agenten van politie ter assistentie ge
roepen in de Zandstraat, om een drietal
halt beschonken personen te verwijde
ren, die hunne vertering niet wilden
betalen. Het gelukte aan de politie, een
dezer lieden ia handen te krijgen, dien
men daarna naar het politic-bureau in
de Pauweasteeg zou brengen. Op de
Coolvest gekomen, kwam er een ge
duchte tegenstand van de zgde der
andere beschonkecea, die, gesteund door
een talrijk publiek, de politie te lijf
wilden. Hierop trokken de agenten den
hartsvanger om de menigte op een af
stand te houden, terwgl de inmiddels
nabij gekomen agent-majoor, H. P.
Scheentjes, het publiek aanmaande, zich
niet te verzetten. De agenten kregen
hierdoor gelegenheid, hun arrestant naar
de Pauwensteeg te breagen, doch de
majoor Scheentjes, die hun aftocht ge
dekt had en nu alleen overbleef, moest
het thans ontgelden. Onverwachts greep
men hem aan; wierp hem tegen den
grond en mishandelde hem deerlijk. De
man kreeg verschillende kneuzingen,
een zijner duimen werd gebroken en
hij werd in het gelaat verwond. Da
daders worden opgespoord. NR. Ct.)
Men meldt nitHoogeza
aan de Amst
Zaterdag had op bevel van den rijks<
ontvanger te Slochteren de executoriale
verkoop plaats van den inboedel van
Jacob Venema, te Marteashoek, wegens
het niet betalen van zijn personeele be
lasting, bedragende ongeveer f 3 (zegge
drie gulden) waarvan trouwens reeds
V» was betaald. De kosten beliepen on
geveer ƒ24,
Om ïo uur verschenen de deurwaar
der met twee getuigen, de burgemeestei
van Slochteren met 10 rijks en gemeente
veldwachters, 9 marechausees te paard
en de gemeente-veldwachter van Hoog
zand.
Al deze voorzorgsmaatregelen waren
genomen, omdat de socialisten allen
waren opgeroepen, om te voorkomen,
dat de inboedel van Venema werd ia
gepakt.
De roode vlag woei boven van het
dak. Alle socialisten die maar even
konden, waren tegenwoordigde zwakke
sekse was natuurlijk ook present.
De werkeljjk nette Inboedel bracht
op de somma van 54 centen, zegge
vfer-en-vijftig cent. Zoo o. a. werd een
regulateur verkocht voor drie cent, een
linnenkast voor vijf, een kinderwagen,
waarin een kind, netjes uitgedost, voor
twee-en-halve cent.
Zondagavond is te Almeloo
de werkman Barend Smit onder eenen
trein geraakt, ten gevolge waarvan hem
de beide beenen werden afgereden.
Maandagochtend is hij overleden.
Te Maastricht zgn 6 gevan-
genen naar Roermond gebracht, omdat
het huis van bewaring er overbevolkt is.
Een muziekfeest te E g g e-
lahcvea (Limburg) had Zondag hon
derden gasten en belangstellenden in
de feestweide vereenigd. Een aantal
muziek-gezelschappeu van elders zongen
ot speelden beurtelings op de kiosk
onder deze ook de beide harmonie-ge
zeischappen „St. Cecilia" en „Eendracht*
van Nieuwenhagen.
Terwijl nu laatstgenoemd gezelschap
zijn stuk uitvoerde, bevond zich de
directeur van „St. Cecilia" in de nabij
heid van de Kiosk, lachende met een
paar leden van zgts gezelschap.
Dit lachen werd van de kiosk gezien
en als een bespotting van het spel aan
gemerkt. Nauw was het stuk dan ook
ten einde, of het lid der Eendracht S.
vloog op de lachers toe en vroeg den
directeur op hardhandige wgze reken
schap. De ruzie hierover ontaardde
spoedig in een kolossale vechtpartij, waar
aan schier alle leden der beide harmo
nieën deelnamen.
Thans trad de rijkspolitie verte
genwoordigd door den
meer der brigade Kerkrade als
scheidende part(j op. Woorden hielpen
echter niet, en nu werden de knabga-
kolven gehanteerd. Toen keerde de
woede der vechtenden zich evenwel
tegen de beide politie-maanen. De ma
rechaussee Vosmeer werd overmand ea
raakte onder dea voet; de karabga
werd hem oatrakt en hg geschopt en
geslagen.
