoenen, breed en lang, als van
oude laarzen die uit het bosch vandaan
kwamen en weer daarheen teruggingen,
De ervaren strooper zag dadelijk dat ze
versch waren, hoogstens twee uur oud.
Kyk, kyk, kijk S Wat kon ®Sït wezen
De strooper keek zyn boud aan, die
de sporen besnuffeld had ©n nu, den kop
tot zyn meester opheflende, de tanden
liet zien. Slecht teeken 1
De man en het dier, elkaar begry
pende, bleven staan luisteren, terwijl zij
hunne sterk ontwikkelde zintuigen tot
het uiterste inspanden.
//Ik wed, dat die knapen in de hut
van den kolenbrander zitten, aan het
andere einde van de open plek'', zei de
strooper in zïchzelven. //Maar het zijn
kon worden gesloten
van sterke twygen,
III
geen kameraden uit destreek. Wie kun-
n -et dan zyn?"
Daarop boog hij zich naar zyn hond,
bet gezicht streng samengetrokken eo
vlak voor de lichtende oogen van den
bond, de vuist dreigend epgehe/en,
flaisterde bij: //Stil, Nif, versta je, stil
Het consigae was begrepen, de stroo-
pershond zou voor niets ter wereld ge
blaft of zelfs maar even gebromd hebben
na dit bevel.
Geruchtloos, met een grooten omweg,
om niet over de open plek te gaan, die
op dit oogenblik baadde In het witte
maanlicht, slopen de strooper en zijn
hond langraam tUBsehen de riteelende
boomea door, toldat ze op twee pas af-
stand3 van den hut van den kolenbrander
waren gekomen.
Het was een ruw opgetrokken en
oude hut, gelijkende op een uitgehold
suikerbrood, gemaakt van sterke tak
ken, die aan den top bij elkaar waren
gebracht en overal, behalve by
de deuropening, met dikke gras
zoden waren belegd, De deur was
laag ga'c, dat san de binnenzy*de
met een netwerk
Jacques Leroux had zich niet vergist,
er werd daarbinnen gesproken.
z/Op mijn woord, je bent een lafaard.
Ik zeg je immers, dat de patroon niet
op het kasteel is. De keukenmeid, die
mij vanmorgen twee cognacjes en een
stuk spek heelt gegeven, heb ik zelf tot
de andere hooien, twee oude kerels en een
jongen, hooren zeggen 't is toch maar ple
zierig, als je zoo maar eens naar Parys
kunt gaan als je daar lust in hebt
i,Croedt goed, wordt maar niet kwaad.
Je weet, ik wil er niet weer invliegen!"
,/En ik dan?"
z/Ja, maar als ik weer gesnapt word
sturen ze my naar buiten.l)
Nachtelijke inbraakbewoond
huis ik weet er alles van. 't Is
aangebrand hoor, Bibi ruikt liever de
buitenlucht I"
//Komaan, ik zeg je immers dat er
niets dan oude kerels in huis zijn. 't Is
zoo veilig als een wandeling op den
boulevard. Het dorp is ver en by de
stallen staat een ladder. Even een ruit.
uitgesneden, zachtjes naar binnen, alles
slaapt wy gappen wat we vinden..."
//En de honden
//In de schemering heb ik stokjes
vleesch by het hok laten vallen, daxr
zullen ze aan smullener is er geen
een die een poot verroert
*Goed dan, je hebt gelyk. Wie niet
waagt, niet wint. Vooruit dan maar!"
Jacques Leroux begreep dat hy ge
noeg gehoord had. Met een sprong wist
hy zich nog bytyds te verbergen ach
ter een stapel hout, de eene hand op
den snuit van Nif, in de andere het ge
weer. De twee bandieten kwamen uit
hun schuilhoek te voorschijn, gereed om
eveneens op jacht te gaan.
