Bs pkifflÉDiie ml Letteren en Kunst. Rechtszaken. Maandagmorgen half ne gen is een goederentrein, komende nit de richting van Utrecht, ont spoord in de Watergraafsmeer. Drie wagens werden buiten het spoor om vergeworpen, waardoor een der lij nen versperd is. Alle treinen moesten dus over één spoor loopen en onder vonden daardoor veel vertraging. Nie mand werd gedeerd. In den nacht van Zondag op Maandag, "ongeveer te 12 uur. brak bij den landbouwer H. Klunder te Deventer, wiens achterhuis (schuur) gevuld was tmet een groote hoeveel heid hooi, stroo en andere landbouw producten, brand uit. Hoewel de brandweer spoedig op de plaats des onheils verscheen, werd het geheele gebouw met al wat er in was een prooi der vlammen. Alleen het vee werd gered. Twee in een gang ge legen woningen stortten door het vallen van een gedeelte van den gevel van het brandend pand in elkander. Een nog in een dier wo ningen zich bevindende man werd ernstig gewond naar het ziekenhuis gebracht. De oorzaak van den brand is onbekend. Sommigen meenen dat hij door hooibroeiing is ontstaan. Alles was verzekerd. Aan het flink en spoedig optreden van de brand weer, die het eerst van de waterlei ding gebruik kon maken, welke goede diensten bewees, is het te danken, dat de brand zich bij dat ééne pand bepaald heeft. Te Limme 1-M e e rs ejn is een werkman, die zich op eenen steen oven te slapen had gelegd, gestikt. Een ander werkman, die naast hem had gelegen, werd bewusteloos ge vonden, doch is weder tot bewustzijn teruggebracht. Een verslaggever van het Hbld. beeft in den trein van Arnhem naar Amsterdam een onderhoud gehad met den 28-jarigen broeder van miss Sarah Juett, een der vermoedelijke slachtoffers van De Jong. Deze heeft o. a. het volgende medegedeeld. „De eerste kennismaking geschiedde in November 1892. Mijn zuster, die reeds vroeg roeping gevoelde voor ziekenverzorging, was verpleegster in het gasthuis te Middlesbrough. De Jong was daar aangekomen op een engelsch schip, waarop hij „stewart" was. Toen de douanen er aan boord kwamen, vonden zij bij hem een groote hoeveelheid sigaren, die men dacht dat hij wilde binnensmokke len. Hij zeide dat die sigaren dienden voor eigen gebruik en een goed mid del waren tegen asthma, waaraan hij zoo zeer leed. Hij heeft dan ook de invoerrechten gewillig betaald en is niet, zooals men wel beweert, wegens smokkelen van sigaren gestraft. Erg aan asthma lijdende, werd hij naar het gasthuis vervoerd, waar mijn zuster hem verpleegde en waar spoe dig een innige band tusschen hen ontstond. De sigaren die De Jong van zijn voorraad rookte, schenen hem inderdaad veel verlichting in zijn pijn te brengen. Veertien dagen bleef hij in het gasthuis. Hij zeide „stewart" te zijn op een engelsche boot, tien pond per maand te ver dienen, doch er nog maandelijks wel twintig pond bij te maken cloor de voordeelen, die hij als „stewart" ge noot bij het inkoopen van de scheeps victualiën, waarvan hij de percen ten had. „Hij kreeg de hand mijner zuster, die innig veel van hem hield, en ook hij scheen ware liefde voor haar te koesteren. Bij ons thuis zijnde was hij altijd vroolijk en opgeruimd, praatte zeer goed engelsch, deed niets dat onze verdenking kon opwekken. Zijn broe der, zeide hij, was dokter te Batavia. Zijn vader was scheepskapitein ge weest, en hij had heel veel