De wachtmeester ijlde toe en slaagde
er in, hem te ontzetten, zoodat bij ge
lukkig weer op de been kwam. Nu
moest hg den s.rgd weer hervatten. En
weidra geea redding meer ziende voor
de overmacht, greep hij naar de revol
ver en loste een schot, dat zekeren
Johaa Derckx, van Nlëuwenhagea, in
dsn hals trol. Diens broeder Martinus
Joseph Derckx, zag dit ea wilde op den
marechaussee Vosmeer toespringen, toen
deze opnieuw een schot loste en den
laatste doodschoot. De kogel had *ga
hoofd bij de slapen doorboord ea de
dood was onmiddellijk gevolgd.
Het lijk vaa Martinus Joseph Derckx,
zou heden door 't parket worden ge
schouwd. De beide getroffenen waren
de zoons eener hulpbehoevende weduwe
als braaf en oppassend bekend. Zij
schijnen zich door drift te hebben laten
vervoeren. Vooral te Nieuwenhagen
heerscht groote opschudding wegens de
treurige gebeurtenissen.
Vergadering van Oud-Weezen
te Amsterdam.
(SM.)
Daarna neemt de heer Filet het woord,
Filet is zelf inzender van eeuige artike
len in het „Nieuwsblad voor Neder
land" en daaruit heeft men genoeg
kunnen lezen, dat hij met lof over
Neerbosch spreekt. Hij leest eenige
brieven en briefkaarten voor ontvangen
van oud-weezen te Driebergen, Hoorn,
den Haag, die allen antwoord schijnen
te geven op een vraag, hun door den
heer Filet gedaan, welke wij in de
^Ochtendbode" van Donderdag 22 Juni
lazen en welke aldu3 luidde
_,De ondergeteekeade verklaart, dat
hij gedurende zijne aanwezigheid op
Neerbosch het er immer j goed gehad
heeft en er dankbaar voor is, dat hij
op die inrichting is geweest." Drie ant
woorden luiden bevestigend, maar kwa
men volgens het gevoelen der meer
derheid van bevoorrechten, o.a. van de
gebr. Houtman uit 's Gravenhage,
De amsterdamsche oud-weezen wel
gerden echter beslist bovengenoemde
verklaring te teekenen.
Verder zegt Filet, dat hij wel gelast
is de beweringen van eerste sprekers
Varissot en Sleef te weerleggen, doch
dat hij geene uittarting aanneemt van
„ondankbare hondenr
Nu treedt op de heer E. Kwast van
Haarlem, van wiens ernstig schrijven In
de „Ochteadbode" allen wel vernomen
zullen hebben.
Hij houdt vol al hetgeen hij daarin
gezegd heeft en wil onder eede voor
den rechter van instructie verklarea, dat
zijn schrij ven niets dan waarheid bevat.
Door de weiaige voorbereiding waren
de debatten vau verschillende sprekers
uiterst moeielijk te volgen door hun
weinigen samenhang. Daarop maakten
een gunstige uitzondering de woorden
van den volgenden spieker J. de Blij
uit Amsterdam. Door zijne besliste
houding, zijn vrij moedigen blik impo
neert hij de gansche vergadering en
geeft daarop in juist gekozen volzinnen
met helder klinkende stem zijne diepe
verachting en afschuw te kennen, over
de behandeling der weezen te Neerbosch.
Hij schildert ons in heldere kleuren
hoe grooten honger het meerendeel der
wachtmeester I weezen lijdt en hoe zij zich daardoor
Goedegebure en den marechaussee Vos-'schuldig maakten aan diefstal van rauwe
knollen en gewassen, om toch maar de
maag te vullen.
Nog huivert hij bij de herinnering
aan eene strafoefening door den heer
Bloemeadaai toegepast, toen deze, on
der de woorden, „wij zullen het gor
dijntje maar eens opschuiven" de *ch-
terdeelea van een der jongens geheel
ontblootte en met een spaansch riet, dit
lichaamsdeel zoolang en zoodanig gee
selde, dat nog dagen lang roode en
blauwe striemen zichtbaar bleven.
