DE DOOD VAN EEN HELD.
HAARLEMMER HALLETJES.
Sen 2aterdagavondpraat]e.
BINNENLAND
Op een dag van het jaar 1793 zat in
een laag vertrek eener boerderij te Lyon
Hermirie de Hauteberge op een tabouret,
het hoofd op do handen en de armen
ges'eund op de knieën, in diep nadenken
verzonken. Starende in den vuu'gloed,
luisterde zij met aandacht naar al de ge
luiden van buiten. Sedert den vorïgen
dag zweeg de stem van bet kanon.
Haar angst niet langer meester, stond
het meisje op, opende Ce deur en luisterde
in den donkeren nacht. Alleen de rivier
de Rhöne maakte een klagend geluid,
terwijl hare golven langs de oevers
klotsten. Nu en dan kraakte een boom
tak Overigens was alles stil en als uit
gestorven.
Bevend van vrees waagde zich Hermine
(ot aan de heining, liep om de boerderij
heen en staarde in de verte in de rich
ting van Lyon. Daar hing een rood
schijnsel over de stad, alsof ze in brand
stond. Zou na zestig dagen van beleg
en van bombardement, de stad instorten
zonder hare poorten te hebben geopend
voor de troepen der Conventie? Of was
zij misschien overwonnen. Neen, dat kon
niet zyn. Met vreugde had Hermine den
vorigen dag gezien, dat de Blauwen door
Précy waren verslagen in de moerassen
Van Perrache, zoozelfs dat zij voorbij de
boerderij waren komen vluchten.
Maar vanwaar die stilte? Lyon zou
niet bezweken zijn zonder een laatste,
vreeselijke worsteling. Zy moest hopen
en gelooven. Zou dat vurige schijnsel
niet het bewijs zijn vau de overwinning
der dappere bezetting van Lyon op de
Blauwen
Nog steeds beschouwd© Hermine den
horizon, geslingerd tosschen hoop en
vrees. Er kwam een man langs den weg,
van de richting van de stad, Al ha.es
moed bijeenrapende, riep zy„Burger!"
De man bleef staan en trachtte in de
duisternis te zien wie hem riep. Hermïne
aarzelde, maar haar onrust overwon de
vrees en door een opeaing in de heg
ging zij naar den man toe.
„God zjj geloofd, zijt gij het Claude?"
Zy had den zoon van haars vaders
rentmeester herkend.
„Wat gebeurt er te Lyon? vroeg zij.
De jonge man hiel in wanhoop de
handen omhoog. „Verberg u frenle. Alles
is verloren. De Blauwen zijn in Lyon en
branden en plunderen. Alles is gedaan."
„En mijn vader?" vroeg zjj, in doods
angst.
Etienne de Hauteberge, kapitein van
de koninklijke garde, den 6den October
te Versailles en den lOden Augustus
bij de Tuilerieön gekwetst, had zich na
de gevangenneming des koniogs, terug
getrokken in den kring zyner familie
Hij had geweigerd met zjjne vrienden
het land te verlaten oordeelende dat de
vlucht in het uur des gevaars gelijkstond
met desertie. Hij wilde sterven als het
moest, maar zou tot het einde toe voor
het recht kampen.
De graaf de Précy kende den man, hy
verzocht hem om zyn hulp. Met eenige
getrouwen bereidden zy de reactie voor
en toen het hoofd van Lodewijk XVI
gevallen was begonnen zij den opstand, i
die door de eischen van Cbalier nog werd
aangevuurd. Lyon verzette zich tegen de
Conventie en verklaarde haar opralyk
den oorlog.
Sedert het einde van do maand Juni
was Lyon onder de wapeoeo, onder lei
ding van den graat de Précy en zijn
dapperen vriend Chevalier de Hauteberge,
Laatstgenoemde vertrouwde zijn vrouw
en zyne dochter Hermine toe aan een
zyner boeren te Irigoy, wiens trouw hem
bekend was. Hy voorzag een tellen str'jd,
die wanneer de andere steden het voor
beeld van Lyon niet volgden, zeker met
den ondergang van die stad zou eindigen.
Maar deze overweging schrikte den
dapperen soldaat niet af.
„En myn vader?" herhaalde Her mine
tot den jongen man, Claude haalde wan
hopig de schouders op, „Ik weet het niet.
Graaf de Précy heeft zich met eeoige
edellieden door den vy and heengeslagen.
Of mynheer uw vader 8r by was, kan
ik niet zeggen. Schop moed, freule, uw
vader is dapper. Ik heb evenwel gehoord,
dat er velen in dien uitval het leven
hebben verloren."
