NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
11 111 Ml 111 f ABBMÜ.
Vrijdag 4 Augustus 1893.
Mo. 3094.
ABONNEMENTSPRIJS:
ADYERTENTIËN:
STADSNIEUWS.
BINNENLAND.
F- EU1LLE i O NL
lie Jaargang,
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maanden1,20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37^.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 123.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers.
Directeur-Uitgever J. C. FEEKEBOOÏ,
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONESSuccParijs 3Ibis Faubourg Montmartre:
Haarlem, 3 Aug. 1893.
Van wege het ministerie vaa Water
staat, Handel en Nijverheid werd heden
«an het gebouw van het Provinciaal
Bestuur alhier aanbesteed
10. Het verhoogen ea herstellea van
eenige gedeelten van de dyken van het
Merwede-kanaal in de provincie Nocrd-
Holland. Raming f3775.
t^Vaa de 8 ingekomen iaschrijvings-
biljetten was dat van C. H. F. Coene
te Amsterdam het laagst voor f3378.
20. Het verdubbelen van het aantal
schuifopeaingea in de bovenvloeddeuren
en de daarvoor bestaande reservedeurea
der groote schutsluis en het verwisselen,
herstellen enz. van houten eb deuren in
de Noordzeesluis te IJmuiden, beboe
rende tot de werköa van het Noordzee»
kanaal. Raming f9180.
Hiervoor kwamen in 3 biljetten, waar
van dat van G. D. van Doora te Am
sterdam het laagst voor de som van
f8980.
3 [Do officier van gezondheid der 10 klasse
L. A» H. Jansen die va® het 3e regiment
infanterie is overgeplaatst bij het 3e ba
taljon 4e regiment infanterie, is Woens
dag in het garnizoen aangekomen.
Heden is een soldaat van het bataljon
Infanterie alhier wegens wangedrag uit
de gelederen verwijderd.
De tweede (velddag voor Noord- en
Znid-Holland en Utrecht van het Leger
dea Heils in dit jaar, die gistere» we
der op de buitenplaats „Vogelenzang*
te Vogelenzang plaats vond, werd, in
tegenstelling van verleden jaar, niet
door fraai weder begunstigd.
Hierdoor was het aantal bezoekers
niet groot (ongeveer 1200). Op het ter
rein waren 3 platformen, een cantine
en een tent vam het „Roode Kruis"
opgericht.
Te acht ure precies (Greenwichtijd)
opende het kanonschot en daarmede
kolonel Olipbant de byseokomst. Hij
bracht daarbij dea verjaardag van H.
M. de Koningin-Regentes is herinnering.
Te tien ure werd de groote heiligings-
Mjeenkomst gehouden, waaraan door de
verschillende afdeeliogen van het Leger
uit genoemde 3 provinciën, met hnane
vaandels werd deelgenomen, Vervolgens
werden er afgewisseld door gezang en
muziek, door oificieren toespraken ge
houden.
Eerst tegen den namiddag klaarde
het weèr wat op.
Herstemmingen Gemeenteraden
Bennebroek, gekozen S. RoozenBe
verwijk, gek. G. Smit en C. A. Zwager;
Sloten, gek. G. van Troyen, A. Bers-
hard en W. van Weerdenburg.
Gemeenteraadsverkiezing te Zaad-
voort. Gekozen bij herstemmiag ia de
vacature Driehuizende heer G. van
Toombergen met 77 st,, de heer H. van
Keeren verkreeg 39 st.
Voor de periodieke aftreding gekozen
bij herstemmiDg de heer Jc. Slagveld
met 68 st., de heer L. v. d. Werff ver
kreeg 61 at. doch is niet benoemd, aan
gezien zijn oudere broeder W. van der
Werö bij de eerste stemming benoemd
is. Verder verkregen de heeren P. van
der Mije en A. Zwemmer respectieve
lijk 47 en 35 st;
Omtrent het bezoek van
H.H. M.M. de koning en koningin van
Saksen aan het eiland Marken lezen
wij in de „Tel." het volgende:
Omstreeks negen uur Woensdag gin
gen HH. MM. de koning en de konin
gin van Saksen aan boord van een af
gehuurd bootje van de haveastoomboot-
dienst, aam boeg en steven versierd met
de Nederlandsche vlag. Twee ea een
half uur later stoomde het vaartuig het
houtea haventje binnen van het eiland
Marken.
't Stortregende al geruime.® tijd, en de
verschillende dijkjes en wegjes van het
beroemde stukje land in de Zuiderzee
waren glibberiger dan ooit daar al die
harde zeeklei tusschen de nonchalant
neergelegde «teentjes aan 't smelten was
geraakt. Maar waar die straatsteentjes
heelemaal niet liggen, was de vaste
grond ia moeras veranderd, waardoor
men niet heen kon waden zonder vrees
a*a schoenen in den steek te moeten
laten.