Sprekend over de kleeding, deelt hij
mede, dat hoewel stapels kleerea in voor
raad waren, de jongens zich soms met
meisjesbroeken moesten kleeden en om
gekeerd. Hg is 't volkomen met een
zijner voorgangers eens, waar gewezen
op de slechte vakopleiding. Men
leert, ja iets maken voor de inrichting,
'l zij schoenen, kleerea, maar buiten de
inrichting gekomen, blijkt terstond dat
zij van vorea af aan een cursus moeten
doorloopea, en dat dit bezwaarlijk gaat
als men in eigea onderhoud moet voor
zien, z&l zeker niemand betwijfelen.
Hg herinnert zich dat een der weezea
voor het afsteken van ééa sisser, een
jongensgrsp, buiten de iurichtiag werd
gezet.
Meermalen is hij getuige geweest, dat
straffen werden toegediend aan perso
nen, die se in 't minst niet hadden ver
diend en dat bij het ontdekken daar
van niets gedaan werd ter rechtvaardi
ging vaa den onschuldig veroordeelde.
In strenge heftige woorden keurt
hij de handelwijze van den heer
Filet af, die, toen hij zgn poging mis
lukt zag, om hunne handteekeaingem
onder zij se verklariag te krijgen, hem
voor socialisten heeft uitgemaakt en
daardoor inbreuk op iemands rechten
en vrijheden pleegde. De Big meent,
dat daardoor de patroons en bazen, die
niet socialistisch zijn, tegen hem wol den
opgezet en verklaart kort en bondig
alles wat de heer Filet geschreven en
gezegd heeft* voor gelogen.
Verschillende sprekers nemen nog
het woord. Onder meer Jozua de Plu
uit Dodewaard, wiens oordeel even
gunstig als dat zijns voorgangers on
gunstig, luidt. Hij is reiziger en koop
man en meent ook naast God aan den
heer Van 't Liadenhout zgne positie te
moeten danken.
De heer Vermeulen is 't geheel met
den heer de Blij eens ea deelt o. a.
mede dat grauwe erwten, die Dinsdags
door alle weezea ^waren afgekeurd em
waren blijven staan, dea volgenden dag
weer werden opgedragen, waarop zij ze
in huune petten medenamen en ze over
de inrichting verspreidden, rammelende
van dea honger. Een bevredigd ge
mompel en een goedkeurend hoofd
knikken pleiten hier voor de waarheid
van des sprekers mededeeiiagea.
De meeningea der volgende sprekers
met name Steiger, K. Hagel, burgers
uit Wageningen, zijn afwisselend goed
en afkeurend.
De heer Schwarz noemt de brochure
eene aaneenschakeling van leugens en
laster.
Hg vestigt de aandacht [op de extra
zendingen vleesch en worst van parti
culierea o.a. uit Raalte en verklaart
daarnit de geringe som welke besteed
wordt voor vleesch en spek.
Den heer van Houten scheldt hij een
leugenaar, die zelf de weezea onbarm
hartig sloeg en door fransch spreken
(spreker bedoelde daarmede vloeken)
de verontwaardiging van directeur en
overige beambten had opgewekt,
Schwarz, erkennende het feit, dat me
vrouw Van 'c Liadenhout de zuster van
E. Kwast geslagen had, kan niet con
stateeren dat daardoor ziekte en de
dood ingetreden zijn. Op nadrukkelijke
vraag van E. Kwast, bekent hij ook
nog, dat Jansje Kwast een huivering
beving, wanneer mevrouw de zaal bin
nentrad, waar Jansje langzaam lei te
sterven.
Evenwel houdt hij staande, dat E.
Kvraat, des dood zijns zusters verspoe-
digd heeft door zijn weinigen godsdienst
zin, waarvan zgn vrome, geduldig lij
dende zuBter een gewetenszaak maakte.
De meerderheid der aanwezigen ver
wijt daarop den heer Schwarz zijne
partijdigheid, waar hij in toepassing
brengt: „Wiens brood men eet, diens
woord men spreekt". De heer Schwars
erkt n.l. voor den heer Tjesslnga,
schoonzoon vaa den heer Van 't Lia
denhout.
