DE DOOD VAN EEN HELD. HAARLEMMER HALLETJES. Sen 2aterdagavondpraat]e. BINNENLAND Op een dag van het jaar 1793 zat in een laag vertrek eener boerderij te Lyon Hermirie de Hauteberge op een tabouret, het hoofd op do handen en de armen ges'eund op de knieën, in diep nadenken verzonken. Starende in den vuu'gloed, luisterde zij met aandacht naar al de ge luiden van buiten. Sedert den vorïgen dag zweeg de stem van bet kanon. Haar angst niet langer meester, stond het meisje op, opende Ce deur en luisterde in den donkeren nacht. Alleen de rivier de Rhöne maakte een klagend geluid, terwijl hare golven langs de oevers klotsten. Nu en dan kraakte een boom tak Overigens was alles stil en als uit gestorven. Bevend van vrees waagde zich Hermine (ot aan de heining, liep om de boerderij heen en staarde in de verte in de rich ting van Lyon. Daar hing een rood schijnsel over de stad, alsof ze in brand stond. Zou na zestig dagen van beleg en van bombardement, de stad instorten zonder hare poorten te hebben geopend voor de troepen der Conventie? Of was zij misschien overwonnen. Neen, dat kon niet zyn. Met vreugde had Hermine den vorigen dag gezien, dat de Blauwen door Précy waren verslagen in de moerassen Van Perrache, zoozelfs dat zij voorbij de boerderij waren komen vluchten. Maar vanwaar die stilte? Lyon zou niet bezweken zijn zonder een laatste, vreeselijke worsteling. Zy moest hopen en gelooven. Zou dat vurige schijnsel niet het bewijs zijn vau de overwinning der dappere bezetting van Lyon op de Blauwen Nog steeds beschouwd© Hermine den horizon, geslingerd tosschen hoop en vrees. Er kwam een man langs den weg, van de richting van de stad, Al ha.es moed bijeenrapende, riep zy„Burger!" De man bleef staan en trachtte in de duisternis te zien wie hem riep. Hermïne aarzelde, maar haar onrust overwon de vrees en door een opeaing in de heg ging zij naar den man toe. „God zjj geloofd, zijt gij het Claude?" Zy had den zoon van haars vaders rentmeester herkend. „Wat gebeurt er te Lyon? vroeg zij. De jonge man hiel in wanhoop de handen omhoog. „Verberg u frenle. Alles is verloren. De Blauwen zijn in Lyon en branden en plunderen. Alles is gedaan." „En mijn vader?" vroeg zjj, in doods angst. Etienne de Hauteberge, kapitein van de koninklijke garde, den 6den October te Versailles en den lOden Augustus bij de Tuilerieön gekwetst, had zich na de gevangenneming des koniogs, terug getrokken in den kring zyner familie Hij had geweigerd met zjjne vrienden het land te verlaten oordeelende dat de vlucht in het uur des gevaars gelijkstond met desertie. Hij wilde sterven als het moest, maar zou tot het einde toe voor het recht kampen. De graaf de Précy kende den man, hy verzocht hem om zyn hulp. Met eenige getrouwen bereidden zy de reactie voor en toen het hoofd van Lodewijk XVI gevallen was begonnen zij den opstand, i die door de eischen van Cbalier nog werd aangevuurd. Lyon verzette zich tegen de Conventie en verklaarde haar opralyk den oorlog. Sedert het einde van do maand Juni was Lyon onder de wapeoeo, onder lei ding van den graat de Précy en zijn dapperen vriend Chevalier de Hauteberge, Laatstgenoemde vertrouwde zijn vrouw en zyne dochter Hermine toe aan een zyner boeren te Irigoy, wiens trouw hem bekend was. Hy voorzag een tellen str'jd, die wanneer de andere steden het voor beeld van Lyon niet volgden, zeker met den ondergang van die stad zou eindigen. Maar deze overweging schrikte den dapperen soldaat niet af. „En myn vader?" herhaalde Her mine tot den jongen man, Claude haalde wan hopig de schouders op, „Ik weet het niet. Graaf de Précy heeft zich met eeoige edellieden door den vy and heengeslagen. Of mynheer uw vader 8r by was, kan ik niet zeggen. Schop moed, freule, uw vader is dapper. Ik