Terwijl het regenwater bij stralen uit
de grauwe wolken viel, stapte het be
jaarde koningspaar aan wal, gevolgd
door zijn gasten en gevolg, een zeven
tal dames en vijf heeren.
Een der adjudanten giog voorop langs
het smalle dijkje. De koniag volgde, in
streng incognito, kalm z'n sigaar roo-
kende, de pantalon hoog opgeslagen,
een grijs geruite regenjas tot bovesaaa-
toe dichtgeknoopt. Moedig stapte hij
voort, zonder parapluis, zoodat al spoe
dig het water droop van zijn klein bruin
jagershoedje.
Achter Z. M. wandelde de koningin,
eveneens zonder parspluie, zonder haa-
schoenea, de blauwlakeasche japon flink
opgehouden, om geen slik te krijgen aan
den breeden strook.
De andere heeren ea dames, allen
achter elkander, Hepen met de kragen
van jassen en mantels in de hoogte, de
regenschermen tegen den wind in, een
beetje ontstemd kijkend om dat onaan
gename weer op dat vlakke onbeschutte
eiland.
^De Markertjes namen volstrekt geen
notitie van de hooge gasten. Zij kenden
hen niet. Alleen een zwerm vaa kleine
wijdbroekige jongens en ook eenige
aardige blondlokkige meisjes appreci
eerden die dames en heeree, omdat het
vreemdelingen waren.
De eersten van het rytje moesten
het als altijd ontgelden. Heel oneerbie
dig trokken de kinderen den koaing
a&zs z'n jas en aan z'a handen en als
Z. M. dan lachte om het buitengewone
van 't verschijnsel, daa hielden ze dea
vorst staande, „money" vragend, omdat
ze eiker* vreemden bezoeker voor eea
Engelschmaa houden oi een Amerikaan.
Die brutaliteit vermaakte den grijzen
koniag ea telkens weer haalde hij zil
verstukjes uit z'n broekszak, om ze den
bedelaartjes voor te houden, waardoor
elk oogenblik een gedrang om hem
ontstond.
Langs 'i dijkje ging 't nog goed;
daar aaide H. M. de nieuwsgierige
meiskes nog vriendelijk over de bruine
wangen, of trok ze haar zachtkens aan
sta® de lange lokken, om te zien, of
die „echt" waren. Maar toen kwam het
eerste vlondertje, dat gladde, natte,
vlondertje over een kroostïg slootje.
Daarbij moesten de heeren te hulp
komen; dat was voor de dames toch
wat veel gevergd.
Eea klein stoetje vormde zich achter
het hof, een paar waggelende visschers
met hooge hoeden op, een paar blo
zende vrouwen met haar uitslaande
zwarte rokjes, haar bonte jakjes, haar
elegante mntsjes. Zij hadden gehoord
vaa den kastelein, die kranten leest,
wie wel die heeren en dames waren,
en bewonderend roepen zij elkander
heel naïeve opmerkingen toe.
Op 't eeae vlondertje volgde het an
dere, op 't eeac dijkje het andere, en
overal woei en regende het even hard,
overal was het evea glibberig, En de
vorst en de vorstin lachten, en de an
dere dames en heeren vonden, rillend
vaa den vochtigen wind, alles even
„kolossal interessant" en ze bewezen
hun belangstelling door een druk debat
over de vraag, of het water in die ka
nalen nu „Meerwasser oder Rheinwas-
serM zou zijn.
Zoo kwam het gezelschap aan het
nauwe steegje, aan het einde waarvan
het beroemd model-huisje van Maartje
Thyssen staat.
Maartje zat een kommetje koffie te
drinken, toen de koning binnenstapte.
„Kom-je reis kijken vroeg ze op den
toon van iemand, die gewend is omte
gaan met voorname gasten, die haar
niet verstaan en die zij aiet verstaat.
Z. M. antwoordde met een vriende
lijk: „Gutea morge»," en zoo stapte hij
de pronkkamer binnen.
Dat kon Maartje sriet toestaan.
„Eerst je voeten vegen, as-je blieft,"
zei ze een weinig geprikkeld, en toen
de vorst niet reageerde op die aanmer
king, trok ze hem zachtjes naar den
grooten mat, waar Z. M. wel verplicht
was z';?. solen te reinigen.
„No," vervolgde Maartje tevreden,
,kom d'r nou maar ia. O zoo, heb je
aog meer volk bij je Kom maar bin
nen juflrouwen en meheeren, Maartje
heet je welkom."
