TttKGDK BLAD
Een brief uit Neurenberg.
BINNENLAND.
GEMENGD NIEUWS.
Be pheiiiiziiiiie mi
BfiHQOBENDE BIJ
HAAHLEMAS JDAGBLAJJ
YAM
Maandag 2 Oct. 1893.
NEURENBERG, Sept. 1893.
Waarde Heer Redacteur
dat de koning de troepen, niet
met cere maar om linn muiterij, nog
met een berisping op den koop toe
uit Neurenberg moest doen opbre
ken. Maar hoe! Arm Neurenberg
na zulk een gastvrijheid. Twintig
duizend man, waaronder de heltt
Neurenbergers, waren gesneuveld en
gestorven. Rondom de stad de velden
woest, de dorpen in asch, het land-
voik gevlucht en een zwoele, verpeste
lucht hing tengevolge der heete zo
merdagen over het kamp en de stad.
Verlaten wij dit treurtooneel eenige
de Keizersburcht stond oogenblikken om den uitslag dezer
1 lange en droeve voorbereidselen vluch-
Boven op -
ik, ditmaal met helder weêr. Wel
dreven de regenwolken nog door de
lucht, maar de zon brak er doorheen,
lichteffecten vormend, die door ons
Hollanders boven alles gewaardeerd
kunnen worden. Nu lag de stad daar
uitgebreid in haar onovertroffen
schoonheid. De vier dikke ronde to
rens op de wallen, de wallen zeiven
en de binnenstad doden voor een
oogenblik den omtrek, het nieuwe
deel, vergeten, en de gedachten dwaal
den ruim 250 jaar terug naar den tijd
van den dertigjarigen oorlog, toen
hier het voorspel werd gespeeld van
een dier bloedige maar diep ingrij
pende wereldgebeurtenissen,van welke
de gevolgen eeuwen lang nawerken.
Voor ons is die oorlog zoo gewichtig,
omdat hij uit dezelfde, uit godsdienst
redenen, ontstond en omdat hij sa
menvalt met de laatste 30 jaar van
onzen tachtigjarigen krijg tegen Spanje
16181648. Ruw was de tijd, maar
een heldentijd was het terecht. De
geschiedschrijvers weten te verhalen
van voorvallen, die het bloed in de
aderen doen stollen en van beweeg
redenen, die den toets der kritiek
niet kunnen doorstaan. Vast staat het
echter, dat Gustaaf Adolf, de Zweed-
sche koning, streed voor wat hij streed
zonder bijoogmerken en zonder neven
bedoelingen. Daarom is dit gedeelte
een heldere plek in zooveel troebele
duisternis. In 1632 was hetZweedsche
leger opgetrokken en had zich in en
om Neurenberg verschanst, 18000 man.
Met welkomstgroet had de stad de
vreemde vrienden ontvangen. Wat
toch zou men doenReeds 14 jaar
werd de geesel van den oorlog ge
voeld en de bloei der vorige eeuwen
was getaand. Geen Albrecht Dürer
schilderde meer, geen Hans Sachs
dichtte meer, gestorven waren Peter
Visscher, Veit Stoss en zoovele andere
beroemde Neurenbergersdie nooit
opvolgers zouden vinden hunner
waardig en op wier werken het nage
slacht slechts bewonderend kan sta
ren. De vorstelijke huizen der rijke
patriciërs waren gesticht, maar de
bron der rijkdommen zelf was ver
stopt, toen nieuwe zeewegen den han
del van Venetië langs andere banen
hadden geleid en Neurenberg niet lan
ger de slagader bleef waardoor alles
komen moest.
Ja, wel mocht gevraagd worden:
wat zou men doen! Met behulp der
burgers werd een gracht gegraven
van 8 voet diep bij 12 breed, het
leger in het kamp en in de stad in
gekwartierd en de hooge persoonlijk-
heid van den edelen Koning hield
den tucht onder de benden in volle
kracht. Ondertusschen zat de vijand
niet stil. Keizer Ferdinand II, die
zich in 1630 door de naijverige keur
vorsten had laten bewegen, om zijn
grooten veldheer Wallenstein, hertog
van Friedland, aftezetten, had zich
aldra op de Hofburcht te Weenen
onbehagelijk gevoeld, want als het
wassende getij drong de vijand op
hem aan. Wallenstein was terugge
roepen en had in minder dan geen
tijd opnieuw een leger bijeen, grooter
maar ook van vreemdsoortiger samen
stelling dan ooit te voren en dat
alles op eigen kosten. Waar op de
landstraten de trom geroerd werd
voor den Friedlander stroomde het
toe: Duitschers, Kroaten,Franschen,
Spanjaarden, Walen, allen vol moed,
maar nog meer belust op buit. Dat
leger nu verschanste zich te Fürth.
op 2 uur afstand van Neurenberg en
daar zou Wallenstein den Zweedschen
Koning eens een nieuwe manier van
oorlogvoeren leerenhij wilde de
Zweden uithongeren!