Hermine rilde. „Claude," zeide zy na
een oogenblik stilte, „gy zyo ons immers
toegedaan
„Kunt ge daaraan twijfelen
„Neeo, ik weet het, maar kan ik
rekenen op uw moed?"
„Wat verlangt u van my?"
„Ik wensch my os vaders lot te kennen.
Keer terug naar Lyon, vermom u en
tracht van de vyandelyke soldaten te
vernemen, wat er van myn vader is ge
worden."
„Oh 1"
„Het moet en gij kun'; het zonder ge
vaar doen. Als voormalig dienaar van
een edelman zal men het zeer natuurlijk
vinden, dat gij u thans legen hem ver
klaart."
De jonge man zag het mei»je aan, dat
daar in de diepste wanhoop voor hem
stond en, zich herinnerende hoe vele wel
daden zyn familie van haar en hare»
vader had ondervonden, boog hy en zeide
eenvoudig: „Ik zal het doen, freule."
Zonder een woord te zeggen, keerde
hij terug naar de stad. De Conventie
bracht reeds by tientallen de vrienden
des konings ter dood op het schavot,
terwyl hHnne woningen in vlammen op
gingen.
II.
gij het?"
„Ja ik, die myne plaats niet met de
uwe zou willen railen."
„Beleedig my niet, ik wil niet verge
ten dat wy naast elkander hebben ge
streden. Ik zal u redden
„Mij redden?"
„Ja. Jk ben uitgezonden om glndscbe
verschansing te nemen, de laatsto die
nog in de macht van uwe vrienden is.
Kom met ons mee en help ons die ver
overen. Ik zal dan borg bly ven voor uw
vaderlandsliefde."
„Dat nooit," zeide de Hauteberge
trotscb.
„Het moet, of gy zyt verloren."
„Maar myn eer zal onbevlekt blijven I"
„Ongelukkige, ziet gy dan niet dat
my na soldaten u wan rouwend aanzieD.
Als gij niet met oos gaat, zijt gy ver
dacht en wie verdacht wordt is verlo
ren."
Op dat oogenblik naderde een kor
poraal, n Wie is de man, met wien gij
daar spreekt," burger kapiteia? „Hy
ziet er uit als 68n edelman."
„Ia het gelid," beval de olficier. „Wie
beveelt hier
Er werd door de soldaten gemompeld.
Besluit, of het is te laat," flaisterde de
officier den chevalier toe. Maar reeds
naderden de soldaten. „Burgerkapitein,"
zeide de korporaal, „arresteer dien man,
hy is verdacht. Weigert gij, wees dan
voorzichtig
Deze bedreiging maakte den olficier
bevreesd voor zyne eigen veiligheid. Hy
haalde de schouders op en slaakte zyne
pogingen, om den chevaliep tot over
loopen te bewegen. Kort daarop was de
Hauteberge voor het „Comité ré volution-
naïre" gebracht, herkend als een voorma
lig edelman (cidevant) en gevangen
gezet in een der kelders vao het Stad
huis te Lyou.
Claude bracht deze tyding aan Her
mine. Men begrypt met welke diepe
smart bet jonge meisje die ontving. Zy
dankte don jongen man snikkend voor
zyne toewyding.
„Freule," zeide Claude diep bewogen,
ik keer naar Lyon terug. Ik heb ge
zorgd dat ik in het oog liep door te
roepen„Leve de Natie Ik bahoor
tot de club die „de vrienden van Challer"
heet en heb myn kaart vaa vry geleide.
Misschien kan ik uwen vader van dienst
zyn."
„Hy is verloren 1" snikte Hermiue,
maar ga en God sta u bij
Toen de stad verloren was had de
chevalier de Hauteberge geweigerd met
Précy en de zynen te vluchten. Hy wilde
zyne familie terugzien, brak zyn degen
en trachtte in burgerkleeding door de
vyanden heen te komen.
Terwyl hy langs eea hollen weg ging
bij Fourdières ontmoette hij een detache
ment vyandelyke soldaten. De bevelvoer-
rende officier zag hem aan en beiden
deinsden een stap achteruit. Zy hadden
elkander herkend. De getrouwe over-
wonneling en de overwinnende verrader
hadden vroeger te zamen onder de ko
ninklyke vlag gediend, ja zy waren
wapenbroeders geweest.
De officier liet zijn troep halt houden en
trad alleen op den chevalier toe. „Zijt
III.
