Be pleiiMiie ml
Wedstrij den.
Rechtszaken.
Letteren en Kunst.
den burgemeester zou verzoeken om
het lijkje van het kind te mogen
doen opgraven en laten opereeren om
te kunnen zien, welke hekserijen er
nog meer in zouden zitten. Zij ge
loofde stellig dat de burgemeester
haar zulks zou toestaan.
(tt D.)
Vrij d agavond is de kapi
tale bouwmanswoning van F. J., te
Sideburen, tot den grond afgebrand
en de eigenaar den volgenden ochtend
onder verdenking van brandstichting
naar Leeuwarden overgebracht.
Reeds sedert eenigen tijd gaf J„ een
man van negen-en-vijftigjarigen leef
tijd, van tijd tot tijd blijken van ver
standsverbijstering. Hij mishandelde
vaak zonder bepaalde aanleiding zijne
naaste betrekkingen en werd als een
min of meer gevaarlijk persoon be
schouwd, waarom dan ook de burge
meester van Idaarderadeel den veld
wachter last had gegeven hem in het
oog te houden.
Vrijdag ochtend was hij weder zeer
abnormaal, en maakte zooveel spec-
takel, dat al zijne huisgenooten de
woning ontvluchtten en het niet
waagden daarin terug te keeren. Kort
daarop begaf hij zich naar Leeuwar
den, naar hij aan een der buren me
dedeelde, om een aanklacht in te
dienen tegen den burgemeester, 's Na
middags terugkeerende, werd hij we
der door de veldwachters gevolgd
van het station Grouw tot aan zijne
woning. Toen zij zagen, dat hij, te-
huiskomende, rustig zijn vee ging
voederen, keerden zij naar Grouw te
rug, waar hunne aanwezigheid wegens
de kermis wenschelijk was. Nauwe
lijks hadden zij het dorp bereikt, of
de vlammen sloegen uit de woning
van J.
Terstond werd uit Grouw de brand
spuit naar de op een uur gaans van
daar gelegen plaats des onheils over
gebracht en wel per stoomboot. Zoo
dra de burgemeester aan wal stapte,
vloog de krankzinnige op hem toe,
en wilde hem eenen slag geven. Hij
miste echter zijn doel, doch trof een
naast den burgemeester staanden ar
beider. Uit noodweer bracht deze
den aanvaller met eene lantaarn zulk
een forschen slag op het hoofd toe,
dat hij achteruit waggelde, terwijl
spoedig zijn gelaat met bloed bedekt
was.
Inmiddels kwam de hulp van de
brandspuit te laat. De geheele wo
ning brandde af, met den inboedel en
125.000 kg. hooi.
J. verhaalde later, dat hij rustig de
courant zat te lezen, toen hij eens
klaps ontwaarde dat zijn huis in
brand stond. Zijn buurman H. had
hem kort vóór het uitbreken van den
brand bij zijne woning zien zitten
met twee flesschen bij zich. Hij was
nog naar hem toegegaan, doch toen
J. met eene hooivork op hem atkwam,
had hij de vlucht genomen.
Zaterdag-morgen is J., die terstond
in verzekerde bewaring genomen was,
naar Leeuwarden overgebracht. On
derweg stelde hij zich zoo woest aan,
dat zijne geleiders genoodzaakt waren
hem de boeien aan te doen.
De woning was verzekerd bij de
Onderlinge brandwaarborgmaatschap
pij te Wirdum, de inboedel en het
hooi bij de Tielsche maatschappij.
De oproeping van den officier van
justitie te Arnhem en de verspreiding
aldaar der portretten van De Jong
en zijne beide vermoedelijke slacht
offers heeft nu reeds ten gevolge ge
had, dat verschillende personen zich
bij de politie zijn komen aanmelden,
die meenden De Jong alleen of in
gezelschap van miss Juett gezien te
hebben. Twee heeren kwamen mee-
deelen, dat zij eenigen tijd geleden,
wandelende in de bosschen van Wolf-
hezen, plotseling een eind wegzakten
in het zand, zoodat de grond daar
erg los moet geweest zijn, waarschijn
lijk omdat er pas gegraven was. Toen
sloegen zij verder geen acht op het
feit, maar meenden nu natuurlijk,
dat het van eenig gewicht kon zijn.
