Harry's Levensdrank.
HAARLEMMER HALLETJES,
Een Zaterdagavondpraatje.
Een slimme Verdediging.
Een chaos van wit- daarboven een
eindeloos uitspansel, loodkleurig en zwaar.
Omhoog rjjzen de rotsen, zwart en
onbewegelijk, bedekt met ijzige sneeuw,
ongevoelig voor den verstij venden wind
die er om heen huilt en giert. De berg
stroom, die voorheen zjjne wateren van
boven deed neerstorten, is nu veranderd
in een roeriooze vlakte van grijsachtig
ijs. Koud en guur rijst het bosch om
hoog, sidderend onder den adem van
den grieseligen stormwind, uitstekende
als in wanhoop de naakte takken der
stammen»
Behalve een man die zich moeilijk
voortbeweegt door den wilden storm, is
er geen spoor van menseh of dier te
zien. Met moeite gaat de man verder,
strompelend en blijkbaar uitgeput, ieder
oogenblik m gevaar om neer te storten
in ©ea afgrond, waarover de sneeuw een
bedriegeljjke brug heeft gelegd.
Het was duidelijk, dat de man aan
deze gevaren gewoon was. Menig stout
moedig hart zou in deze vreesdijke wil
dernis zijn bezweken. Het scheen alsof
hjj van ijzer was, de jagende sneeuw
vlokken schenen hem niet te deren.
Zjjn lang. zwart haar hing om zjjn
nek als een witte massa, met nu en dan
een zwarte vlek er tosschen door. Aan
zjjn maaneljjken baard hangen ijskegels
en van zjjn gezicht was ternauwernood
iets zichtbaar, dan zijn fonkelende, zwarte
Gogen» De rood katoenen zakdoek die
hij voor neus en mond gebonden had,
was stijjt bevroren.
De man daalde zoo schielijk hjj kon
den heuvel af. Herhaaldelijk struikelde
en viel hij, waarna hij met groote
moeite weer opstond, want de sneeuw
lag twee voet hoog en hjj verdween er
byna geheel in. Eindelijk werd de grond
vlakker ©o de voortgang gemakkelijker,
©n toy een plotselingen hoek van de rot
sen zag hjj ©ene menschelyke woning
voor zich uit. De rook steeg in vroolyke
kronkels op uit den schoot steen» De man
verzamelde al zyn krachten, aangevuurd
door de nabyheid van warmte en leven.
Zijne verblinde oogen zagen nu weer
scherper en het was zelfs ot zjjne toe»
vroren armen en handen tot het leven
terugkeerden. Over hern heen gierde de
wilde, yskoude stormwind.
Weinig© schreden brachten hem naar
de deur van de plompe hut, die daar
zoo ruw was opgebouwd onder de be
schutting van den heuvel. D© wind had
een kleinen sneeuwhoop tegen de wan
den opgestapeld, Vensters waren er niet.
Een ruwe planken deur werd juist ge
opend toen de man aankwam en op den
drempel stond een groote oude man, met
gryzen baard en een zilverwitte haardos
achter zich. De wangen waren mager
©m ingevallen, de oogen schitterden met
den gloed van koorts en van honger.
Toen deze spookachtige oude manden
nieuwaangekomene zag", strekte by de
hand uit om hem welkom te heelen en
lachte daarbjj op half waanzinnige ma
nier. Maar de ander wees op zjjne met
bloed bevlekte kleederen en kwam de
hut binnen, terwjjl de oud© man snel de
deur sloot. Toen, terwijl de grijsaard
hem vol verwachting aanzag, viel hy
neer op een stoel by het luid knappende
vuur en zei, half onhoorbaar en zwaar
hijgend„Een oogenblik, ik kan niets
zeggen."
De oude man keek hem ©enigen tyd
met een uitdrukking van angst in de
oogen aam en sidderde. Toen riep hjj
alsof hij het niet langer kon uithouden
„Waar zjjn de anderen?"