Er gingen eenige dagen voorbij, de
Conventie smoorde den opstand in een
zee van bloed en toen het onthoofden
den woestelingen nog te langzaam ging,
begon het bloedbad in massa, waarvan
de geschiedenis nog jjmet huivering ge
waagt. De Conventie belast met de te
recbtstelliogen, zetelde in het Stadhuis.
De verhooren waren steeds zeer kort.
De vyf rechters, gekleed in het blauw
en met een steek met rood lint op het
hoofd, droegen aan een driekleurig lint
een klein bylije om den hals, het zinne
beeld van hunne afschuwelijke betrek
king.
Na elk verhoor ondervroegen de rech-
CLXXIV.
Er zyn zoo van die stichtingen in de
wereld, die veel nut doen, —aar zonder
ophef of misbaar. Er zyn er ook, die
met veel vertooDing reclame trachten te
maken en toch wanneer ze op den keper
worden beschouwd, al heel weinig tc be-
teekenen hebben. De eersten zijn te ver
gelijken met de viooltjes, die, hunne kop
jes wegs:ekend onder het gras, zich schy-
nen te verborgen voor den wandelaar
de laatst en bij de reusachtige zonnebloe
men, die hunne pretentieuse gestalte in
de hoogte steken en den blik al van
verre tot zich trekken. En toch zal ieder
een bet viooltje oneindig liever zien dan
dien pralenden zonnebloem
Maar 't is niet aan bloemen dat ik dit
praatje beb gewydde herfst is aange
broken en het is welhaast geen tyd meer
om te spreken over bloemen, behalve
over die welke de vorst op onze ruiten
teekent. Over de volksbibliotheek van
het „Nut" wilde ik een en ander zeg
gen, deze slichting vergelijkende met het
nederig viooltje, dat zoo&ls de diohier
zegt „in het verborgen bloeit," en dat
toch zoovelen genoegen verschaft.
In het jaar 1794 werd werd deze bi
bliotheek opgericht. Ze viert dus het
volgend jaar haar eeuwfeest en ik zal
myn lezers niet vermoeien met een over
zicht van hare historie, maar liever eens
een schets geven van haren tegenwoor-
digen toestand. Bij het honderdjarig ju
bileum komen geschiedkundige bizonder-
heden beter te pas.
Tegenwoordig wordt de bibliotheek
gehouden in het Nutsgebonw in de Zijl
straat. By het begin van den winter
roepen commissarissen de liefhebbers op,
om zich voor het aanstaande seizoen te
doen inschrijven. Daarna woidt er elke
weck eene zitting gehouden om boeken
te ruilen maar op deze manier, dat het
aantal lezers verdeeld is over twee we
ken. Anders zou het werk eenvoudig
ondoenlijk wezen.
De arbeid toch, hieraaa verbonden, is
niet geriDg te schaiten. Wanneer men
nagaat, dat er in het vorige jaar aan
1814 lezers zyn uitgegeven 18933 boe
ken, daa vat men gemakkelijk, dat de
commissarissen in de zittingavonden, die
van 6 tot 10 uur duren, waarlyk geen
tyd hebben om met de armen over el
kander neer te zitten, 't Is waar, zy
worden door bedienden bygeataan in het
terugnemen, afgeven en opteekenen van
de boeken, maar de conti öle over een en
ander vereischt niet geringe zorgen en
wanneer het drak loopt, helpen de com
missarissen zei ven aan het opzoeken en
uitreiken van de boeken vlijtig mee,
Het is Maandagavond. Hoewel op de
gedrukte briefjes die elke lezer krijgt,
dnidelyk slaat dat de boeken te zeven
nnr kannen werden geruild, zijn er te zes
aar al lezers, die gaarne geholpen willen
worden. Rechts van de deur is het wacht
lokaal en bij zes tegelijk worden ze toe
gelaten in de bibliotheek aan den anderen
kant van den gang.
„Meneer," zegt de eerste die aan het hekje
komt om geholpen te worden, een kloeke
smidsjongen met een paar geduchte
banden aan het lyf, mag ik nummer
3469 hebben
„De volksvoorlezingen uitgegeven door
het Nut?" vraagt de commissaris.
„Ja, juist. Daar staat in van stoom
en stoomwerktuigen en eleetriciteit,
ziet ui"
„En wat breng je terug?"
„Och, zoo'n romanseverhaal, maar daar
is nou niks an." En met zekere gering
schatting legt de lezer Diekens „kleine
Dora" neer.
Als hy geholpen is, komt de tweede.
