NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. lie Jaargang. Vrijdag 20 October 1893, No. 3160. E C. Lesïvereemgizig. STADSNIEUWS. FEUILLETON. 11 i m. w HAARLEM'S DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65. Afzonderlijke nummers0,05. Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30. franco per post 0,37^. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat Ho. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. ADVERTENTIEN: van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cents per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekbandelaren en courantiers. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOI. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangére G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONESSucc.Parijs Blbis Faubourg Montmartre. Onze laatste mededeelingen over Neerbosch. Wij vinden in de N. Rott. Crt. bet navolgende bericht „Naar de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant mededeelt, gaf i.bet, bericht in bet Haarl. Dagblad „omtrent de weesinrichting te Neer- „boseh, eenen harer lezers, die van „de zaak goed op de hoogte kan zijn, „aanleiding tot de volgende opmer kingen. „De goede bron. waaruit het Haarl. Dagblputte, zou op het eerste ge dicht den indruk maken van te zijn „een lid der enquête-commissie. Bij „nader inzien moet men die veron derstelling echter dadelijk laten va- „ren, want de leden der enquête- „commissie hebben immers de in- „richting herhaaldelijk bezocht en „zijn er dus van op de hoogte, dat „op de weesinrichting b. v. niet is „eene slaapzaal van 80 M3 inhoud, „waar 45 Mnderen slapenMen be denke toch eens dat eene slaapka- „mer, waar 45 kinderen in ledikanten „liggen, minstens eene oppervlakte „moet hebben van 45 M2zulk eene „zaal zou dan nog geen 1.80 M. hoog „zijn. Welnu, een dergelijke zaal is „er te Neerbosch niet. Wat de be kering betreft „het schijnt te blij ken dat alles toebehoort aandever- Leeniging Neerbosch", dit behoefde „nimmer te blijken, daar elk oogen- blik een ieder in de registers van „het kadaster kon zien, wien landerijen „en gebouwen toebehooren. „En wat de studeerkamer van den „directeur, den heer Van 't Linden- ,hout betreft, kan ieder, die daar ooit geweest is of nog komen wil, zeg den, dat zij op alles gelijkt, behalve „op een Louis XV-stijl. Zij is stijl- „loosdoch eenvoudig en net. Wat „daaromtrent dus gezegd werd kan „evenmin de indruk zijn van een lid „der commissie. Veel meer maakt ook „dit, evenals de andere opmerkingen, „don indruk van nieuwe grieven tegen „den heer V- 't L. „Er is in den laatsten tijd veel over „de Neerbossche weesinrichting ge- Lpraat en geschreven, en menige be schuldiging, die daartegen werd aan- gevoerd, is reeds onwaar gebleken. Waarom nu niet met verdere beoor- „deelingen gewacht, totdat de en- Lquête-commissie haar eind-rapport „wereldkundig zal hebben gemaakt „Intusschen hopen wij in het belang „der waarheid, dat de bladen, die het „artikel van het Haarl. Dagblad over namen, ook aan deze regelen een [plaatsje willen geven." Tot zoover het bericht. Het zal menigeen met ons verwonderen, waar om de lezer van de Prov. Geld. en Nijm. Courantbezwaren hebbende tegen een uit Haarlemss Dagblad over genomen bericht, daarvan geen uiting gaf aan onze redactie. Wenschte de inzender, protesteerende tegen onze mededeelingen, wellicht ons antwoord te ontgaan en koos hij daarom een ander blad voor de plaatsing van zijn stuk In bovenstaand bericht van de N. Rott. Crt. komt de naam van dezen inzender niet voor. Daaromtrent geeft evenwel het Algemeen Handelsblad van Woensdag licht, waarin wij even eens een uittreksel van dezelfde be zwaren tegen onze mededeelingen vin den en die naar de redactie van het Alg. Handelsblad meldt, zijn geopperd door den heer H. J. Koper, te Hees bij Nijmegen. Ieder die onze mededeelingen in ons blad van Maandag 16 dezer heeft gelezen, zal hebben opgemerkt hoe de