NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. II 1I1IE lie Jaargang. Dinsdag 24 October 1893. No. 3163. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIE N; Dl QUAISTIMEERBOSCH. STADSNIEUWS. De Bierbrouwerij liet Scheepje FEUILLETON. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20. Franco door liet gelieele Kijk, per 3 maanden 1,65. Afzonderlijke nummers0,05. Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30. franco per post 0,37£. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat Ho. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cents per regel. Abonnementen en Advertentièn worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOI. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ.Parijs 3l6is Faubourg Montmartre. Wij ontvingen Zaterdagmiddag bet navolgende schrijven Hees20 October 1893. Aan de Redactie van het Haarlem's Dagblad. M. Naar aanleiding van het hoofdar tikel in uw blad van heden, verzoek ik eenige plaatsruimte in uw volgend No. tot opname van mijn antwoord Ik ga. uwe verkeerde gevolgtrekkin gen en de daarop gebouwde beoor deelingen van mijn karakter al zijn ze niet vleiend met stilzwijgen voorbij, als liggende dezen buiten de zaak, waarom het mij te doen is. Ook ga ik voorbij die onderwerpen, die u bespreekt uit de Nijm. Courantwaar aan ik ten éénemale vreemd ben. Ik ben slechts verantwoordelijk voor wat ik schreef aan het Handels blad, welks redactie mijn schrijven verkort plaatste als communiqué. Als mijn antwoord op uw artikel v. a. wensch ik dan nu te verklaren lo. dat ik mijn schrijven richtte aan het Handelsblad, omdat ik in die courant uwe mededeelingen had ge lezen; 2o. dat ik uwe mededeelingen zeer voorbarig vond, anticipeerende op den arbeid der Commissie van Onderzoek 3o. dat ik, niet willende mij schul dig maken aan diezelfde fout, niet het voornemen had uwe mededeelingen als zoodanig te beoordeelen, maar ik er slechts uitnam de 2 punten, die in flagrante tegenspraak met de waar heid zijn. Over sommige der andere, inderdaad meer belangrijke punten, kan men nog verschillen in opvatting, over de door mij aangehaalde pun ten niet; 4o. dat ik dus niet heb gezocht naar een punt, waartegen ik zou kunnen opponeeren, maar dat ik en dit houd ik nog voor correct aangaande de overige punten, afwacht de uitspraak der C. v. O. iï 5o. dat een „bron", waarvan u de mogelijkheid stelt, dat zij zich heeft vergist, ophoudt „een goede bron" te zijn. Maar misschien heeft u zich vergist, waardoor u de publieke opinie op een dwaalspoor zoudt brengen, als niet tegenspraak volgde; 6o. dat de afmetingen der bedoelde slaapzaal zijn als volgt: lengte 7.40 M., breedte 8.10 M., hoogte 2.95 M. gel. 176.823, zeg. 177.— kubiek M. voor 42 kinderen van 36 jaar 7o. dat ik wel niet van partijdig heid zal te beschuldigen zijn, ter oor- zake van niet te willen vooruitloopen op het veelomvattende werk, dat de C. v. O. zoo ernstig heeft opgevat en uitvoert Ondanks dat ik de schoonvader der twee zoons van den heer van 't Lin- denhout en bovendien lid van het Bestuur der Weesinrichting ben ja zelfs omdat ik dat ben valt het mij zeer gemakkelijk tevens een on partijdig man te zijn inzake Neerbosch. Bovenstaande redactie van antwoord koos ik, omdat die mij toestaat kort te zijn en zaaklijk te blijven. Ten slotte betuig ik gaarne, prijs te stellen op- en nota te nemen van uwe verklaring van uw onzijdig stand punt en van de volle onpartijdigheid van uw zegsman. Met verschuldigde achting, Uw Dienstw. H. J. KOPER. Wij zullen in onze repliek het schrijven van den heer Koper op den voet volgen en beginnen daarom met te verklaren dat wij zoover ons be kend is, nergens iets minder vleiend hebben gezegd ten aanzien van zijn karakter. Waar de heer Koper deze conclusie meende te moeten maken, vergiste hij zich in onze bedoeling die alleen kan zijn: licht te helpen verspreiden over de quaestie-Neer- bosch, geenszins om personen die daarbij min of meer betrokken zijn, te grieven.