De pbeiziaiiip ml
Wedstrij den.
Letteren en Kunst.
Koloniën,
zuster die 83 jaar geworden is.
De heer Boomgaard is hardhooïend.
Hij droeg vroeger eenen bril, maar
deed dien vóór een paar jaar in zijn
hrillenhuisje, daar hij weder als in
zijne jeugd uitstekend kan zien.
Hij heeft den woeligen tijd onder
Napoleon medegemaakt en spreekt
met voorliefde over dat tijdperk van
zijn leven. Hij rookt per dag met
smaak heel veel pijpen tabak, en ook
wel eens eene sigaar.
Het gebouw, waarin de
post- en telegraafdienst te Leeuwar
den wordt uitgeoefend en waarin te
vens de woning van den postdirecteur
is gevestigd, heeft ook buiten Leeu
warden eene zekere beruchtheid ge
kregen door de inierenplaag. Het is
een publiek geheim, dat thans geen
enkel van de dienstlo kalen meer on
besmet is. In het eene lokaal mogen
de lastige en onhebbelijke diertjes
wat meer dan in het andere voorko
men, geheel vrij is geen enkel lokaal
Volgens de deskundigen is verreweg
het grootste gedeelte onvruchtbaar,
doch er is ook maar één exemplaar
van de andere noodig, om binnen
korten tijd een geheel huis te be
smetten en onbewoonbaar te maken.
Dat dit laatste niet overdreven is.
kan blijken uit het feit, dat de di
recteur van het postkantoor met zijn
gezin zijne woning in het gebouw
heeft moeten verlaten. Keuken, pro
visiekasten, woon-, eet-, slaap- en zit
kamers zijn alle in meerdere of min
dere mate besmet. Spijzen noch dran
ken kunnen er in worden bewaard.
Niets is voor deze indringers veilig.
Het heeft nóch aan goeden wil,
nóch aan krachtige maatregelen ont
broken, om ze te verdrijven of te
verdelgen, maar niets heeft mogen
baten. De plaag heeft integendeel se
dert grooter omvang aangenomen.
Mogen wij de deskundigen vertrouwen
en afgaan op het getuigenis van hen,
die deze diertjes elders van nabij
hebben leeren kennen, dan zijn_ ze
niet te verdelgen of uit te roeien,
tenzij de geheele besmette omgeving
worde afgebroken en de nesten totaal
worden vernield.
De toestand is inderdaad onhoud
baar geworden. Als de bedoelde ge
tuigenissen juist blijken te zijn en
er is geen grond, om er aan te twij
felen dan is het rijk zelfs v e r-
plicht maatregelen te nemen en te
zorgen, dat althans een gebouw,
waarin een dienst als die der posterijen
wordt uitgeoefend, geen gevaar ople
vert van besmetting van andere ge
bouwen over het geheele land. Men
dénke hierbij vooral ook aan de post
pakketten. Er zou dan niets anders op
zitten, dan op eene andere plaats in
de stad een nieuw gebouw te stichten
of daar een gebouw voor den post
en telegraafdienst in te richten. Het
publiek zou, wat de telegraaf betreft,
er in elk geval slechts bij kunnen
winnen. Er zal dan toch zeker wel
voor worden gezorgd, dat het publiek
om bij het loket van het telegraaf
kantoor te komen, niet weder, zooals
thans, van de straat af, niet minder
dan vijf en dertig trappen zal
moeten opgaan langs verscheidene
wentelingen, waar het bovendien al
tijd zóo donker is, dat er gedurende
den geheelen dag gas moet branden.
In de Crailoosche bosschen wordt
door de bewoners uit den omtrek ijve
rig gezocht naar het lijk van mej,
Schmitz, te meer nu op het vinden
van het lijk eene belooning van 100
gulden is gesteld. Reeds nu kan men
in de bosschen en op de heide, voor
al op die plaatsen waar de bodem
zich tot spitten leent, tallooze sporen
van onderzoek vinden.