heer Koper nu te velde trekt tegen kleinigheden en de belangrijke punten onaangeroerd laat. Wat wij schreven over de afmetingen van eene dei- slaapzalen, hebben wij evenals het overige uit zeer goede bron en wij willen den heer Koper zijne bestrij ding gemakkelijk maken, door hem mede te deelen, dat wij de zaal be doelen in het zoogenaamde Moeder huis (waarnaast een vertrekje is waar zes of zeven andere kinderen slapen). Den heer Koper, die de zalen van Neerbosch goed schijnt te kennen (straits zullen wij zien hoe dat komt) dagen wij uit ons zijnerzijds dan eens mede te deelen, welke de afme tingen van die zaal zijn. Maar gesteld al eens, dat onze zegs man zich in de afmetingen van die zaal had vergist is dan daarmee onze be wering, dat de Commissie de slaap zalen totaal onvoldoende (onze zegs man zeidebeneden kritiek) acht, van de baan? Immers neen. Wat bewijst dus de aanval van den heer Koper op die afmetingen-quaestie Niets ter wereld. De beweiing dat niet behoefde te blijken wien alles op Neerbosch toe behoort, behoeven wij niet te beant woorden. De Commissie zal in haar rapport wel toonen, dat zij hierover anders denkt en wèl noodig vindt, dat dit zal blijken aan het publiek, dat niet dagelijks gereed staat om in Nij megen of waar ook, een kadastraal register te gaan inzien. En wat nn de quaestie van het meubilair Louis XV aangaat, ook j hier geeft de inzender blijk dat hij gezocht heeft naar een punt waarte gen hij kon opponeeren. Wij hebben namelijk gezegddat dit waarschijn lijk een cadeau was en voegden er bij, dat het huis van den heer van 'tL. overigens net, maar niet weelderig was gemeubileerd. Is dit een aantij ging? Ons dunkt het tegendeel. Overigens mag onzentwege dat meubilair style Louis Treize, Louis Quatorze of wat ook, zijn. Wat wij alleen wilden mededeelen, is dat een der kamers op zeer deftige wijze is gemeubileerd. En dat houden wij vol Maar de inzender is wel zeer prik kelbaar. Hij beschouwt onze mede deelingen als „nieuwe grieven tegen den heer van 'tLindenhout" en meent met die uitdrukking onze laatste me dedeelingen verdacht te maken inde oogen van diens vrienden. Ons laat j dit koud. Zij die ons blad geregeld lezen, weten hoe wij steeds in de zaak-Neerbosch een onzijdig stand- jpunt hebben ingenomen en hoe wij, na een uittreksel uit de brochure te hebben geplaatst, groote verslagen gaven van de door oud-weezen ge- honden vergaderingen zoowel te Am sterdam als te Utrecht, welke bijeen komsten door onze eigen verslaggevers zijn bij ge wo rnd. Dat wij onzen zegsman noemen, zal wel niemand van ons vergen. Het zij genoeg dat hij een zeer ver trouwbaar man is en volkomen on partijdig in de zaakNeerbosch. Waar het Alg. Handelsblad de be zwaren van den heer Koper meldt, noemt het diens raad om het rap port der commissie af te wachten, „terecht." Waarom heeft dan echter het Handelsblad onze mededeelingen overgenomen En zou men niet veel eerder dan aan ons, den raad om te zwijgen moeten geven aan den heer H. J. Koper te Hees hij Nijmegen, die als wij ons niet zeer vergissen, de schoonvader is van een of twee zoons van den heer Van 't Linden- hout en dus zeker niet in deze als onpartijdig man kan worden aange merkt P. Gemmeken, AmsterdamC. R. E. C. van I-Iasselt, Leiden en E. van He.eteren Amsterdam. Haarlem19 Oct. 1898. Vanwege de Vereeniging ter bevor dering van Handenarbeid in Neder land, is het diploma voor houtbewer king uitgereikt aan den heer Chr. Somers alhier. Examen vrije en orde-oefeningen der gymnastiek alhier op 18 October geëxamineerd 6 candidaten, afgewe zen 2, toegelaten 4, namelijk mej. A. M. W. Fournier, alhierL. M. Ch. J. Naar aanleiding en ter herdenking van het gouden Bisschops-Jubileum van Z. H. Paus Leo XIII, opende de R. C. Leesvereeniging alhier, op 11. Woensdag haar nieuw vereenigings- jaar met een feestavond in de con certzaal der sociëteit „Vereeniging". Deze feestviering bestond in eene uit voering