heb evenwel gehoord, dat er velen in dien uitval het leven hebben verloren." Hermine rilde. „Claude," zeide zy na een oogenblik stilte, „gy zyo ons immers toegedaan „Kunt ge daaraan twijfelen „Neeo, ik weet het, maar kan ik rekenen op uw moed?" „Wat verlangt u van my?" „Ik wensch my os vaders lot te kennen. Keer terug naar Lyon, vermom u en tracht van de vyandelyke soldaten te vernemen, wat er van myn vader is ge worden." „Oh 1" „Het moet en gij kun'; het zonder ge vaar doen. Als voormalig dienaar van een edelman zal men het zeer natuurlijk vinden, dat gij u thans legen hem ver klaart." De jonge man zag het mei»je aan, dat daar in de diepste wanhoop voor hem stond en, zich herinnerende hoe vele wel daden zyn familie van haar en hare» vader had ondervonden, boog hy en zeide eenvoudig: „Ik zal het doen, freule." Zonder een woord te zeggen, keerde hij terug naar de stad. De Conventie bracht reeds by tientallen de vrienden des konings ter dood op het schavot, terwyl hHnne woningen in vlammen op gingen. II. gij het?" „Ja ik, die myne plaats niet met de uwe zou willen railen." „Beleedig my niet, ik wil niet verge ten dat wy naast elkander hebben ge streden. Ik zal u redden „Mij redden?" „Ja. Jk ben uitgezonden om glndscbe verschansing te nemen, de laatsto die nog in de macht van uwe vrienden is. Kom met ons mee en help ons die ver overen. Ik zal dan borg bly ven voor uw vaderlandsliefde." „Dat nooit," zeide de Hauteberge trotscb. „Het moet, of gy zyt verloren." „Maar myn eer zal onbevlekt blijven I" „Ongelukkige, ziet gy dan niet dat my na soldaten u wan rouwend aanzieD. Als gij niet met oos gaat, zijt gy ver dacht en wie verdacht wordt is verlo ren." Op dat oogenblik naderde een kor poraal, n Wie is de man, met wien gij daar spreekt," burger kapiteia? „Hy ziet er uit als 68n edelman." „Ia het gelid," beval de olficier. „Wie beveelt hier Er werd door de soldaten gemompeld. Besluit, of het is te laat," flaisterde de officier den chevalier toe. Maar reeds naderden de soldaten. „Burgerkapitein," zeide de korporaal, „arresteer dien man, hy is verdacht. Weigert gij, wees dan voorzichtig Deze bedreiging maakte den olficier bevreesd voor zyne eigen veiligheid. Hy haalde de schouders op en slaakte zyne pogingen, om den chevaliep tot over loopen te bewegen. Kort daarop was de Hauteberge voor het „Comité ré volution- naïre" gebracht, herkend als een voorma lig edelman (cidevant) en gevangen gezet in een der kelders vao het Stad huis te Lyou. Claude bracht deze tyding aan Her mine. Men begrypt met welke diepe smart bet jonge meisje die ontving. Zy dankte don jongen man snikkend voor zyne toewyding. „Freule," zeide Claude diep bewogen, ik keer naar Lyon terug. Ik heb ge zorgd dat ik in het oog liep door te roepen„Leve de Natie Ik bahoor tot de club die „de vrienden van Challer" heet en heb myn kaart vaa vry geleide. Misschien kan ik uwen vader van dienst zyn." „Hy is verloren 1" snikte Hermiue, maar ga en God sta u bij Toen de stad verloren was had de chevalier de Hauteberge geweigerd met Précy en de zynen te vluchten. Hy wilde zyne familie terugzien, brak zyn degen en trachtte in burgerkleeding door de vyanden heen te komen. Terwyl hy langs eea hollen weg ging bij Fourdières ontmoette hij een detache ment vyandelyke soldaten. De bevelvoer- rende officier zag hem aan en beiden deinsden een stap achteruit. Zy hadden elkander herkend. De getrouwe over- wonneling en de overwinnende verrader hadden vroeger te zamen onder de ko ninklyke vlag gediend, ja zy waren wapenbroeders geweest. De officier liet zijn troep halt houden en trad alleen op den chevalier toe. „Zijt III. Er gingen eenige dagen voorbij, de Conventie smoorde den opstand in een zee van bloed en toen het onthoofden