Intusschen zijn de meeningen zeer
verdeeld. Te Larenberg gelooft men,
dat De Jong, zoo hij inderdaad moord
heeft gepleegd, de misdaad in den
avond van 30 Augustus moet vol
voerd hebben. De chef van het dienst
personeel in het Paviljoen bij Laren-
berg werd Vrijdag met vier bruilofts
gasten, die op den avond van den
oOsten het feest in het Paviljoen bij
woonden, waarbij De Jong zich op
den voorgrond stelde door speeches
en voordrachten te houden, voor den
rechter van instructie te Amsterdam
gehoord en kan het bewijs leveren,
dat De Jong niet, gelijk hij beweerd
heeft, dien avond per tram van om
streeks 5 uur is vertrokken, om zich
van daar naar Bussum en Amster
dam en vervolgens naar Londen te
begeven. Immers, die chef heeft eene
zekere juffrouw Nieuwenhuis, te Am
sterdam thuisbehoorende, naar de
bewuste tram gebracht en vond terug
komende De Jong nog in net pavil
joen aanwezig. De Jong, bij dit ver
hoor aanwezig, verstrikte zich na dit
getuigenis in allerlei leugens, maar
bleef volhouden, dat hij te 6 uur 33
min. uit Bussum naar Amsterdam
vertrok, niettegenstaande nog te
uur 57 min. een telegram van zijne
hand te Bussum is aangeboden.
De chef in het paviljoen meent op
grond van een en ander, dat de ge
beurtenis op dien eigen avond moet
hebben plaats gehad, ook omdat De
Jong blijkbaar dien nacht nergens in
de buurt heeft gelogeerd, en daar men
ook de plaats van zijn verblijf gedu
rende den volgenden nacht niet heeft
kunnen opsporen, het meer voor de
hand ligt, dat hij zich nog een nacht
na het misdrijf in de streek schuil
hield, dan dat hij den nacht vóór het
gruwelstuk, in dat geval dus met mej.
Schmitz, in de bosschen zou hebben
rondgezworven. Deze getuige blijft aan
deze meening vasthouden, tenzij over
tuigend wordt aangetoond, dat De
Jong ook op 31 Augustus nog met
Marie Schmitz is gezien. Dit laatste
was tot heden slechts door tweeper
sonen beweerd, en wel door den can-
tine-baas in het kamp en dooreenen
machinist van de stoomtram Hilver
sumHuizen.
Nu echter blijkt het dat ook eene
derde daarmee in verband staande
getuigenis kan worden geleverd, en
wel door twee tuinknechts van „Crai-
loo", die, des avonds na afloop van
het vuurwerk in het kamp omstreeks
half elf den weg naar Blaricum op
loopend, plotseling eenen heer, in
lichten pantalon en donkere jas ge
kleed, uit eene laan van het Crai
loosche bosch zagen te voorschijn ko
men. Zoodra die heer hen gewaar
werd, maakte hij rechtsomkeert en
liep weder, blijkbaar vluchtende, het
bosch in. Dit gebeurde zoo omstreeks
half elf, en juist ongeveer terzelfder
tijd hebben vijf, zes personen, loo-
pende op den weg van het kamp naar
Huizen, ter hoogte van de piekwaar
deze weg den zandweg van Naarden
naar Blaricum kruist, eenig onrust
barend geluid als een gegil in de
verte vernomen. Wel meent een hun
ner dat dit geluid van de richting
Naarden tot hem kwam, maar, in
aanmerking nemende, hoe men zich
bij dergelijke gelegenheden in de
richting kan bedriegen, is het best
mogelijk, dat dit geluid van den te-
genovergestelden kant kwam, d. w.
z. van de zijde waar de bovenver
melde ontmoeting plaats vond. En
juist tusschen de plek waar het ge
luid werd gehoord, en de plek dier
ontmoeting is in een veld met laag
eiken hakhout door den tuinbaas
van „Crailoo" een stuk zwarte da
meskant tusschen de struiken vast-
gewrongen gevonden. Aan dit stukje
kant was nog de geur eener odeur
merkbaar, terwijl het slechts eene
zelfkant vertoonde, zoodat het niet
een stuk eener kraag of hoedgarnee-
ring, maar eer een gedeelte van eene
japonstrook kan zijn geweest. Het
stukje kant zat echter ongeveer een
meter boven den beganen grond tus
schen de takken vastgeklemd, ter
wijl van uit het op slechts vijftien
meter afstand daarvan gelegen bosch
voetstappen, en wel alle sporen van
eene mannenlaars met breeden hak,
naar de bewuste struik leidende, wa
ren waar te nemen.