„Meneer, ik wou er graag een van
Conscience, die zyn zoo mooi," en wel
haast kan hy, gelukkig dat het thuis is,
vertrekken „met „de Leeuw van Vlaan
deren of met „de jonge Dokter" of met
Moeder vrees."
Het is evenwel regel, dat iedere
lezer wanneer hy voor de eerste maal
ters 'elkaar met de oogen. De hand uit
gestrekt op de tafel bateekeude vry spraak,
de hand aan het byltje den dood door
de guillotine, terwyl de hand van het
hoofd bedaidde, dat de beklaagde moest
worden doodgescho'en.
Dank zy de pogingen van Claude
werd de chevalier maar steeds niet ver
hoord. De brave dienaar hoopte eene
gelegenheid te vinden om hem te doen
vluchten. Maar eindelyk kon geen uit
stel meer worden verkregen en den
24dien December verscheen de chevalier
voor de commissie belast met do terecht
stellingen.
„Hoe is je naam?" vroeg de president.
„Etienne Marie Lafons, chevalier de
Hauteberge; kapitein bij de koninklijke
gsrde en ridder van de orde van Saint
Louis."
De rechters keken elkander aan.
iiWat heb je gedaan tijdens het be*
leg
„Mijn plicht als eerlyfe man
Je beb! fransch bloed vergoten en het
volk bevochten."
„Myn geweten is zuiver van vergoten
bloed, ik heb gestreden voor de goede
zaak. Het vonnis der menseden vrees
ik niet en ik vertrouw op hot ooideel
van God
De rechters raakten hun voorhoofd
aan. De chevalier zou worden gefusil
leerd.
Wanhopig vertrok Claude naar Irigny.
Toen zij hem zag begreep Hermine dat
er geen hoop meer was. Alle moed be
gaf haar en zij viel ia zwym.
Des nachtstot zichzeive gekomen,
overdacht het meisje de verschrikkelijke
tyding. Zjj wist, hoe anel de Conventie
placht te handelen. Wellicht was dit
reeds de laatste nacht voor haren vader.
Zachtjes stond zy op, om hare moe
der niet te wekken, trok de kleederen
van eene boerin aan, nam een mand met
eieren aan den arm en snelde, vastbera
den, in den mcht den langen weg op
die naar Lyon leidt. De nachtwind sneed
haar in het gelaat en deed hare ledema
ten verstijven, maar zy liep sieeds door,
koude en pyn nauwelijks gevoelende.
Het daagde reads, to9n zy eindelyk
in Lyon aankwam. Zy liep dadelijk naar
het Stadhuis en tunrdu door de raampjes
van de cachotten osaer den grond, ofzy
haren vader ook vinden mocht.
Daar zag zy h8m in een der kerk-
holen, bleek, vermagerd, terwyl hy bezig
was met schrijven. Op den kreet dien
zy slaakte, keek haar vader op. Op het
zelfde oogenblik werd de deur van den
kerker geopend en eenige soldaten tra
den binnen om de a chevalier te halen
en naar de plaats der terechtstelling te
voeren.
In een oogenblik was de chevalier by
het getraliede venster en terwyl hy een
laatsten kus drukte op hare hand, wierp
hy haar het stuk beschreven papier toe.
Hermine greep het en wachtte.
Eenige oogenbiikken later rolde de
wagen voorby. Rechtop, met ongebogen
trots, stond haar vader, de oogen omhoog
gericht, zonder aandacht te schenken
aan de tierende monigte, die het voertuig
achterna liep.
Haif waanzinnig van smart vluchtte
Hermine oen weg naar Irigny op. Daar
las zy onder een stroom van tranen hst
laa'ste geschrift haars vaders; dat aldus
luidde
Mijne geliefden.
Vaarwel, ik moet u verlaten. Houdt
moed en traeht braaf en nuttig televen,
totdat gy zult worden opgeroepen. Dan
zullen wy elkander wederzien.
Ik zegen mijne kinderen. Dat zy be
denken, hoe broo3 de wereld is en hare
rijkdommen.
Vaarwel. Schenkt, gelijk ik dit doe
aan hen die ray ter dooi brengen,
De chevalier had den brief niet kuu-
nen voltooien.
