Rechtszaken. Letteren en Kunst. Koloniën, Politiek Overzicht. mag heeten. De Amstelstroom, welke gewoonlijk 11 mijlen per uur loopt, had ditmaal oogenblikken dat men ternauwernood eene mijl per uur vorderde. Herhaal delijk zat het schip geheel onder wa ter. Schip en lading kwamen er ech ter zonder eenige averij af, terwijl ook de enkele zich aan boord bevin dende passagiers het gevaar zonder nadeel zijn te boven gekomen. De Iris, eene Engelsche boot, die Zaterdag uit Londen naar Amsterdam moest vertrekken, ving de reis eerst den volgenden dag aan en had werk tot Maandag nachts 1 uur, aleer de tocht was volbracht. Er waren paarden aan boord, waar van er drie bezweken. Men meldt uit Scheveningen Naar aanleiding van het bericht dat een Hollandsch visschersvaartuig in Engeland zoude zijn gestrand, heeft men van hier uit naar Lowes toft getelegrafeerd en ten antwoord bekomen, dat bedoeld visschersvaar tuig was de Drie Gezusters van Kat wijk, schipper K. v. d. Boon, reeder M. Haasnoot, dat de equipage was gered, doch het vaartuig waarschijn lijk verloren zoude zijn. Langzamerhand krijgt men een overzicht over de door den jongsten storm aangerichte verwoestingen en de daarbij verongelukte zeelieden. De storm woedde het hevigst over En geland jen Ierland. Hoewel men van het aantal dooden met zekerheid nog niets kan zeggen, daar nog ieder oogenblik nieuwe berichten van schip breuken, ongelukken, aangespoelde lijken enz. komen, was de jongste storm klaarblijkelijk de hevigste, dien men zich herinneren, kan Op Maan dag alleen werden 144 schipbreuken ingeschreven, een aantal dat nog nooit op éen enkelen dag bereikt was en dat nog met 5 het aantal scheeps rampen te boven gaat die door den niet minder sterken storm van 1891 werden veroorzaakt. Van 1721 No vember werden de reddingsbooten Yan de koninklijke nationale redding bootmaatschappij 60 malen ter hulpe geroepenzij smaakten de voldoening 192 schipbreukelingen te redden, waarbij dikwijls hartverscheurende tooneelen voorvielen. Zoo had de be manning van het Noorsche schip Johanne Marie 50 uren doorgebracht, uitgeput in het want hangende, door nat en blootgesteld aan de kracht van den wind, die hun ledematen deed verkleumen. Tot viermaal toe hadden de ongelukkigen een redding boot zien naderen; viermalen moest de poging opgegeven worden, daar de hooge stortzeeën de boot telkenmale op het strand terugwierpen. Einde lijk gelukte het der bemanning van de reddingboot van Dover het gezon ken wrak te bereiken. De aandoenin gen der schipbreukelingen, die ieder oogenblik den dood verwacht had den en nu als aan het leven weerge geven waren, kan geen pen beschrij ven. De sneeuwstorm heeft ook eenige offers geëischt, 7 personen werden dood onder de sneeuw bedolven ge vonden, 20 anderen waren uitgeput en buiten kennis neergezegen. Zij kon den echter nog gered worden. Hollcmdsche koeien. In de Pall Mall Gazette vindt men een beschouwing over het leven der Hollandsche koeien. De schrijver heeft de boerderij van den heer P. van Wiltenburg te Broek in "Waterland als voorbeeld gekozen. Een uittrek sel uit dit artikel laten wij hieron der volgen. „Wanneer de leer der zielsverhui zing waar is," zegt de schrijver, „zou wanneer ik het volgende tehuis voor mijn ziel mocht kiezen, mijn keus op een Hollandsche koe vallen, want men kan zich bijna geen levensloop van eeïiig dier voorstellen, waarzoo- veel kalmte en overvloed gepaard gaan met een groote mate gemak en reinheid als die van een Hollandsche koe. Alle Hollandsche steden zijn schoon, maar Broek is zoo schoon, dat de inwoners op straat nooit een pijp rooken wanneer het waait, uit vrees, dat de asch op het plaveisel zal vallen, welks oorspronkelijk roode kleur door het vele schrobben over gegaan is in een terra-cotta-achtige. Te Broek ziet men nooit stof en mod der is er onbekendEen straatjongen, die de onbeschaamdheid zou hebben een druppel water te morsen, nadat de overheid de straten gedroogd