Een en ander in aanmerking ge
nomen, zou de veronderstelling ge
waagd kunnen worden, dat het slacht
offer, zoo werkelijk misdaad is ge
pleegd, in het bosch is vermoord en
op den rug des moordenaars door
het hakhout is gedragen, waarbij dan
de japon zou zijn blijven vasthaken
aan de bedoelde struik en met ge
weld losgerukt en gescheurd zou zijn.
De richting waarin het stukje kant
vastgreep, kan volkomen in overeen
stemming worden gebracht met de
richting, waaruit de beide tuinknechts
den bewusten heer zagen naderen.
Terwijl uit het samenvallen der ge
noemde tijdstippen zou moeten wor
den afgeleid dat het lijk niet onmid
dellijk, maar eerst later onder den
grond werd bedolven, mag het intus
schen van het grootste belang wor
den geacht of het gevonden stukje
kant, aan de justitie te Amsterdam
opgezonden, al dan niet behoort tot
de°kleeding van Marie Schmitz, welke
mede in het bezit der justitie is.
Hieromtrent echter heeft men nog
niets vernomen.
Uit inlichtingen door het Handels
blad te Maidenhaid, de eerste woon
plaats van De Jong's Engelsche vrouw,
ingewonnen, blij kt het volgendeDe
Jong, die hofmeester was op een
schip, varende tusschen de Nederland-
sche havens en Middlesbrough,
geraakte aan boord inmoeielijkheden,
naar men zegt door het smokkelen
van sigaren, en werd tot gevangenis-
straf veroordeeld.
In de gevangenis werd hij ernstig
ziek, zoodat hij naar het hospitaal te
Middlesbrough vervoerd moest wor
den, waar hij voor oppasseres een 25
jarig meisje, Sara Anna Juett?> had,
wier ouders in goeden doen zijn en
te Maidenhaid wonen. De jonge dame
die een aardig uiterlijk heeft, trok de
aandacht van De Jong en zij waren
blijkbaar spoedig op elkaar verliefd.
Eenige dagen later stelde De Jong
haar voor met hem te trouwen; dit
werd aangenomen.
Tegen het eind van November werd
De Jong uit het hospitaal ontslagen,
hij ging naar Nederland, en het meisje
zag hem niet weder voor April jl., zij
schreven elkander echter. Hij zeide
haar toen, dat hij van plan was haar
dadelijk te trouwen op eenen Mei
dag kwam hij te Maidenhaid en werd
aan hare ouders voorgesteld. Zijn ge
drag gaf in het algemeen geen aan
leiding tot verdenking, slechts ver
legde of verloor hij altijd zijne beurs
en leende hij steeds geld van den
vader van het meisje en anderen,
hoewel hij voorgaf veel geld te heb
ben en eigenaar van een hotel in Ne
derland te zijn.
Den löden Juni werd het jonge
paar in St. Luke's Church, Northtown,
Maidenhaid getrouwd.
Na de plechtigheid, toen het jong
getrouwde paar voor de huwelijksreis
zou vertrekken, ontdekte De Jong,
dat hij zijn beurs verloren had. Zijne
vrouw gaf hem 5 en haar vader
schreef een cheque van 20 op eene
bank in die plaats. Onder het weg
rijden, riep het meisje haren vader
toe, dat hij met een dag of twee het
geld terug zou hebben, doch sedert
dien tijd heeft De Jong altijd ontkend,
dat hij dat geld ooit ontvangen heeft.
Naderhand kwam De Jong met juf
frouw Schmitz te Londen. De Jong
bracht een bezoek aan de familie
Juet, en voordat hij nog iets zeggen
kon, vroeg de moeder hem, wattr hare
dochter was. De Jong antwoordde dat
zij van hem weggeloopen was „en er
met een dikken Amerikaan van door
was gegaan.1' Hij huichelde een zoo
groot verdriet, dat de familie hem
moest troosten, daar zijn gedrag aan
zijn verhaal een schijn van waarheid
gaf.