„Bood," luidde het harde antwoord.
„Wat? Joe en Vuurhoofd, Jaap en
Fransche Willem Allen verloren
„Allen."
„Geen een overgebleven
„Geen een. Zij liggen allen doodge
vroren, drie uur van hier."
„Allen I Mjjne arme, arme jongens
kermde de man. „En gij?" vroeg hij.
„tiebt gij iets meegebracht om te eten
„Op den berg is niets te zien, dat
loopt of vliegt. ïk heb slechts dit mee
gebracht."
Met moeite nam hy de lederen tasch
van den schouder en wierp die op ta
fel. De zware zak veroorzaakte een dof
fen slag by den val en de oude man
sprong er op toe en rukte de tasch woest
open. Groote brokken gele stof rolden
er uit.
„Wat is dat?" schreeuwde de grijs
aard.
„Het is goud
D® oude jager hief de. armen omhoog.
„Ik zond u weg om voedsel en gjj
brengt stee'en, Ginds ligt mijn arme
dochter te eterven. Sinds een week heeft
zy geen voedsel over de lippen gehad behal
ve stukken van boombast. Dag en nacht
heb ik gewacht en tot my zei ven gezegd
Harry is uitgegaan om eten en hy zal
niet zonder voedsel terugkomen, want
hy heeft Nelly lief en zou het voor haar
meebrengen, al moest hy doodvallen op
den drempel. En nu komt gy daar terug,
met ieege handen. Zeg, kunt gij goud
eten Weg daarmee 1"
Met een wilden greep smeet hij een
handvol goudklompjes tegen den schoor
steen, dat zjj rinkelend op den grond
vielen. Harry stond een oogenblik som
ber voor zich uit te staren en legde
daarop een van zyne gewonde handen
op den schouder van den ouden man,
„Spreek niet zoo hard," zei hy met
pijnlijke kalmte. „Wij vonden niets dat
wjj kondeffl meebrengen, behalve dit
goud. Er is nog meer en ik ken de
plek, ze is het zoeken waard. Ternau
wernood heb ik er het leven afgebracht
had ik een halfuur langer moeten
loopeo, dan had ik het lot van de ande
ren gedeeld. Zoodra ik mijn ledematen
weer kan gebruiken, zal ik weer uitgaan
trachten iets te schieten. Wees niet
bevreesd, Nelly zal niet sterven, al moest
ik daarvoor mijn eigen laven ook geven
De oude man schudde het hoofd, c
geloovig en in stomme smart. Harry
scheurde met krampachtige inspanning
zjjne van jjs verstijfde kleederen af en
trok, nadat hjj zyne bloedende leden met
linnen had omwonden, een broek en buis
van leder aan, die in een hoek hingen,
Daarop ging hjj bij hef vuur zitten en
keek naar den oude.
„En Nelly?" vroeg hij, „waar is zjj
De oude man keek op. „Ginds," ant<
woordde hjj en wees naar eene andere
kamer. „Misschien is ze al dood, ik heb
den moed niet gehad, haar doodstrijd,
te zien,"
„Mag ik naar haar gaan zïea?"
„Ga maar."
Met langzame schreden ging hjj, ge
bogen van vermoeidheid en pijn, naar
hef blauwe gordijn dat de kamur in
tweeën scheidde. Toen hjj het oplichtte,
zag hij op een ruwe, lage rustbank een
vrouw liggen, geheel gekleed» Haar
doodsbleek gelaat was ongetwijfeld schoon
geweest vóórdat honger ea ontbering
het verwoestten. De ronde wangen waren
ingevallen, de blauwe oogen staar Jen dof
voor zich uit, de vingers, wit en uitge
teerd, lagen op den berenhuid die haar
bedekte, als handen' van was.
De jonge man keek naar haar en zijne
CLXIX.