heeft, zou misschien levenslang ge vangen gezet worden! De jongens grabbelen niet naar geld dat hun toegeworpen wordt, maar staan be teuterd te kijken alsof ze niet weten, wat dat is. De mannen op de brug praten niet met elkander, zij rooken alleen en kijken alsof zij een deel van de brug uitmaken en dat altijd gedaan hadden. De koeien echter zijn natuurlijk, alleen zien zij er meer welgedaan uit dan koeien van andere nationaliteiten. Zij herkauwen lang zamer dan de Engelsche, misschien omdat de tijd in Holland niet zoo kostbaar is als in Engeland, of omdat de Engelsche koe levendiger is dan hare Hollandsche zuster, of omdat deze meer voedsel in een even grooten mond te herkauwen heelt of wellicht om andere redenen. „Sommige koeien dragen in Sept, en Oct. dekkleeden, deze koeien moe ten, vertelde de heer Van Wiltenburg mij, het geslacht voortplanten en worden beschermd voor de koude, daar de koeien in Holland tot Nov. in de weide blijven. „De heer Van Wiltenburg heeft 36 koeien, van wier melk hij per dag 18 Edammer kaasjes maakt. Daar zijn boerderij een Hollandsche boer derij is en te Broek ligt, is zij een toonbeeld van zindelijkheid.De schrijver geeft nu een beschrijving van de woning met haar eigenaardige hooge bedsteden, waarin de boer en de boerin slapen achter de gesloten deuren. „Hoe zij ooit weder wakker worden achter die gesloten deuren," gaat hij voort, „is een vraag, waarop alleen een Hollander kan antwoorden, De woning en de stal staan onder één dak. Afgaande op den reuk is het onmogelijk te zeggen, zelfs niet des winters, of men in de woning of in den stal is, want deze is zoo buitengewoon zindelijk, dat men zich niet voorstellen kan, dat er 36 koeien staan. Des zomers ziet de stal er anders uit dan des winters. Beginnen wij met den zomer. De grond is van baksteen en geheel vlekkeloos. lederen dag worden stal en huis geschrobd. De Hollandsche werkmeid gaat niet op hare knieën liggen en schrobt niet met een boender zonder steel. Zij werpt een plas water op den vloer en schrobt met een bezem met langen steel. Daarna wordt de grond met de band gezeept, doch de meid blijft op hare voeten staan en buigt het lichaam, zij draagt houten klompen die de voeten droog en warm houden. Ten slotte wordt de vloer met dweilen gedroogd. Langs de buitenmuren van den stal, een paar voet boven den grond, loopt een steenen trog voor wa ter, daarboven is een ruif voor voeder. Midden door den geheelen stal loopt een greppel, die buiten het ge bouw eene afwatering heeft. In den stal wordt zaagsel gestrooid twee duim hoog, waarvan figuren gemaakt worden, die het op een Brusselsch ta pijt van gekleurd hout doen gelijken. Langs den achterkant der hokken voor de koeien wordt een ree-p zeil gelegd, dat eveneens op een Brus selsch tapijt gelijkt. Van afstand tot afstand zijn in de zijmuren kleine vensters, ieder van vier ruitjes, aan gebracht, waarvoor een paar netel- doeksehe gordijntjes hangen met smalle blauwe linten opgehouden. In het midden van den stal staat een soort viervoudige tafel, waarop kaas jes opgestapeld liggen. De kazen worden in den stal gemaakt, waar ook veel gekookt wordt. Heeft men den stal echter eens gezien dan kan men daarop niets tegen hebben. Zoo ziet de stal er des zomers uit. Tegen November worden de koeien er in gebracht. Het zaagsel en het zeil wor den weggenomen, maar de gordijntjes blijven. Boven het achtergedeelte van iedere koe zijn twee haken aange bracht van waar .,een touw afhangt met een koperen ring. De staart van ieder dier wordt door dien ring ge stoken, zoodat de koe in de winter maanden haar linker oor niet kitte len kan met den kwast die haren staart versiert. Dat is evenwel geen ongemak voor een hollandsche koe, daar gedurende de wintermaanden in Holland geen vliegen zijn." bij zich ontboden, in verband met het onderzoek naar de woorden, door Van Emmenes in de jongste volks vergadering gebezigd. Eene gerechte lijke instructie is echter vooralsnog niet