Harry's Levensdrank. HAARLEMMER HALLETJES, Een Zaterdagavondpraatje. Een slimme Verdediging. Een chaos van wit- daarboven een eindeloos uitspansel, loodkleurig en zwaar. Omhoog rjjzen de rotsen, zwart en onbewegelijk, bedekt met ijzige sneeuw, ongevoelig voor den verstij venden wind die er om heen huilt en giert. De berg stroom, die voorheen zjjne wateren van boven deed neerstorten, is nu veranderd in een roeriooze vlakte van grijsachtig ijs. Koud en guur rijst het bosch om hoog, sidderend onder den adem van den grieseligen stormwind, uitstekende als in wanhoop de naakte takken der stammen» Behalve een man die zich moeilijk voortbeweegt door den wilden storm, is er geen spoor van menseh of dier te zien. Met moeite gaat de man verder, strompelend en blijkbaar uitgeput, ieder oogenblik m gevaar om neer te storten in ©ea afgrond, waarover de sneeuw een bedriegeljjke brug heeft gelegd. Het was duidelijk, dat de man aan deze gevaren gewoon was. Menig stout moedig hart zou in deze vreesdijke wil dernis zijn bezweken. Het scheen alsof hjj van ijzer was, de jagende sneeuw vlokken schenen hem niet te deren. Zjjn lang. zwart haar hing om zjjn nek als een witte massa, met nu en dan een zwarte vlek er tosschen door. Aan zjjn maaneljjken baard hangen ijskegels en van zjjn gezicht was ternauwernood iets zichtbaar, dan zijn fonkelende, zwarte Gogen» De rood katoenen zakdoek die hij voor neus en mond gebonden had, was stijjt bevroren. De man daalde zoo schielijk hjj kon den heuvel af. Herhaaldelijk struikelde en viel hij, waarna hij met groote moeite weer opstond, want de sneeuw lag twee voet hoog en hjj verdween er byna geheel in. Eindelijk werd de grond vlakker ©o de voortgang gemakkelijker, ©n toy een plotselingen hoek van de rot sen zag hjj ©ene menschelyke woning voor zich uit. De rook steeg in vroolyke kronkels op uit den schoot steen» De man verzamelde al zyn krachten, aangevuurd door de nabyheid van warmte en leven. Zijne verblinde oogen zagen nu weer scherper en het was zelfs ot zjjne toe» vroren armen en handen tot het leven terugkeerden. Over hern heen gierde de wilde, yskoude stormwind. Weinig© schreden brachten hem naar de deur van de plompe hut, die daar zoo ruw was opgebouwd onder de be schutting van den heuvel. D© wind had een kleinen sneeuwhoop tegen de wan den opgestapeld, Vensters waren er niet. Een ruwe planken deur werd juist ge opend toen de man aankwam en op den drempel stond een groote oude man, met gryzen baard en een zilverwitte haardos achter zich. De wangen waren mager ©m ingevallen, de oogen schitterden met den gloed van koorts en van honger. Toen deze spookachtige oude manden nieuwaangekomene zag", strekte by de hand uit om hem welkom te heelen en lachte daarbjj op half waanzinnige ma nier. Maar de ander wees op zjjne met bloed bevlekte kleederen en kwam de hut binnen, terwjjl de oud© man snel de deur sloot. Toen, terwijl de grijsaard hem vol verwachting aanzag, viel hy neer op een stoel by het luid knappende vuur en zei, half onhoorbaar en zwaar hijgend„Een oogenblik, ik kan niets zeggen." De oude man keek hem ©enigen tyd met een uitdrukking van angst in de oogen aam en sidderde. Toen riep hjj alsof hij het niet langer kon uithouden „Waar zjjn de anderen?" „Bood," luidde het harde antwoord. „Wat? Joe en Vuurhoofd, Jaap en Fransche Willem Allen verloren „Allen." „Geen een overgebleven „Geen een. Zij liggen allen doodge vroren, drie uur van hier." „Allen I Mjjne arme, arme jongens kermde de man. „En gij?" vroeg hij. „tiebt gij iets meegebracht om te eten „Op den berg is niets te zien, dat loopt of vliegt. ïk heb slechts dit mee gebracht." Met moeite nam hy de lederen tasch van den schouder en wierp die op ta fel. De zware zak veroorzaakte