boeken over geneeskunde gelezen; bij ons gal hij zich echter nooit als dokter uit". „Hebt ge ook idee dat hij uw zuster wilde trouwen om haar geld „Neen, daar bestond geen reden voor. Hij scheen geen geldgebrek te hebben en bovendien hij wist dat wij niet rijk zijn. Mijn vader is aanne mer voor den bouw van tunnels van de groote spoorwegmaatschappijen, ,-erdient goed zijn brood, doch rijk zijn wij daarom nist". „Bleef De Jong lang bij u „Neen, al heel spoedig vertrok hij weer als „stewart" naar Britsch-Indië: Miju zuster nam na haar verloving ontslag als verpleegster en kwam thuis. Gedurende zijn afwezigheid kreeg zij herhaaldelijk brieven van hem uit Calcutta." „Wanneer kwam hij terug?" „In April van dit jaar. Hij vertelde toen, dat hij van het verdiende geld en van het kapitaaltje dat hij geërfd had, hij noemde een 7000 gulden, een hotel, het Sluis-Hotel te Arnhem in Holland, had gekocht en dat hij zich na zijn huwelijk daar dacht te vestigen." ,,Maar hoe kon uw vader zijn doch ter uithuwelijken, zonder omtrent zijn aanstaanden schoonzoon informatiën te nemen?" „Mijn vader heeft het steeds erg druk, ook ik, die in dezelfde zaak ben; wij hebben ons werk dikwerf \er van Maidenhead en bovendien wij hadden niet de minste reden De Jong te wantrouwen. Hij liet ons brieven zien met de stempels van het hollandsche consulaat te Londen, waarin zijn identiteit werd bewezen, en waarin gewag gemaakt werd van zijn vastgezet kapitaal. Hij toonde zich in alles gentleman." i ...Leende hij dikwerf geld van uw vader „Volstrekt nietdat wordt wei be weerd doch is onwaar. Ook is on waar dat hij telkens vertelde zijn portemonnaie verloren te hebben, blechts éénmaal beweerde hij zijn beurs te hebben verloren, waarin naar zijn voorgeven, ongeveer elf pond zat; hij gaf het aan bij de politie en looide twee pond voor den vinder, uit, doch die beurs is hij bepaald nooit kwijt geweest." ..Wat is er gebeurd na zijn terug keer uit Calcutta?" „Zooals ik zeide, hij kwam terug m t laatst^ van April en is tot den dag van zijn huwelijk herhaaldelijk bij ons geweest. Een dag of vier vóór de voltrekking van het huwelijk kwam hij tot ons en den loden Juni had het huwelijk plaats. Daarna ver trok het jonge paar naar Londen, waar het is gebleven tot den volt/en den dag en toen naar het vasteland is overgestoken. „Sedert hebben wij van mijn zuster ?'e Sehadeen er van ge dateerd 20 Juni en geposteerd station Arnhem; een tweede 27 Juni, uit Antwerpen; een derde uit Nijmegen op 15 Juli." J „Schreef uw zuster in die brieven veel over haar man?" „Geen woord! In geen enkele van cüe brieven meldde zij iets omtrent cie zaken van haar echtgenoot, met met eén woord doelde zij op hem. Wij vonden dat wel dwaas, omdat mijn zuster altijd zoo openhartig je gens ons was, doch brieven waren overigens voor ons geen reden om eenige verdenking te koesteren. Thans zijn wij overtuigd dat De Jongelken brief las cïieu zij schreef, en er alles net uithalen wat hem niet aanstond zoodat de brieven vrij onbeteekenend werden. Dat die brieven uit verschil lende plaatsen kwamen, verwonderde ons niet, daar hij gezegd had met zijn jonge vrouw verschillende plaat sen te zullen bezoeken alvorens zich te vestigen in zijn hotel. Wij van onzen kant adresseerden al onze brie ven naar het Hotel-Sluis te Arnhem. Na den 15en Juli hebben