Ik zet het een tweetal burgers van
dezelfde gemeente, om wanneer zjj een
paar uur genoegljjk in een koffiehuis of
sociëteit zitten te praten, niet althans
een deel van hun discours te besteden
aan bestuurszaken, hetzij die dan raken
de regeering van stad of die van land,
Maar de regeeriDg der provincie
Geen sterveling die er zich warm over
maakt, behalve misschien de ambtenaren
die bjj het provinciaal bestuur direct be
trokken zjjn, of wellicht een Raadslid,
die uit den aard van zjjne betrekking
meer weet van Gedeputeerde Staten, dan
een gewoon mensch.
Het ligt wel ©enigszins voor de hand,
waarom dit zóo is en niet anders. Ge
deputeerde Staten zjjn in hoofdzaak be
last met het toezicht op de gemeente
besturen en dezen zorgen gewoonljjk
wel, dat ze niet met hen in conflict ko
men. Soms, zooals ook hier- wel is ge
beurd, bestaat er over een onderdeel van
administratie oen principieel verschil van
gevoelen, in welk geval de Koningin
beslist. Maar zooiets behoort tot de groote
zeldzaamheden, ook wel eens omdat het
zoo laDg kan duren eer men van dat
hooger beroep den uitslag verneemt. Ge
meentebesturen die haast hebben,leggen
zich dan maar liever by het besluit van
Gedeputeerde Staten neer.
Wie spreekt van Gedeputeerde StateD,
denkt dadelijk aan Provinciale Staten,
sterke leden beefden en sidderden by het
zien van wat zjj geworden was, die hjj
gehoopt had weldra zjjne bruid 4© zullen
noemen. Een oogenblik meende hij dat
zij reeds dood was, maar de lippen beefden
nu en dan. Hare starende blikken, die
hjj meende dat op hem gericht waren,
deden hem on beschrijf! jjke pjjn en in
wanhoop snelde hjj de kamer uit.
„Zij sterft," riep hjj in doodsangst.
„Is er niets te eten of te drinken
Niets Geen teug whisky zelfs Niets?"
„Er is geen beet en geen droppel in
huis, sinds dagen," zeide de oude man
met gebroken stem.
„Maar zjj sterft als zjj geen eten
krjjgt!" riep Harry uit.
„Ja sterven," beaamde de oude jager.
„Sterven als Joe en Willem en Jacob
en zjj en ik daarna!"
De jonge man liep naar de kast en
zocht daarin met koortsachtige haast. Er
was niets te vinden. In de schotels geen
kruimel voedsel, in de flessohen geen
droppel drank.
Toen nam hjj het geweer van den
opjjker en liep er mee naar buiten. De
koude wind gceeelde hem als mstzwee-
pen. Nergens was een vogel ot ander
dier te zien. Niets dan de eindelooze
sneeuwstorm en de loodkleurige hemel
daarboven.
Rillend en bevend keerde hjj naar de
hut terug ea sloot de deur voor den
jjzigen wind. „Het dient tot niets," zei
hy bitter en op een stoel neervallende
verborg hjj het hoofd in de handen.
Plotseling sprong hjj als krankzinnig
op. Zjjne doffe oogen gloeiden alsof hij
een ingeving had gekregen.
„O", riep hjj, „zjj zal niet sterven,
ajjae Nelly. Niet zoolang Harry leeft,
neen, neenO, Goddank, dat ik dit heb
bedacht voor het te iaat was
„Wat bedoelt ge? Wat wilt gy doen?"
vroeg de oude man, hem met vex baasde
oogen aanstarende.
„Vraag mjj niets", hjjgde Harry. „Ik
sal haar redden, maar vraag mjj niets.
Laat mjj maar begaan".
„Maar ik sterf ook", kermde de oude
man. „Help ik kan niet meer
zienhelp.
Zijn stem werd al zwakker en stierf
weg en de uitgeteerde gedaante van den
ouden man gleed van den stoel en plofte
op den vloer, waar hij roerloos bleef
liggen.