een dof fen slag by den val en de oude man sprong er op toe en rukte de tasch woest open. Groote brokken gele stof rolden er uit. „Wat is dat?" schreeuwde de grijs aard. „Het is goud D® oude jager hief de. armen omhoog. „Ik zond u weg om voedsel en gjj brengt stee'en, Ginds ligt mijn arme dochter te eterven. Sinds een week heeft zy geen voedsel over de lippen gehad behal ve stukken van boombast. Dag en nacht heb ik gewacht en tot my zei ven gezegd Harry is uitgegaan om eten en hy zal niet zonder voedsel terugkomen, want hy heeft Nelly lief en zou het voor haar meebrengen, al moest hy doodvallen op den drempel. En nu komt gy daar terug, met ieege handen. Zeg, kunt gij goud eten Weg daarmee 1" Met een wilden greep smeet hij een handvol goudklompjes tegen den schoor steen, dat zjj rinkelend op den grond vielen. Harry stond een oogenblik som ber voor zich uit te staren en legde daarop een van zyne gewonde handen op den schouder van den ouden man, „Spreek niet zoo hard," zei hy met pijnlijke kalmte. „Wij vonden niets dat wjj kondeffl meebrengen, behalve dit goud. Er is nog meer en ik ken de plek, ze is het zoeken waard. Ternau wernood heb ik er het leven afgebracht had ik een halfuur langer moeten loopeo, dan had ik het lot van de ande ren gedeeld. Zoodra ik mijn ledematen weer kan gebruiken, zal ik weer uitgaan trachten iets te schieten. Wees niet bevreesd, Nelly zal niet sterven, al moest ik daarvoor mijn eigen laven ook geven De oude man schudde het hoofd, c geloovig en in stomme smart. Harry scheurde met krampachtige inspanning zjjne van jjs verstijfde kleederen af en trok, nadat hjj zyne bloedende leden met linnen had omwonden, een broek en buis van leder aan, die in een hoek hingen, Daarop ging hjj bij hef vuur zitten en keek naar den oude. „En Nelly?" vroeg hij, „waar is zjj De oude man keek op. „Ginds," ant< woordde hjj en wees naar eene andere kamer. „Misschien is ze al dood, ik heb den moed niet gehad, haar doodstrijd, te zien," „Mag ik naar haar gaan zïea?" „Ga maar." Met langzame schreden ging hjj, ge bogen van vermoeidheid en pijn, naar hef blauwe gordijn dat de kamur in tweeën scheidde. Toen hjj het oplichtte, zag hij op een ruwe, lage rustbank een vrouw liggen, geheel gekleed» Haar doodsbleek gelaat was ongetwijfeld schoon geweest vóórdat honger ea ontbering het verwoestten. De ronde wangen waren ingevallen, de blauwe oogen staar Jen dof voor zich uit, de vingers, wit en uitge teerd, lagen op den berenhuid die haar bedekte, als handen' van was. De jonge man keek naar haar en zijne CLXIX. Ik zet het een tweetal burgers van dezelfde gemeente, om wanneer zjj een paar uur genoegljjk in een koffiehuis of sociëteit zitten te praten, niet althans een deel van hun discours te besteden aan bestuurszaken, hetzij die dan raken de regeering van stad of die van land, Maar de regeeriDg der provincie Geen sterveling die er zich warm over maakt, behalve misschien de ambtenaren die bjj het provinciaal bestuur direct be trokken zjjn, of wellicht een Raadslid, die uit den aard van zjjne betrekking meer weet van Gedeputeerde Staten, dan een gewoon mensch. Het ligt wel ©enigszins voor de hand, waarom dit zóo is en niet anders. Ge deputeerde Staten zjjn in hoofdzaak be last met het toezicht op de gemeente besturen en dezen zorgen gewoonljjk wel, dat ze niet met hen in conflict ko men. Soms, zooals ook hier- wel is ge beurd, bestaat er over een onderdeel van administratie oen principieel verschil van gevoelen, in welk geval de Koningin beslist. Maar zooiets behoort tot de groote zeldzaamheden, ook wel eens omdat het zoo laDg kan duren eer men van dat hooger beroep den uitslag verneemt. Ge meentebesturen die haast hebben,leggen zich dan maar liever by het besluit van