Wegens het vergevorderd uur konden
wij de debattes niet verder volgen. Al
leen willen wij nog mededeelen, dat de
dames Leestje Schreuders en Cato
Rieuwers evea ongunstig over de in
richting spraken. Zij staven de gezegden
omtrent het slaan vaa mevrouw Van
Liadenhout en voegen daaraan toe,
dat zij vaak de wreedheid had, den
meisjes om de minste kleinigheden, als
't afzetten vaa een muts bij groote
warmte en anderen, hun schoonste tooi
af te nemen, door ze de haarvlechten
tot aan den nek af te knippen. Zij wa
rea doodsbang voor mevrouw ea hare
zware vleeschige handen eo als meisjes
moeten zg bekennen, dat er wekig.
hoegenaamd niets gedaan werd ter rei
uiging van de spgzen.
RECHTSZAKEN-
Zaterdag stond voor de rechtbank te
Arnhem terecht de kantoorbediende W
H. Methöfer, ter zake vaa medepiich
tigheid aaa verspreiding van een ge
schrift, waaria tot straf bare feiten wordt
opgeruid en de beieediging voorkomt
van een regeeread vorst van een be-
vrienden staat (keizer Wilhelm).
De officier van justitie eischte een
gevangenisstraf van 4 maanden.
De verdediger, mr. L. J. van Gelein
Vitcinga, betoogde op een aantal juridi
sche groadea, dat de beklaagde van
rechtsvervolging moest worden ontslagen,
Uitspraak 4 Juli.
Maandag is door den kantonrech
ter mr. Van Ogtrop te Amsterdam uit
spraak gedaan in de zaak contra Pol
man, Maller en Smit, omtrent het houden
van sociëteiten na 1 uur. Overwegende
o. a. dat mea hier met geen voortge
zette handeling te doen heeft, maar dat
elk dei' oveefccediBges afzonderlijk straf
baar is; dat voorts eene sociëteit niet
mag worden gehouden in hetzelfde
lokaal als waarin de tapperij is geves
tigd, m. a. w. aiet in een voor het ge
wone publiek toegankelijk lokaal, heeft
de kantonrechter op grond van art,
164 der politieverordening, de beklaag
den veroordeeld elk tot f 5 boete, subs,
dagen hechtenis voor elke overtreding
(den heer Polman werden n overtre
dingen ten laste gelegd, den beiden
anderen beklaagden eik 9).
De eerste veroordeelde, de heer Pol
man, zal van deze uitspraak in hooger
beroep komen. De beide anderen hebben
daaromtrent nog geen beslissing geno
men.
Door het O. M. bij de arrondis
seraerats-rechtbaak te Maastricht is tegen
J. H. L. Russel, uitgever van het anti-
semietisch weekblad „Waarheid
Recht", te Weert-Meersen, wegens be
ieediging vaa den heer A. C. Wertheim
eene gevangenisstraf van 3 weken gere-
quireerd. In zijn requisitoir verklaarde
het O. M., dat de Nederlandsche jnsti
tie afkeerig is van eiken rassen- en ge
loofsstrijd en niet nalaten zai dien
straffen.
Uitspraak 3 Juli e. k.
KOLONIËN-
des
Naar aanleiding van de vraag
heeren Bowles in het Engelsche Parle
ment, hoe 't met den Atjeh oorlog stond,
schrijft de „London and China Tele
graph
„Wij zouden gaarne zien, dat de heer
Bowies nogmaals op de zaak terugkwam,
doch dan gewapend met statistieken be
treffende den verderflijken invloed
den Atjeh.oorlog op onze Ooster-
sche kolonie. Ais er geen einde atn
den strijd gemaakt kan worden, die
noch tot voordeel van de Hollander.:
gevoerd wordt, die ellende, armoede en
dood brengt aan een dapper volk,
vechtende voor eigen haardsteden, die
bovendien in hooge mate ;nadeelig is
voor eene bevriende mogendheid
het is sedert lang een publiek geheim,
dat de Atjehers een Engelsche annexa
tie wenschen dau is het hoogst ge
woascht, dat het Eagelsche ministerie
vau buitcnlandsche zaken althaas eenige
pogingen doe tot pacificatie, zoowel
eersh&lve wegeas ons aandeel in het
veroorzaken van den oorlog als uit
eigenbelang.