wij van mijn zuster niets meer gehoord, tot op 16 Augustus De Jong op eens bij ons verscheen. Hij vertelde ons onder bittere tranen dat hij met zijn vrouw te Wiesbaden had gelogeerd in het Bad-Hötel, dat ons later gebleken is in 't geheel niet te bestaan. Geduren de hun verblijf aldaar hadden De Jong en mijn zuster vele uitstapjes per boot gedaan, dikwerf in gezel schap van een Amerikaan, die ook in genoemd hotel logeerde. De Ame rikaan had mijn zuster het hof ge maakt. Zij had gaarne met hem om gegaan, omdat die man zooveel beter Engelsch sprak dan De Jong en op een goeden morgen, vertelde hij, was zij, toen hij wakker werd, verdwenen, medenemende een hem toebehoorencl bedrag van 1000. Een dienstbode in het hotel had hem verteld dat de dame met den Amerikaan was heengegaan. De Jong was, zooals ik zeg, zielsbe droefd, zeide dat hij naar het vaste land terugkeerde om dien Amerikaan te zoeken en mijn zuster 4dan nog bij zich terug te willen nemen. La ter is ons gebleken dat hij dien dag, dat hij bij ons was, uit Londen was gekomen, waar hij in hetzelfde hotel waar hij terstond na zijn huwelijk met mijn zuster was geweest, thans logeerde met een andere vrouw, die zeker die miss Schmitz is geweest." „Geloofdet gij dit verhaal „Neen, wij gingen nu verdenking, koesteren, omdat wij, het karakter mijner zuster kennende, overtuigd waren dat zij niet van haar man zou wegloopen zonder het ons te melden en dan in elk gevaL tot ons zou ge komen zijn, en vader deed nu na sporingen bij den Engelschen consul te Amsterdam. Toen kwam ai spoedig aan den dag welk een man wij ons vertrouwen hadden geschonken." ,Heeft De Jong wel eens iets ge daan dat een uwer aanleiding kan geven te twijfelen aan zijne verstan delijke vermogens Volstrekt niet; hij sprak steeds verstandige taal, was vroolijk, prettig in den omgang, kortom gaf geen re den om aan zijn verstand te twij felen." „Is uw meening dat uw zuster ver moord is?" „Als zij niet door hem in een huis opgesloten is, waar zij ons niets van zien kan laten hooren, dan moet zij vermoord zijn, anders ik ben er zeker van was zij tot ons terug gekeerd." „Om welke reden denkt u dat hij uw zuster huwde?" „Waarom weet ik niet, om het geld zeker niet. Ik herhaal dat hij wist dat wij niet rijk zijn. Wij ge- looven met iemand te doen te heb ben, die als 't ware een manie heeft vrouwen ongelukkig te maken of uit den weg te ruimen." Maandag zijn de bosschen aan de zuidzijde vau den straatweg van Naar- den naar Laren, het Naarder kerkhof en het St. Jans kerkhof onderzocht, terwijl in de vijvers van Oud-Bussum, „Lommerlust" en „Flevo Rama"met dreggen is gezocht, alles echter zon der eenig resultaat. In het geheel namen een 30 tal rijksveldwachters, onder leiding van den agent-majoor Lamens, uit Am sterdam, aan den tocht deel. De broeder van Sarah Juett is Maan dag avond ook te Amsterdam door den rechter-commissaris gehoord. van tijdschriften Inhoudsopgave Oct. '93 Eigen HaardOp Saturnus, door M. v. Waldrichem. Professor B. J. Stokvis, door Dr. W. Koster (met portret). Het amsterdamsche aan- sprekersoproer, door P. H. Craandijk, (met afbeeld.) „Ik weet een lee- men hutteken", van E. Rica. Vlie land, door P. O. Bakels (met illustr. naar schetsen van J. E. Bekker). Vier brieven van het slagveld bij Spi- cheren, naar L. Holthofe. Een spelletje, (gravure). Van de We reldkennis, door Batavus, Uit de herinneringen van een schilder. Een indringer, met gravure). Jhr. C. H. A. van der Wijck, door P. Hey- ting, (met portret.) Huiselijk ta fereeltje, door E. Rica. - Fabriek van antiseptische verbandstoffen te Am sterdam, door D. E. C. (met afb.)