Gedeputeerde Staten neer. Wie spreekt van Gedeputeerde StateD, denkt dadelijk aan Provinciale Staten, sterke leden beefden en sidderden by het zien van wat zjj geworden was, die hjj gehoopt had weldra zjjne bruid 4© zullen noemen. Een oogenblik meende hij dat zij reeds dood was, maar de lippen beefden nu en dan. Hare starende blikken, die hjj meende dat op hem gericht waren, deden hem on beschrijf! jjke pjjn en in wanhoop snelde hjj de kamer uit. „Zij sterft," riep hjj in doodsangst. „Is er niets te eten of te drinken Niets Geen teug whisky zelfs Niets?" „Er is geen beet en geen droppel in huis, sinds dagen," zeide de oude man met gebroken stem. „Maar zjj sterft als zjj geen eten krjjgt!" riep Harry uit. „Ja sterven," beaamde de oude jager. „Sterven als Joe en Willem en Jacob en zjj en ik daarna!" De jonge man liep naar de kast en zocht daarin met koortsachtige haast. Er was niets te vinden. In de schotels geen kruimel voedsel, in de flessohen geen droppel drank. Toen nam hjj het geweer van den opjjker en liep er mee naar buiten. De koude wind gceeelde hem als mstzwee- pen. Nergens was een vogel ot ander dier te zien. Niets dan de eindelooze sneeuwstorm en de loodkleurige hemel daarboven. Rillend en bevend keerde hjj naar de hut terug ea sloot de deur voor den jjzigen wind. „Het dient tot niets," zei hy bitter en op een stoel neervallende verborg hjj het hoofd in de handen. Plotseling sprong hjj als krankzinnig op. Zjjne doffe oogen gloeiden alsof hij een ingeving had gekregen. „O", riep hjj, „zjj zal niet sterven, ajjae Nelly. Niet zoolang Harry leeft, neen, neenO, Goddank, dat ik dit heb bedacht voor het te iaat was „Wat bedoelt ge? Wat wilt gy doen?" vroeg de oude man, hem met vex baasde oogen aanstarende. „Vraag mjj niets", hjjgde Harry. „Ik sal haar redden, maar vraag mjj niets. Laat mjj maar begaan". „Maar ik sterf ook", kermde de oude man. „Help ik kan niet meer zienhelp. Zijn stem werd al zwakker en stierf weg en de uitgeteerde gedaante van den ouden man gleed van den stoel en plofte op den vloer, waar hij roerloos bleef liggen. Hary boog zich over hem heen en keek naar de oogen, die schenen te bre ken. Daarop richtte hjj zich weer open mompelde: Nelly eerst en dan hij." Hjj ging naar de tafel en trok een lade open. Terwjjl hij daarin zocht naar een mes, raakte zjjn hand de goudklom pen aan en met een woest gebaar wierp hjj deze op den grond „Goud?" riep hjj uit. „Goud! Al het goud ter wereld is geen stuk brood waard." Het bloede spatte er uit, maar Harry met onbegrjj pel jjke wilskracht hield den beker voor de wond, zoodat het roode vocht er in liep. Een siddering liep door zjjn gansche lichaam, maar hij hield den beker stevig voor de wond totdat die voi was. Zyn hoofd duizelde en het was alsof de wanden en de rustbank en het meisje in pijlsnelle vaart om hem heen draaiden. Toen kroop hjj met inspan ning van alle krachten naar de rustbank en met zachte hand het hoofd van Nelly optillende, bracht hjj den beker met zjjn bloed aan haar lippen en trachtte haar te doen drinken. Met groote moeite wist hjj eenige druppels tussche hare taaden door te krjjgen, een oogenblik daarna nog weer en zoo herhaalde hy dit telkens, terwjjl het bloed in een warmen stroom uit zjjn arm bleef vloeien en alles om hem gheen steeds vager en onduideljjker voor zjjne oogen werd. Maar eindeljjk zag hjj, hoe zjj her leefde. De kleur keerde allengs op han den en wangen terug, de stijf opeen ge klemde tanden weken van elkander en juist opende Nelly meteen flauwen glim lach de oogen, toen Harry alles om zich heen zag duister worden. De beker viel hem uit de handen en hjj tuimelde naast de rustbank op den grond. „Ik heb ge daan wat ik kon, Nell," mompelde hjj, „vaarwel En daarmede