In deze dagen van depressie in het
Oost in en van malaise in handel is het
van belang alle hinderpalen uit den
weg te ruimen en waarschijalgk is
de Atjeh-oorlog een daarvan."
PARAMARIBO, 7 Juni.
In den namiddag vaa 28 Mei heeft
de „West-Indiër" het volgende bulletin
uitgegeven
„Heden morgen werd alhier het on
derstaande, hoogst verontrustende be
richt ontvangen, dat wij ons tot een
treurigen plicht achten ter kennis
onzer lezers te breagea, met de bede,
dat het decs Almachtige behage oase
beminde Koningin het leven te sparen,
ea de ramp te weren, die het vor
stelijk huis, Nederland en Suriname
bedreigt.
„Onder den pijnlijken indruk van
dit bericht onthouden wij oas voor
het oogenblik in eene beoordeeling
te treden van de politieke beschou
wingen, in dit telegram vervat.
„Het bedoelde telegram luidt:
„„Depêches uit Den Haag melden,
dat Koningin Wilhelmloa ernBtigziek
is aan de teriog, en dat zij van het
eene oogenblik cp het andere sterven
kan. Bij haar dood zal hare dynastie
zgn uitgestorven, ea men gelooft, dat
de annexatie van d-s Nederlanden bjj
Duitschland zal ter sprake komen.
Mera gelooft echter dat Fraakrgk
eveneens dit land zal willen au,
neaceeren, la vergoeding voor hst ver
lies van Elzas-Lothariogce.""
Het „Goevernements-Advertentiebkd"
van 30 Mei nam dat bericht over, on
der mededeeliagdat de Goevemeur
aan dea minister van koioaiën per tele
graaf had gevraagd, of „de toestnsd der
Koningin ongerustheid baarde." Den 1
Juni werd bekend gemaakt, dat daarop
het geruststellend antwoord „Neen"
was ontvangen. Ia den namiddag van
Juni meldde de „West-Indiër" dat er
ter verkrggiag van zekerheid omtrent
den toestand van H. M. de Koningin,
ook van particuliere zijde per telegraaf
navraag was gedaan te 's Gravenhage,
en daarop ten antwoord was ontvangen
dat H. M. in goeden gezondheidstoe
stand verkeerde. Ook in het antwoord
op eeae navraag van de directie der
Surinaara8che Bank aan de hoofddirec
tie te Amsterdam werd het oatrustwek-
kend bericht tegengesprokea.
De Gouverneur had, bij zijne bekend
making van het antwoord uit den Haag,
de geestelijken en voorgangers vaa alle
godsdienstige gezindten uitgenoodigd,
bij hunne eerste godsdienstoefening zich
met de gemeente te vereenigen om God
te danken dat het bericht gebleken was
ongegrond te zijn.
In den namiddag werd bij de door
de R. K. gemeente gehouden processie,
ter viering van haren Sacramentsdag,
door den apostolischen vicaris Mon
seigneur Wulfingh, in een vurig ea tref
fend gebed Gode dank gezegd voor
gg door de justitie in het verhoor wordt genomen, vertel dan maar
zoo weinig mogelgk. Begrijpt gg dat P"
„Ja miss, ik kan a wel zeggen, dat zij weinig uit mg sullen
krggen."
„Dat is goed. Blgf nog een oogenblik zitten, binnen een minuut
ben ik terug/ zeide miss Rose, terwgl zg de kamer verliet.
Een minuut daarna keerde zg terug, vergezeld van Jones, haar
assistent. „Dit is een mgn8r vrienden/' zeide zg bg wgze van
kennismaking, //zie hem maar goed aan, opdat gg hem goed kent
als gg hem weer ziet, al is hg anders gekleed."
„Ik zal hem wel weer kennen miss, ik heb hem vanmorgen
reeds een paar maal gezien. Hg ging bij ons de denr voorbg en
bleef staan om zgne cigarette aan te steken, toen ik met mgn neef
in gesprek was."
„Dus dat is dan in orde. Wanneer ik hem duB op u afstuur,
dan zult g\j hem evenzeer vertrouwen als mij, nietwaar?"