ingesteld. De stad Charleroi organiseert voor de Pinksterdagen (13 en 14 Mei 1894) een grooten internationalen zangwed strijd voor mannenkoren. Koning Leopold II treedt op als beschermheer, en de heer Gevaert heeft het eere-voorzitterschap aan vaard van dezen wedstrijd. Als prijzen zijn uitgeloofdin de eeredivisie 3000 en 1000 frs.in die van uitnemendheid 1200 en 600 frs. in de 1ste divisie 700, 350 en 200 frs.in de 2de divisie 500, 300 en 150 frs. in de 3de divisie 400, 250 en 100 frs.benevens tal van kunst voorwerpen. Vereenigingen welke verlangen eene uitnoodiging en het reglement van den wedstrijd te ontvangen, worden verzocht daarvan kennis te geven aan den president van den „Cercle Lié- geois" te Charleroi. In de Donderdag voormiddag ge houden zitting van de Utrechtsche rechtbank, is uitspraak gedaan in de zaak van M. F. C. Koch, ontslagen directeur, en B. Frijlink, ontslagen klerk bij de bank van leening. Koch is schuldig verklaard en ver oordeeld tot drie jaren gevangenis straf, met bepaling, dat de tijd door hem in preventieve hechtenis door gebracht, bij de ten uitvoerlegging in mindering zal worden gebracht. Frij link isvrij gesproken met last tot in vrij heidstelling. In het breedvoerig gemotiveerd vonnis, wordt in de eerste plaats over wogen, dat de stadsbank van leening bij raadsbesluit van 16 Oct. 1862 is opgericht en dat uit de raadsbesluiten van 13 Sept. 1877, waarbij bepaald dat de Bank van leening niet zal worden afgeschaft, maar gereorgani seerd, <$i van 13 December 1877, niets gebleken is van afschaffing van de Bank. Het groote aantal aan bekl. Koch ten laste gelegde feiten van verduis tering van panden die hij als bezol digd directeur onder zich had, zijn, op enkele na, bewezen verklaard, terwijl Koch's opgave, dat hij de gelden niet ten eigen bate aangewend, maar steeds in de kas heeft gestort, weersproken wordt door de verklarin gen der getuigen., Bewezen is derhalve, dat Koch in de jaren 1892 en 1893 over een groot aantal panden eigenmachtig als heer en meester heeft beschikt en zich de opbrengst opzettelijk en wederrech telijk heeft toegeëigend. Omtrent de aan de beide beklaag den ten laste gelegde vervalschingen in de dagstaten, verklaart het vonnis niet wettig en overtuigend bewezen, dat die dagstaten bestemd waren om tot bewijs van eenig feit te dienen. Ook de aan beide beklaagden ten laste gelegde verduisteringen van gelden uit de kas der Bank zijn niet wettig en overtuigend bewezen ver klaard. Koch's bekentenis in de instructie, dat hij de bedragen wederrechtelijk aan de kas heeft onttrokken, is niet voldoende door andere bewijsmiddelen gestaafd en door hem op niet geheel onaannemelijke gronden in de open bare terechtzitting teruggenomen. Behalve verslaggevers van dag bladen te Amsterdam heeft de com missaris van politie der derde sectie aldaar ook den heer A. H. Gerhard BATAVIA, 24 Oct. Aan het verslag omtrent de voor naamste gebeurtenissen in het gou vernement Atjeh en Onderhoorighe- den, loopende van 27 September jl. tot en met 10 dezer, wordt het vol gende ontleend. G r o o t-A t j e h. Onze posten Lam- baroe en Lamperme werden eenmaal uit het voorterrein onbeduidend be schoten. In de XXV Moekims wer den alleen de tijdelijke posten Boe- kit Terin en Boekit Daroeh nu en dan beschoten, zonder evenwel nadeel te berokkenen. In den nacht van 28 op 29 Sep tember zijn van den weg van Keta- pang-Doewa naar Boekit Daroeh 180 meters Deeauville materiaal gesto len door lieden van Kandang (III Moekims Daroeh), die echter een ge deelte teruggaven, terwijl een ander gedeelte gevonden werd. Den 2en dezer werd een Atjeher, die met een klewang gewapend op een van Ketapang Doewa naar Boe kit Doewah marcheerend transport inliep, neergeschoten, terwijl den 9en d. a. v. een transport, gaande van Lampeneroet naar Tjot Goe, door eene kleine bende werd aangevallen, die met achterlating van 3 dooden en vele wapens op de vlucht gedreven werd; wij kregen één licht