viel hjj met het gezicht voorover op den grond. H. Toen werd hjj weer kalmer. Bedaard zocht hjj het scherpste mes uit de lade en nam van een plank een bafielhoorn, die voor drinkbeker diende. Daarop ging hjj naar het blauwe gordjju en trad op de ruBtbank toe, waarop het jonge meisje lag. Zjj lag daar, wit en stil als te voren, met een akeïigen glimlach om de bloed looze lippen. D6 jonge man knielde bij haar neer en bedekte de witte hand op den deken met kussen. „O, mjjn God!" riep hjj uit in diepen angst, „geef dat het niet te laat Is J" Toen vatte hjj het mes stevig bjj het handvat en maakte met eene plotselinge beweging een diepe snede in zjjn arm. Toen de zon den volgenden morgen opging, stond eene afdeeling cavalerie voor de deur der hut. Zjj hadden in het gebergte d© lijken der verongelukten gevonden en den omtrek onderzocht, of ook ergens menschen woonden die hulp behoefden. In de hut zat Nelly, zwak maar levend, en staarde hoopvol naar den officier, die zich alle moeite gaf Harry weer bij te brengen, dien men gevonden had in een grooten pias bloed. „Hoe is het met .den armen man, lui tenant vroeg een onderofficier, die hem hielp. „Geen gevaar bij,„ antwoordde deze. „Binnen een paar dagen is hij weer op de been. Zoo'n sterke constitutie, niet ver giftigd door whiBkyis veerkrachtig genoeg". De oude man was reeds weer tot be zinning gebracht en toen nu ook Harry de oogen opende, wierp Nelly zich schreiende van vreugde aan zijn kloeke borst. De ruiters namiem hen mede naar een herbergzamer oord en geen hunner ge voelde roeping, om weer naar de oude hut waaraan zulke treurige herinneringen waren verbonden, terug te keeren. De geschiedenis van Harry's levensdrank wordt nu nog, jaren na het feit, door velen verhaald. Het goud gebruikte hij en zijne jonge vrouw om er een vriende lijk tehuis voor in te richten. HENRY HERMAN. Een oud Arabier zwoegde tegen een zandige helling op. De terugweg naar zyn tent viel hem moeieljjk, want'over zjjn schouder droeg hjj aan zyn stok een grooten lamsbout, dien hjj in het naaste dorp gekocht had. Hjj heette Sidi-Ben-Abdallah. Zjjn kleederen waren versleten en gescheurd Van laatstgenoemd College weet men nog minder af dan van Gedeputeerden, Alleen wanneer er verkiezing voori. ro- vineiale Staten is, dan zetten alle poli tiek© partjjen ai de zeilen bij, om hun candidaat te doen zegepralen, „want", zegt men dan, „Provinciale Staten b© noemen de leden van de Eerste Kamer". Dit is waar, maar het is daarbjj ook eenigszins verbazingwekkend. Niet dat ik deze eer van die benoemingen aan de leden van Provinciale Staten niet gua, of meenen zou dat zjj die taak niet naar behooren vervullen,' maar het is zoo absoluut raadselachtig, waarom de wet, die de leden van gemeenteraden laat kiezen door het publiek en de verkiezing van leden der Tweede Kamer eveneens aan het publie& overlaat, de benoeming van de; leden der Eerste Kamer op draagt aan de leden der Provinciale Staten. In de eerste gevallen wordt de beslissing ingeroepen van honderden of duizenden, in het laatste geval maken 72 personen het leukjes onder elkander uit. Dat cjjfer althans wjjet het ljjstje der leden van Provinciale Staten van I Noord-Holland aan. De verhouding van Gedeputeerde Staten tot Provinciale Staten is on ge veer geljjk aan de positie, waarin Bur gemeeter en Wethouders tegenover den Gemeenteraad zjjn geplaatst. Gedepu teerde Staten, evenals Burgemeester en Wethouders, stellen voor, onderzoeken, praeadviseeren. Maar fcusschen. den Ge meenteraad en de Provinciale Staten be staat dit zeer groote verschil, dat de eersten minstens twintig en de laatsten zelden meer dan tweemaal per jaar ver gaderen. Vandaar dan ook, dat zeer zel den een voorstel van Ged. Staten