In verband met dit bericht werd
Maandag door een twintig man, allen
bezoldigde en onbezoldigde rijksveld
wachters n politie-agenten uit den
omtrek, een onderzoek gedaan in die
bosschen, onder leiding van den bri
gade-commandant der rijksveldwacht
in die streek, Henneveld, gestation-
neerd te Wageningen.
Ook in de omstreken van Bussuin
werd Maandag een verkenningstocht
gehouden, waaraan een veertigtal
rijksveldwachters deelnamen.
Als een staaltje op welk een bru
tale wijze De Jong te werk is gegaan
tijdens zijn verblijf te Amsterdam,
blijkt uit het volgende dat geschied
is bij den heer K. Kolk, die een
kruierij en verkoopplaats heeft in de
Sweelinckstraat te Amsterdam. Op
den 26sten Augustus werd, nadat De
Jong van te voren met den heer Kolk
onderhandeld had over den verkoop,
zijn inboedel verkocht in het bedoelde
pakhuis in de Swelinckstraat. Die
inboedel moest gehaald worden van
een bovenhuis in de Van Woustraat.
waar de dames Schmitz gewoond
hadden.
De Jong gaf voor dat hij Schmitz
heette. Zijn vrouw, vertelde hij, was
in de kraam gestorven en hij woonde
thans met twee zusters. De eene zuster
zou gaan trouwen met een rijken
Engelsehen dokter, de ander ging
inwonen bij familie te Breda. Hij
zelf, Schmitz, De Jong dus, was onder
wijzer op de school van den heer J.
S. Michels, aan dezelfde school waar
juist een paar dagen te voren het
dochtertje van den kruier Kolk, een
aardig meisje van een jaar of vijf, op
school was gegaan. Dit meisje, met
wien De Jong nog gekheid maakte
en waarvan hij vertelde dat zij zoo
braat leerde, kende den onderwijzer
Schmitz niet, het kind zat trouwens
in een andere klasse, dan waarin hij
les gaf; hij zeide les te geven in de
hoogste klasse, omdat hij eerste onder
wijzer was. Hij was nu benoemd tot
„hoofd van de Hoogere Burgerschool"
in Den Haag en de meubels moesten
daarom verkocht.
Op den dag van den verkoop 26
Augustus dus, waren vele menschen
in het verkooplokaal des heeren Kolk.
De Jong verkocht alles zelf en schonk
aan de koopers cognac, waardoor
velen hunner wat opgewonden raakten
en veel duurder kochten den het goed
waard was. Ook de kruier zelf kocht
een boel van het goed op, waarvan
nog een deel, o. a. eenig beddegoed
in het pakhuis ligt, dat door de jus
titie is gezien.
De Jong had o. a. aan de vrouw
van den kruier een mansportret laten
zien, dat, zeide hij van zijn vader
was, doch in waarheid het portret
was van den vader der dames Schmitz.
Daar de kruier Kolk met De Jong
de gelden in zake den verkoop van
den inboedel had te verrekenen, is
De Jong na den verkoopdag bijna
dagelijks bij den kruier geweest. Hij
is daar geweest op 27, 28, 29 en 3U
Augustus, doch den dag van Ko-
ningins verjaardag, 31 Augustus, ver
scheen hij niet. Na dien dag is hij
Zaterdagavond 2 September weer bij
den kruier Kolk geweest en toen ge
regeld alle volgende dagen, het laatst
op Woensdag 6 September, den dag
vóór zijn arrestatie.
Aan de juffrouwen Schmitz had hij
aangeraden den inboedel te verkoopen,
Bij haar was hij bekend als de rijke
Engelsche dokter De Jong en de an
dere zuster, die na het huwelijk van
haar zuster Maria met hem, alleen!
zou blijven, geraden bij iemand te
gaan inwonen.