Louis M. J. if van Rooy en
Zuiderhoff, tijdwaarnemers.
Zondag werd te Amsterdam de
internationale wedstrijd om het cham-
pionaat van Nederland voor lief
hebbers in single sculling outriggers
gehouden.
De beide oevers van den Amstel
boden voor den wedstrijd niet dat
gezicht aan, hetgeen bij andere races
het geval ishier en daar stonden
slechts troepjes menschen op de stei
gers; het weder was dan ook niet al
te uitlokkend.
De baan, ongeveer 2000 meters lang.
liep van den Omval af tot ongeveer
ter hoogte van het gebouw der Amst.
Roei- en Zeilvereeniging „De Hoop"
zonder draaiboei.
Even voor het starten had de heer
Fischer, met den heer Schilling, de
twee eerste deelnemers, het ongeluk
met zijn sciff om te slaan, doch inet
behulp van eenige naastbij zijnde
politieagenten werd hij er weder
spoedig in geholpen.
Tegen drie uur, onder een ver
schrikkelijke hagelbui, gingen deze
twee heeren af.
Schilling ging langzaam voor en
hoewel Fischer later nog iets ophaalde,
was hij de eerstaankomende in 9 min,
49 75 sec., Fischer 9 min. 542/s sec.
In de tweede en laatste afdeeling
roeiden de heeren Alta en Jansen
dezen bleven elkaar in den beginne
gelijk, doch bij het raadhuis haalde
Jansen op, en was in deze afdeeling
de eerstaankomende. in 8 min. 13 4/5
sec., terwijl Alta in 8 min 207s sec.
aankwam.
Nu volgde de beslissingswedstrijd,
begunstigd door een heerlijk zonnetje
en kalm water.
Direct bij het starten haalde Schil
ling prachtig dwars over, zoodat hij
al heel spoedig eenige bootslengten
voor was en ook bleef.
Hij won in 8. min 10 sec. en is
dus champion van Nederland in single
sculling outriggers; de prijs bestaat
uit een beker en sjerp, die telken jare
verdedigd moeten worden, benevens
uit een gouden medaille, die zijn
eigendom blijft.
De 2de prijs, uitgeloofd door de
roeivereeniging „Neptunus", een zil
veren medaille, werd toegekend aan
den heer Janeen van de „Société
Nautique de la Marne" (tijd 8 min.
2975 sec.)
Ten slotte zij nog opgemerkt, dat
de heer J. J. K. Ooms, de verdediger
van het championaat, verleden jaar
deze race maakte in 7 min 577ssec.
A. J.
De impresario Schürmann komt
van 17 tot 30 October veertien voor
stellingen in Nederland geven met de
Fransche tragédienne Segond-Weber,
en wel te Amsterdam, 's-Gravenhage,
Rotterdam, Haarlem, Arnhem en
Groningen. Vertoond wordt: Phhlre
met Mariage de Figaro en Horace met
Les Plaideurs.
Uit Amsterdam wordt gemeld
aan de N. R. Gt
Het is of de natuur, die duizenden
menschen het leven inzendt zonder
hun eenig uitzet mee te geven, soms
oogenblikken heeft van wroeging over
hare karigheid, en dan maar gauw
haar verzuim zoekt goed te maken
door een menschje te doen geboren
worden, waarin zij al het talent op
hoopt, waarover zij te beschikken
heeft, en dat toereikend zou zijn om,
naar een redelijken maatstaf verdeeld,
duizenden gelukkig te maken. Zoo'n
eenling, zoo'n uitverkorene onder
millioenen is Bronislaw Hubermann,
de 8-jarige vioolvirtuoos, die Zaterdag
avond door zijn spel allen die in de
kleine zaal van 't concertgebouw aan
wezig waren, in de grootste verbazing
heeft gebracht. Daar was er in de
zaal maar één, die niet verbaasd ge
weest is over de verbazing der anderen.
