VERLIEFDEN TWIST.
HAARLEMMER HALLETJES,
Esn Zaterdagavondpraatje.
door
ERNEST DAUDET.
Toen op zekeren morgen de rechter
van instructie Elie Gérard zijn kamer
in het paleis van justitie binnentrad,
vond hij op zijn tafel een pakket
papieren op welks omslag met blauw
potlood geschreven stond: groote
lokken. Hij gaf dus bevel, dat de
verdachte uit de gevangenis gehaald
en voor hem gebracht zou worden.
Daar de griffier nog niet aanwezig was,
deelde den knecht den rechter mede,
dat het pakket zooeven was gebracht
vanwege den procureur-generaal met
het verzoek alles te laten liggen om
deze zaak onmiddellijk te behandelen.
De magistraat ging dadelijk aan
het werk en begon met de lezing dei-
gebrachte stukken. Het eerste dat
hem in handen kwam, was een
proces-verbaal van den commissaris
van politie te Auteul, gedateerd van
den vorigen dag. Het luidde aldus:
„In den afgeloopen nacht heeft een
schipper niet ver van de brng van
Billancourt, uit de Seine opgehaald
het lijk eener jonge vrouw, elegant
gekleed. Het lichaam had in de borst
eene diepe wonde, toegebracht door
een mes of dolk, terwijl door het
lange verblijf in liet water het gelaat
onherkenbaar is geworden. In de
zakken werden voorwerpen noch pa
pieren gevonden.. Het eenige, dat aan
wijzing geeft, zijn de letters L. V.
waarmede al het linnengoed is ge
merkt."
Bij dit rapport bevond zich een
brief, die reeds drie weken geleden,
door een hoofdofficier van het gar
nizoen te Parijs, geschreven was aan
den prefect van politie en waarin deze
mededeelde, dat de goevernante van
zijn dochtertje, Lucy Volney, plotse
ling spoorloos was verdwenen.
„Al den tijd dat dit meisje in mijn
gezin verblijft," zoo schreef de officier,
„heeft haar gedrag tot geenerlei aan
merking aanleiding gegeven. Op den
dag dat zij verdween is zij in den
namiddag uitgegaan, tegen de sche
mering, met het plan om iets te koo-
pen dat mijn dochtertje noodig had.
Zij is nimmer teruggekeerd en ik heb
niet kunnen te weten komen, waar
zij gebleven is."
Het derde stuk van het dossier
was het pro ces-ver baal betreffende
de arrestatie van een bediende op een
handelskantoor, Robert Berteux, dien
men dikwijls om het huis van den
officier heen had zien dwalen. Toen
hij 24 uur na de ontdekking van het
lijk werd gearresteerd, bekende hij
zonder aarzelen dat hij Lucy Volney
gekend had.
Uit dezen samenloop van omstan
digheden besloot de rechter van in
structie, dat de inde Seine gevonden
vrouw en Lucy Volney een en dezelfde
persoon waren en dat Robert Berteux
haar moordenaar moest zijn.
Om hierover zekerheid te verkrij
gen, was het de taak van den ma
gistraat Berteux te verhooren en hem
zoo mogelijk, eene bekentenis teont-
Een half uur later werd door een
gendarme geboeid binnengebracht een
jong man met een knap gezicht, waar
aan twee heldere vriendelijke oogen
een groote aantrekkelijkheid gaven.
„Zou dat een moordenaar zijn?"
dacht de rechter van instructie. „Het
is ongeloofelij k. Is hij toch schuldig,
dan zal drift de aanleiding tot zulk
een misdaad zijn geweest-"
De rechter liet Berteux de hand
boeien afnemen, zond den gendarme
weg en begon het verhoor. Na de
gewone vragen over naam, ouder
dom, woonplaats en beroep, waarop
Robert Berteux met groote kalmte
antwoord gaf, zeide de magistraat:
„Grij weet van welk misdrijf men
u verdenkt?"
„Ik weet het, mijnheer".
„Wat hebt gij ter uwer verdediging
aan te voeren?"
De verdachte zweeg eenige oogen-
blikken, alsof hij naar de juiste woor
den zocht. Daarop zeide hij zeer zacht:
„Ik kan niets tot mijne verdediging
aanvoeren."
De rechter, die eene energieke ont
kenning verwachtte, was over dit ant
woord zeer verbaasd„Gij erkent
dus dat gij schuldig zijt?"
„Als gij zoo wilt."
„Wat! als ik zoo wil? Ik verzoek
u, ernstig te zijn."
„Dat ben ik. Maar wat moet ik
antwoorden? Er is een vrouw vermoord.
Ik ben gearresteerd onder verdenking
van dien moord te hebben begaan.
Wanneer mijn liefde voor Lucy Vol
ney, mijn vlekkeloos verleden, mijn
afkomst en mijn opvoeding geene
waarborgen zijn dat ;ik den moord,
niet heb begaan wat zal ik dan
nog ter mijner verdediging aanvoeren,
om de bewijzen die de omstandig
heden tegen mij opstapelen, te ver
nietigen
„Ik verlang niets liever, dan uwe
verdediging te hooren."
„De middelen daartoe ontbreken
mij. Dag en uur van de misdaad
staan niet vast ik kan dus niet
bewijzen dat ik tijdens den moord
elders was."
„Maar uit uwe mededeelingen om
trent uwe verhouding tot Lucy Vol
ney zou ik de overtuiging kunnen
verkrijgen dat gij niet schuldig zijt!"