IV
Het was een gedachte strooper, die
Jacques Leroux, een van die koppige en
norscbe naturen, die men in de bos-
scfaen vindt, bekend met de gewoonten
van de dieren als met zyne eigene,
Of hy gevaarlyk was Hy had het
kunnen worden. Wanneer een bosch
wachter of een gendarme hem in den
nacht was komen beletten om een haas
mee te nemen die hy gestrikt had,
zoo'n dier dat in den vroegen morgen
de jonge plantjes van zyn, Leroux'
l) De tiraf kolonie van Frankrijk
Nieuw Caledonië. Vert
korenveld opvrat, dan ja, dan had een
van toorn bevende hand het geweer wel
eens op de borst van zyn vijand kunnen
afschieten.
Maar onder die ruwe schors sluimerde
een aaoleg voor zacht en dankbaar ge
voel, dat hy niet eens wist dat hy bezat.
Eenige weken geleden was zijn doch
tertje, zyn eenig kind, zeer ziek gewor
den en toen hij reeds niet anders dacht
dan dat hij haar zou moeten missen,
had hij op zekeren morgen een dame io
zijn hut zien binnentredenja, waar
lyk, de gravin zel-*e, alleen en Se voex.
Iq haren zak had zij eenige ileschjes
met medicijn en ah een moeder, volstrekt
niet trotsch, was zy naar het bedje ge
gaan, waar het kind in heete koortsen
fag. Hoe had zij het kind verzorgd, de
kussens opgeschud, haar brandend voor
hoofdje gestreeld en de klamme handjes
gedrukt met een vertroostead //het zal
wel spoedig beter zijn, liefste terwyi
het kleine meisje in haar ijlen, de kan
ten van den mantel barer verpleegster,
krampachtig verscheurde. Vyimaal was
zy daarna teruggekomen, de fee met
hare gouden haren, de vriendelyke
oogen schitterend als sterren, glimlachend
en betooverend.
De kleine was spoedig hersteld en
praalte over niets, dan o;er naar //lieve
dame", zoo zelfs, dat Jacqaes Leroux
sinds dien tijd zoo weinig mogelijk wild
van den Graaf stroopte, al stelde hij
zich dan ook op het aangrenzend jacht
terrein daarvoor schadeloos.
En nu souien twee schurken die lieve
dime en hare kinderen bestelen, ja henzelf
kwaad doen misschien. O noen, wacht
even, Jacques Leroux is er ook nog!
y.
ge-
Met groote sprongen snelde Leronx
dwars door het struikgewas naar het
kasteel en hy kendo het bosch zoo goed,
dat toen hy zich in eea boseaje vlak
bij den stal, verscholen had, de twee
bandieten nog door het bosch slopen.
Eenige oogenblikken zag hij, neerge
hurkt, hen te voorse iijn komen en daarna
zich verschuilen acnter een dikken boom,
om te luisteren. Toen liepen ze naar den
stal en haalden daar de vergeten ladder
te voorschijn.
Zachtjes zetten zy de ladder onder
het venster van de kamer waar Leroux
wist, dat de gravin met hare jongste
kinderen sliep en een der kerels klom
naar boven.
Klaarblijkelijk had hij dit werk al
meer bij de hand gehad, want by het
uit so y den van de ruit hoorde Leroux
niet het minste knarsend geluid. In een
minnut was er een gat in het glas, de
inbreker stak er zyn arm doorheen om
de sluiting af te schuiven; reeds ging
het venster opeD, de tweede bandiet
stond al op het midden van de ladder,
gereed om zyn makker te volgen, een
mes tusschen de tanden geklemd.
Plotseling donderde een sehet in de
stilte van den nacht, weerkaatst door
het dal en de twee schelmen, versteld
van schrik, hadden nog geen voet verzet,
toen een zware Gtem hun toeriep
//Past opDe eerste die een beweging
maakt, i6 des doods l"
Nif was op een teeken van zyn mees
ter vooruit gesprongen en rechtop
staande tegen de ladder, uitte hij een
onheilspellend gegrom.