Hary boog zich over hem heen en
keek naar de oogen, die schenen te bre
ken. Daarop richtte hjj zich weer open
mompelde: Nelly eerst en dan hij."
Hjj ging naar de tafel en trok een
lade open. Terwjjl hij daarin zocht naar
een mes, raakte zjjn hand de goudklom
pen aan en met een woest gebaar wierp
hjj deze op den grond „Goud?" riep
hjj uit. „Goud! Al het goud ter wereld
is geen stuk brood waard."
Het bloede spatte er uit, maar Harry
met onbegrjj pel jjke wilskracht hield den
beker voor de wond, zoodat het roode
vocht er in liep. Een siddering liep door
zjjn gansche lichaam, maar hij hield den
beker stevig voor de wond totdat die
voi was. Zyn hoofd duizelde en het was
alsof de wanden en de rustbank en het
meisje in pijlsnelle vaart om hem heen
draaiden. Toen kroop hjj met inspan
ning van alle krachten naar de rustbank
en met zachte hand het hoofd van Nelly
optillende, bracht hjj den beker met zjjn
bloed aan haar lippen en trachtte haar
te doen drinken. Met groote moeite wist
hjj eenige druppels tussche hare taaden
door te krjjgen, een oogenblik daarna
nog weer en zoo herhaalde hy dit telkens,
terwjjl het bloed in een warmen stroom
uit zjjn arm bleef vloeien en alles om
hem gheen steeds vager en onduideljjker
voor zjjne oogen werd.
Maar eindeljjk zag hjj, hoe zjj her
leefde. De kleur keerde allengs op han
den en wangen terug, de stijf opeen ge
klemde tanden weken van elkander en
juist opende Nelly meteen flauwen glim
lach de oogen, toen Harry alles om zich
heen zag duister worden. De beker viel
hem uit de handen en hjj tuimelde naast
de rustbank op den grond. „Ik heb ge
daan wat ik kon, Nell," mompelde hjj,
„vaarwel
En daarmede viel hjj met het gezicht
voorover op den grond.
H.
Toen werd hjj weer kalmer. Bedaard
zocht hjj het scherpste mes uit de lade
en nam van een plank een bafielhoorn,
die voor drinkbeker diende. Daarop
ging hjj naar het blauwe gordjju en trad
op de ruBtbank toe, waarop het jonge
meisje lag.
Zjj lag daar, wit en stil als te voren,
met een akeïigen glimlach om de bloed
looze lippen. D6 jonge man knielde bij
haar neer en bedekte de witte hand op
den deken met kussen. „O, mjjn God!"
riep hjj uit in diepen angst, „geef dat
het niet te laat Is J"
Toen vatte hjj het mes stevig bjj het
handvat en maakte met eene plotselinge
beweging een diepe snede in zjjn arm.
Toen de zon den volgenden morgen
opging, stond eene afdeeling cavalerie
voor de deur der hut. Zjj hadden in het
gebergte d© lijken der verongelukten
gevonden en den omtrek onderzocht, of
ook ergens menschen woonden die hulp
behoefden. In de hut zat Nelly, zwak
maar levend, en staarde hoopvol naar den
officier, die zich alle moeite gaf Harry
weer bij te brengen, dien men gevonden
had in een grooten pias bloed.
„Hoe is het met .den armen man, lui
tenant vroeg een onderofficier, die hem
hielp.
„Geen gevaar bij,„ antwoordde deze.
„Binnen een paar dagen is hij weer op
de been. Zoo'n sterke constitutie, niet ver
giftigd door whiBkyis veerkrachtig
genoeg".
De oude man was reeds weer tot be
zinning gebracht en toen nu ook Harry
de oogen opende, wierp Nelly zich
schreiende van vreugde aan zijn kloeke
borst.