* Wij blijven van meening, dat de heeer Koper correcter hadde gedaan door zijn antwoord, inplaats van aan het Handelsblad, te richten tot ons. Dan ook zou dat antwoord in zijn geheel zijn geplaatst, terwijl het Handelsblad slechts een excerpt gaf. Wat de voorbarigheid onzer mededee lingen betreft, wijzen wij er den heer Koper op, dat de commissie van onderzoek langzaam vordert met haren moeilijken en veelomvattenden arbeid en dat intusschen het publiek gretig wacht op het resultaat. Waar onze korte mededeelingen het onderzoek der commissie in geen geval konden hinderen of belemmeren en het onze taak is, het publiek mede te deelen wat het niet weet, daar hebben wij niet geschroomd wat wij wisten wereldkundig te maken en kan het verwijt van voorbarigheid ons niet treffen. Op het standpunt van den heer Koper, hij houde het ons ten goede, was het o. i. juister geweest in het geheel niet op onze mededeelin gen te reageeren. Dit toch kou wat hij noemt de „voorbarigheid" slechts bevorderen. Wat de heer Koper sub 5° beweert, kan hij m. i. niet ernstig meenen. Wij beriepen ons op een goede bron, niet op een onfeilbare. Nu de heer Koper dan ook zóo pertinent de maten op geeft van de zaal die wij bedoelden, moeten wij zijne verzekering aan vaarden en aannemen, dat het geheu gen van onzen zegsman hem in deze parten heeft gespeeld,maar dan vragen wij met nadruk aan alle hygiënisten Wat dunkt u van een zaal, die 7.40 bij 8.10 meter is en waar dus op eene oppervlakte van 66.6 M2 45 (de heer Koper zegt 4-2) kinderen en vier volwassen personen slapen Het doet ons genoegen, dat de heer Koper nu zelf de afmetingen van de bedoelde zaal heeft medegedeeld en wij willen dan ook niet verder ingaan op de vraag, hoe de ledekantjes of bedjes wel geplaatst zijn en of er wel zooveel afstand tusschen is, dat ze allen te bereiken zijn en dat de mo raliteit geen gevaar loopt. De verklaring van den heer Koper sub 7 2o„ laten wij ter beoordeeling over aan onze lezers. Wij blijven van meening, dat iemand die tot de wees inrichting en hare bestuurders in zoo nauwe betrekking staat, beter had ;edaan met er over te zwijgen. Ten slotte constateeren wij, dat in onze mededeelingen werd gewezen op den toestand der slaapzalen, dien van de privaten, het ontbreken van een zeker nacht meubel, de karigheid van het eten, de afwezigheid van alle huiselijk heid, en dat de heer Koper enkel en al leen de afmetingen van een der slaap zalen zoodanig heeft weerlegd, dat de onvoldoende toestand daarvan duide lijk is in het licht gesteld. Van de overige punten heeft hij gezwegen. Dit moveeren wij niet met de be doeling om de weesinrichting te Neerbosch te benadeelen. Integendeel, wij willen de waarheid omtrent de stichting verspreid zien om haar te kunnen bevoordeelen. Uit het rapport van de Commissie zal blijken dat er naast veel dat verbetering behoeft, veel is dat lof verdient en wanneer wij een resultaat van de geheele be weging durven voortuitzien, zal het dit zijn, dat duizenden in den lande hunne schouders zullen zetten onder het schoqpe werk, om Neerbosch te maken tot eene inrichting die de vol maaktheid zooveel mogelijk nabijkomt. Om hiertoe te geraken is blinde ingenomenheid even verderfelijk als ongemotiveerde afkeuring. Aan geen van beide fouten wenschen wij ons schuldig te maken, en zoo de heer Koper deze beide uitersten evenzeer afkeurt, waaraan wij niet mogen twij felen, dan hebben wij in hem geen tegenstander, maar veeleer een mede stander te begroeten. REDACTIE. Haarlem, 23 Oct. 1893. VERGADERING van den Raad der gemeente Haarlem, op Woens dag 26 October 1893des namiddags te 1 ure. De volgende stukken en punten zullen aan de orde worden gesteld 1. Mededeelingen van ingekomen stukkenGoedgekeurde besluiten Afsluiting recht van overpad over den spoorweg nabij Leidsche straat; Ver lenging bovenbouw stadsmuur Am- sterdamsche poortProces-verbaal afgekeurde koe; Verzoek ontslag leeraar; Id. id. onderwijzer; Id. id. stads-geneeskundige. 