Opeens bekroop Hermine een gevoel
van woeste haat tegen de moordenaars
vaa haren vader en den vuist ballende,
steeg uit haur overkropt gemoed eene
bittere vervloeking op. Maar toen zy
die wilde uitspreken, was het haar alsof
de ziel van dan edelen man hare opge
heven hand neerboog ea den vloek op
haren mond deed wegsterven en plotseling
op de knieën vallende, zag zij als in
vlammende letters h8t woord geschreven
staan, dat ontbrak aan den laatsten vol
zin in den brief haars vaders, het woord
VERGIFFENIS.
IS!aar het fransch van
Bernard de Gray
komt, op een briefje 25 nommers heeft
geschreven, die hy gaarne lezen wil.
Wat hy daarvan gelezen heeft, moet hij
doorstrijken en op deze wyze is het
mogelyk, dat eiken zittiagavond duizend
boeken worden uitgereikt en terugge
nomen. Wanneer ieder, als een boek niet
thuis is en den calalegus ging zoeken
naar een ander, kwam men zeker niet
klaar.
Daar komt er een, die nog nooit ia
de bibliotheek heeft gelezen. Hy breogt
No. I van den catalogus terug en vraagt
om een ander, maar wat aardiger als het
kan, want dit is hom niet beBt bevallen.
De commissaris kjjkt het lijstje eens in
en ziet tot zyn verbazing, dat de lezer
maar eenvoudig zonder er verder naar
te kyken, nummer 1 tot 25 heeft opge-
teekend. Daar nu de nummers 1 tot 141
alleen boeken zijn over godsdienst, zede
kuade en kerkgeschiedenis en het, hoe
goed deze ook mogen wezen, toch wel
niet de bedoeling van den lezer zal zyn
om daarover 25 boeken Achtereen uit te
lezen, ontfermt zich de commissaris over
hem en zegt den bediende, maar een
boek te geven van kapitein Marryat, of
van Cooper, Louise Mtlhlbach, Erck
mann Chatrian of Aimard, allen achry-
vers die zich in de sympathie van de
lezers mogen verheagen.
Er is er een by, die al 25 jaar lang
uit de bibliotheek boeken leest en in
dezen tyd van herdenkingsfeesten dus
wel een jubileum vieren mocht. Dit is
echter tot dusverre achterwege gebleven,
misschien wel omdat men nog in twyfel
is of de bibliotheek een eereblyk moet
aanbieden aan zoo'n trouwen begunstiger,
dan wel of de lezer nit erkeatelykheid
het bibliotheekbestuur onthalen moet.
Een andere lezer is steeds bjjzonder
gesteld op boeken over de voorwereld.
Velen geven blyk, dat zij waard zijn
een goed boek te lezen en menigmaal
recommandeert de een het aan den
ander.
liet spreekt wel vanzelf, dat de boeken
by hun terugkeer tot de bibliotheek niet
altyd even onberispelijk er uitzien. Van
de duizend worden er gewoonlijk eiken
Zooals blijkt uit de mede-
deeling van den burgemeester Y*o Rot
terdam zijn Vrydag aldaar 3 nieuwe
lijders aan cholera asiatica aangegeven.
Eén sterfgeval had plaats, nl. dat van
een der nieuwe lijders, eene dienstbode
aan den Stations weg, die naar de barak
te Crooswijk was vervoerd.
In het geheel hebben zich na van het
ontstaan der cholera op 2 L Augustus af,
aldaar 23 gevallen van cholera voorge
daan, waarvan 15 met doodeltjken af
loop, terwijl 1 lyder hersteld is en 7
lyders nog in behan ieling blyven.
Het engelfiche stoomschip „Fair-
mead," komende van Sulina en bestemd
naar Rotterdam, is Vrijdagochtend den
Waterweg binnengekomen met het sein;
„besmettelijke ziekte a?n boord." Door
den quarantaine-dokter te Maassluis is
een verdacht ziektegeval geconstateerde
Hoewel op dit oogenblik nog geen sprake
was van cholera, bly ft het stoomschip,
in afwachting van nadere orders, voor-
loopig te Maassluis in observatie.
Men meldt nit Ter-Neuzen van 7
September
In eene heden gehouden buitengewone
zitting van den gemeenteraad deelde de
voorzitter het rapport mede van den
geneeskundigen inepecteur omtrent de
verdachte ziekteverschijnselen alhier.
Hieruit bleek, dat aeze by twee perso
nen, waarvan een.overleden en de tweede
spoedig hersteld is, moeten worden toe
geschreven aan cholera asiatica. By een
derden zieke, die mede spoedig hersteld
werd niets verdacht bevoudeD.