Voor die oudere zuster zocht hij in
trek bij een dame in de 2e Jan Steen
straat, waar zij nog woont. Kwam hij
metMaria van zijn huwelijksreis terug,
dan zou de zuster bij haar zwager
komen inwonen. De dames verlieten
dus het huis in de Van Woustraat
en van die gelegenheid maakte De
Jong op de boven omschreven wijze
gebruik, om den inboedel van de hand
te zetten.
Maandag sinds 6 uur des morgens
werd gezocht in de bosschen van
Valkeveen tot het kamp van Laren
door 50 personen, waaronder 20 rijks
veldwachters van verschillende plaat
sen, onder andere zelfs uit Sloten,
Amsterdam en Buiksloot. Het onder
zoek leidde tot niets. Alleen werd bij
het hotel „Jan Tabak" bij Naarden
een vrouwekleedingstuk gevonden dat
gescheurd was en blijkbaar lang ge
legen had. Waarschijnlijk heeft dit
echter met de misdaad geenerlei ver
band.
Bij het zoeken werd een groot aan
tal honden gebezigd.
Omtrent cle omzwervingen van De
Jong in het nieuwe gedeelte van Am
sterdam kan het Hbld. nog het vol
gende mededeelen. Hij heeft eenige
dagen geregeld bezoeken afgelegd bij
de dames Schmitz, die toen het tweede
bovenhuis bewoonden van perceel 27
in de van Woustraat, boven den
schoenmaker Bakker. Laatstgenoemde
wist omtrent De Jong's doen en laten
niet veel te verklaren, alleen dat De
Jong daar een paar malen gekomen
is met een open rijtuig. Ook de krui
deniersbediende E. Botzen, in dienst
bij den kruidenier Nelissen, hoek
Govert Flinckstraat en Van Wou
straat, dat
noemd perceel 27, heeft De Jong uit
het portret dadelijk herkend. Eenmaal,
den loden Augustus, toen de patroon
het was een Katholieke Heiligen
dag naar de kerk was, kwam De
Jong 's morgens tusschen 9 en 9% uur
den winkel binnen.
„Ik had u een rare vraag te doen,"
zeide hij tot den bediende, „maar
misschien kunt ge mij helpen."
,Het kan er naar zijn," sprak de
bediende, „zegt u maar wat u wenscht."
Wel," zeide De Jong, „mijn vrouw
en ik moeten op reis, doch nu is er
iets stuk aan haar mantelzij wilde
dat gaarne genaaid hebben, maar in
de buurt kennen wij geen naaister,
weet gij er ook een Ik wil haar goed
betalen."
De bediende ging „binnen" vragen
en de dienstbode ging uit om een
naaister te zoeken. De twee, die zij
wist te wonen, waren niet thuis en
zoo kwam zij terecht in de Govert
Flinckstraat 364, bij mejuffrouw De
Meij Megima, aan wien zij het adres
van de dames Schmitz opgaf. Onder
wijl had De Jong bij den kruidenier
een ons flikjes gekocht en ietwat on
rustig den winkel op en neer geloo-
pen, totdat de dienstbode terug kwam
met de boodschap dat er eene naaister
zou_ komen. Na dien dag heeft de
kruideniersbediende De Jong niet
meer gezien; dienzelfden middag zag
men wel daar een paar kruiers een
zwaren koffer van het bovenhuis 27
dragen en wegbrengen.
Mej. Megima had de boodschap
ontvangen, doch eerst niet veel trek
om bij wild vreemde menschen een
mantel te gaan naaien en er haar
andere werk voor te laten liggen,
Evenwel is zij er heen gegaan en trof
daar een dame, die volgens de be
schrijving Maria Schmitz moet zijn
geweesteen tweede dame zag zij
niet, doch zij hoorde nog wel een
vrouwestem, waarschijnlijk die van
de andere juffrouw Schmitz.