den woestelingen nog te langzaam ging, begon het bloedbad in massa, waarvan de geschiedenis nog jjmet huivering ge waagt. De Conventie belast met de te recbtstelliogen, zetelde in het Stadhuis. De verhooren waren steeds zeer kort. De vyf rechters, gekleed in het blauw en met een steek met rood lint op het hoofd, droegen aan een driekleurig lint een klein bylije om den hals, het zinne beeld van hunne afschuwelijke betrek king. Na elk verhoor ondervroegen de rech- CLXXIV. Er zyn zoo van die stichtingen in de wereld, die veel nut doen, —aar zonder ophef of misbaar. Er zyn er ook, die met veel vertooDing reclame trachten te maken en toch wanneer ze op den keper worden beschouwd, al heel weinig tc be- teekenen hebben. De eersten zijn te ver gelijken met de viooltjes, die, hunne kop jes wegs:ekend onder het gras, zich schy- nen te verborgen voor den wandelaar de laatst en bij de reusachtige zonnebloe men, die hunne pretentieuse gestalte in de hoogte steken en den blik al van verre tot zich trekken. En toch zal ieder een bet viooltje oneindig liever zien dan dien pralenden zonnebloem Maar 't is niet aan bloemen dat ik dit praatje beb gewydde herfst is aange broken en het is welhaast geen tyd meer om te spreken over bloemen, behalve over die welke de vorst op onze ruiten teekent. Over de volksbibliotheek van het „Nut" wilde ik een en ander zeg gen, deze slichting vergelijkende met het nederig viooltje, dat zoo&ls de diohier zegt „in het verborgen bloeit," en dat toch zoovelen genoegen verschaft. In het jaar 1794 werd werd deze bi bliotheek opgericht. Ze viert dus het volgend jaar haar eeuwfeest en ik zal myn lezers niet vermoeien met een over zicht van hare historie, maar liever eens een schets geven van haren tegenwoor- digen toestand. Bij het honderdjarig ju bileum komen geschiedkundige bizonder- heden beter te pas. Tegenwoordig wordt de bibliotheek gehouden in het Nutsgebonw in de Zijl straat. By het begin van den winter roepen commissarissen de liefhebbers op, om zich voor het aanstaande seizoen te doen inschrijven. Daarna woidt er elke weck eene zitting gehouden om boeken te ruilen maar op deze manier, dat het aantal lezers verdeeld is over twee we ken. Anders zou het werk eenvoudig ondoenlijk wezen. De arbeid toch, hieraaa verbonden, is niet geriDg te schaiten. Wanneer men nagaat, dat er in het vorige jaar aan 1814 lezers zyn uitgegeven 18933 boe ken, daa vat men gemakkelijk, dat de commissarissen in de zittingavonden, die van 6 tot 10 uur duren, waarlyk geen tyd hebben om met de armen over el kander neer te zitten, 't Is waar, zy worden door bedienden bygeataan in het terugnemen, afgeven en opteekenen van de boeken, maar de conti öle over een en ander vereischt niet geringe zorgen en wanneer het drak loopt, helpen de com missarissen zei ven aan het opzoeken en uitreiken van de boeken vlijtig mee, Het is Maandagavond. Hoewel op de gedrukte briefjes die elke lezer krijgt, dnidelyk slaat dat de boeken te zeven nnr kannen werden geruild, zijn er te zes aar al lezers, die gaarne geholpen willen worden. Rechts van de deur is het wacht lokaal en bij zes tegelijk worden ze toe gelaten in de bibliotheek aan den anderen kant van den gang. „Meneer," zegt de eerste die aan het hekje komt om geholpen te worden, een kloeke smidsjongen met een paar geduchte banden aan het lyf, mag ik nummer 3469 hebben „De volksvoorlezingen uitgegeven door het Nut?" vraagt de commissaris. „Ja, juist. Daar staat in van stoom en stoomwerktuigen en eleetriciteit, ziet ui" „En wat breng je terug?" „Och, zoo'n romanseverhaal, maar daar is nou niks an." En met zekere gering schatting legt de lezer Diekens „kleine Dora" neer. Als hy geholpen is, komt de tweede. „Meneer, ik wou er graag een van