2. Voorstel B. en W.W. vervanging algemeene voor waarden van aanbesteding door Rijks- voorwaarden. 3. Id. id. rioleerings- en bestratingswerken, Gaelstraat, Roos- veldstraat, Duivenvoordestraat en Florapark. 4. Id. id. goedkeuring sta tuten staalwaterbronnen. 5. Id. id, opruiming twee pompen. 6. Id. id. adres Vereeniging „voor Vaderland en Koning" gebruik zaal Doelen. 7. Id. id. adres W. Wernik aankoop per ceel Lange Wijngaardstraat. 8. Id.id. met rapport commissie van financiën aankoop grond verbreeding Zijl weg. 9. Id. id. id. id. opstal grond Leidsche vaart A. de Winter. 10. Id. id. rege ling schoolgeld met Hillegom. 11. Id. id. id. id. met Lisse. 12. Rapport commissie van financiën begrooting 1894 Stads Apotheek. 13. Id. id. be grooting 1894 Barbara Gasthuis. 14. Id. id. rekening en verantwoording 1892/1893 Stads Bank van Leening. 15. Voordracht B. en W.W. benoe ming onderwijzer en onderwijzeres 2e kl. 2e Burgerschool. 16. Rekeningen verslag 1892/1893 kweekschool voor onderwijzeressen. 17. Ontwerp-veror- dering plaatselijke directe belasting naar het inkomen. B. en W. vragen aan den Raad een krediet van 2750.tot voortzetting en gedeeltelijke voltooiing van bestra tingswerken in de Gaelstraat, Duven- voordestraat en Roosveldstraat, bene vens van 287.tot doortrekking van een riool en het maken eener klinkerbestrating voor een perceel in het Florapark. Voorts wordt goedkeuring gevraagd van eene overeenkomst met de ge meente Lisse, in zake toelating van kinderen uit die gemeente op de scho len voor lager onderwijs alhier. Aan het stationsgebouw zijn beves tigd twee brievenbussen, eene van de post die ettelijke malen daags wordt gelicht en (bij den Kruisweg) eene van de gemeente-reiniging, die slechts eens per dag wordt geopend. Naar men ons mededeelt, komt het herhaaldelijk voor, dat in de laatst genoemde bus brieven worden gevon den, die per post moeten worden ver zonden. Weliswaar worden die dan overgebracht in de postbus, maar er ontstaat dan natuurlijk vertraging in do verzending. Onze lezers in den omtrek van het station hierop opmerkzaam te maken, is de bedoeling van deze regelen. Uit eene annonce, dezer dagen in dit blad geplaatst, hebben onze lezers vernomen dat de bierbrouwerij „Het Scheepje" dezer dagen onder den ha mer zal worden gebracht. Oudere ingezetenen van deze stad, vooral zij wier familiën reeds lange jaren hier hebben gewoond, weten wel welk een oude fabriek deze bier brouwerij is. Wij meenen echter ve len, wien dit niet bekend is, aange naam te zijn door over „het Scheep je" een en ander mede te deelen. Zonder twijfel is deze brouwerij een der oudste, zoo niet de oudste van de talrijke hier ter stede bestaan heb bende brouwerijen. Zij dateert van 1351 en had weldra eenige zuster-in- richtingen naast zich terwijl zij met goed succes werkte. Al de opvolgende eigenaren op te noemen zou ons te ver voeren, wel willen we in herinnering brengen dat in het jaar 1818 de brouwerij gekocht werd door den heer van der Aa, groot vader van den tegenwoordigen direc teur, die zich associeerde metdehee- ren Schmidt, Van Drongelen en van den Broek (de laatste was brouwer uit Noord-Brabant) onder de thans nog bestaande firma v. d. Aa, Schmidt Co., de vennootschap is een com manditaire. Omstreeks 1868 volgde de heer J. W. v. d. Aa zijn vader op en bij zijn leven werden in 1868 oude pakhuizen vernieuwd, waarvan de steen in den gevel nog getuigt. Van de verschillende vergrootingen en verbouwingen zijn nog vele bewij zen voorbanden. Zoo zagen we b. v. een zilveren troffel waarop het jaartal 1698, eenige toepasselijke