Zoo stonden dus de zaken en ons
oude Neurenberg was er slecht aan
toe. Sterk was het en werd nog
sterker, want van alle kanten stroom
den nieuwe troepen aan. Langzaam
schoten de levensmiddelen te kort;
langzaam aan ook verslapten orde en
tucht, slechts met moeite in stand
gehouden door woord en voorbeeld
van den koninklijken veldheerlang
zaam aan slopen aanstekelijke ziekten
binnen, totdat zij zelfs dagelijks hon
derdman wegmaaiden; langzaam maar
zeker werd de toestand onhoudbaar.
Toen dit nu eindelijk acht en vijftig
dagen geduurd had, kon het niet
langer. Er werd een storm gewaagd
op Wallenstein's kamp, want tot een
open veldslag was deze wonderlijke
man ook nu niet te bewegen, maar
de storm werd afgeslagen ten koste
van tweeduizend dapperen en na nog
14 dagen werd de ellende zoo groot,
tig te bezien. Wallenstein liet de Zwe
den trekken (het was in September)
en gevoelde zich zoo veilig, dat hij
zijn [trouwe Pappenheimer-regimenten
weg zond naar den Rijn en toen oor
deelde Gustaaf Adolf, dat de tijd was
gekomen voor zijn kleine schaar om
niet meer vervaard te zijnbij Liit-
zen werd op 16 November 1632 slag
geleverd en door de Zweden gewon
nen, ten koste; echter van dat edele
Koningsleven, maar daarom van niet
minder gewicht voor geheel Europa.
Dat was het keerpunt, schoon het
einde lang nog niet. Eindeloos meer
leed stond het arme Duitsehland
nog 16 jaar lang te wachten. Plet
vreemde gedrag van zijn grooten
veldheer Wallenstein, de moord in
1634 op hem te Eger gepleegd op
order van Keizer Ferdinand en die
door den een als een daad van recht
vaardigheid, door den ander als een
schanddaad wordt beschouwd, de tal-
looze veldslagen die nog volgden, dit
alles knakte het arme land voor
eeuwen.
De furie van den oorlog woedde af
grijslijker dan 'ooit; de geschiedenis
lier jaren is een afschuwelijk treur-
pel met tranen geschreven. De edele
drijfveeren smoorden in bloed en op
den verpesten bodem tierden om
koopbaarheid, meineed, trouwbreuk,
wreedheid, roofzucht, godsdienstwaan
zin, bijgeloof, verstomping en wette
loosheid maar al te welig. De oorlog
voedde den oorlog een groot lij-
kenveld, dat gwas het toenmalige
Duitsehland, waar niet meer Duit
schers den toon voerden, doch vreem
den Zweden, Franschen, Span
jaarden. Geen wonder dan ook, dat
toen de vrede kwam in 1648 te Miin-
chen en te Osnabrück, het een oneer
volle was. Wel werd de hoofdzaak, de
vrijheid van godsdienst voor ieder, ver
worven, maar overigens, zegt een
duitseh,dus zeker onverdacht geschied
schrijver, is de Westfaalsche vrede
een smet op Duitschlands geschie
denis. In Duitsehland bestond geen
eer, geen vrijheid, geen kracht meer
Genoeg van al die ellende. De stof
zoo, dat zij ons haast te ver zou
voeren, maar ik kon niet nalaten, er
iets meer van te zeggen, hier in het hart
van dit al te jammerlijke treurtooneel.
Als van zelf ook maken wij de ver
gelijking tusschen den vrede van 1648
voor ons en voor Duitsehland. Ons
kleine land in bloei, op het toppunt
zijner macht, groot in den raad van
Europa en het eens zoo machtige
Duitsehland vernietigd en verbrok
keld. Gelukkig dat op de puinhoo-
pen door den oorlog gemaakt ten
slotte de Mark Brandenburg tot bloei
kwam en het begin werd van den
Pruisischen staat, die ongetwijfeld ten
slotte door de nieuwe regelingen ge
heel Duitsehland tot zegen is geweest.