Maria Schmitz zeide dat zij op reis
moest, dat „mijnheer" haar 't liefst
in die zwarte taille zag, een man
tel was het niet maar dat er een
zwart lint aan mankeerde, dat ze er
gaarne aan had gezet; zij had het
lint en de juffrouw moest het er maar
even aanzetten. Juffrouw Megima
zeide dit liever bij zich thuis te doen,
omdat zij bang was dat er tijdens
haar afwezigheid allicht menschen
voor haar konden komen. Zij nam
dus het lijf mede, dat zij beschrijft
als niet veel zaaks, vrij vuil en smoe-
zig en naaide er het lint aan. Zij liet
het later thuis brengen en kreeg de
geringe onkosten betaald.
De kamer waarin zij bij de dames
Schmitz was gelaten, was naar zij
zegt erg rommelig, alles duidde aan
dat men haastig op reis moest en
aan het pakken was; alleen vond zij
het wat dwaas dat men om op reis
te gaan, alles zoo schots en scheef
door elkaar gezet of gegooid had.
,Eene Idylle" en eene kleine, goed-
koope geïl. encyclopedie van J. Bal
met 300 platen en bijna 900 bladzij
den.
De wedrennen van Zondag te Breda
waren druk bezocht door heeren en
dames en begunstigd aanvankelijk door
zonneschijn, maar helaas tusschen
drie en vier uren ontsierd door slag
regen.
De uitslag der wedstrijden is de
volgende
I. Concours voor het beste officiers
dienstpaard. 19 ingeschrevenen. Ie
prij6kapt. Punt, met „the Romp,;"
2e prijsluit. Mos, met „Miss Ro
nald 3e prijsluit. Piepers, met
„Bambin."
II. Welkomstprijs. Harddraverij
voor Nederlandsche paarden inge
spannen. 10 deelnemers. Ie prijs: „Co
quette," eigenaar Van Roessel2e
prijs„Mirka," eigenaar De Koning;
is schuin tegenover ge-1 3e prijs: „Carl," eigenaar A. A. van
- den Berg.
HI. Jubileeprijs. Wedren op vlakke
baan, bereden door Ned. heerrijders,
2 deelnemers. Ie prijs „Deca," eig.
v. Hoboken, bereden door hem zei
ven; 2e prijs: „Mandoline," eig. v.
Heemstra, bereden door Mock.
IV. Mastboschprijs. Jachtrijden
door Ned. Heerrijders. 11 deelnemers.
Jagermeester luit. Piepers.
Voor volbloed: le prijs: Korthals,
met „Banstead;" 2e prijsMeteler-
karnp met „Southshore3e prijs v.
Ploboken met „Nowawes."
Voor niet-volbloed le prijs Mos
met „Wild Rose," 2e prijsMomma
met „Ninon 3e prijs ,Van Hoboken
met „Bona."
V. Souvenirprijs. Groot internatio
nale Record. Harddraverij voor paar
den van alle landen en rassen. 12
deelnemers, le prijs„Mirka," van
De Koning; 2e prijs„Lartschik,"
van Bultman; 3e prijs: „Krylaty,"
van Joh. de Mol.
VI. Breda-prijs. Steeple Chase voor
Ned. heer rijders, 4 deelnemers, le
prijs„Lord Douglas," v. luit. v.
Soetermeer Vos2e prijs„Sweet
Briar," maj. v. RadenJ; 3e prijs„Ban
stead," van Korthals.
VII. Damesprijs. Jachtrit voor le
den der „Bredasche Vereeniging van
terreinrijden." 7 deelnemers, le prijs:
luit. Momma met „Ninon2e prijs
Vosmaer met „Mona;" 3e prijs
Tromp met „Alma."
Het openbaar ministerie bij den
Hoogen Raad concludeerde Maandag
tot verwerping van het cassatieberoep
van den heer Royaards, tooneelspeler,
tegen zijn veroordeeling door het hot
te Amsterdam, wegens het wederrech
telijk vertoeven in een hotel te Alk
maar, waar hij logies bestelde en ver
kreeg. Uitspraak 23 October.
Meer dan twintig jaren geleden
werd onder Heemstede een man ver
moord. Als schuldig daaraan werden
tot levenslange gevangenisstraf ver
oordeeld zijne vrouw Hendrika Ras
en Pieter van Tongeren.
Nadat nu eenige maanden geleden
de vrouw volledige gratie van hare
straf had bekomen, is thans bij ko
ninklijk besluit de straf van den man
verwisseld in twintigjarige tuchthuis
straf.