— De Heereknecht van mijnheer van Riet. - Huwelijksreis, (met gravure.) i Mij n zonne en Op het meer, van J. S. Herfst, door E. B. Koster. Barnsteen en hoe het verkregen wordt, (met afbeeld.) Een waar sprookje. Een nieuwe ontsmettings inrichting (met afbeeld.) Feuille ton. Varia enz. Vragen des TijdsHet kiesrecht- vraagstuk in zijne tegenwoordige phase, door Mr. J. A. van Gilse. Verbetering van den financieeien toe stand der gemeenten, door M. M. L. Rutten. Het struikelblok tusschen Engeland en Transvaal door W. F. Andriessen. Wetenschappelijke bladenDe ge volgen van de ontdekking van Ame- ka. De menschenmassa in de toe komst. Guy de Maupassant. Kleurblindheid. Cagliostro. De ether-theorie. Het land der mor- genlust. Het hedendaagsch Grie kenland. Geschiedenis van een rivier. Een overzicht van binnen- en buitenland. Boekbeschouwing. Mannen van beteekenis in onze dagen Max Rooses, door Jef van deVenne, (met portret.) Album der NatuurEen en ander over een toekomstige geologische kaart van Nederland, door Dr. J. L. C. Schroeder van der Kolk, Hoe Maissan tot de vorming van diamant geleid werd, door Ds. G. Doijer van Kleefl'. Een pionier van het ver keerswezen. De invloed van het bloed op de microben. De honds dagen. De oprichting van meteo rologische stations in de Atlandische Oceaan. Benevens het weten schappelijk bijblad. De Aarde en haar Volken Reis door Russisch Armenië, door Mevrouw B. Chantre. De expeditie ter opspo ring van luitenant Pe^ry, door An- gelo Heilprin. De firma A. W. Sijthoff' te Lei den gaat steeds voort met haar ver dienstelijk streven, om de beste ne- derlandsche auteurs in hare 50 cents editie onder het bereik van iedereen te brengen. Zoo verscheen heden het eerste eener reeks van elf deelen bevattende romans van Prof. Dr. Jan ten Brink. Dit eerste deel is gewijd aan „de schoonzoon van mevrouw de Rogge veen" en doet in uitvoering en om vang niet onder voor dezelfde uit gaven van van Lennep en Cremer. gustus j.l., toen naar P. L. met een stuk cokes geworpen werd. De jongen werd hierover driftig, greep een ha mer welke voor hem op het aan beeld lag en wilde den plaaggeest treffen. Het zware voorwerp miste zijn doel en trof eenen 17-jarigen knaap die binnen eenige oogenblik- ken bezweek. Uit het zeer uitvoerig „visum repertum" bleek dat de dood door het treffen met den hamer was veroorzaakt. De beklaagde, die diep berouw toonde, bekende zich door drift te hebben laten verleiden. Natuurlijk was het volstrekt {zijne bedoeling niet geweest den knaap te treffen die hem niets misdaan had. Het O. M., |den treurigen samen loop van omstandigheden in aanmer king nemende, vorderde de nveroor- deeling van D. L. tot 7 maanden. Uitspraak Donderdag a. s. over 8 dagen. Koloniën, BATAVIA, 29 Augustus. De Cebeles Ct. van 18 Augustus schrijft In het Pangkadjenesche is het blijkbaar niet pluis; daar moeten ernstige ongeregeldheden gaande zijn, zoo zelfs dat de goeverneur, die Maan dag met den assistent-resident ter beschikking naar de Noorder-distric ten vertrokken