TttKGDK BLAD Een brief uit Neurenberg. BINNENLAND. GEMENGD NIEUWS. Be pheiiiiziiiiie mi BfiHQOBENDE BIJ HAAHLEMAS JDAGBLAJJ YAM Maandag 2 Oct. 1893. NEURENBERG, Sept. 1893. Waarde Heer Redacteur dat de koning de troepen, niet met cere maar om linn muiterij, nog met een berisping op den koop toe uit Neurenberg moest doen opbre ken. Maar hoe! Arm Neurenberg na zulk een gastvrijheid. Twintig duizend man, waaronder de heltt Neurenbergers, waren gesneuveld en gestorven. Rondom de stad de velden woest, de dorpen in asch, het land- voik gevlucht en een zwoele, verpeste lucht hing tengevolge der heete zo merdagen over het kamp en de stad. Verlaten wij dit treurtooneel eenige de Keizersburcht stond oogenblikken om den uitslag dezer 1 lange en droeve voorbereidselen vluch- Boven op - ik, ditmaal met helder weêr. Wel dreven de regenwolken nog door de lucht, maar de zon brak er doorheen, lichteffecten vormend, die door ons Hollanders boven alles gewaardeerd kunnen worden. Nu lag de stad daar uitgebreid in haar onovertroffen schoonheid. De vier dikke ronde to rens op de wallen, de wallen zeiven en de binnenstad doden voor een oogenblik den omtrek, het nieuwe deel, vergeten, en de gedachten dwaal den ruim 250 jaar terug naar den tijd van den dertigjarigen oorlog, toen hier het voorspel werd gespeeld van een dier bloedige maar diep ingrij pende wereldgebeurtenissen,van welke de gevolgen eeuwen lang nawerken. Voor ons is die oorlog zoo gewichtig, omdat hij uit dezelfde, uit godsdienst redenen, ontstond en omdat hij sa menvalt met de laatste 30 jaar van onzen tachtigjarigen krijg tegen Spanje 16181648. Ruw was de tijd, maar een heldentijd was het terecht. De geschiedschrijvers weten te verhalen van voorvallen, die het bloed in de aderen doen stollen en van beweeg redenen, die den toets der kritiek niet kunnen doorstaan. Vast staat het echter, dat Gustaaf Adolf, de Zweed- sche koning, streed voor wat hij streed zonder bijoogmerken en zonder neven bedoelingen. Daarom is dit gedeelte een heldere plek in zooveel troebele duisternis. In 1632 was hetZweedsche leger opgetrokken en had zich in en om Neurenberg verschanst, 18000 man. Met welkomstgroet had de stad de vreemde vrienden ontvangen. Wat toch zou men doenReeds 14 jaar werd de geesel van den oorlog ge voeld en de bloei der vorige eeuwen was getaand. Geen Albrecht Dürer schilderde meer, geen Hans Sachs dichtte meer, gestorven waren Peter Visscher, Veit Stoss en zoovele andere beroemde Neurenbergersdie nooit opvolgers zouden vinden hunner waardig en op wier werken het nage slacht slechts bewonderend kan sta ren. De vorstelijke huizen der rijke patriciërs waren gesticht, maar de bron der rijkdommen zelf was ver stopt, toen nieuwe zeewegen den han del van Venetië langs andere banen hadden geleid en Neurenberg niet lan ger de slagader bleef waardoor alles komen moest. Ja, wel mocht gevraagd worden: wat zou men doen! Met behulp der burgers werd een gracht gegraven van 8 voet diep bij 12 breed, het leger in het kamp en in de stad in gekwartierd en de hooge persoonlijk- heid van den edelen Koning hield den tucht onder de benden in volle kracht. Ondertusschen zat de vijand niet stil. Keizer Ferdinand II, die zich in 1630 door de naijverige keur vorsten had laten bewegen, om zijn grooten veldheer Wallenstein, hertog van Friedland, aftezetten, had zich aldra op de Hofburcht te Weenen onbehagelijk gevoeld, want als het wassende getij drong de vijand op hem aan. Wallenstein was terugge roepen en had in minder dan geen tijd opnieuw een leger bijeen, grooter maar ook van vreemdsoortiger samen stelling dan ooit te voren en dat alles op eigen kosten. Waar