Leroux had in de lucht geschoten,
alleen met het doelde bedienden te
wekken daarop had hy dadelyk zyn
geweer opnienw geladen, maar bleef
verscholen in het boschje, zoodat de ban
dieten niet wisten met hoeveel personen
zy te doen hadden. Maar indien zy zich
verroerd hadden, zon de strooper hen
stellig behandeld hebben zooals hy de
konijnen deed.
De twee schelmen dachten er niet
aan, zij beefden van angst vooral ook
omdat overal in het kasteel lichten wer
den ontstoken en geroep gehoord werd.
Blykbaar waren de bewoners door het
schot ontwaakt. Klappertandend van
vrees, schreeuwden ze//schiet niet,
schiet niet
Voorzichtigheidshalve liet Leroux den
haan *an zij0 geweer herhaaldelijk op
en neer gaao, alsof een geheel leger de
geweren laadde. Onbewegelijk als stand
beelden bleven d8 kerels op de ladder
staan en een oogenblik later kwamen
de drie bedienden toesnellen, half ge
kleed, twee hunner met geweren
wapend.
Uit zyn schuilhoek riep Leroux een
hunner aao. //Wees niet bevreesd,
Frarrpis, ik ben het Leroux, ik heb
geschoten om deze kerels te knippen
Daarop kwam hij voor den dag en
verhaalde, hoe de zaak zich had toege-
dragen. De koetsier sprong te paard om
de gendarmes uit het dorp te gaan halen
en eao halfuur later werden Bémont, bij
genaamd de Rozenstroik en Delafoese,
bator bekend als //Bibi, de wyakan,"
uitgenoodigci van ban ladder af te komen
en zich de boeien te laten aanleggen,
waaraan zy hoogst beleefd gehoor gaven.
VI
Den volgenden dag was de graaf in
allerijl teruggeroepen weer op het kasteel
en bood Leroux een post van bosch
wachter aan met dubbel traktement.
Maar de strooper, zyn pet tusschen de
vingers draaiend stamelde„Neen me
neer de graaf, dank u, neen u be
grijpt, ik kan zoo maar niet van leven
veranderen
Toen evenwel kwam de gravin na
derbij en met haar vriendelijke stem
zeide ze: //Jacques, je hebt ons het le
ven gered, neem aan, ik verzoek je er
om, terwille van je dochtertje, ik zal
mij dan met hare opvoeding belasten.
//Weiger je nu nog
//Mevrouw voor a welnu,
ik neem het aan, ik zal alles doen wat
u verlangt. U is zoo goed voor ons ge
weest, en heeft mijn kleine Madeleine
genezen. 't Is afgesproken,ik zal een bosch
wachter zyn en een goede bosch wach
ter, daar kunt u op aan!"
Jacqaes Leroux heeft woord gehouden.
Madeleine bracht sedert dien tijd dage
lijks aan de gravin groote bonquettea
van wilde bloemen, primula veris, myo
sotis, viooltjes, omringd met mos en fljn
gras en die bouquetten waren de eerste
weken samengebonden met de strik
ken van den voormaligen strooper.
Ben Zaterdagavondpraatje.
CLXIV.
Terwyi ik de Jansstraat langs wandel,
kryg ik opeens een wolk stof in myn
gezicht, zoodat ik ternauwernood meer
kijken kan. Het volgende oogenblik hoor
ik een dof geratel by mij en een stem
roept//hei't Is te laat, ik voel plot
seling een waterstroom tegen myn body
aanplassende waterwagen, die juist
achter de stofwolk aankwam, heeft me
geraakt. En dat op mijn geelgrijs zomer
pakje 1 't Ziet er uit, alsof de natuur er
een zandtaart op heeft willen maken,
maar het niet verder heeft gebracht dan
tot het deeg.
Ik sta daar en mopper en zou alle
stofwolken, waterkarren en waterkarre-
mannen wel voor levenslang op de
Botermarkt willen zien opgesloten, daar
komt mijn vriend Hupstra voorbij, loo-
pende naast een grooten bokkenwagen
waar een kolossale bok voor loopt te
trekken, terwyi zyne, dat wil zeggen
Hupstra's, kinderen in het wagentje
zitten.