Conscience, die zyn zoo mooi," en wel haast kan hy, gelukkig dat het thuis is, vertrekken „met „de Leeuw van Vlaan deren of met „de jonge Dokter" of met Moeder vrees." Het is evenwel regel, dat iedere lezer wanneer hy voor de eerste maal ters 'elkaar met de oogen. De hand uit gestrekt op de tafel bateekeude vry spraak, de hand aan het byltje den dood door de guillotine, terwyl de hand van het hoofd bedaidde, dat de beklaagde moest worden doodgescho'en. Dank zy de pogingen van Claude werd de chevalier maar steeds niet ver hoord. De brave dienaar hoopte eene gelegenheid te vinden om hem te doen vluchten. Maar eindelyk kon geen uit stel meer worden verkregen en den 24dien December verscheen de chevalier voor de commissie belast met do terecht stellingen. „Hoe is je naam?" vroeg de president. „Etienne Marie Lafons, chevalier de Hauteberge; kapitein bij de koninklijke gsrde en ridder van de orde van Saint Louis." De rechters keken elkander aan. iiWat heb je gedaan tijdens het be* leg „Mijn plicht als eerlyfe man Je beb! fransch bloed vergoten en het volk bevochten." „Myn geweten is zuiver van vergoten bloed, ik heb gestreden voor de goede zaak. Het vonnis der menseden vrees ik niet en ik vertrouw op hot ooideel van God De rechters raakten hun voorhoofd aan. De chevalier zou worden gefusil leerd. Wanhopig vertrok Claude naar Irigny. Toen zij hem zag begreep Hermine dat er geen hoop meer was. Alle moed be gaf haar en zij viel ia zwym. Des nachtstot zichzeive gekomen, overdacht het meisje de verschrikkelijke tyding. Zjj wist, hoe anel de Conventie placht te handelen. Wellicht was dit reeds de laatste nacht voor haren vader. Zachtjes stond zy op, om hare moe der niet te wekken, trok de kleederen van eene boerin aan, nam een mand met eieren aan den arm en snelde, vastbera den, in den mcht den langen weg op die naar Lyon leidt. De nachtwind sneed haar in het gelaat en deed hare ledema ten verstijven, maar zy liep sieeds door, koude en pyn nauwelijks gevoelende. Het daagde reads, to9n zy eindelyk in Lyon aankwam. Zy liep dadelijk naar het Stadhuis en tunrdu door de raampjes van de cachotten osaer den grond, ofzy haren vader ook vinden mocht. Daar zag zy h8m in een der kerk- holen, bleek, vermagerd, terwyl hy bezig was met schrijven. Op den kreet dien zy slaakte, keek haar vader op. Op het zelfde oogenblik werd de deur van den kerker geopend en eenige soldaten tra den binnen om de a chevalier te halen en naar de plaats der terechtstelling te voeren. In een oogenblik was de chevalier by het getraliede venster en terwyl hy een laatsten kus drukte op hare hand, wierp hy haar het stuk beschreven papier toe. Hermine greep het en wachtte. Eenige oogenbiikken later rolde de wagen voorby. Rechtop, met ongebogen trots, stond haar vader, de oogen omhoog gericht, zonder aandacht te schenken aan de tierende monigte, die het voertuig achterna liep. Haif waanzinnig van smart vluchtte Hermine oen weg naar Irigny op. Daar las zy onder een stroom van tranen hst laa'ste geschrift haars vaders; dat aldus luidde Mijne geliefden. Vaarwel, ik moet u verlaten. Houdt moed en traeht braaf en nuttig televen, totdat gy zult worden opgeroepen. Dan zullen wy elkander wederzien. Ik zegen mijne kinderen. Dat zy be denken, hoe broo3 de wereld is en hare rijkdommen. Vaarwel. Schenkt, gelijk ik dit doe aan hen die ray ter dooi brengen, De chevalier had den brief niet kuu- nen voltooien. Opeens bekroop Hermine een gevoel van woeste haat tegen de moordenaars vaa haren vader en den vuist ballende, steeg uit haur overkropt gemoed eene bittere vervloeking op. Maar toen zy die wilde uitspreken, was het haar alsof de ziel van dan edelen man hare opge heven hand neerboog ea den vloek op haren mond deed wegsterven