De ruiters namiem hen mede naar een
herbergzamer oord en geen hunner ge
voelde roeping, om weer naar de oude
hut waaraan zulke treurige herinneringen
waren verbonden, terug te keeren. De
geschiedenis van Harry's levensdrank
wordt nu nog, jaren na het feit, door
velen verhaald. Het goud gebruikte hij
en zijne jonge vrouw om er een vriende
lijk tehuis voor in te richten.
HENRY HERMAN.
Een oud Arabier zwoegde tegen een
zandige helling op. De terugweg naar
zyn tent viel hem moeieljjk, want'over
zjjn schouder droeg hjj aan zyn stok
een grooten lamsbout, dien hjj in het
naaste dorp gekocht had.
Hjj heette Sidi-Ben-Abdallah. Zjjn
kleederen waren versleten en gescheurd
Van laatstgenoemd College weet men
nog minder af dan van Gedeputeerden,
Alleen wanneer er verkiezing voori. ro-
vineiale Staten is, dan zetten alle poli
tiek© partjjen ai de zeilen bij, om hun
candidaat te doen zegepralen, „want",
zegt men dan, „Provinciale Staten b©
noemen de leden van de Eerste Kamer".
Dit is waar, maar het is daarbjj ook
eenigszins verbazingwekkend. Niet dat
ik deze eer van die benoemingen aan de
leden van Provinciale Staten niet gua,
of meenen zou dat zjj die taak niet naar
behooren vervullen,' maar het is zoo
absoluut raadselachtig, waarom de wet,
die de leden van gemeenteraden laat
kiezen door het publiek en de verkiezing
van leden der Tweede Kamer eveneens
aan het publie& overlaat, de benoeming
van de; leden der Eerste Kamer op
draagt aan de leden der Provinciale
Staten. In de eerste gevallen wordt de
beslissing ingeroepen van honderden of
duizenden, in het laatste geval maken
72 personen het leukjes onder elkander
uit. Dat cjjfer althans wjjet het ljjstje
der leden van Provinciale Staten van
I Noord-Holland aan.
De verhouding van Gedeputeerde
Staten tot Provinciale Staten is on ge
veer geljjk aan de positie, waarin Bur
gemeeter en Wethouders tegenover den
Gemeenteraad zjjn geplaatst. Gedepu
teerde Staten, evenals Burgemeester en
Wethouders, stellen voor, onderzoeken,
praeadviseeren. Maar fcusschen. den Ge
meenteraad en de Provinciale Staten be
staat dit zeer groote verschil, dat de
eersten minstens twintig en de laatsten
zelden meer dan tweemaal per jaar ver
gaderen. Vandaar dan ook, dat zeer zel
den een voorstel van Ged. Staten wordt
verworpen, om de eenvoudige reden dat
laatstgenoemden van de zaken veel beter
op de hoogte staan, dan de leden van
Prov. Staten, die om het halfjaar eens
een uur of wat komen beraadslagen.
De twee vergaderingen worden volgens
voorschrift van de Wet, artikel zoo en
zooveel geopend op den eersten Dinsdag
van de maand Juli en op den eersten
Dinsdag in de maand October, benevens
volgende dagen voor zoover die noodig
zjj ra o De bijeenkomsten worden gehouden
voor de provincie Noordholland op het
Prinsenhof en jagen figuurljjk gesproken
menigen vogel uit zijn rustig nestje, daar
tegenwoordig een klasse van de Hoogere
Burgerschool er voor uit een der lokalen
weg moet en het Leesmuseum voor een
dag of wat er voor gesloten wordt.