wordt verworpen, om de eenvoudige reden dat laatstgenoemden van de zaken veel beter op de hoogte staan, dan de leden van Prov. Staten, die om het halfjaar eens een uur of wat komen beraadslagen. De twee vergaderingen worden volgens voorschrift van de Wet, artikel zoo en zooveel geopend op den eersten Dinsdag van de maand Juli en op den eersten Dinsdag in de maand October, benevens volgende dagen voor zoover die noodig zjj ra o De bijeenkomsten worden gehouden voor de provincie Noordholland op het Prinsenhof en jagen figuurljjk gesproken menigen vogel uit zijn rustig nestje, daar tegenwoordig een klasse van de Hoogere Burgerschool er voor uit een der lokalen weg moet en het Leesmuseum voor een dag of wat er voor gesloten wordt. Dinsdag zagen we ze weer komen, de leden van Provinciale Staten, meeren deels oude bekenden, want wie eenmaal in de Staten zit, raakt er gewoonljjk zoo gauw niet weer uit. Daar zag ik weer den amusantsten spreker van de Staten, Mr. van Nierop, met zjjn lachend ge zicht en schitterende oogen, in een jeugdig colbertcostuum, dat afsteekt tegen de ge< kleede jassen van de metsten daar kwam weer aan de Nestor van de vergadering de oude heer Breebaart, schynbaar niet ouder geworden sedert verleden jaar, het donkere hoofd van Mr. Armand Sassen, den bekwamen directeur van de Rijkspostspaarbank, het fransche proflei van professor Van Hamel, een der beste sprekers van de vergadering, den heer Serrurrier, wethouder van Amsterdam met zjjn eigenaardig gele kleur van haar het baardelooze, ietwat verlegen rondkijkende gezicht van den radicalen burgemeester van Assendelft, den heer getuigden van zijn armoede. Zjjn mailen sloften erbarmelijk en zijn „bour- nous" of mantai, die eenmaal wit wm geweest, was nu niets anders dan een vuile lap, die hem aan flarden om het lijf hing. Maar hjj stapte rustig door en als een goed Muzelman getroostte hjj zich zjjn lot. Onderweg ontmoette hem eea arme duivel. Allah late zijn zegen over uw aangezicht stralen I zeide deze tot Sidl- Ben Abdallah. Allah schenke u yredej antwoordde de oude. Een mooi stuk vleesch, dat je daar draagt, zeide de arme. Ja, Allah zjj daarvoor geprezene. Wat heb je er voor gegeven? Twintig stuivers. Dat is niet duur, Allah behoed© uzeide de reiziger. Sidi-Ben-Abdallah ging verder, al klappende met zjjne sloffende sandalen of muilen. Toen kwam hem een jonkman tegen,, die op een kameel zat én zich door d© gelijkmatige bewegingen van het dier heen en weer liet wiegelen. Juist was daar een bron en de kameel bleef staan om te drinken. De ruiter steeg af en legde zich bij de bron neder met den teugel in de hand. Bjj den baard des profeets, je hebt daar een mooi stuk vleesch zeide hjj tot Sidi-Ben-Abdallah. Ja, Allah zjj daarvoor geprezen, antwoordde de oude. Is het duur geweest Het heeft twintig stuivers gekost» Dan heb je een goeden koop ge daan. God heeft barmhartigheid met de armen Moge hij uw huis met zegen ver vullen zeide de jonkman, terwjjl hjj zich weder op zjjn kameel zette. Gy toont, dat gij uw hart met u meedraagt, antwoordde Sidi-Ben 'Ab dallah, die voor den ander in beleefd heid niet wilde onderdoen. Daarop ging ieder weer zyns weegs. Hoe nader Sidi-Ben-Abdallah bjj het kamp kwam, des te meer lieden ontmoette hy en ieder vroeg hem, hoeveel hjj voor zyn vleesch gegeven had. En de goede man was nog aïtjjd zacht moedig en vriendeljjk, de spreuk in» dachtig „Geduld is de sleutel tot ge luk," en gaf ieder onvermoeid het ver langde antwoord. Bjj elke schrede, die hjj verder deed hield men hem staande, om dezelfde vraag tot hem te richten Wat heb je voor dat stuk vleesch gegeven Twintig stuivers. Maar nu liep hy snel, want nu be gon hij ongeduldig te wordeneen ge voel van wrevel kwam in