//Bonjour", zeg ik. //Amuseer je je
nogal
z/Kostelyk," zegt hij. //Ik doe een
nuttig werk, moet je denken. Zie je dien
bok? Welnu, dat is een broer van den
eersten pryswinner uit d6B wedstry'd te
Amsterdam."
//Ei zoo," zeg ik en neem myn hoed
af, want voor uitblinkende lui heb ik
altijd respect. De broer van den prijs-
winner te AmsterdamHoe dom, dat ik
niet dadelyk gelijkenis had gezien//En
moet dat waardige dier," zoo ga ik
voort, //den wagen trekken? O, Hup
stra
/Ja, wacht eens even," zegt hy, //met
je welnemen, hij is in training 1"
z/Ahroep ik vol enthousiasme uit,
z/in training! Hoe merkwaardig interes
sant. En op welke wyze wordt dit
edele dier wel getraind?"
z/Dat zal ik je vertellen, 's Morgens
krijgt hy wat fijngehakte biefstuk en
water met wyn. Dan te elf uur een ei,
te eén uur weer fijngehakte biefstuk, te drie
uur een glas zuiveren portwijn en zoo om
de twee uur het een of ander, totdat
hy gaat slapen. Dan zyn er nog andere
voorschriften. Er mag op twintig pas
afstands van zyn hok niet gerookt wor
den wacht, dat is waar ook, je
rookt, doe me het plezier
fZeker," zei ik en smeet myn sigaar
in de Nieuwe Gracht.
//Verder mogen vooral zijn zenuwen
niet worden gekwetst. Onaangename
geluiden zyn voor de training hoogst
sohadelyk. Ik heb dan ook myn keuken
meid moeten wegsturen, die had zoo'n
afschuwelijke stem en ze was maar niet
te bewegen, haar mond dicht te houden
of ten minste te fluisteren. Nou, dacht
ik eindelijk, Hupstra, als je kiezen moet
tusschen de training en de keukenmeid,
dan is natuurlijk de keus gemakkelijk."
Je koos de training," zei ik, //dat
spreekt vanzelf. En is die jongen de
Een officieel hofbericht
heetc het Reuter-telegram van het over
ly den van den Vorst van Waldeck-Pyr
mont bevestigd. De koninklijke paleizen
zyn op hooger last gesloten.
De baron Van Hardenbroek is naar
Buckeburg vertrokken, om H. M. de
Koningin-Regentes te vertegenwoordi
gen by de begrafenis van den vorst van
Lippe-Schaumburg.
George Victor, vorst van Waldeck-
Pyrmont, werd geboren te Arolsen 14
Januari 1831 en bereikte dus den leef
tijd van ruim 62 jaren. Hij was gene
raal der pruisische infanterie en chef
van het regiment infanterie von Wittich.
De vorst is tweemalen gehuwd geweest
eerst met Helena, prinses van Nassau,
met wie hy van 26 September 1853 tot
aan haren dood op 27 October 1888 in
den echt verbonden wasdaarna met
Louise, prinses van SleeswykSonder-
burgGlnecksburg, met wie hy op 20
bestuurder in den eerstvolgenden wed
strijd
z/Ja en een ferme kerel wordt het,"
zei. Hupstra. //Hy krygt les van een
koetsier, hoe hy mennen moet, drie uur
per dag en eiken dag rydt hij met den
bok zes maal de Kleverlaan op en neer
en hy verzorgt hem zelf, want aan een
ander kun je zoóiets onmogelijk toever
trouwen."
//Zoo, dat zal nogal wat tyd in beslag
nemen," zei ik.
zy Ja, 't is tydroovend. De jongen had
geen tyd over om naar school te gaan
zijn lessen te leeren. Ik heb hem
dan ook maar tydelijk van de school
afgenomen. Als de wedstry'd voorbij is,
zullen we wel verder zien l"
z/Je hebt groot gelyk," zei ik. ff Al die
leerdery is maar gekheid. Stevige spieren
moet je hebben, dan kan je een prys
winnen by een wandel- of worstelwed
strijd. Ja, waarde vriend Hupstra, de
zegeningen van de wedstrydsstrooming
(hoe vind je dat woord? tusschen twee
haakjes) ik herzeg de zegeningen van de
wedstrydsstrooming zyn vele. Terecht
ziet men in, dat er niet te vroeg kan
worden begonnen, de jeugd liefde voor
alle mogelijke wedstryden in te boe
zemen. Hebt je niet nog een kleine van
een jaar of twee
Ja juist," zei hy in gespannen ver
wachting.