van Haydn's oratorium „Die Schöpfung" voorafgegaan van Weber's Jubelouverture met onmiddellijk aan sluitende Leo-Hymne van den heer N. H. Andriessen en eene redevoering door den hoogeerw. heer M. J. A. Lans, pastoor te Schiedam, eere-ka- nunnik van Carthago. Dewijl het bestuur der R. C. Lees vereeniging redenen meende te heb ben de pers niet uit te noodigen tot hare, overigens openbare feestviering, zal ik mij hier van alle critiek op het gehoorde hoezeer dit dan ook een vrij strengen toets zon kunnen doorstaan onthouden, en slechts, ter voldoening aan het verzoek der redactie van dit blad een en ander meedeelen nopens het muzikale ge deelte van meergemelden feestavond. Allereerst dan zij vermeld dat het koor hetwelk bij deze gelegenheid op trad, geheel was gevormd uit katho lieke dames en heeren te Haarlem of in de omstreken woonachtig. Het bereikte, naar mij werd medegedeeld, een getalsterkte van ongeveer 250 personen. Onder de energieke leiding van onzen stadgenoot, den heer N. H. Andriessen, gedurende eeuige maanden tot zijn omvangrijke taak voorbereid, kweet het zich daarvan op eene wijze, die niet enkel den leider tot groote eer verstrekt, maar tevens doet uitkomen hoe, bij eenige samenwerking, de haarlemsche katho lieken het in hun macht hebben, op muzikaal gebied iets degelijks en grootsch tot stand te brengen. Het lijdt geen twijfel dat ditzelfde koor, wanneer het gedurende enkele jaren onder bekwame leiding zijn oefenin gen voortzette in welken tijd dan tevens de vele thans aanwezige, al te jeugdige krachten tot meerdere rijp heid zouden zijn gekomen en dus het klankgehalte in gloed en volheid nog zou zijn toegenomen het lijdt geen twijfel, dat dit koor dan voor geen enkele bekende zangvereeniging van dezen omvang zon behoeven te wijken. Reeds nu werden eigenschappen ont wikkeld welke men bij de meeste bestaande vereenigingen te vergeefs zoekt; de attaques o. a. getuigden van niet alledaagsche zekerheid en de nuanceering kwam hier niet, zooals vaak geschiedt, voor rekening van het orkest de verhouding tusschen koor en orkest was zooals ze behoort te zijn: het eerste zonghet laatste begeleidde. Ze was dan ook ten volle verdiend, de hulde die den heer An driessen door zijn koor werd gebracht, na de uitvoering zijner Leo-Hymne; het is voorzeker geen gemakkelijk werk, al die als toevallig saamge- stroomde krachten waaronder al thans wat het damespersoneel betreft een groot deel dat weinig of niet geoefend wasin betrekkelijk korten tijd tot een graad van eenheid en zekerheid te brengen, als waarvan wij ons Woensdagavond konden over tuigen. Na de feestrede een welspre kend, met klare, krachtige stem voor gedragen betoog over de grootheid der zedelijke macht des Pausen, welke redevoering door het zeer talrijk au ditorium met groote aandacht werd gevolgd, ging men onmiddellijk over tot de uitvoering van „Die Schöp fung". Als solisten traden hierbij op mej. Joh. Dirkzen, die welwillend hare medewerking verleende en de heeren Rogmans en Messchaert. Ik zou hier nu in den breede kun nen uitweiden over en een ver- doorgetrokken vergelijking kunnen maken tusschen de artistieke werk zaamheden dezer drie solistendit alles echter blijft, dunkt mij, beter achterwege. Men kent het genot dat Messchaert's zang oplevert, ook wan neer hij slechts een eenvoudig reci tatief voordraagt, men weet wat middelen Rogmans ten dienste staan, wanneer het er hem om te doen is, ons een beeld voor te tooveren van den man in zijn fierheid en kracht, van de vrouw in hare beminnelijke teerheid en lieftalligheid en dan kan men zich denken hoe moeilijk, hoe onmogelijk bijna het is voor eene sopraanzangeres van den niet allereersten rang, om naast zulke zangers met succes op te treden. Spccès is hier het grootste woord eigenlijk niet, want aan toejuichin gen van de zijde van het publiek heeft het der zangeres zoomin als haren rijkbegaafden kunstbroeders ontbroken. Nu, zij wist met haar welluidend orgaan altijd nog genoeg goeds en schoons te geven, om ook hier een woord van lof niet misplaatst te doen zijn. Naar het engelsch van FLORENGE WARDEN. 