hem op, toen hem telkens doos degenen, die hemont- moetteu, weder hetzelfde gevraagd werd. Eindeljjk maakte zjjne zachtmoedig heid plaats voor toorn en toen dezelfde vraag hem voor de zes-en-twinstigste maal weder gedaan werd, greep hjj den vrager aan en klopte hem duchtig af, hem toeroepende„Bij Allahdat heeft mjjn vleesch gekost. Weet je 'tnu?" En links en rechts kreeg de ongeluk kige vrager er van langs. Het gelukte den armen zondenbok voor al de vorige vragers zich los te rukken en te vluchten. Een hond was de eenige, die er voordeel bjj had, want onder d« klopparfjj maakte hjj zich meester van het stuk vleesch en liep er hard mee weg, tot groot verdriet van Abdallah, die, nadat hjj weer bedaard was gewor- K. Cz. de Boerdea baardeloozen intel- ligenten kop van den amsterdamscben advocaat Mr. J. C. de Vries, het be kende lid van de antirevolutionaire partjj dea heer W. Hovy met zyn be daard voorkomen en de kleinsten, maar geenszins de „minst dapperen" van de vergadering, Mr. Dijkers en de Leao Laguna» Komt het doordat de vergaderingen el kaa r zoo weinig snel opvolgen of om an dere redenen, ik weet fyet niet, maar zeker is het, dat op de agenda van deze vergadering het woord „haast" niet thuis hoort. Op den eersten vergaderdag worden de te behandelen requestea en stukken gesteld in handen van Gedepu teerde Staten, van de aldeelingen van Prov. Staten of van speciale commissidn uit die S.aten. Twee of drie dagen later wordt over die stukken advies uitge bracht en weer een dag of drie later worden d© zaken in behandeling gebracht, besproken en afgedaan wanneer ten minste niet een of ander voorstel wordt verwezen naar de volgende vergadering, dat is vier of acht maanden verder. Plechtig staren van de wanden der vergaderzaal op het Prinsenhof groote verzamelingen geschilderde schuttersver eenigingen, met groote kragen en spitse puntbaarden, uit roode oogen naar de leden van de Staten. Of die oogen rood zjjn van het stevige glas wijn, dat die schutters plechten te verschalken, dan wel of het komt door het jaren lange turen op Provinciale Staten, ik zal het niet beslissen. Zeker is het, dat ze niet voor niemendal zoo plechtig kijken, want het decorum wordt in de Statenverga deringen streng gehandhaafd. Niemand zal er aan denken om gedurende de be raadslagingen er den brand eens in te jagen. „In diesen heiligen Hallen kennt man das Rauchen nicht" en de sprekei die niet opstaat wanneer hjj iets te zeg gen heeft, wordt door den voorzitter on- onverwyld tot de orde geroepen. Wanneer de voorzitter eene pauze in» stelt om de leden in de gelegenheid te stellen te gaan dejenneereo, dan ziet men het gansche college van Profinciale Sta ten dwars ovör de Groote Markt naai Café Brinkmaan gaan, om daar biefstuk jes, kalfskarbonaden ea spiegeleieren te nuttigen, die wjjseljjk reeds van te voren besteld zijn. Broedelijk zitten dan poli tieke tegenvoeters als Theodoor Heems kerk en mr. Mouthaan naast elkandei mes en vork te hanteerea. Wanneer de lezer door de lezing var dit praatje dera indruk kreeg, dat Pro vinciale Staten er even zoo goed niel als wel konden wezen, dan zou dit eer bewjjs zjjn, dat ik mjj niet goed het uitgedrukt. Op de vergadering van deze week nog is een allerbelangrijkste zaak behandeld, het voorstel om van de we gen in Noordholland een ligger te maker opdat men wete wie onderhoudplichtige is en wellicht ook (maar dat staat ex zoo niet) om te voorkomen, dat weger en paden zoo maar willekeurig voor hel publiek verkeer worden gesloten dooi personen, die daartoe vaak het rechi missen. Mjjn bedoeling was dan ook enkel eens een en ander mede te deelen ovei een in elk geval eigenaardig college var bestuur. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 6