en plotseling op de knieën vallende, zag zij als in vlammende letters h8t woord geschreven staan, dat ontbrak aan den laatsten vol zin in den brief haars vaders, het woord VERGIFFENIS. IS!aar het fransch van Bernard de Gray komt, op een briefje 25 nommers heeft geschreven, die hy gaarne lezen wil. Wat hy daarvan gelezen heeft, moet hij doorstrijken en op deze wyze is het mogelyk, dat eiken zittiagavond duizend boeken worden uitgereikt en terugge nomen. Wanneer ieder, als een boek niet thuis is en den calalegus ging zoeken naar een ander, kwam men zeker niet klaar. Daar komt er een, die nog nooit ia de bibliotheek heeft gelezen. Hy breogt No. I van den catalogus terug en vraagt om een ander, maar wat aardiger als het kan, want dit is hom niet beBt bevallen. De commissaris kjjkt het lijstje eens in en ziet tot zyn verbazing, dat de lezer maar eenvoudig zonder er verder naar te kyken, nummer 1 tot 25 heeft opge- teekend. Daar nu de nummers 1 tot 141 alleen boeken zijn over godsdienst, zede kuade en kerkgeschiedenis en het, hoe goed deze ook mogen wezen, toch wel niet de bedoeling van den lezer zal zyn om daarover 25 boeken Achtereen uit te lezen, ontfermt zich de commissaris over hem en zegt den bediende, maar een boek te geven van kapitein Marryat, of van Cooper, Louise Mtlhlbach, Erck mann Chatrian of Aimard, allen achry- vers die zich in de sympathie van de lezers mogen verheagen. Er is er een by, die al 25 jaar lang uit de bibliotheek boeken leest en in dezen tyd van herdenkingsfeesten dus wel een jubileum vieren mocht. Dit is echter tot dusverre achterwege gebleven, misschien wel omdat men nog in twyfel is of de bibliotheek een eereblyk moet aanbieden aan zoo'n trouwen begunstiger, dan wel of de lezer nit erkeatelykheid het bibliotheekbestuur onthalen moet. Een andere lezer is steeds bjjzonder gesteld op boeken over de voorwereld. Velen geven blyk, dat zij waard zijn een goed boek te lezen en menigmaal recommandeert de een het aan den ander. liet spreekt wel vanzelf, dat de boeken by hun terugkeer tot de bibliotheek niet altyd even onberispelijk er uitzien. Van de duizend worden er gewoonlijk eiken Zooals blijkt uit de mede- deeling van den burgemeester Y*o Rot terdam zijn Vrydag aldaar 3 nieuwe lijders aan cholera asiatica aangegeven. Eén sterfgeval had plaats, nl. dat van een der nieuwe lijders, eene dienstbode aan den Stations weg, die naar de barak te Crooswijk was vervoerd. In het geheel hebben zich na van het ontstaan der cholera op 2 L Augustus af, aldaar 23 gevallen van cholera voorge daan, waarvan 15 met doodeltjken af loop, terwijl 1 lyder hersteld is en 7 lyders nog in behan ieling blyven. Het engelfiche stoomschip „Fair- mead," komende van Sulina en bestemd naar Rotterdam, is Vrijdagochtend den Waterweg binnengekomen met het sein; „besmettelijke ziekte a?n boord." Door den quarantaine-dokter te Maassluis is een verdacht ziektegeval geconstateerde Hoewel op dit oogenblik nog geen sprake was van cholera, bly ft het stoomschip, in afwachting van nadere orders, voor- loopig te Maassluis in observatie. Men meldt nit Ter-Neuzen van 7 September In eene heden gehouden buitengewone zitting van den gemeenteraad deelde de voorzitter het rapport mede van den geneeskundigen inepecteur omtrent de verdachte ziekteverschijnselen alhier. Hieruit bleek, dat aeze by twee perso nen, waarvan een.overleden en de tweede spoedig hersteld is, moeten worden toe geschreven aan cholera asiatica. By een derden zieke, die mede spoedig hersteld werd niets verdacht bevoudeD. Omtrent het Dinsdag door den Raad genomen besluit, om de kermis op den gewonen tyd te doen plaats hebben, werden nu, in {jverband met het boven medegedeelde, voorstellen ingediend tot avond een paarhoaderd