Die eene was Bronislaw zelf. Onder
al de ovaties, die hem door een geest
driftig gestemd publiek gebracht
werden, bleef hij de kalmte in persoon
en die kalmte was geen affectatie;
och neen, Bronislaw is in al zijn doen
nog kind, een aardige jongen, gekleed
in kuitenbroek en witten kiel; een
jongen niet groot voor zijne jaren,
met een aardigen kop en zwart haar
geknipt a la Dauphin uit Schimmel's
„Lodewijk Elf" of een der stukken
van Victor Hugo.
Hij speelde het vioolconcert van
Mendelssohn, de Elegie van Ernst en
een polonaise van Vieux temps met
eene wonderbaar ontwikkelde tech
nische vaardigheid, eene rhytmisc-he
vastheid en eene voordracht, die, als
het niet op het programma stond,
zijnen meester Joachim zou verraden.
Het wonder is niet wonderlijk, of
om aan hekserij te kunnen denken,
ontbreekt er nog iets aan, gelukkig!
In dezen 8-jarigen knaap steekt nog
niet de ziel der mannelijke rijpheid,
maar voor 't oogenblik valt er nauwe
lijks aan te twijfelen of die rijpheid
zal wel komen. Immers hoe pheuo-
menaal de verrichtingen ook zijn van
Bronislaw, eene weldaad is het te
ontwaren, van welk eene gezonde
ontwikkeling zijn spel getuigt. Daar
stond zijn meester trouwens borg voor.
De uitslag van de nationale go as
you please race voor liefhebbers, uit
geschreven door den Nederl. Voetbal
en Athletiek-Bond", welke Zondag, is
gehouden in den Prins Alexander-
polder, te Kralingen, is de volgende:
le pr. (zilv. med.), „Runaway", te
Kralingen, in 1 u. 49. min.
2e pr. (zilv. med.), J. M. Dirks, te
Helmond, in 1 u. 52 min.
3e pr. (br. med.), J. H. W. Schwarze,
te Amsterdam, gelijk met „New Ra
pid" in 1 u. 59 min.
4e pr. (br. med.), J. de Roode, in
2 u. 17. min.
De jury bestond uit de heeren: H.
J. Burkens, voorzitterL. J. Wijnands,
Joh. C. F. Heubel, Joh. J. Meijer,
BATAVIA, 22 Augustus.
Den 21n is de luitenant-kolonel
Stemfoort naar Medan vertrokken,
om daar in de plaats van kolonel
Van de Pol als militair commandant
in de residentie Oostkust van Suma
tra op te treden.
De Pinang Gazette beweert, dat
er over Assahan en Batoe Bahraveel
wapenen en minutie binnen Atjeli
worden gesmokkeld.
Naar de J.-B. verneemt is hier
een inlandsch tooneelgezelschap uit
Britsch-Indië aangekomen, sterk 70
personen, dat op de tentoonstelling
zal spelen.
- De tweede loterij van ƒ200,000
van de Vereeniging De tentoonstelling
te Batavia mag in Januari van het
volgende jaar worden gehouden.
De Soer. Gt maakt melding van
wilde gaan. Zij wilde geen verdere verplichtingen aan Bran
son hebben, en het denkbeeld om zulk een langen rit te
maken in een rijtuig, waarvan een ieder den eigenaar kende,
was haar hoogst onaangenaam. Edward sloeg natuurlijk even
min acht op hare bezwaren als Branson. Hoezeer hij het ook
verlangde, nooit was het hem toevertrouwd om met de
bruintjes te sturen, zoodat hij nauwelijks zijne ooren kon
gelooven, toen zijn vriend deze schikking voorstelde. Pamela,
die even verrukt was bij het vooruitzicht op het zeereisje
als hare jongere zusters, wilde gaarne de arme Jane aan
moedigen.
„Gij kunt er zeker van zijn, dat mijnheer Branson hem
die prachtige paarden niet zou toevertrouwen, als hij meende,
dat hij ze niet zou kunnen regeeren," zeide zij. „En is het
niet juist wat gij wilt Jane terugkeeren zonder zijn ge
zelschap
Jane was echter niet gerustgesteld. Toen de phaeton voor
kwam waren Pamela en de tweeling reeds naar het strand,
waar een boot gereed lag om hen naar het jacht te brengen.