//Welnu, in Kampen krijgen we bin
nenkort een allerprachtigsten wedstry'd
voor kinderen van twee jaar, wie de
meeste keeren //papa" of //mama" kan
zeggen. Het concours is verdeeld in
April 1891 in het huwely'k trad.
Uit het eerste huwely'k zyn 5 kinderen
in leven behalve onze Koningin Regen,
tes, prinses Pauline, gehuwd met Alexis,
vorst van Beintheim-Steinfurtprinses
Halene, weduwe van den hertog van
Albany; erfprins (thans vorst) Frederik,
geboren 20 Januari 1865, eD prinses
Elisabeth. Uit het tweede huwelyk is
één zoon, prins Wolrad Frederik, gebo
ren 26 Juni 1892.
Ongetwijfeld zal onze natie van harte
deelen in den ewaren slag, die onze
Koningin-Regentes door het overlyden
van haren beminden valer trof.
De //Münchener Allgemeine
Zeitang" bevat eenen brief uit Amster
dam, waarin bezwaar wordt gemaakt
tegen het feit dat iraneche offleierea
hunne inspectiereizen tot ie Nederland
uitstrekken en dat b. v. <ie fransche mi
litaire attaché, kapitein Haillot, door
naderlandsche hoofdoificieren is vergezeld.
Reeds vroeger zou bij eene overeenkom-
stige gelegenheid de dnïtsche regeering
met goed gevolg hare bezwaren te 's Gra
ven hage hebben doen kennen, en ze moest
dit nu nog maar eens doeo.
Op Teasel is op 56-j arisen
leef tyd overleden Jan Stark, bootsman
der reddingbooten van Eierland en Koog,
Gedurende 22 jaren nam hij zyn moeie
lyke taak waar en deed menigen ge
vaarlijken tocht. By" eene redding o. a,
sloeg zijn boot tot driemaal vol water.
Toch gaf Stark den moed niet op Hy
ondernam den vierden tocht en redde al
de schepelingen. By eene andere gelegen
heid redde hy bij stormweer de scLip'
breukelingen van een voorbijdrijvend
wrak. De laatste jaren genoot hy van
de Ned. Z. H. R. Maatschappij een
jaargeld.
Donderdagmiddag v e r m a a fe
te op de uitspaaningsplaats „De Zwalu
wenberg" aan den Utrechtschen weg
onder Hilversum een knaap uit Utrecht
zich met in den speeltuin over de ket
tingbrug te gaan- Hy raakte er met doa
voet in verward, sloeg achterover er af en
bleef op de plaats dood.
Men meldt uit Middelburg
Na het wegbrengen van familie naar
den tram huiswaarts keerende, werden
Donderdagavond laat twee personen, B,
(machiaist op de Zeeuwsche Spoorboot)
en diens vader, plotseling door twee
sujetten aangerand. Een hevige worsteling
volgde, waarby' de jonge man een diepe
messmede over het voorhoofd en een over
den pols ontving.
Vrijdagmorgen werd deze een zeer
oppassend man naar het gasthuis ver
voerd hy' verkeerde nog steeds in be-
wusteloozen toestand.
De daders twee jeugdige boosdoe
ners zyn des nachts ten hunnen huize
gearresteerd.
Volgens een nader bericht is het on
gelukkig slachtoffer der aanranding in
het gasthnis overleden.