op zijde gelegd, om van schoon© omslagen ie werdea voorzien. Heelt iemand een boek bizonder toege takeld, dan krygt hy een waarschuwing, by herhaling nog een tweede waarschu wing en bij den dei den keer wordt hem aangezegd, dat hy voortaan geen boeken meer van de bibliotheek krijgen kan. Dit is nuttig en noodig. Orde moet er zijn en als men de teugels slap laat hangen gaan kwaadwillige paarden op hol. Het pnbllek zelf keurt trouwens gestrengheid op dat punt goed. Komt er een klein kind, dat een boek met een schoon omslag teruggeeft en een vol wassen persoon, die er een brengt dat bevuild en beklad is, dan wordt het kind allicht door den commissaris aan den oudere ten voorbeeld gesteld en geyea de andere lezers huane instemming daar mee ook ronduit te kennen. Of er Diec veel boekeo wegraken Men zou zoo denken, dat dit nogal vaa& zal voorkomen, maar in werkelijkheid valt dat mee. Natuarlijk blyven er zoo na dan wel eens weg, maar dan worden ze door den concierge van het Nat na gespoord en in de meeste ge/allen ook wel weer teruggebracht. Op zekeren dag werden twee boeken vermist die in het bezit waren van een echtpaar. Toen ze werden teruggevraagd, bleek dat intusschen de menschen, niet best overweg kunnende, besloten hadden van elkaar „af te gaan." De vrouw was naar Utrecht vertrokken, nadat zy hun gansehe hebben en honden eerlijk samen gedeeld hadden,ook de boeken van het Nut. Ieder had daarvan een voor zich gebonden. Of de vroaw het boek nog heeft te ruggezonden weet ik niet, ik hoop ech ter dat zy heeft begrepen dat het zelfs by eerlijke deeling niet aangaat ander mans boeken daarin te betrakken. De bibliotheek telt 8000 deelen, maar kan er zeer goed nog meer gebruiken. Boeken Van de genoemde auteurs en ook gebonden jaargangen van tydsohrif ten en magazijnen zijn gewenscht als gesneden brood, in 't algemeen alle boe ken die men aan den lezer in handen kan geven, want het mag gezegd wor den er wordt streng tegen gewaakt, dat boeken tegen den een of anderen godsdienst gericht of van lichtvaardige strekking, op de planken een plaats vinden, 't Spreekt van zelf, dat de voor raad nu en dan moet worden ververscht en vernieuwd. Om de vyf jaar onder gaat de bibliotheek een soort van groote schoonmaakwat opgelezen is wordt eruit genomen eB, zoo mogelyk door nieuwe vervangen. Zoo mogelyk, zeg ik, en daar wringt hun de schoen nu juist. Er is niet altyd geld disponibel. Het Nutsdepartement is allesbehalve ryk en de kosten van be diening, nieuwe omslagen, administratie bedragen met elkander een aardig som metje. En toch, men moet zeggen dat er voor de overige fondsen nog veel wordt ge- daan. Het is een lust om te zien hoe kenrig de boeken op de planken naast elkander staan geschaard en hoe prak tisch het lokaaltje is ingericht. Maar er zon nog veel meer kunnen worden ge daan, wanneer men wat boeken afstond en de bibliotheek gelukkig maakte met een gift in geld. Komaan, waarde lezers, ziet uw boeken kast eens na of ge niet wat missen kunt voor de bibliotheek en, als het niet te veel gevergd is, zendt dan eens een financieele bijdrage. Ik hoop u met dit schetsje de overtuiging te hebben gege ven, dat de bibliotheek groot nnt doet, door voor kleinen en grooten de win termaanden gezellig te maken, zoodat men geen behoefte gevoelt om de deur uit te loopen, maar aangename uurtjes doorbrengt in den hniselyken kring. Wie de inrichting zelve eens wil zien, zal zeker zoodra de zittingen zijn begon nen, met genoegen door de commissaris sen worden ontvangen. Heeft men wat over, hetzij dan boeken of een geldelijke bijdrage, dan kan men die zenden aan een der bestuursleden, de heeren W. C. de Vos, J. Merens en G. F. Snijders. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 6