En H. M. de koningin en de andere
dames en heeren vulden langzamerhand
het belangrijke vertrek, en ze bewon
derden al die eigenaardige zaken, dien
vreemden antieken bouw, waarop het
spraakzaam vrouw'je hen opmerkzaam
maakte.
Alles was zoowat bewonderd, [het
pronkbed, de mooie blauwe borden,
het gat voor den rook, toen de kapitein
van 't bootje binnenkwam en Maartje
toefluisterde „Da'a nou een koningin 1"
„Wat zeg-je me daar riep Maartje
verbaasd, maar volstrekt niet verlegen
uit. „Waarom het ze me dat niet be
kend gemaakt? En met vloog ze weg,
de deur uit en een hofdame achterna.
Hartelijk sloeg ze haar op den schou
ders en heel naïef vroeg ze, terwijl ze
beide, knokkelige handen uitstak „Ben
jij Koningin? rnenscb, dat had-je moe
ten zeggen".
De kapitein maakte Maartje op haar
vergissing opmerkzaam. Hij wees haar
de vorstin, die vroolijk lachend de gul
toegestoken handen aannam. „Maar
menscb, waarom zei-je dst nou niet?"
herhaalde Maartje. „Ik kan 't toch niet
an je zien."
Nou mot je me boeltje nog er is
kijken wat zie je d'r goed uit. Hoe
oud bea-je wel
De koningin begreep de vraag en
terwijl 't Markstertje haar steeds voort
trok door haar kamer, antwoordde ze
lachend„Sechszig I"
„Zestig, maar koningin, toen zag ik
al grjjs. Jij het zeker wel een goed le
ventje," lachte Maartje schalkscb.
„Gaat non ereis zitten hier". En ze
haaide een hoogen stoel te voorschijn,
waarop ze H. M. die 't nu uitschaterde,
neerduwde.
't Oudje nam zelf de „zorg" en ze
schoof bij, totdat ze knie aan knie zat
met de vorstin en toen vroeg ze
„Waar is je man toch, de koniag?
De kaptein wees naar de deur.
Daar stond een deftig heer, breeden
dik, gekleed ia 't zwart, belast met tal
van parapluies; een livrei-bediende.
Daarvan begreep 't vrouwtje niets.
„Kom koning, riep ze, kom binnen.
Wat blijf je daar staan
De bediende verroerde zich niet.
Dat ging te ver.
Maartje sprong op, verwelkomde den
bediende als koning, en trok 'm de
kamer in, tot schrik van den deftigen
man, en heel de hofhouding.
De koningin lachte al maar door,
toen Maartje den bediende neer trok
op een stoel, vlak naast haar.
Weer kwam de kapitein helpend
tusscheabdden.
„'t Hindert niets," zei 't vrouwtje,
„m'n huis staat open voor ieder, maar
roep den koning daa toch."
Eindelijk kwam Z. M., en ook hij
meest opnieuw al het moois van Maar
tje bekijken.
Waar wonen jelui toch eigenlijk
vroeg ze, toen bet vorstenpaar haar
reeds hartelijk had gegroet
„Ia Saksen," antwoordde een hof
dame.
„Dat ken ik niet," zei Maartje gul.
„Da'a Dnitscbland, hielp de kapitein
haar voort, en toen wist Maartje 't,
toea vertelde ze van Duitsche schilders
en van den Duitschea keizer, maar
heel de stoet was reeds verdwenen in
een andér huisje, waar dezelfde koddige
tooneeltjes plaats hadden.
Op hun terugtocht fotografeerde H.
M. drie meisjes in nationaal costuum,
eerst van voren, toen van achteren.
Daarop vertrokken zij weer per boot,
waar H H. M.M. de lnnch gebruikten.
De viering van den verjaar
dag der Regentes te 'sGraves'nage is
Woensdag byna den geheelsn dag door
stortbuien verstoord. De Btraten misten
daardoor de gewone levendigheid aan
dien dag eigen. De paiade was tot 2 u.
'uitgesteld, in de hoop dat het weer zou
opklaren, maar ook deze weosch werd
niet verwezenlijkt. Toch glsg het mili
tair schouwspel door. De troepen ston
den onder eene aanhoudende stortbui
nabij het Plein 1813 opgesteld, de gre
nadiers en jagers langs Nassaulaau en
Naasaupleia, de cavalerie en artillerie
op het door waterplassen doorweekte
Alexandersveld. De staf met den gene
raal ea de niet bij de troepen inge
deelde officieren de commandant, hoofd
en verdere officieren der schutterij
schaarden zich ter zyde van het monu
ment. Ten einde de manschappen niet
doornat te doea worde», verrichte gene-
Uit liet engclsch
VAN
EARNEST. DE LAN CE Y PIERSON.