1) HOOFDSTUK XV. „En gij zult zeker den eersten tijd ook wel niets van hem hooren. Ik heb altijd wel gedacht, dat er bij hem iets aan haperde, maar hij heeft nog verstand genoeg om zich te ver- hergen, wanneer een bevel tot inhechtenisneming tegen hem is uitgevaardigd. Mij dunkt, dat men ons beiden mag geluk- wenschen. In Londen was hij mij steeds tot last door zijne onzinnige handelingen en het groote aantal schuldeischers, dat hem achtervolgde, en nu zijne handelwijze hier de maat heeft doen volloopen, moet het u genoegen doen hem kwijt t# zijn." „Gij vergist n Marcus. Het doet mij volstrekt geen genoe gen, mijn eenigen zoon, zooals gij dat noemt, kwijt te zijn!" Kapitein Hoad-Blean, die eene scène haatte, stond op en geeuwde. „Een mooi gezegde van de lippen eener moeder zeer menschlievend en mooi; maar ik ben er zeker van liefste, dat gij bij eenig nadenken zult inzien, dat het beter is voor hem, zoo ook voor u, dat hij hier zijn gelaat niet meer laat zien. Hoe laat gebruikt gij den lunch?" „Gewoonlijk om twee uur, maar natuurlijk kunnen wij ons schikken naar den tijd, dien gij verkiest." „O, neen, ik wil volstrekt geen inbreuk maken op uwe gewoonten. Het is slechts een vluchtig bezoek, dat ik kom brengen, en ik voeg mij dns geheel naar de regelen van de huishouding. Ik zal dunkt mij maar eens met Olive en Myrtle eene kleine wandeling gaan maken; daarvoor hebben wij zeker nog wel den tijd?" Mevrouw Hoad-Blean gaf aarzelend een bevestigend ant woord, terwijl de tweelingen opgetogen de kamer uitsnelden om zich gereed te maken voor deze groote gebeurtenis eene wandeling met „papa". Het vermoeden lag voor de hand, dat het kapitein Hoad- Bleans voornemen was om zijne dochtertjes uit te hooren over die familieaangelegenheden, waarvan hij zich op de hoogte wilde stellen. Zij kon niet zoover gaan om de Mnde ren voor hun vader te waarschuwen, zelfs al waren zij hem niet zoo bizonder genegen geweest. Hij keerde zeer goed geluimd terug en stelde gedurende den lunch aan Jane voor om met haar dien namiddag een bezoek af te leggen op St. Domneva's Priory. „Er bestaat volstrekt geen reden om niet met onze buren op een goeden voet te staan, vooral wanneer die buren tevens onze huurders zijn," zeide hij met die gemakkelijke beslist heid, die aan al zijne woorden zooveel waarde deed hechten. „Mij dunkt, dat die St. Rhadegunds van den beginne af aan niet netjes behandeld zijn en zij hebben ongetwijfeld de meeste reden om wrok te gevoelen over Edwards gedrag. De oudste zoon verkeert immers „nog niet buiten gevaar?" De geheele familie was verplet over dit voorstel, terwijl zijne vraag betreffende Dick de arme Pamela deed huiveren en haar inwendig pijn deed. „Wij kunnen niets omtrent hem te weten komen," zeide mevrouw Hoad-Blean koeltjes, „daar wij echter loochenen, dat Edward de persoon was, die op Richard St. Rhadegund heeft geschoten, terwijl zijn vader niettemin een aanklacht tegen hem heeft ingediend, zou het van ons zeer ongepast zijn om de eerste stappen tot toenadering te doen." „Ik daarentegen ben van oordeel, dat het van ons zeer gepast zou zijn om het te doen. Niemand, die eenig gezond verstand bezit, zou er aan twijfelen, dat het die dwaas van een Edward is geweest, die op zijn zoon heeft geschoten, en het is onze plicht om zoo beleefd te zijn naar zijn toe stand te gaan vragen." Mevrouw Hoad-Blean sprak niet verder over dit onder werp, maar toen een uur later kapitein Hoad-Blean Jane verzocht haar hoed op te zetten, waagde deze het op hem toe te treden en hem in het oor te fluisteren: „Papa, ga niet naar de Priory. Men zal ons belecdigen. De oude heer is zeer verbitterd op ons." „Dwaasheid mijn kind. Men zal u in mijn bijzijn niet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 1