Een zware brand heeft d
baactschap Goidschaixoord gedeeltelijk
in eenen puinhoop veranderd. De brand
ontstond bij den broodbakker Roos en
tastte dadelyk de aangrenzende arbei
derswoningen en de bouwmanswoning
van A. C. Dronkert Sr. aan. Vervol
gens sloeg de vlam naar de overzyde
der straat, en zette daar den manufac
turenwinkel van Vao der Linden, het
huis van A. C. Dronkert Jr., benevens
de schuur en arbeiderswoningen io lichte
laaie. By het huis van Middelhoek wer
den de vlammen gestuit, welk huis be
houden bleef. Al de andere zijn met het
grootste gedeelte der inboedels verwoest.
Een lykje §van een kind van 11 jaar
werd uit de brandende huizen gehaald.
Het verbrande is gedeeltelijk laag, en
gedeeltelijk niet verzekerd.
twee afdeelingen, een voor mannen en
een voor vrouwen. De mannen moeten
papa, de vrouwen mama zeggen. Wie
begint t© huilen geeft daarmee te kennen,
dat hy den stryd opgeeft, terwyi ook
andere intermezzos, die by kinderen
van dien leeftyd voorkomen, den mede
dinger //hors de concours" stellen.
De drie pryswioners zullen ïn een
eerewedstryd een vaderlandsch lied zingen
en wie dat het beste doet krygt een
zilveren rammelaar. De pryzen bestaan
overigens nit kostbare draagmedailles."
Hupstra glansde van genoegen en
verzekerde m$, dat zyn kleine jongen
stellig en zeker aan dien uitstekend ver
zonnen wedetryd zou deelnemen. Van
heden af zou hy hem op het woord
//papa" gaan trainen. Als de jongen het
geen vijftigmaal achter elkaar zei, zou
hy geen eten krijgen.
Daarop namen we afscheid, beiden zeer
wel over ons gesprek voldaan. Hupstra,
na den bok met wat eau de cologne te
hebben besprenkeld, trok met zyn voer
tuig verder, terwyi ik naar huis terug-
keerende, de mogelijkheid overdacht van
een concours van zuigelingen in lang-
slapen, met prijzen die zouden bestaan uit
met goud, zilver of nikkel gemonteerde
zuigfleeschen.
Wat leven wij toch in een gulden tyd
Heel het menschdom meet zich in snelheid,
in schoonheid, in kracht! Wie het hardste
loopen kan, wie de kleinste voeten heeft
wie het eerst een ander op den grond
kan worstelen, wat nuttige zaken zyn
dat! Hoe die arme onbeschaafde volken
in Azië, Afrika en Australië kunnen
leven zonder wedstrijden, is een onop
losbaar raadsel. Enfin, we weten dan
ook allemaal, dat het er ook leven naar is.
De gasmeeting, die de kiesvereeniging
//Vooruitgang" en de vereenigiog van
industrieelen en kooplieden hier Dins
dag gehouden hebben, is goed geslaagd,
beter dan velen aanvankelijk zullen heb
ben verwacht. De heer Hymans toch
heeft zich wyselijk niet op glad ys ge
waagd en de technische kweBtie heelenal
bulten beschouwing gelaten, of daarover
eenvoudig vragen gesleld. Ook heeft hij
zich niet verdiept in cyfeis, die door
andere wijze van opzetten totaal omver
kunnen worden gesmeten en die vooral
by de gaskwestie zoo moeilijk zyn te
taxeeren, omdat elke gemeentelijke fa-
briek (en van de gemeente exploitatie
alleen zyn de cyfers bekend) er
andere manier van balans maken op
nahoudt.
Zonder nog dadelyk te willen onder-
schryven, dat de waarde van het Har-
menjansveld 75000 gulden zou bedragen,
kan toch geconstateerd worden, dat ter
wyi er vyf gaskundigen in de zaal wa
ren, waaronder de twee chefs der fabriek
alhier, van hunne zyde het verzet tegen
de opinieën van den spreker zich heeft
bepaald tot eenige weinig beteekenende
aanmerkingen van den heer Teunisse.
Voor de tegenstanders van concessie
verlenging is het een goede dag geweest.
FIDELIO.