Keeren wij nu tot Neurenberg te
rug. Het deelde in het algemeene lot.
Terend op ouden roem en oude schat
ten, kwam het de toegebrachte sla
gen niet te boven. De vrije Rijksstad
was slechts een schaduw van voor
heen. Wat baatte de eigen muntslag,
als er niet te munten viel! De moei
lijkheden werden hoe langer zoo groo
ter, totdat in 1806 de aloude, doch
nuttelooze vrijheid gaarne werd op
geofferd aan een vaster bestuur en
de stad vereenigd werd met het
koninkrijk Beieren. Onder deze be
minde regeering is langzaam aan de
bloei teruggekeerd. Eervol is de plaats
die de veste nu weder inneemt.
Met behoud van bijna al het eer
waarde oude is zij meegegaan met
den nieuwen tijd, een lust der oogen
en een krachtig vooruitstrevende
stad tegelijk. Ver ook achter haar
liggen de tijden der wapperende ve
derbossen, fluweelen manteltjes en
wijde hozen, doch de herinneringen
heeft zij trouw gekoesterd en bewaard.
Eere zij daarvoor het bestuur der
stad
Het leed is vergeten en de vreugde
is teruggekomen. Opgewekte burger
zin, krachtige industrie wonen in en
om haar in een sterker kamp dan de
Zweden er ooit betrokken. Herinne
ringen, gastvrijheid en vroolijkheid
voeren nu den boventoon en van
ganscher harte uit ik de beste wen-
schen voor deonvergelijkelijkschoone,
oude en toch nieuwe, merkwaardige
stad.
Geloof mij, waarde heer Redacteur
steeds uw. X.
Men schrijft uit Amsterdam
aan de 2V. R. Ct.:
Eene zekere weduwe M. te Kampen
heeft aan een der hier verschijnende
bladen medegedeeld, dat hare 17-jarige
dochter eenige maanden geleden hei
melijk hare woning heeft verlaten en
dat haar daarbij de behulpzame hand
werd geboden door eene andere doch
ter der weduwe, eene „officier" in het
Leger des Heils te Den Helder. De
moeder stelde pogingen in het werk
om haar verloren kind op te sporen,
doch vergeefs. „Toen al mijne po
gingen om haar op te sporen", zoo
schrijft zij thans, „zonder gevolg ble
ven, en zelfs een signaleering in het
Politieblad van den 12en Mei j.l. niet
het gewensehte resultaat had, heb ik
mij gewend tot den heer Oliphant,
kolonel bij dat leger, en hem de han
delwijze mijner meerderjarige dochter
(de officier in het Leger) bekendge
maakt., die hare 17-jarige zuster aan
al mijne nasporingen onttrekt. De
heer Oliphant antwoordde dat de door
mij behandelde zaak niet op zijn weg
lag en hij met mijne dochter slechts
in hare functie als officier van dat
leger in betrekking staat". De moeder
vraagt verder, of de „kolonel" van
het Heilsleger op deze wijze indirect
mag medewerken om een minderjarig
meisje, dat door de politie wordt ge
zocht, verborgen te houden.
Wij zochten 'inlichtingen omtrent
deze geschiedenis, en vernamen, dat
de heer Oliphant zich schriftelijk in
het openbaar zal verdedigen. De toe
dracht der zaak moet deze zijn: De
weduwe M. is jarenlang liet Leger
des Heils vriendschappelijk gezind
geweest, maar zag niettemin met leede
oogen, dat hare .dochters zich in nau
were betrekking tot dat korps stelden.
Thans is een der meisjes „officier" te
den Helder, en eene oudere zuster der
verlorene ziekenverpleegster te Rotter
dam. Deze beiden moeten met de ver
blijfplaats der 17-jarige bekend zijn.
Hoewel deze laatste te Kampen
eenmaal aan de zondaarsbank van
het Leger „gered" is geworden, en de
„kcdonel" dus eenige belangstelling
zou hebben te toonen voor haar verder
levenslot, heeft hij niettemin den ka
pitein te Helder niet om opheldering-
verzocht en wel, omdat hij meent,
dat het meisje, dat door hare moeder
niet al te best behandeld werd, beter
onder bescherming harer beide zusters
dan thuis is. Door met opzet onkun
dig te blijven van de verblijfplaats
der 17jarige, bereikt hij het oogmerk,
dat de politie hem niet tot teruggave
der dochter kan bewegen, zoodat dus
nu alleen de beide dochters te Helder
Rotterdam in de zaak betrokken
en haar voornemen te kennen
gaf, om naar zijnen persoon en ver
leden te inforrneeren, verdwenen de
liefde en de commensaal plotseling.