Branson bleef met Edward nog achter bij de deur en hielp
Jane bij het instijgen. Het trok Jane's aandacht, dat Edward
op dat oogenblik bizonder geërgerd en boos voor zich keek.
De reden daarvan zou haar .spoedig blijken. Nauwelijks had
Jane plaatsgenomen, of met eene vlugheid, die bewees, dat
de handelwijze vooraf beraamd was, sprong Branson op het
rijtuig en zette zich naast haar neer. De koetsier, die voor
de paarden stond, verliet onmiddellijk zijne plaats, en als
door een veer bewogen, zat hij met een sprong achter hen,
terwijl Edward op zij trad en de paarden zich in beweging
zetten.
Alles was zoo plotseling en vlug gebeurd, dat Jane, die
naar lichaam noch geest, die vlugheid bezat, welke Pamela
kenmerkten, als verbijsterd was, en de eerste oogenblikken
niets anders kon zeggen dan „O!" Toen zij weer tot bezin
ning was gekomen, reed de phaeton reeds met groote snel
heid over den weg, terwijl Pamela en de tweelingen de boot
hadden bereikt zonder een oogenblik om te zien.
Jane voelde zich onuitsprekelijk hulpeloos, ellendig en
boven alles bevreesd. In plaats van getroffen te zijn door de
volharding van dezen man, joeg die haar angst aan. De stout
moedigheid van den woekeraar vervulde haar met afgrijzen,
de bewondering voor haar door hem zoo duidelijk aan den
dag gelegd, deed haar blozen. Een minder sluw man dan
Branson zou gedacht hebben als hij het bleeke bevende
meisje zag, dat zoo stilzwijgend en angstig, met afgewend
hoofd daar zat, zonder een woord van protest te uiten, dat
zij niet veel tegenstand zou bieden. De verstandige Branson
wist wel beter. Hij was vurig verliefd op deze slanke, statige
jonge vrouw. Zijne bewondering voor haar dagteekende van
den eersten dag toen hij haar zag in de eene of andere bij
eenkomst, en toen hij bemerkte met welke gratie zij de be
groetingen van hare kennissen beantwoordde, was hij het
onmiddellijk met zichzelf eens geworden, dat zij voor hem
het ideaal eener vrouw was. Dit was werkelijk zeer vleiend
voor Jane, daar Branson niet de man was, die meende zijn
grootste geluk in het huwelijk te vinden. Ongetwijfeld was
het feit, dat hare kennissen allen leden van familiën van
landeigenaars waren, die Branson wel waren aangewezen,
maar met wie hij tot dusverre nog geen kennis had kunnen
maken, niet zonder invloed op de snelheid waarmee zijn plan
was gevormd, maar de bevalligheid van haar persoonlijkheid
en manieren legde toch het meeste gewicht in de schaal.
Hij bezat reeds alles wat men zich met geld kan verschaf
fen, en ook een nog al goed uiterlijk naar hij meende; wan
neer hij eene echtgenoote kon krijgen, die gratie bezat er
de vriendschap van de deftige menschen, zoo meende Bran
son, had hij spoedig het bijna volmaakte geluk bereikt. Hei
de taaie volharding hem eigen, had hij daarom sinds langer
tijd getracht met haar in kennis te komen; dit voorloopig*
doel had hij nu bereikt, en niet waarschijnlijk zou hij ziel
nu spoedig door het een of ander laten terugschrikken. Hij
twijfelde er geen oogenblik aan, of hij zou nog heel wa'
moeten doen alvorens zijne pogingen met een goeden uitslag
bekroond te zien. Hare koelheid en terughoudendheid schrik
ten hem niet af. Hij wachtte op verzet van haren kant, maa:
zij hield zich stil. Hij moest dus zelf den strijd beginnen.
„Ik hoop miss Blean, dat gij het mij zult vergeven, dat il
u mijn gezelschap heb opgedrongen, terwijl gij meendet, da
van uw broeder te zullen genieten. Op het laatste oogenblil
werd ik bevreesd bij de gedachte, dat hij wellicht nog nie
ervaren genoeg was in het besturen om hem zulk een kost
baren last toe te vertrouwen."
Wordt vervolgd