op de landstraten de trom geroerd werd voor den Friedlander stroomde het toe: Duitschers, Kroaten,Franschen, Spanjaarden, Walen, allen vol moed, maar nog meer belust op buit. Dat leger nu verschanste zich te Fürth. op 2 uur afstand van Neurenberg en daar zou Wallenstein den Zweedschen Koning eens een nieuwe manier van oorlogvoeren leerenhij wilde de Zweden uithongeren! Zoo stonden dus de zaken en ons oude Neurenberg was er slecht aan toe. Sterk was het en werd nog sterker, want van alle kanten stroom den nieuwe troepen aan. Langzaam schoten de levensmiddelen te kort; langzaam aan ook verslapten orde en tucht, slechts met moeite in stand gehouden door woord en voorbeeld van den koninklijken veldheerlang zaam aan slopen aanstekelijke ziekten binnen, totdat zij zelfs dagelijks hon derdman wegmaaiden; langzaam maar zeker werd de toestand onhoudbaar. Toen dit nu eindelijk acht en vijftig dagen geduurd had, kon het niet langer. Er werd een storm gewaagd op Wallenstein's kamp, want tot een open veldslag was deze wonderlijke man ook nu niet te bewegen, maar de storm werd afgeslagen ten koste van tweeduizend dapperen en na nog 14 dagen werd de ellende zoo groot, tig te bezien. Wallenstein liet de Zwe den trekken (het was in September) en gevoelde zich zoo veilig, dat hij zijn [trouwe Pappenheimer-regimenten weg zond naar den Rijn en toen oor deelde Gustaaf Adolf, dat de tijd was gekomen voor zijn kleine schaar om niet meer vervaard te zijnbij Liit- zen werd op 16 November 1632 slag geleverd en door de Zweden gewon nen, ten koste; echter van dat edele Koningsleven, maar daarom van niet minder gewicht voor geheel Europa. Dat was het keerpunt, schoon het einde lang nog niet. Eindeloos meer leed stond het arme Duitsehland nog 16 jaar lang te wachten. Plet vreemde gedrag van zijn grooten veldheer Wallenstein, de moord in 1634 op hem te Eger gepleegd op order van Keizer Ferdinand en die door den een als een daad van recht vaardigheid, door den ander als een schanddaad wordt beschouwd, de tal- looze veldslagen die nog volgden, dit alles knakte het arme land voor eeuwen. De furie van den oorlog woedde af grijslijker dan 'ooit; de geschiedenis lier jaren is een afschuwelijk treur- pel met tranen geschreven. De edele drijfveeren smoorden in bloed en op den verpesten bodem tierden om koopbaarheid, meineed, trouwbreuk, wreedheid, roofzucht, godsdienstwaan zin, bijgeloof, verstomping en wette loosheid maar al te welig. De oorlog voedde den oorlog een groot lij- kenveld, dat gwas het toenmalige Duitsehland, waar niet meer Duit schers den toon voerden, doch vreem den Zweden, Franschen, Span jaarden. Geen wonder dan ook, dat toen de vrede kwam in 1648 te Miin- chen en te Osnabrück, het een oneer volle was. Wel werd de hoofdzaak, de vrijheid van godsdienst voor ieder, ver worven, maar overigens, zegt een duitseh,dus zeker onverdacht geschied schrijver, is de Westfaalsche vrede een smet op Duitschlands geschie denis. In Duitsehland bestond geen eer, geen vrijheid, geen kracht meer Genoeg van al die ellende. De stof zoo, dat zij ons haast te ver zou voeren, maar ik kon niet nalaten, er iets meer van te zeggen, hier in het hart van dit al te jammerlijke treurtooneel. Als van zelf ook maken wij de ver gelijking tusschen den vrede van 1648 voor ons en voor Duitsehland. Ons kleine land in bloei, op het toppunt zijner macht, groot in den raad van Europa en het eens zoo machtige Duitsehland vernietigd en verbrok keld. Gelukkig dat op de puinhoo- pen door den oorlog gemaakt ten slotte de Mark Brandenburg tot bloei kwam en het begin werd van den Pruisischen staat, die ongetwijfeld ten slotte door de nieuwe