is, het noodig heeft geoordeeld van hier troepen te ont bieden. In den namiddag van Woens dag werd, naar wij vernemen, de brief van ons bestuurshoofd aan zijn tijdelijken vervanger, den assistent-re sident voor de politie, ontvangen, en reeds den nacht d. a. v. ca. 12 uur, begaf zich het detachement, onder bevel van den len luitenant van dat wapen op weg naar de plaats van het opstootje, terwijl: Donderdag ochtend vroeg de 2ecompagnie, sterk 150 man, onder commando van den kapitein der infanterie Pauli, met de 2de lui tenants Veenhuizen, VeltmanenVan Haaff en den officier van gez. der 2e kl. Oostveen, embarkeerde aanboord van de „Zwaan", uitgeleide gedaan door de bataljonsmuziek. Ook de over ste Riesz is op genoemden goev. stoo- mer met de troepen medegegaan. Een oogenblik van drift bracht Maan dag den 19 jarigen D. L., voorheen kettingmaker op de koninklijke grof smederij te Leiden, op het bankje van de beklaagden van de arrondis- sements-rechtbank te 's-Gravenhage. Gelijk het meer gaat in werkplaat sen stoeien de jongens wel eens on der elkaar. Zoo ook op den 5en Au- Den 24n schreef de Soer Ct. Een onwelkome gast is sedert gis teren weer onze goede stad binnen getrokken. In de kazerne aan de Oed- jong binnen het M. E., waar de ge- debarkeerde bemanning van Hr. Ms. Atjeh huist, is gisteren morgen de cholera uitgebroken, en tot heden morgen waren er reeds 4 gevallen, waarvan drie naar het gr. mil.-hosp. werden geëvacueerd en één nog daar ligtHetzal zaak zijn dat het naar Neder land bestemde schip maar zoo .spoedig mogelijk zee kieze. Geen beter remedie tegen de ziekte dan 'n frissche zeebries en absolute isolatie van den wal. Met het oog daarop gaat dan ook de Konin gin Emma morgen reeds naar de ree- de. Zondag a. s. vertrekt het schip naar Makassar. En later meldt zij een 5e geval op de Atjeh en een in de Chineesche wijk Kapason. Twee der cholera-zie- ken van de Atjehde Europeesche vuurstokers Fokkel en Hoefnagel, zijn in het gr. mil. hosp. overleden. Van den resident van Timor en Onderhoorigheden is het volgende te legram ontvangen, gedagteekend Koe pang 23 dezer „Geen politieke bijzonderheden. Gezondheidstoestand minder gunstig. Veeziekte op Pariti zoo goed als ge weken, op Rotti stationair. Volgens bericht van den resi dent der Preanger-regentschappen, werd de in den heerendienstweg van Sindangbarang naar het zuiderstrand voor eene uitgemaakte zaak, dat ik het moet doen mijn vader, mijne moeder, broeder en zusters allen!" „Maar men kan u toch niet dwingen tegen uw zin te huwen." „Zoudt gij denken? Als men een meisje is en arm, en als een man komt, die rijk is en u vraagt...." „Maar ik ben ook rijk!" barstte Jim los. Hij besefte, nog voor te bemerken, dat zij zich plotseling weer terugtrok, dat hij onvoorzichtig had gesproken, stond van zijne zitplaats op en begaf zich naar het andere raampje, waar hij ging zitten. Onmiddellijk sprong hij echter weer op, bij de ontdekking, dat hij op iets was gaan zitten. Het waren de verachte rozen van Branson, die hij verpletterde. „O, wat spijt mij dat wat spijt mij dat! Kijk eens wat ik gedaan heb!" en verheugd over de afleiding liet hij haar de mishandelde rozen zien. „Het doet er niets toe," zeide Jane onverschillig, „werp ze maar uit het raampje." Jim gehoorzaamde met wreed genot. Hij liet het raampje aan den anderen