Koloniën,
luit.
luit.
vernemen, zal bij den
J. Veen te Amsterdam
Naar wij
uitgever L.
verschijnen: een nieuwe roman van
Louis Couperus getiteld: „Majesteit,"
Roman in twee deelen.
Verder verschijnt bij den zelfden
uitgever: Een bundel Indische Schet
sen van Th. Hoven, getiteld: Onder
de Palmen en Waringinseene no-
volle van Virginie Loveling getiteld:
BATAVIA, 25 Augustus.
Aan het verslag omtrent de voor
naamste gebeurtenissen in het goe-
vernement Atjeh en onderhoorighe-
den- loopende van 2 tot en met den
15den dezer, wordt door de Jav. Cl
het volgende ontleend:
Groo t-A t j eh. Onze posten wer
den niet beschoten. Enkele schoten
in het voorterrein bij Lamjong waren
gericht op de kappers en alang-alang
snijders, die daarvan echter geen let
sel ondervonden.
Van 2 tot 5 dezer werden de kwaad
willigen door T. Oemar, daarbij ge
steund door geschutvuur uit onze
posten Kelapan Doea, Lamreng en
Lampeneroet tot voorbij Tjot-Goë,
den 8sten dezer tot beoosten Kroeng-
Tandjoeng, den 9den d.a.v. uit hunne
versterking Tjot-Bagaroet en in den
nacht van 9 op 10 dezer uit Kaloet
verdreven, nadat op den 9den door
twee compagniën infanterie eene de
monstratie was gemaakt bij Lamreng
en Lampeneroet, en de beide laatst
genoemde vijandelijke bentings door
mortieren achter de spoorbaan en
eene sectie berg-artillerie te Lamsiti,
waren onder vuur genomen.
Van de zijde van T. Moeda Solaj-
man, plaatsvervangend Sagihoofd der
XXII Moekims, werd door de uit
vaardiging van het verbod tot deel
neming aan den strijd tegen T. Oemar
ten deze eene krachtige medewerking
ondervonden.
Den 6den dezer werd door onze
troepen stelling genomen te Boekit-
Daroeh en Boekit-Terin, den Ssten te
Tjot-Goë en den lOden te Kaloet.
Men is thans ijverig bezig de vrije
strook van 1000 meter open te kappen.
De troepen konden zich ongehin
derd in de VI en IX Moekims bewe-
gen.
De bevolking is met den sawah-
bouw begonnen.
Op het eiland Weh viel niets bijzon
ders voor.
Onderhoorigheden. Oost
kust. In den politieken toestand
kwam geene wijziging.
Noordkust. Te Telok-Semawé
werd de rust niet verstoord, evenmin
te Segli.
Westkust. Van Poeloe Raja
valt niets bijzonders te vermelden.
De beschietingen van onze verster
king te Melaboeh en van de aldaar
ter reede komende schepen hielden
geheel op.
De politieke toestand elders was
zeer bevredigend.
De weersgesteldheid -was koel, nu
en dan gepaard met hevige westelijke
voor hem.
De begroeting was aan beide zijden zeer koel; Jane maakte
eene stijve buiging, Jim lichtte zijn hoed zeer koeltjes op,
terwijl Tom zich tevreden stelde met zijn zweep op te heffen
en de wenkbrauwen te fronsen.
„Wie zijn die jongens?" vroeg Branson met iets in zijn
toon, dat Jane voor de eerste maal eenigszins een denkbeeld
gaf van het karakter van den woekeraar, en dat in zijne
zaken in het volle licht kwam.
„Het zijn kennissen van ons," gaf zij koel ten antwoord.
„Zoo," zeide hij eenigszins scherp, „ik dacht, dat zij mis
schien wel wat meer waren. Zij behooren zeker niet tot de
eerste standen?"
Jane gevoelde zich, zonder te weten waarom, hierover
beleedigd.
„Zij behooren tot eene zeer goede familie voor zoover ik
weet of wensch te weten," gaf zij haastig ten antwoord.