regelingen ge heel Duitsehland tot zegen is geweest. Keeren wij nu tot Neurenberg te rug. Het deelde in het algemeene lot. Terend op ouden roem en oude schat ten, kwam het de toegebrachte sla gen niet te boven. De vrije Rijksstad was slechts een schaduw van voor heen. Wat baatte de eigen muntslag, als er niet te munten viel! De moei lijkheden werden hoe langer zoo groo ter, totdat in 1806 de aloude, doch nuttelooze vrijheid gaarne werd op geofferd aan een vaster bestuur en de stad vereenigd werd met het koninkrijk Beieren. Onder deze be minde regeering is langzaam aan de bloei teruggekeerd. Eervol is de plaats die de veste nu weder inneemt. Met behoud van bijna al het eer waarde oude is zij meegegaan met den nieuwen tijd, een lust der oogen en een krachtig vooruitstrevende stad tegelijk. Ver ook achter haar liggen de tijden der wapperende ve derbossen, fluweelen manteltjes en wijde hozen, doch de herinneringen heeft zij trouw gekoesterd en bewaard. Eere zij daarvoor het bestuur der stad Het leed is vergeten en de vreugde is teruggekomen. Opgewekte burger zin, krachtige industrie wonen in en om haar in een sterker kamp dan de Zweden er ooit betrokken. Herinne ringen, gastvrijheid en vroolijkheid voeren nu den boventoon en van ganscher harte uit ik de beste wen- schen voor deonvergelijkelijkschoone, oude en toch nieuwe, merkwaardige stad. Geloof mij, waarde heer Redacteur steeds uw. X. Men schrijft uit Amsterdam aan de 2V. R. Ct.: Eene zekere weduwe M. te Kampen heeft aan een der hier verschijnende bladen medegedeeld, dat hare 17-jarige dochter eenige maanden geleden hei melijk hare woning heeft verlaten en dat haar daarbij de behulpzame hand werd geboden door eene andere doch ter der weduwe, eene „officier" in het Leger des Heils te Den Helder. De moeder stelde pogingen in het werk om haar verloren kind op te sporen, doch vergeefs. „Toen al mijne po gingen om haar op te sporen", zoo schrijft zij thans, „zonder gevolg ble ven, en zelfs een signaleering in het Politieblad van den 12en Mei j.l. niet het gewensehte resultaat had, heb ik mij gewend tot den heer Oliphant, kolonel bij dat leger, en hem de han delwijze mijner meerderjarige dochter (de officier in het Leger) bekendge maakt., die hare 17-jarige zuster aan al mijne nasporingen onttrekt. De heer Oliphant antwoordde dat de door mij behandelde zaak niet op zijn weg lag en hij met mijne dochter slechts in hare functie als officier van dat leger in betrekking staat". De moeder vraagt verder, of de „kolonel" van het Heilsleger op deze wijze indirect mag medewerken om een minderjarig meisje, dat door de politie wordt ge zocht, verborgen te houden. Wij zochten 'inlichtingen omtrent deze geschiedenis, en vernamen, dat de heer Oliphant zich schriftelijk in het openbaar zal verdedigen. De toe dracht der zaak moet deze zijn: De weduwe M. is jarenlang liet Leger des Heils vriendschappelijk gezind geweest, maar zag niettemin met leede oogen, dat hare .dochters zich in nau were betrekking tot dat korps stelden. Thans is een der meisjes „officier" te den Helder, en eene oudere zuster der verlorene ziekenverpleegster te Rotter dam. Deze beiden moeten met de ver blijfplaats der 17-jarige bekend zijn. Hoewel deze laatste te Kampen eenmaal aan de zondaarsbank van het Leger „gered" is geworden, en de „kcdonel" dus eenige belangstelling zou hebben te toonen voor haar verder levenslot, heeft hij niettemin den ka pitein te Helder niet om opheldering- verzocht en wel, omdat hij meent, dat het meisje, dat door hare moeder niet al te best behandeld werd, beter onder bescherming harer beide zusters dan thuis is. Door met opzet onkun dig te blijven