gewonde. In de VI en IV Moekims lieten de orde en rust niet te wenschen overden 4en dezer marcheerde eene uit infanterie, cavalerie en artillerie met trein bestaande kolonne van 800 man van Kotta Radjah en Oleh-leh naar Kroeng Raba en terugde hou ding van hoofden en bevolking was uitmuntend. Een vijandelijke vuurmond op At jeh hoofd, van waar de schepen in de Suratte-passage herhaaldelijk wer den beschoten, is den 5en dezer on bruikbaar gemaakt. In de XXVI Moelfims vorderden onze bondgenooten weinig; den27en September werd Toengkoep en den 6en dezer Kroeng Kali door de x pen bezet. Bij het kappen van het terrein om laatstgenoemden post, werd de le luit. A. L. C. Grosse gewonddeze is thans herstellende. Bijna dagelijks hadden onze pos ten Tjot Praboe en Kroene Kalie overlast van 's vijands vuur, dat ons drie gewonden bezorgde. Met het schoonkappen van het voorterrein om de geconcentreerde linie werd voortgegaan; alleen bij Lambaroe werden de kappers eea paar maal door den vijand veront rust. On het eiland Weh is niets mei- denswaardig voorgevallen. Onderhoorigheden. Oost- kust. Den Ben October is door eene bende roovers, waarschijnlijk lieden van Nja Mohamad, een aanslag ge pleegd op de houtkap-onderneming van den heer Dulon Barre te ICwala Langsar; deze heer had zich juist ;ereed gemaakt de onderneming voor- joed te verlaten en was zelfs reeds vertrokken. De adsistend A. H. Seff- ner en eene inlandsche vrouw wer den vermuord, een Chineesche koe lie gewond, terwijl eenige wapens met ammunitie, kleedingstukkeu en contanten ontvreemd werden. Beide heeren hadden zich, ondanks de ■aadgevingen van het bestuur, op eigen verantwoordelijkheid in Lang sar gevestigd. Een nader onderzoek wordt ingesteld. Elders bleef het rustig. Noordkust. Zoowel in Telok Semawé als te Segli viel niets bijzon ders voorin den politieken toestand kwam geene verandering. Westkust. Van de Westkustii niets van belang te vermelden. Te Poeloe Raja en Melaboeh werden rust en orde niet verstoord. Op de zeeposten bleef de gezond heidstoestand bevredigend. In ome stelling in Groot-Atjeh en op de pos ten buiten de linie was de algemeen# toestand stationnair. Het gemiddelde ziektecijfer bedroeg 20 |tegen 20, en dat van de berri-berri 9 tegen 10 in den vorigen verslagtijd. Het sterfte- cijfer was lager. (Ja®. Cf.) In de buitengewoon goed bezochte bijeenkomst van de fransche Kamer van Donderdag heeft de afgevaardigde Lockroy de regeering verweten, dat zij de inkomstenbelasting heeft prijs gegeven. Lockroy noemde het pro gramma van de regeering veeleer dat van een monarchie dan dat van eea republiek. De heeren Burns, Keirhardie en andere geavanceerde leden van het engelsche Lagerhuis hebben een wets voorstel ingediend, strekkende om den Staat al de Engelsche mijnen te doen naasten. Van 1 Januari 1895 af moeten alle eigenaars van mijnen een volledig verslag indienen omtrent hunne eigendommen, waarna staats- taxateurs de waarde der mijnen en der ertsen zullen vaststellen, zonder daarbij rekening te houden met de belegde kapitalen of de winsten nog door de maatschappijen te behalen. Tot het bedrag der alsdan vastgestelde vergoedingssom zullen consols wor den uitgegeven. Het wetsontwerp regelt verder de voorwaarden voor den arbeid in de mijnen. Een afzonderlijk ministerie der mijnen zou worden in het 1 geroepen. Het engelsche Lagerhuis heeft het wetsontwerp betreffende de ver antwoordelijkheid der patroons te genover hunne werklieden in derde lezing aangenomen. In de italiaansche Kamer is het verslag overgelegd over de enquête in zake de banken. Het behelst eene rechtvaardiging van de gedragslijn, door de regeering tegenover de ban ken gevolgd. Bij de voorlezing maakte het stuk indruk. De leden der uiter ste linkerzijde vroegen het woord, doch de voorzitter hief de zitting op te midden van een heftig tumult. In de Kamer heeft Imbriani de tegenwoordige regeering in krasse termen bestreden en verklaard, met doorgekropen