Dinsdag zagen we ze weer komen, de
leden van Provinciale Staten, meeren
deels oude bekenden, want wie eenmaal
in de Staten zit, raakt er gewoonljjk zoo
gauw niet weer uit. Daar zag ik weer
den amusantsten spreker van de Staten,
Mr. van Nierop, met zjjn lachend ge
zicht en schitterende oogen, in een jeugdig
colbertcostuum, dat afsteekt tegen de ge<
kleede jassen van de metsten daar kwam
weer aan de Nestor van de vergadering
de oude heer Breebaart, schynbaar niet
ouder geworden sedert verleden jaar,
het donkere hoofd van Mr. Armand
Sassen, den bekwamen directeur van de
Rijkspostspaarbank, het fransche proflei
van professor Van Hamel, een der beste
sprekers van de vergadering, den heer
Serrurrier, wethouder van Amsterdam
met zjjn eigenaardig gele kleur van
haar het baardelooze, ietwat verlegen
rondkijkende gezicht van den radicalen
burgemeester van Assendelft, den heer
getuigden van zijn armoede. Zjjn
mailen sloften erbarmelijk en zijn „bour-
nous" of mantai, die eenmaal wit wm
geweest, was nu niets anders dan een
vuile lap, die hem aan flarden om het
lijf hing.
Maar hjj stapte rustig door en als
een goed Muzelman getroostte hjj zich
zjjn lot. Onderweg ontmoette hem eea
arme duivel.
Allah late zijn zegen over uw
aangezicht stralen I zeide deze tot Sidl-
Ben Abdallah.
Allah schenke u yredej antwoordde
de oude.
Een mooi stuk vleesch, dat je daar
draagt, zeide de arme.
Ja, Allah zjj daarvoor geprezene.
Wat heb je er voor gegeven?
Twintig stuivers.
Dat is niet duur, Allah behoed©
uzeide de reiziger.
Sidi-Ben-Abdallah ging verder, al
klappende met zjjne sloffende sandalen
of muilen.
Toen kwam hem een jonkman tegen,,
die op een kameel zat én zich door d©
gelijkmatige bewegingen van het dier
heen en weer liet wiegelen. Juist was
daar een bron en de kameel bleef staan
om te drinken. De ruiter steeg af en
legde zich bij de bron neder met den
teugel in de hand.
Bjj den baard des profeets, je hebt
daar een mooi stuk vleesch zeide hjj
tot Sidi-Ben-Abdallah.
Ja, Allah zjj daarvoor geprezen,
antwoordde de oude.
Is het duur geweest
Het heeft twintig stuivers gekost»
Dan heb je een goeden koop ge
daan.
God heeft barmhartigheid met de
armen
Moge hij uw huis met zegen ver
vullen zeide de jonkman, terwjjl hjj
zich weder op zjjn kameel zette.
Gy toont, dat gij uw hart met u
meedraagt, antwoordde Sidi-Ben 'Ab
dallah, die voor den ander in beleefd
heid niet wilde onderdoen.
Daarop ging ieder weer zyns weegs.
Hoe nader Sidi-Ben-Abdallah bjj het
kamp kwam, des te meer lieden ontmoette
hy en ieder vroeg hem, hoeveel hjj voor
zyn vleesch gegeven had.
En de goede man was nog aïtjjd zacht
moedig en vriendeljjk, de spreuk in»
dachtig „Geduld is de sleutel tot ge
luk," en gaf ieder onvermoeid het ver
langde antwoord.
Bjj elke schrede, die hjj verder deed
hield men hem staande, om dezelfde
vraag tot hem te richten
Wat heb je voor dat stuk vleesch
gegeven
Twintig stuivers.
Maar nu liep hy snel, want nu be
gon hij ongeduldig te wordeneen ge
voel van wrevel kwam in hem op, toen
hem telkens doos degenen, die hemont-
moetteu, weder hetzelfde gevraagd werd.
Eindeljjk maakte zjjne zachtmoedig
heid plaats voor toorn en toen dezelfde
vraag hem voor de zes-en-twinstigste
maal weder gedaan werd, greep hjj den
vrager aan en klopte hem duchtig af,
hem toeroepende„Bij Allahdat heeft
mjjn vleesch gekost. Weet je 'tnu?"