inscripties en ook een molen gegraveerd zijn 40) Naar het engelsch van FLORENCE WARDEN. HOOFDSTUK XVI. Nu ontstelde kapitein Hoad-Blean toch eindelijk. Er sprak beslistheid uit St. Rhadegunds stem, en het denkbeeld dat bij aan een huwelijk van een zijner bekoorlijke dochters met een landverhuizer, die niets anders zou bevitten dan een spade en een werkkiel, bevorderlijk zou zijn, bekoelde onmiddellijk al zijn ijver. Hij richtte zich fier omhoog en beefde van ver ontwaardiging toen hij antwoordde: „De verloofde van mijne dochter Jane, mijnheer St. Rha degund, zou haar verboden hebben om hier in huis te komen, als hij van haar voornemen kennis had gedragen. Gij behoeft niet bevreesd te zijn, dat gij nwe zoons zult moeten weg sturen terwille van haar of hare zusters." 0, hoe dankbaar was Jane voor dit sprankje van eigen waarde, dat haar vader eindelijk toonde nog te bezitten. Zij trad met fiere houding op hem toe en stak haar arm door den zijne om hem zoodoende te bewegen onmiddellijk met haar te vertrekken. Kapitein Hoad-Blean had nu ook genoeg van dit onderhoud met St. Rhadegund, zoodat hij geen tegen werpingen maakte. Met eene zeer stijve buiging zeide hij „Goeden morgen" en door zijne dochter vergezeld, die boog zonder het hoofd op te heffen, verliet hij het huis. Nauwelijks had hij echter het hek bereikt, of zijn gevoel van zelfbewustzijn had zich van den slag, dien het had ont vangen, weer hersteld, en hij zeide: „Mij dunkt Jane, dat wij tevreden mogen zijn. Het doet mij genoegen, dat wij er zijn heengegaan. Het is wel eens goed voor zulk minder soort menschen, dat zij te weten ko men, wat hunne meerderen van hen denken." „Ja papa," zeide de arme Jane zonder er verder iets bij te voegen. Zij was verplet over de vernederende tooneeltjes, die zoo even hadden plaats gehad, en toen zij in huis was terugge keerd verliep er geruime tijd alvorens zij zichzelve voldoende in bedwang had om Pamela het gebeurde mede te deelen. Pamela's verontwaardiging was nog heviger dan de hare. Zij waren het daarover eens, dat hun vader op zijn zachtst ge zegd onverstandig had gehandeld, maar haar trots was diep beleedigd over de wijze, waarop St. Rhadegund zich over hen had uitgelaten. „Hij zal nu te weten komen of wij er ook naar verlangen met hen te spreken!" zeide Pamela. „Ik zou wel willen,dat een hunner eens een gesprek met ons trachtte aan te knoopen, dan zou hij eens zien hoe wij hem behandelden. Denk er nu aan Jane vergeet in hunne tegenwoordigheid, wat de gewone beleefdheid van u eischt. Wanneer die Jim met u een gesprek tracht aan te knoopen, keer hem dan zonder een woord te spreken den rug toe en wees even onbeleefd tegen hem als ik zon zijn Nog onder den indruk van het gebeurde van zooeven stemde Jane gereedelijk toe. Mevrouw Hoad-Blean voelde zich zachter gestemd jegens haar echtgenoot, zoo groot was hare verontwaardiging op den ouden St. Rhadegund, dien hij „den onverdragelijksten kerel" noemde, dien hij ooit had ontmoet. „Ik heb u onrecht aangedaan," vervolgde hij grootmoedig. „Het was natuurlijk voor u onmogelijk om op vriendschap- pelijken voet te verkeeren met die menschen; het zou vernederend zijn voor u om anders dan op een afstand met hem om te gaan." Hij vertelde evenmin als Jane de bijzonderheden van hun bezoek, maar Mevrouw Hoad-Blean kende haar echt genoot te goed om te vermoeden dat hem een verre van welwillende ontvangst was te beurt gevallen. Dit vermoeden werd bevestigd toen hij besloot dien avond nog naar Londen terug te keeren. Zij brachten hem allen weg naar den trein van zeven uur, en hadden de voldoening bij hun terugkeer naar huis Jim en Tom St. Rhadegund, die zij ontmoetten, te negeeren. Tom die wanneer zijne verontwaardiging was opgewekt, in vuur geraakte, zond hun eene verwensching achternftj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 1