en had den vriend, dien hij had meegebracht, in bedwang gehouden, zoodat deze niet meer schieten kon. Daarop zette hij hem met zachten drang op een stoel neer en nam hem met gemak het pistool uit de van bloedverlies verzwakte hand. ,,'t Is een mooie introductie, dat moet ik zeggen," riep hij. „Ik denk daar een flinken kameraad mee te brengen en het eerste wat jelui doet, is als wilde beesten op elkaar aan te vliegen. Fi done! is er niets beters te doen, dan elkaar on derling te vermoorden?" De vreemdeling antwoordde niet. Terwijl het bloed nog steeds bleef vloeien, sloot hij de oogen en viel bewusteloos achterover in den stoel. „Een mooie historie!" bromde Toto, „daar valt de kerel flauw. Charpentier, roep den kastelein. Hij moet een kamer geven, want ik geloof niet dat hij vervoerd kan worden. Heeft de kogel je geraakt?" „Neen," antwoordde Charpentier, die van den schrik be komen, naar hem toeging en den gewonde met zekere vrees beschouwde. „Ik heb mij op den grond laten vallen toen hij aanlegde." „Je bent het maar juist ontkomen," merkte Loup Garou koelbloedig aan. „Kijk, daar zit de kogel." En hiermee wees hij op den muur. Vlak bij de plek waar Charpentier gestaan had, was een gat duidelijk zichtbaar. Charpentier huiverde en wilde juist naar de deur gaan om den kastelein te roepen, toen de deur werd geopend, en een persoon op den drempel verscheen. HOOFDSTUK H. De Anarchist. De nieuw aangekomene knikte even en sloot daarop de deur zorgvuldig achter zich dicht. Het was een nog jonge man met een knap, maar zeer bleek gezicht. Onder een hoog voorhoofd fonkelden twee diepliggende zwarte oogen, baard of knevel droeg hij niet en de mond was vast toegenepen, als bij een man, die niet meer spreekt, dan hij strikt noo- dig acht. „Een gevecht!" zei hij op minachtenden toon, toen hij den gewonde zag. „Dwazen, die ge zijt! De proletariër, die den proletariër tracht te vernielenZoo is het tijdbeeld." „Hij had onzen kameraad bestolen," antwoordde Loup Garou op een toon van onderdanigheid alsof hij tot zijn meester sprak. „Ze moesten het maar samen uitvechten!" „En waartoe moest dat dienen?" vroeg de nieuw aange komene. „Is er nog geen] haat en wraak genoeg onder de onterfden in deze maatschappij „Haalt toch een dokter," zei Toto, die intusschen getracht had den gewonde tot zijn bewustzijn terug te brengen, „spoe dig, of hij sterft hier." „Geen dokter," antwoordde de onbekende beslist. „Zijt gij zoo begeerig om opschudding te verwekken en met de justitie kennis te maken?" De donkere blik waarmee hij Toto aan zag, deed dezen verstommen. Loup Garou gaf hem een tee- ken om den ander te laten begaan. Deze naderde nu gekwetste en begon met diens jas open te snijden en daarop voorzichtig de hemdsmouw los te knippen met een schaartje dat hij bij zich droeg, Hierop bekeek hij de wond aandach tig en betastte op de zachtste wijze, die men zich voorstel len kan, den arm van den gekwetste. Toen keerde hij zich weei' naar de anderen en zei„De wond is wel groot maar vol strekt niet gevaarlijk. Helpt mij een van allen, om hem 1 verbindenWie heeft hem gewond Daar Charpentier niets zeide, wees Loup Garou hem aan, „Kom dan hier," zeide de jonge man, „het is niet meer dan billijk dat gij hem ook hulp verleent." Niet dan schoorvoetend voldeed Charpentier aan het op zeer beslisten toon gegeven bevel. De onbekende haalde nu uit een klein taschje, dat hij onder zijn kleederen droeg, een paar windsels en nadat hij met koud water, dat hij Char pentier liet halen, de wonde had uitgewasschen, legde hij watten op den arm, die een sterke jodoformlucht verspreid de en bevestigde op zeer handige wijze een windsel daar omheen, dat hij vervolgens met een veiligheidsspeld vaststak. Een half uur later lag de gewonde in een zindelijk 1 in een van de kamers der herberg, die de kastelein had al- gestaan nadat Loup Garou hem had beloofd dat hij de kos ten zou betalen. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 2