En links en rechts kreeg de ongeluk
kige vrager er van langs.
Het gelukte den armen zondenbok voor
al de vorige vragers zich los te rukken
en te vluchten. Een hond was de eenige,
die er voordeel bjj had, want onder d«
klopparfjj maakte hjj zich meester van
het stuk vleesch en liep er hard mee
weg, tot groot verdriet van Abdallah,
die, nadat hjj weer bedaard was gewor-
K. Cz. de Boerdea baardeloozen intel-
ligenten kop van den amsterdamscben
advocaat Mr. J. C. de Vries, het be
kende lid van de antirevolutionaire
partjj dea heer W. Hovy met zyn be
daard voorkomen en de kleinsten, maar
geenszins de „minst dapperen" van de
vergadering, Mr. Dijkers en de Leao
Laguna»
Komt het doordat de vergaderingen el
kaa r zoo weinig snel opvolgen of om an
dere redenen, ik weet fyet niet, maar
zeker is het, dat op de agenda van
deze vergadering het woord „haast" niet
thuis hoort. Op den eersten vergaderdag
worden de te behandelen requestea en
stukken gesteld in handen van Gedepu
teerde Staten, van de aldeelingen van
Prov. Staten of van speciale commissidn
uit die S.aten. Twee of drie dagen later
wordt over die stukken advies uitge
bracht en weer een dag of drie later
worden d© zaken in behandeling gebracht,
besproken en afgedaan wanneer ten
minste niet een of ander voorstel wordt
verwezen naar de volgende vergadering,
dat is vier of acht maanden verder.
Plechtig staren van de wanden der
vergaderzaal op het Prinsenhof groote
verzamelingen geschilderde schuttersver
eenigingen, met groote kragen en spitse
puntbaarden, uit roode oogen naar de
leden van de Staten. Of die oogen rood
zjjn van het stevige glas wijn, dat die
schutters plechten te verschalken, dan
wel of het komt door het jaren lange
turen op Provinciale Staten, ik zal het
niet beslissen. Zeker is het, dat ze niet
voor niemendal zoo plechtig kijken, want
het decorum wordt in de Statenverga
deringen streng gehandhaafd. Niemand
zal er aan denken om gedurende de be
raadslagingen er den brand eens in te
jagen. „In diesen heiligen Hallen kennt
man das Rauchen nicht" en de sprekei
die niet opstaat wanneer hjj iets te zeg
gen heeft, wordt door den voorzitter on-
onverwyld tot de orde geroepen.
Wanneer de voorzitter eene pauze in»
stelt om de leden in de gelegenheid te
stellen te gaan dejenneereo, dan ziet men
het gansche college van Profinciale Sta
ten dwars ovör de Groote Markt naai
Café Brinkmaan gaan, om daar biefstuk
jes, kalfskarbonaden ea spiegeleieren te
nuttigen, die wjjseljjk reeds van te voren
besteld zijn. Broedelijk zitten dan poli
tieke tegenvoeters als Theodoor Heems
kerk en mr. Mouthaan naast elkandei
mes en vork te hanteerea.
Wanneer de lezer door de lezing var
dit praatje dera indruk kreeg, dat Pro
vinciale Staten er even zoo goed niel
als wel konden wezen, dan zou dit eer
bewjjs zjjn, dat ik mjj niet goed het
uitgedrukt. Op de vergadering van deze
week nog is een allerbelangrijkste zaak
behandeld, het voorstel om van de we
gen in Noordholland een ligger te maker
opdat men wete wie onderhoudplichtige
is en wellicht ook (maar dat staat ex
zoo niet) om te voorkomen, dat weger
en paden zoo maar willekeurig voor hel
publiek verkeer worden gesloten dooi
personen, die daartoe vaak het rechi
missen.
Mjjn bedoeling was dan ook enkel
eens een en ander mede te deelen ovei
een in elk geval eigenaardig college var
bestuur.
FIDELIO.