van de verblijfplaats der 17jarige, bereikt hij het oogmerk, dat de politie hem niet tot teruggave der dochter kan bewegen, zoodat dus nu alleen de beide dochters te Helder Rotterdam in de zaak betrokken en haar voornemen te kennen gaf, om naar zijnen persoon en ver leden te inforrneeren, verdwenen de liefde en de commensaal plotseling. Hij betaalde goed en had ongeveer drie maanden bij mevr. S. gewoond. In dien tijd was De Jong in het bezit van verscheidene horloges. De officier van justitie te Arnhem bericht, dat hij door den minister van justitie is gemachtigd de premie op het vinden van het lijk van S. A. Juett, huisvrouw van H. de Jong, tot honderd gulden te verhoogen. Met het oog hierop doelt voornoemde officier nog mede dat het eene on juiste opvatting is, als zou, indien die vrouw op Vrijdag 7 Juli j.l. den dood gevonden heeft, haar lijk bijna zeker te vinden zijn in de buurt van Oosterbeek en Wolf hezen. De eenige reden, waarom aldaar bijzonder is ge zocht, is dat De Jong met zijne vrouw in de dagen vóór 7 Juli in die streken herhaaldelijk is gezien. Maar het is onjuist dat er een getuige is gevon den die flit met betrekking tot den 7en Juli kan verklaren. Het laatst dat Sarah Juett is opgemerkt, is in den ochtend van genoemden Vrijdag 7 Juli te ongeveer half tien uur, toen zij met De Jong uit hun hotel te Arnhem zijn vertrokken, Deze heeft toen gezegd, dat zij eenen toer per spoor gingen doen. Of zij dit echter gedaan hebben en zoo ja waarheen, is geheel onbekend. Het eenige wat men weet is dat hij van dien toer omstreeks 5 a 6 uur in den namiddag van dien dag terug was, op welken tijd hij in het hotel alleen is terug gekeerd en met de koffers, na die gepakt te hebben, is weggegaan. Het is dus niet zeker, indien de vrouw dien dag den dood mocht gevonden hebben, of haar lijk in de omstreken van Arnhem te vinden is, want De Jong heeft evenzeer den tijd gehad om verder te reizen, b.v. naar Nij megen, naar Zutfen, naar Zeist-Drie- bergen, Utrecht enz. Het is dus zaak dat ook op andere plaatsen, zelfs bui ten het arrondissement Arnhem, po gingen worden aangewend tot opspo ring van bedoeld lijk. Mocht het gevonden worden, dan is het zaak het niet te verplaatsen en alles in de buurt onveranderd te laten totdat de justitie in loco aan gekomen zal zijn. (A. Ct.) blijven. Nu echter beider woonplaatsen en betrekking bekend zijn, kan het der politie niet moeilijk meer vallen, de noodige maatregelen te nemen. Een der wagens der Gooi- sche stoomtram, komende van Laren, De suikerplantages in West-Indië worden bedreigd door een ziekte van het suikerriet, die niet minder schadelijk schijnt dan de phylloxera voor den wijnbouw. De ziekte tast eerst den wortel aan, waar na de plant begint te kwijnen en eindelijk geheel sterft. Tot nu toe heeft de plaag zich geconcentreerd op het eiland Barbados, waar al het sui kerriet verwoest is. Voor de planters is ontspoorde Vrij dag voormiddag op de het een groote slag, want de oogst van hulpbrug buiten de Amsterdamsche j dit jaar is geheel verloren en de aan- poort te Naarden, en wel zoo dat hij, i leg van nieuwe aanplantingen zal veel ten onderst boven over het watertijd kosten. hangende, alleen door de koppelstan-1 De Fransche schatkist is gen der beide andere wagens voor voor eenige millioenen francs bena- neerstorten is bewaard gebleven. Per- deeld door eene inrichting te Parijs, soonlijke ongelukken zijn er niet voor- die zich bezig houdt met het was- gevallen, dewijl de passagiers, mili-1 schen van speelkaarten. De kaarten tairen te Amsterdam in garzizoen, vóór het passeeren der brug den wa gen hadden verlaten. De rechter-commissaris