„Ja miss, maar misschien wil mgnheer wel zeggen hee hg
heet."
„Mgn naam is Jones miss, een zeer gewone naam, die gemak
kelijk ie te onthouden, maar ik heb de eigenaardigheid, dat ik
hem nu en dan wel eens verander. Toch blgf ik steeds den oor-
spronkelgken Jones. Die naam zal n ongetwijfeld wel niet
vreemd zgn."
„Ik heb er reeds meer over hooren spreken," antwoordde het
meisje met een zweem van e i. glimlach. Daarna vervolgde zg,
zich tot miss Rose wendende„Ja miss, ik zal doen wat gij van
m\j verwacht, maar nu moet ik gaan, ik kan werkelijk niet langer
blgven."
„Wg moeten ook gaan," zeide miss Rose en reikte het meisje
m juffrouw Blaks beurtelings de hand. Daarna wendde zg zich
tot Jones „Ga ©en cab bestellen, want wg hebben geen tjjd t©
verliezen."
HOOFDSTUK VIH.
Eene ontdekking betreffende William Sangstre,
Zoodra Newbury was vertrokken, stak Spicer een sigaar aan en
liep stilzwijgend en in gepeins verzonken de kamer op en neer,
terwgl hg nu en dan onder het uitblazen van rookwolken iets in
zgn zakboekje noteerde.
Toen hg de zaak voldoende in zgn geest had uitgewerkt, zette
hg zioh neer en schreef een uitgebreid rapport, waarvan hij eenige
zinnen met roeden inkt onderstreepte. Dit sloot hij weg in een
brievenkastje, waarvan miss Rose ook een sleutel had. Daarna
begaf hg zich naar zgn kleedkamer en vermomde zich op mees
terlijke wgze als een eerwaardig heer boven de veertig jaar. Na
dit te hebben verricht liet hij een rijtuig voorkomen en reed naar
het kantoor van Dryden Salter in de City. Toen hij het ge
bouw binnentrad kwam inspecteur Greenhill er juist uit en liep
hem voorbg zonder hem te herkennen. Spicer wenschte zichzelf
geluk, dat hg zoo voorzichtig was geweest om zich te vermommen.
Na te hebben vernomen, dat Salter aanwezig was en geen be
zoek had, haalde hg een kaartje te voorschijn met den naam
„Mr. Jenkins" en schreef daarop: „Voor eene particuliere, be
langrijke aangelegenheid." Daardoor werd hg onmiddellijk bg dra
jongsten firmant toegelaten.
„Mgnheer Jenkins?" zeide laatstgenoemde, terwijl hg van het
visitekaartje vragend naar Spicer opkeek.
Spicer boog en ging zitten op den stoel hem door Salter aas
geboden. „Dank u," zeide hij, „ik zou u gaarne een paar minuten
vertrouwelijk willen spreken."
„Ik ben tot uw dienst, mijnheer Jenkins, wat kan ik voor
u doen
„Beloof mg, dat gg al wat tusschen ons wordt gesproken als
geheel vertrouwelijk zult beschouwen."
„Alvorens iets te beloven zou ik gaarne iets willen weten van
den aard van ons onderhoud," antwoordde Salter eenigszins stgf.
„Volkomen juist: Gij moet weten, dat ik belang stel in een van
uwe ondergeschikten, op wien eene verdenking sehgnt te rusten."
„Sangstre," zeide Salter snel. „Ik heb juist zooeven een bezoek
gehad van inspecteur Greenhill."
„Dat weet ik, toen ik binnenkwam zag ik hem weggaan."
„Behoort gg tot de politie omdat als dat zoo is, ik u wel kan
zeggen, dat ik bg hetgeen de inspecteur heeft verteld niets heb
bij te voegen. Ik weet niet waar Sangstre is heengegaan, »ls ik
het wist zou ik het dadelijk vertellen, want ik ben er vrg zeker
van, dat hg niets gedaan heeft, waarvoor hg vrees of sohaamte
behoeft te koesteren."
„Ik ben wel geneigd om hetzelfde te denken, ofschoon de om
standigheden verbonden aan dit plotseling vertrek wel van dien
aard zgn om argwaan te wekken, dit zult gg moeten toestemmen."
Wordt vervolgd'^