Hij betaalde goed en had ongeveer
drie maanden bij mevr. S. gewoond.
In dien tijd was De Jong in het bezit
van verscheidene horloges.
De officier van justitie te Arnhem
bericht, dat hij door den minister
van justitie is gemachtigd de premie
op het vinden van het lijk van S. A.
Juett, huisvrouw van H. de Jong, tot
honderd gulden te verhoogen.
Met het oog hierop doelt voornoemde
officier nog mede dat het eene on
juiste opvatting is, als zou, indien
die vrouw op Vrijdag 7 Juli j.l. den
dood gevonden heeft, haar lijk bijna
zeker te vinden zijn in de buurt van
Oosterbeek en Wolf hezen. De eenige
reden, waarom aldaar bijzonder is ge
zocht, is dat De Jong met zijne vrouw
in de dagen vóór 7 Juli in die streken
herhaaldelijk is gezien. Maar het is
onjuist dat er een getuige is gevon
den die flit met betrekking tot den
7en Juli kan verklaren. Het laatst
dat Sarah Juett is opgemerkt, is in
den ochtend van genoemden Vrijdag
7 Juli te ongeveer half tien uur, toen
zij met De Jong uit hun hotel te
Arnhem zijn vertrokken, Deze heeft
toen gezegd, dat zij eenen toer per
spoor gingen doen. Of zij dit echter
gedaan hebben en zoo ja waarheen,
is geheel onbekend. Het eenige wat
men weet is dat hij van dien toer
omstreeks 5 a 6 uur in den namiddag
van dien dag terug was, op welken
tijd hij in het hotel alleen is terug
gekeerd en met de koffers, na die
gepakt te hebben, is weggegaan. Het
is dus niet zeker, indien de vrouw
dien dag den dood mocht gevonden
hebben, of haar lijk in de omstreken
van Arnhem te vinden is, want De
Jong heeft evenzeer den tijd gehad
om verder te reizen, b.v. naar Nij
megen, naar Zutfen, naar Zeist-Drie-
bergen, Utrecht enz. Het is dus zaak
dat ook op andere plaatsen, zelfs bui
ten het arrondissement Arnhem, po
gingen worden aangewend tot opspo
ring van bedoeld lijk.
Mocht het gevonden worden, dan
is het zaak het niet te verplaatsen
en alles in de buurt onveranderd te
laten totdat de justitie in loco aan
gekomen zal zijn. (A. Ct.)
blijven. Nu echter beider woonplaatsen
en betrekking bekend zijn, kan het
der politie niet moeilijk meer vallen,
de noodige maatregelen te nemen.
Een der wagens der Gooi-
sche stoomtram, komende van Laren,
De suikerplantages in
West-Indië worden bedreigd door
een ziekte van het suikerriet, die
niet minder schadelijk schijnt dan de
phylloxera voor den wijnbouw. De
ziekte tast eerst den wortel aan, waar
na de plant begint te kwijnen en
eindelijk geheel sterft. Tot nu toe
heeft de plaag zich geconcentreerd op
het eiland Barbados, waar al het sui
kerriet verwoest is. Voor de planters is
ontspoorde Vrij dag voormiddag op de het een groote slag, want de oogst van
hulpbrug buiten de Amsterdamsche j dit jaar is geheel verloren en de aan-
poort te Naarden, en wel zoo dat hij, i leg van nieuwe aanplantingen zal veel
ten onderst boven over het watertijd kosten.
hangende, alleen door de koppelstan-1 De Fransche schatkist is
gen der beide andere wagens voor voor eenige millioenen francs bena-
neerstorten is bewaard gebleven. Per- deeld door eene inrichting te Parijs,
soonlijke ongelukken zijn er niet voor- die zich bezig houdt met het was-
gevallen, dewijl de passagiers, mili-1 schen van speelkaarten. De kaarten
tairen te Amsterdam in garzizoen,
vóór het passeeren der brug den wa
gen hadden verlaten.