voor straf zaken te Amsterdam heeft de tusschen- komst verzocht der Nederlandsche dagbladen, om tot de wetenschap te komen, welke personen in de avonden van 30 en 31 Augustus j.l. van den Hoek van Holland, via Harwich, de reis naar Londen (station Liverpool- street) hebben gedaan in gezelschap van den verdachten Hendrik de Jong. De verdachte beweert, op 31 Augus tus j.l. de terugreis te hebben gedaan in gezelschap van eenen heer van omstreeks 40jarigen leeftijd, dragende een flambard en koffiekleurigen demi- saison en van eene Engelsche chanteuse, die eene vriendin ging be zoeken. Bedoelde dame was van 30- jarigen leeftijd, in het zwart gekleed en nogal gezet. worden zoo goed als nieuw weder af geleverd. De fiscus beweert, dat de schatkist voor niet minder dan 3,000,000 frs. is opgelicht. Doch de directeur van de fabriek Tribillac zeide, toen men beslag legde op zijne gereedschappen, dat de fiscus het veel te erg maakte. De schade bedroeg volgens hem slechts twee millioen. Bij de wet is wel de verkoop van gewasschen kaar ten in Frankrijk verboden, maar niet het wasschen zelf, zoo beweert deze fabrikant, die enkel voor anderen (vooral koffiehuizen en societeiten); de gebruikte kaarten zóó fraai wascht en opmaakt, dat zij geheel op nieuwe gelijken. Omtrent de plannen van Don Carlos kan de Figaro uit goede bron de volgende inlichtingen mee- deelen, die te beschouwen zijn als het kort begrip van een manifest, dat spoedig zal verschijnen. Dat Don Charlos zich tot het bij zondere leven zou terugtrekken en van zijn rechten afstand doen ten I gunste van zijn zoon Don Jaime, die Nog dagelijks komt de politie op zou trachten eene verzoening tot stand het spoor van nadere bijzonderheden te brengen tusschen de beide takken betreffende de handelingen van H. de der Spaansche Bourbons, dit alles Jong. Zoo is thans te Amsterdam een zijn geruchten zonder eenigen grond, persoon uitgevonden, vroeger met! Don Jaime verlaat binnenkort De Jong in vriendschap verkeerende, Europa om eene lange reis door die in het bezit was van eenen gou- Indië te maken en van zijn studiën den trouwring, naar men gelooft aan uit te rusten. Deze reis zal tot het Miss Juett toebehoord hebbende, en volgende jaar duren. Don Alfonso, welke ring aan den bedoelden persoonCarlos' broeder, leidt een huiselijk omstreeks 10 Juli dezes jaars door leven op zijn landgoed nabij Gratz in Oostenrijk. Don Carlos is minder dan ooit ge- De Jong is verkocht. Omstreeks November 1892 zoo verhaalt de Echo woonde Hendrik j neigd uit het openbare leven te ver- de Jong als commensaal bij mevrouw j dwijnen in zijn te Madrid verschij- de wed. S.Bemuurde Weertte I nend orgaan El Correo Espanol Utrecht. Ook die dame werd door!zijn bovengenoemde geruchten dan De Jong ten huwelijk gevraagd, doch ook reeds ten stelligste tegengespro- toen zij de zaak in beraad wilde ne-ken. In het P har mac eutisch Weekblad leest men thans het vol gende omtrent de zoogenaamde „Doe- -ings ziekte". In no. 18 deelden wij, op gezag van de Intern. Pharm. Gen. Anzeig mede dat op de kliniek voor huid? ziekten van dr. Lasser te Berlijn eene nieuwe ziekte ontdekt was, veroor zaakt door het aanhoudend gebruik van Doering's zeep met den Uil. De billijkheid vordert nu ook dat wij mededeelen wat in het nommer van 30 Augustus (bijvoegsel) van bo vengenoemd blad over deze zaak te lezen staat In dat nommer is opgenomen een schrijven van de zeepfabrikanten, de heeren Doering Co. te Frankfurt a. M., waarin zij mededeelen dat de geheele zaak berust op eene naams verwisseling. De bedoelde ziektevorm is genoemd naar den Amerikaanschen professor Duehring, vandaar Dueh- ring'sche uitslag, doch