HOOFDSTUK III.
Be verlorene
Eene vreeselyke gedachte komt nu bp my op als ik eens
struikelde over het gebeente van den armen Jack Henley 1 Ik
huiver en ga door.
Wat er van de ruïne overblijft, wordt weggesloopt en verwij
derd; hiermee is men ongetwijfeld reeds eenige dagen bezig, want
ar zijn reeds groote openingen in de zwarte muren.
By den ingang van een tydelyken houten loods zit een Ier met
een kort, steenen pypje in zijn mond, te rooken. Hij houdt het
toezicht over het wegkruien van het puin en de steenen, en nu en
dan haalt hy zijn pijpje uit zyn mond om een al te langzamen be
stuurder van een der kleine kruiwagens wat tee te schreeuwen.
//Maginty l" roept hy uit op het oogenblik van myne komst,
«denk je, dat het hier eene begrafenis is, en ben je bang om er
voor het ljjk te zullen komen?"
Hy trekt weer aan zijn pijpje en kykt my niet onvriendelijk
aan. «Morgen I
Ik beantwoord den groet. Hy schynt my de man toe aan wien
ik iets over den brand moot vragen;
//Er is hier een vreeselyke brand geweest,» begin ik, en wys
in de richting van de painhoopen.
f/Ja, zegt n dat wel mynheer. Ik heb nog nooit in myn leven
zulk vuurwerk gezieD. Ik heb er evenwel werk door gekregen
zoodat ik niet klagen moet," met een langen, wysgeerigen haal
aan zyn pyp.
//Zyn allen gered vraag ik achteloos.
z/Ja, allen behalve een Chinees. Hy geraakte in brand, toen hy
wat kleeren wegnam. Het was zyne gerechte straf, omdat hy een
arme weduwe van haar waschgoed wilde berooven. Gy kent haar
misschien wel juffrouw O'Flynner by wees met zyn pyp
over zijn schouder als om aan te wyzen, waar de dame in kwes
tie woonde.
Ik moest bekennen, dat ik niet het genoegen had haar te ken-
neD, wat hem teleurstelde, eu ik bemerkte, dat hij na deze ont
dekking lager op my neerzag.
z/Er zjjs natuurlijk verscheidene menschen by gekwetst," zeide
ik, en vervolgde het onderwerp, dat my daarheen had gebracht.
Met droevig gebaar schudde hy een van zyne vuile handen.
z/Ja mynheer, er waren er sommigen by, wier gezichten zoo
geblakend waren, dat hunne eigen moeders hen niet zonden heb
ben herkeBd. Ook werden er velen verminkt doordat zy te haastig
waren en als dol naar beneden sprongen. Er waren er by, die den
achterkant van hun eigen nek konden zien, er was zelfs een arme
man by, wiens beenen zoo verwrongen waren, dat men niet zou
kunnen zien of hy naar u toe of van u wegliep. Ik heb gehoord,
dat zy nu in het hospitaal goed worden verzorgd, en er wel spoe»
dig uit vandaan zullen komen.»
11 Ik zou gaarne willen we! en of een myner vrienden bij den
brand is gered. Hy was niet onder degenen, die in het hospita* 1
zyn opgenomen, en tot heden heb ik niets van hem bemerkt.
Weet gy wel zeker, dat iedereen uit het brandende gebouw i«
gered P»
Hij krabde zich een oogenblik op het hoofd, en deed een lan
gen haal aan zijn pyp.
//Dat is misschien mogelyk,» zeide hy half by ziehzelf.
z/Wat is mogelyk
z/Ik dacht eens na. Gij moet weten, dat myn vriend Jerrjr
Fogarty, die in het hotel werkzaam was, den morgen na den brand
een armen man tusschen de puinhoopen zag rondloopen» hijj
wees met zyn pyp in de richting van de afgebrokkelde muren.
1/De arme kerel bad niet veel meer aan het lyf dan een oude
broek, die verbrand was alsof hy op de heetste plek van den brand
was geweest.»
z/En heeft uw vriend met hem gesproken?» vroeg ik haastig^
want het scheen my toe, dat ik op het rechte spoor was.
z/Ja mynheer. Jerry ging naar hem toe en vroeg hem wie hy
was en vanwaar hy kwam, maar er was geen touw vast te knoo-
pen aan hetgeen hy zeide. Hy denkt, dat hij spaansch of een
andere vreemde taal sprak.
«Wel niemand scheen zich om den armen man te bekommeren
en Jerry, die goedhartige kerel, neemt, hoewel de brand voor hem