kant zakken, slingerde de rozen weg met alle kracht, en keerde onmiddellijk tot Jane terug. „Als ik u wat bloemen aanbood," vroeg hij op ernstigen toon, „zoudt gij ze dan ook wegwerpen?" „O neen natuurlijk niet." „Wanneer" Jim aarzelde, keek Jane aan en eenige tee kenen van ontroering bij haar bespeurende, waaraan hij eene voor hem gunstige uitlegging gaf, begaf hij zich naar den kant, waar zij zat „wanneer ik u ten huwelijk vroeg, wat zoudt gij dan „Natuurlijk neen" gaf zij met beslistheid ten antwoord. „Maar luister nu eens. Gij hebt voor mij niet zulk een af keer als voor dien woekeraar gij hebt het duidelijk genoeg verklaard en als gij nu „Ja" zegt op mijn aanzoek, dan zijn al die moeielijkheden voor u uit den weg geruimd. Zijt gij met iemand verloofd, dan is het duidelijk, dat men niet van u zal verwachten, dat gij u met een ander verlooft. Zij willen dat gij met hem huwt omdat hij rijk is. Ik denk niet, dat ik ooit zoo rijk zal zijn als hij, want wij zijn met ons vieren broeders, maar ik zal toch wel bemiddeld genoeg zijn; bovendien ben ik geen woekeraar en twintig jaar jonger dan hijEn wees niet boos op mij, dat ik het u zeg ik heb het al mooi voor mij gehouden, vindt gij niet? maar ik heb n lief en moet dag en nacht aan u denken! En wanneer ik u niet prijs, dan spreek ik kwaad van u, alleen maar om over u te kunnen spreken want ik kan over niets anders spreken!" Terwijl hij dit zeide beefde zijne stem van hartstocht. Hij boog zich tot haar over; in zijne oogen scheen een gloed, waarvan iedere vrouw de beteekenis moest raden. Jane was bewogen diep bewogen. Op haar lief, bleek gelaat stond wanhoop te lezen, terwijl zij hare hand uitstrekte als om hem van zich af te houden. „Spreek zoo niet tot mij als 'tu blieft niet!" zeide zij bijna fluisterend. „Ik kan vandaag niet naar zulke woorden luisteren. Ik heb vandaag dingen geleerd vreeselijke din gen die mij zoo diep rampzalig hebben gemaakt, dat ik aan niets anders kan denken. Wanneer gij nu edelmoedig zijt, zooals ik geloof, dat gij zijt, spreek dan niet meer over dat onderwerp. Gij weet dat ik geen afkeer van u heb dat ik u wel mag lijden, maar ik ken u nauwelijks, en het komt mij zoo ongerijmd voor om zoo vrij met een man te spreken, dien ik nog maar zoo kort ken. Wees niet beleedigd omdat ik u de waarheid vertel." Jim toonde zich echter volstrekt niet beleedigd. Hij trok zich wat terug en zeide zeer kalm: „Ik zal er met geen woord meer over spreken. Wanneer ik echter koel en bedaard tegenover u ben, dan moet gij niet meenen, dat ik veranderd ben ik tracht dan slechts te doen wat gij wenscht." En tot hare verlichting aan den eenen kant en aan de* anderen kant wellicht tot hare teleurstelling, sprak Jim ver der met haar over paarden ^en honden en over Colorado, kortom over alles behalve het bewuste onderwerp. En on danks hunne gedwongen houding, maakten zij een genotvolle reis. Toen de trein dicht bij Salternes naderde, ontdekte Jim, dat de reactie op zijne moeielijke pogingen om zich naar haar wensch te voegen, zeer sterk was. Jane's lieftalligheid, gevoegd bij haar bekoorlijk uiterlijk, hadden een grooten indruk op hem gemaakt. Ook zij scheen geen vreugde te toonen bij het feit, dat zij het einde van haar reis bijna had bereikt. {Wordt v&rvolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 2