heeft absoluut niets te maken met de Doering'sche zeep met den uil". De verwarring is boosaardig in de wereld gebracht door afgunstige concurrentie. De Redactie van de Anzeig er in formeerde voor alle zekerheid schrif telijk bij dr. Lasser te Berlijn, en ontving het volgende antwoord. „In antwoord op uwen geëerde van 25 Augustus deel ik u uit naam van dr. Lasser mede, dat hem van de be- „doelde ziekte niets bekend is." (get.) Dr. SCHüTTE. In een te New-Yorkverschij nend tijdschrift „The Cosmopolitan", deelt Walter Besant zijn eerste in drukken over de tentoonstelling te Chicago mede. Daaraan is het vol gende ontleend. Het is zeer moeiüjk iets nieuws te zeggen van een zaak, die reeds door zoovelen beschreven is en toch, ieder ziet met zijn eigen oogen en geen twee paar oogen gelijken elkander. Om te beginnen kan men de we reldtentoonstelling beschouwen als een nieuwe uitgave, de laatste, meest volmaakte en verreweg de best geïl lustreerde uitgave van een Algemeene I Encyclopedie, in één reusachtig deel. 'Geen gewoon bezoeker kan over deze encyclopedie als een geheel iets schrijven, hetzij goed- of afkeurend. Een verstandig man zal het niet pro- beeren. Is de bezoeker een letterkundige, iemand, die gewoon is over dingen te schrijven en te spreken, die het publiek aangeboden worden, dan zal hij zich bij zijn wandeling door de tentoonstelling gedrukt ge voelen door hare uitgestrektheidde groote waarheid, dat hij daarvan niets passends kan zeggen, valt, wanneer hij in vervoering raakt, op zijn geest als een koude regenbui op een heeten zomeravond. Overal el ders neemt hij zijn maatstaf mede hier kan hij die gerust achterlaten Het spijt mij dat ik geen bijvoeg lijke naamwoorden over heb, zij zijn reeds alle gebruikt door beschrijven de en critiseerende schrijvers. Toch zijn dit mijn eerste indrukken. Laten wij dan maar in de oude bijvoegelij ke naamwoorden vervallen. Allereerst ze is zoo groot! De cij fers geven daarvan geen denkbeeld de menschelijke geest kan hun be teekenis niet begrijpen, wanneer zij een zeker getal te boven gaan, want zoo kan een Australiër slechts de getal len van zijn tien vingers begrijpen voor grooter gebruikt hij de uitdruk king van „acht en tachtig". Evenals voor den Australiër betee kenen voor mij al die cijfers van ton nen, acres enz., niet anders dan „acht en tachtig". Ze is zoo grootHoe groot? „Acht- en tachtig". Wat wilt ge meer? De beschouwing van groote cijfers en in het algemeen van groote dingen -maakt iemand bedroefd Zoo zag ik eens een meisje op de Al pen, die zich met betraande oogen afwendde, toen zij naar die machtige bergen keek. Zij bloosde van schaam te, dat zij zoo aangedaan was. Ik wilde wel tot haar zeggen „Mijn kind gij weent, omdat het ding zoo groot is, daarom zou ik ook kunnen wee nen", maar om de gewone redenen moest ik zwijgen. De grootte der.we reldtentoonstelling treft en verbaast daarna maakt ze bedroefd. De mees te menschen weenen over het ver dwijnen der tentoonstelling. „Nog drie maanden", zeggen zij, „dan zal alles als een droom voorbijgegaan zijn." Wij weenen. Het spijt ons. Zet daarover heen vrienden, maar die uitgestrektheid En dan het onverwachte, niets was nog zoo onverwacht. Bij aankom? weet gij wel de Woman Building en de Manufacturer's Building aan 1 wijzen, gij herkent ze uit de afbeel dingen. En toch hoe getrouw d< afbeeldingen ook waren ver wachttet gij dit? Wat wist gij van de gebouwen? Den vorm, niet de omgeving en de plaats, niet de at mosfeer, niet de kleur, niet den eigen aardigen stempel. Dat alles kan niet onder woorden gebracht worden. Dat

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 6