Omtrent het Dinsdag door den Raad
genomen besluit, om de kermis op den
gewonen tyd te doen plaats hebben,
werden nu, in {jverband met het boven
medegedeelde, voorstellen ingediend tot
avond een paarhoaderd op zijde gelegd, om
van schoon© omslagen ie werdea voorzien.
Heelt iemand een boek bizonder toege
takeld, dan krygt hy een waarschuwing,
by herhaling nog een tweede waarschu
wing en bij den dei den keer wordt hem
aangezegd, dat hy voortaan geen boeken
meer van de bibliotheek krijgen kan.
Dit is nuttig en noodig. Orde moet
er zijn en als men de teugels slap laat
hangen gaan kwaadwillige paarden op
hol. Het pnbllek zelf keurt trouwens
gestrengheid op dat punt goed. Komt er
een klein kind, dat een boek met een
schoon omslag teruggeeft en een vol
wassen persoon, die er een brengt dat
bevuild en beklad is, dan wordt het kind
allicht door den commissaris aan den
oudere ten voorbeeld gesteld en geyea
de andere lezers huane instemming daar
mee ook ronduit te kennen.
Of er Diec veel boekeo wegraken
Men zou zoo denken, dat dit nogal vaa&
zal voorkomen, maar in werkelijkheid
valt dat mee. Natuarlijk blyven er zoo
na dan wel eens weg, maar dan worden
ze door den concierge van het Nat na
gespoord en in de meeste ge/allen ook
wel weer teruggebracht.
Op zekeren dag werden twee boeken
vermist die in het bezit waren van een
echtpaar. Toen ze werden teruggevraagd,
bleek dat intusschen de menschen, niet
best overweg kunnende, besloten hadden
van elkaar „af te gaan." De vrouw was
naar Utrecht vertrokken, nadat zy hun
gansehe hebben en honden eerlijk samen
gedeeld hadden,ook de boeken van het Nut.
Ieder had daarvan een voor zich gebonden.
Of de vroaw het boek nog heeft te
ruggezonden weet ik niet, ik hoop ech
ter dat zy heeft begrepen dat het zelfs
by eerlijke deeling niet aangaat ander
mans boeken daarin te betrakken.
De bibliotheek telt 8000 deelen, maar
kan er zeer goed nog meer gebruiken.
Boeken Van de genoemde auteurs en
ook gebonden jaargangen van tydsohrif
ten en magazijnen zijn gewenscht als
gesneden brood, in 't algemeen alle boe
ken die men aan den lezer in handen
kan geven, want het mag gezegd wor
den er wordt streng tegen gewaakt,
dat boeken tegen den een of anderen
godsdienst gericht of van lichtvaardige
strekking, op de planken een plaats
vinden, 't Spreekt van zelf, dat de voor
raad nu en dan moet worden ververscht
en vernieuwd. Om de vyf jaar onder
gaat de bibliotheek een soort van groote
schoonmaakwat opgelezen is wordt
eruit genomen eB, zoo mogelyk door
nieuwe vervangen.
Zoo mogelyk, zeg ik, en daar wringt
hun de schoen nu juist. Er is niet altyd
geld disponibel. Het Nutsdepartement is
allesbehalve ryk en de kosten van be
diening, nieuwe omslagen, administratie
bedragen met elkander een aardig som
metje.
En toch, men moet zeggen dat er voor
de overige fondsen nog veel wordt ge-
daan. Het is een lust om te zien hoe
kenrig de boeken op de planken naast
elkander staan geschaard en hoe prak
tisch het lokaaltje is ingericht. Maar er
zon nog veel meer kunnen worden ge
daan, wanneer men wat boeken afstond
en de bibliotheek gelukkig maakte met
een gift in geld.
Komaan, waarde lezers, ziet uw boeken
kast eens na of ge niet wat missen
kunt voor de bibliotheek en, als het niet
te veel gevergd is, zendt dan eens een
financieele bijdrage. Ik hoop u met dit
schetsje de overtuiging te hebben gege
ven, dat de bibliotheek groot nnt doet,
door voor kleinen en grooten de win
termaanden gezellig te maken, zoodat
men geen behoefte gevoelt om de deur
uit te loopen, maar aangename uurtjes
doorbrengt in den hniselyken kring.
Wie de inrichting zelve eens wil zien,
zal zeker zoodra de zittingen zijn begon
nen, met genoegen door de commissaris
sen worden ontvangen. Heeft men wat
over, hetzij dan boeken of een geldelijke
bijdrage, dan kan men die zenden aan
een der bestuursleden, de heeren W. C.
de Vos, J. Merens en G. F. Snijders.
FIDELIO.