De rechter-commissaris voor straf
zaken te Amsterdam heeft de tusschen-
komst verzocht der Nederlandsche
dagbladen, om tot de wetenschap te
komen, welke personen in de avonden
van 30 en 31 Augustus j.l. van den
Hoek van Holland, via Harwich, de
reis naar Londen (station Liverpool-
street) hebben gedaan in gezelschap
van den verdachten Hendrik de Jong.
De verdachte beweert, op 31 Augus
tus j.l. de terugreis te hebben gedaan
in gezelschap van eenen heer van
omstreeks 40jarigen leeftijd, dragende
een flambard en koffiekleurigen demi-
saison en van eene Engelsche
chanteuse, die eene vriendin ging be
zoeken. Bedoelde dame was van 30-
jarigen leeftijd, in het zwart gekleed
en nogal gezet.
worden zoo goed als nieuw weder af
geleverd. De fiscus beweert, dat de
schatkist voor niet minder dan
3,000,000 frs. is opgelicht. Doch de
directeur van de fabriek Tribillac
zeide, toen men beslag legde op zijne
gereedschappen, dat de fiscus het
veel te erg maakte.
De schade bedroeg volgens hem
slechts twee millioen. Bij de wet is
wel de verkoop van gewasschen kaar
ten in Frankrijk verboden, maar niet
het wasschen zelf, zoo beweert deze
fabrikant, die enkel voor anderen
(vooral koffiehuizen en societeiten);
de gebruikte kaarten zóó fraai wascht
en opmaakt, dat zij geheel op nieuwe
gelijken.
Omtrent de plannen van
Don Carlos kan de Figaro uit goede
bron de volgende inlichtingen mee-
deelen, die te beschouwen zijn als
het kort begrip van een manifest,
dat spoedig zal verschijnen.
Dat Don Charlos zich tot het bij
zondere leven zou terugtrekken en
van zijn rechten afstand doen ten
I gunste van zijn zoon Don Jaime, die
Nog dagelijks komt de politie op zou trachten eene verzoening tot stand
het spoor van nadere bijzonderheden te brengen tusschen de beide takken
betreffende de handelingen van H. de der Spaansche Bourbons, dit alles
Jong. Zoo is thans te Amsterdam een zijn geruchten zonder eenigen grond,
persoon uitgevonden, vroeger met! Don Jaime verlaat binnenkort
De Jong in vriendschap verkeerende, Europa om eene lange reis door
die in het bezit was van eenen gou- Indië te maken en van zijn studiën
den trouwring, naar men gelooft aan uit te rusten. Deze reis zal tot het
Miss Juett toebehoord hebbende, en volgende jaar duren. Don Alfonso,
welke ring aan den bedoelden persoonCarlos' broeder, leidt een huiselijk
omstreeks 10 Juli dezes jaars door leven op zijn landgoed nabij Gratz in
Oostenrijk.
Don Carlos is minder dan ooit ge-
De Jong is verkocht.
Omstreeks November 1892 zoo
verhaalt de Echo woonde Hendrik j neigd uit het openbare leven te ver-
de Jong als commensaal bij mevrouw j dwijnen in zijn te Madrid verschij-
de wed. S.Bemuurde Weertte I nend orgaan El Correo Espanol
Utrecht. Ook die dame werd door!zijn bovengenoemde geruchten dan
De Jong ten huwelijk gevraagd, doch ook reeds ten stelligste tegengespro-
toen zij de zaak in beraad wilde ne-ken.
In het P har mac eutisch
Weekblad leest men thans het vol
gende omtrent de zoogenaamde „Doe-
-ings ziekte".
In no. 18 deelden wij, op gezag van
de Intern. Pharm. Gen. Anzeig
mede dat op de kliniek voor huid?
ziekten van dr. Lasser te Berlijn eene
nieuwe ziekte ontdekt was, veroor
zaakt door het aanhoudend gebruik
van Doering's zeep met den Uil.
De billijkheid vordert nu ook dat
wij mededeelen wat in het nommer
van 30 Augustus (bijvoegsel) van bo
vengenoemd blad over deze zaak te
lezen staat
In dat nommer is opgenomen een
schrijven van de zeepfabrikanten, de
heeren Doering Co. te Frankfurt
a. M., waarin zij mededeelen dat de
geheele zaak berust op eene naams
verwisseling. De bedoelde ziektevorm
is genoemd naar den Amerikaanschen
professor Duehring, vandaar Dueh-
ring'sche uitslag, doch heeft absoluut
niets te maken met de Doering'sche
zeep met den uil". De verwarring is
boosaardig in de wereld gebracht
door afgunstige concurrentie.