„InderdaadTe oordeelen naar het verre van nette gedrag
gisteravond van een dier jonge mannen tegenover u, meende
ik, dat hij een zeer ongemanierd persoon was, van wiens ge
zelschap gij u gaarne wildet bevrijden."
„Zoo dwaas zou ik niet geweest zijn," zeide Jane en een
licht rood bedekte hare wangen, „want het is onmogelijk
om zich van het gezelschap van ongemanierde personen te
bevrijden."
Dit was een slag hem in het volle gelaat toegebracht, en
zoo op het juiste oogenblik, dat zells Branson niet kon voor
wenden, de bedoeling er van niet te vatten. Hij deed alsof
hij lachte, maar was zoo uit zijn humeur, dat hij de zweep
over de paarden legde en een korteren weg nam dan zijn
plan was geweest, zoodat hij eerder stilhield voor het kleine
huis in Salternes dan zelfs Jane had durven hopen.
Zij was verheugd over den goeden uitslag van haren aan
val, en verrukt, dat de beproeving van den rit voorbij was,
zoodat zij, toen zij gereed was om uit te stappen, er verheugd
en bizonder lief uitzag.
Branson, die nu van haar uitval was hersteld, was van zijn
kant verheugd bij het besef, dat met of tegen haar wil, zij
dien namiddag in zijn gezelschap was gezien, en hij had dus
ook een doel bereikt.
„Ik hoop miss Blean, dat dit de eerste keer van vele is,
dat ik de eer mag genieten met u een rij toertje te maken,"
zeide hij op een toon, waaruit nederigheid en hoop spraken.
„En ik," antwoordde Jane met eene schittering in hare
grijze oogen, „hoop van harte, dat het de laatste keer is, dat
ik met uw gezelschap word lastig gevallen 1"
Zij keerde zich om met het doel om met eene trotsche
houding het huis binnen te gaan, maar in de deur stond
hare moeder op haar te wachten.
Tot Jane's groote verbazing en ergernis keek mevrouw
Hoad-Blean misnoegd bij de woorden van hare dochter, die
zij had kunnen hooren. Jane snelde hare moeder voorbij het
huis in en door het openstaande venster hoorde zij tot hare
groote droefheid, dat mevrouw Hoad-Blean op zeer vrede-
lievenden toon woorden van beleefdheid wisselde met haren
zoo onwelkomen bewonderaar.
„Mama, hoe hebt gij dat kunnen doen? Hoe kondet gij
beleefd zijn jegens dien gehaten man? Door een list een
afschuwelijke list heeft hij mij gedwongen in zijn gezelschap
te rijden. Wacht u maar tot Pamela komt dan zult gij alles
wel hooren!"
Mevrouw Hoad-Blean slaakte echter een droeven zucht, en
sprak ten zijne voordeele. Behalve haar angst ten opzichte
van Edward, kon de arme dame, die door geldgebrek zoo
onophoudelijk werd gekweld, een onwillekeurigen wensch
niet uit hare gedachten verbannen, dat Jane wat welwillen
der dacht, over haar rijken aanbidder. Wat deed het er toe
dat hij een geldschieter was? Zij was oud genoeg om te be
seffen, dat er evengoed goede geldschieters als kwade konden
zijn. En wat deed het er toe, dat hij in leeftijd, uiterlijk en
vooral in „manieren" niet het ideaal van een jong meisje
was? Kapitein Hoad-Blean was dat wel geweest, en hij was
gebleken een slechten echtgenoot te zijn; deze veel minder
belovende man kon best een zeer goede wezen. Zoo redeneerde
de arme, gekwelde moeder, die ofschoon zij nooit getracht
zou hebben hare dochter te dwingen, toch o zoo verheugd
zou zijn geweest wanneer Jane een aanzoek van dien rijken
man had willen aannemenZij antwoordde dus niet zonder
bitterheid
„Pamela behoeft het mij volstrekt niet te vertellen, dat
mijnheer Branson zijn best heeft gedaan om met u een onder
houd te verkrijgen, en dat gij hem zeer bits hebt toegesproken !i{
Wordt vervolgd