De Redactie van de Anzeig er in
formeerde voor alle zekerheid schrif
telijk bij dr. Lasser te Berlijn, en
ontving het volgende antwoord.
„In antwoord op uwen geëerde van
25 Augustus deel ik u uit naam van
dr. Lasser mede, dat hem van de be-
„doelde ziekte niets bekend is."
(get.) Dr. SCHüTTE.
In een te New-Yorkverschij
nend tijdschrift „The Cosmopolitan",
deelt Walter Besant zijn eerste in
drukken over de tentoonstelling te
Chicago mede. Daaraan is het vol
gende ontleend.
Het is zeer moeiüjk iets nieuws te
zeggen van een zaak, die reeds door
zoovelen beschreven is en toch, ieder
ziet met zijn eigen oogen en geen
twee paar oogen gelijken elkander.
Om te beginnen kan men de we
reldtentoonstelling beschouwen als
een nieuwe uitgave, de laatste, meest
volmaakte en verreweg de best geïl
lustreerde uitgave van een Algemeene
I Encyclopedie, in één reusachtig deel.
'Geen gewoon bezoeker kan over deze
encyclopedie als een geheel iets
schrijven, hetzij goed- of afkeurend.
Een verstandig man zal het niet pro-
beeren.
Is de bezoeker een letterkundige,
iemand, die gewoon is over dingen
te schrijven en te spreken, die het
publiek aangeboden worden, dan
zal hij zich bij zijn wandeling
door de tentoonstelling gedrukt ge
voelen door hare uitgestrektheidde
groote waarheid, dat hij daarvan
niets passends kan zeggen, valt,
wanneer hij in vervoering raakt, op
zijn geest als een koude regenbui op
een heeten zomeravond. Overal el
ders neemt hij zijn maatstaf mede
hier kan hij die gerust achterlaten
Het spijt mij dat ik geen bijvoeg
lijke naamwoorden over heb, zij zijn
reeds alle gebruikt door beschrijven
de en critiseerende schrijvers. Toch
zijn dit mijn eerste indrukken. Laten
wij dan maar in de oude bijvoegelij
ke naamwoorden vervallen.
Allereerst ze is zoo groot! De cij
fers geven daarvan geen denkbeeld
de menschelijke geest kan hun be
teekenis niet begrijpen, wanneer zij
een zeker getal te boven gaan, want zoo
kan een Australiër slechts de getal
len van zijn tien vingers begrijpen
voor grooter gebruikt hij de uitdruk
king van „acht en tachtig".
Evenals voor den Australiër betee
kenen voor mij al die cijfers van ton
nen, acres enz., niet anders dan „acht
en tachtig". Ze is zoo grootHoe
groot? „Acht- en tachtig". Wat wilt
ge meer?
De beschouwing van groote cijfers
en in het algemeen van groote
dingen -maakt iemand bedroefd
Zoo zag ik eens een meisje op de Al
pen, die zich met betraande oogen
afwendde, toen zij naar die machtige
bergen keek. Zij bloosde van schaam
te, dat zij zoo aangedaan was. Ik
wilde wel tot haar zeggen „Mijn kind
gij weent, omdat het ding zoo groot
is, daarom zou ik ook kunnen wee
nen", maar om de gewone redenen
moest ik zwijgen. De grootte der.we
reldtentoonstelling treft en verbaast
daarna maakt ze bedroefd. De mees
te menschen weenen over het ver
dwijnen der tentoonstelling. „Nog
drie maanden", zeggen zij, „dan zal
alles als een droom voorbijgegaan
zijn."
Wij weenen. Het spijt ons. Zet
daarover heen vrienden, maar die
uitgestrektheid
En dan het onverwachte, niets was
nog zoo onverwacht. Bij aankom?
weet gij wel de Woman Building en
de Manufacturer's Building aan 1
wijzen, gij herkent ze uit de afbeel
dingen. En toch hoe getrouw d<
afbeeldingen ook waren ver
wachttet gij dit? Wat wist gij van
de gebouwen? Den vorm, niet de
omgeving en de plaats, niet de at
mosfeer, niet de kleur, niet den eigen
aardigen stempel. Dat alles kan niet
onder woorden gebracht worden. Dat