Berteux gaf aanvankelijk geen ant
woord op deze zoo welwillende vraag
van den rechter. Toen slaakte hij
een zucht en in tranen uitbarstende,
zeide hij„ik heb niets te zeggen."
„Neem u in acht, dat is zoogoed
als een bekentenis," zeide de rechter.
„Een bekentenis? Welnu het zij
zoo," antwoordde opeens Berteux een
besluit nemende. „Schrijf, dat ik den
moord heb begaan!" voegde hij
geiaagd bij. „Ik had haar lief en wij
zouden weldra trouwen. Plotseling
wilde zij hare belofte terugnemen,
Ik heb haar gesmeekt, mij trouw te
blijven, maar het heeft niet mogen
baten. Mijne beden en tranen hebben
haar niet van haar besluit kunnen
terugbrengen. Wij wandelden langs
de Seine, waar wij elkander gewoon
lijk eenmaal 's weeks aantroffen.
Hare hardnekkige weigering maakte
mij van een goedhartig man als ik
ben, tot een dolleman. Ik heb haar
met een mes doorstoken en het
lichaam in de Seine geworpen.
„Zoo kunnen de dingen zich hebben
toegedragen," zeide de rechter van
instructie. „Ik zal u nu nog andere
vragen stellen."
„Dat is onnoodig, mijnheer," zeide
de beklaagde. „Ik heb gezegd wat ik
te zeggen had. Meer zult gij van mij
niet vernemen!"
Bij deze verklaring volhardde hij.
Dien dag noch de volgende dagen
gelukte het den rechter, iets meer
van den beklaagde te hooren, zoodat
de instructie moest worden gesloten.
In een berichtje aan de couranten
werd medegedeeld, dat de moorde
naar van Lucy Volney was ontdekt.
Enkele dagen later had het bericht
de ronde gedaan in al de groote bladen
van Europa.
Een week later, toen na een drukken
dag de rechter van instructie Elie Gé
rard zijn bureau wilde verlaten, kwam
men hem zeggen dat een dame hem
wenschte te spreken. Hij gaf order
om haar binnen te laten en wachtte,
den hoed in de hand, vast voorne
mens haar zoo spoedig mogelijk weer
weg te zenden.
Toen hij evenwel een beeldschoon,
slank meisje zag binnentreden dat op
zeer gracieuse "wijze groette, wees hij
haar een stoel aan en legde zijn hoed
weg.
,Wat kan ik voor u doen?"
,Is u niet belast met de instructie
van de zaak van Robert Berteux?"
„Juist."
„Welnu mijnheer, ik kom u een
dwaling besparen en u helpen die
te herstellen. Ik ben Lucy Volney."
De reenter kon zijne oorenniet ge-
looven. „Wat! gij zijt Lucy Volney?
Zij is dus niet vermoord?"
Zooals gij ziet, mijnheer, daar ik
levend en gezond voor u sta
„Maar het lijk dat in de Seine is
gevonden
„Dat is ten onrechte voor het mijne
gehouden, evenals Robert Berteux
derhalve ten onrechte van den moord
op mij is oeschuldigd."
„Maar hij heeft zelf Dekend
Lucy Volney keek hem met de
grootste verbazing aan. „Dat was mij
niet bekend," zeide ze, „maar ik weet
dat hij gelogen heeft, al begrijp ik
niet waarom."
„Waartoe zou hij gelogen hebben
„Als u hem hier laat komen, kunt
gij het hem zelf vragen."
De rechter gaf dadelijk order om
Berteux te halen en luisterdeinden
tusschentijd naar de verklaringen
CLXXXI.
Het tooneel stelt voor de huis
kamer van een haarlemseh burger.
Personen de heer en de vrouw -des
huizes.
Heer des huizesVrouw, het volgende
jaar loopt onze huur af. Als ik niet
weer voor drie jaar inhuren wil, moet
ik vóór kerstmis schriftelijke opzeg
ging doen. Ik wou je maar vast
zeggen, dat ik daar ook het plan
voor heb. De nieuwe inkomstenbe
lasting zal mij zóo te pakken krijgen,
dat ik liever naar Heemstede ga, of
naar Bloemendaal."
„ZooScheelt dat met die nieuwe
belasting zoo heel veel?"
„Dat zou ik denken. Ga eens na,
dat we, in weerwil van de toeneming
van ons gezin, de laatste jaren maar
voortdurend zijn aangeslagen voor
eene vertering van drieduizend gulden.
Als ze nu eens gaan nasnuftelen wat
mijn inkomen wel wezen kan, dan
zullen ze natuurlijk zien dat mijn ver
tering op dit oogen blik eigenlijk veel
te laag staat en licht begrijpen, dat
ik om op dezen voet te kunnen
leven, minstens een inkomen van
achtduizend gulden hebben moet.
Tot nu toe betaalde ik zoowat honderd
dertig gulden en nu zal ik (denkelijk
meer dan driehonderd moeten be
talen."
„En moeten we dan dus nu in
Heemstede of in Bloemendaal
wonen? Waarom juist daar?"
„Omdat we dan het genot van
Haarlem wèl hebben en de lasten
ontloopen. Ik pas ervoor, zooveel be
lasting te betalen.
„Dus moeten de kinderen eiken
dag naar Haarlem wandelen om op
school te gaan?"
„Ja, nu wat zou dat? Als 't heel
slecht weer is, kunnen ze gaan met
de stoomtram of met den omnibus.'"
„Dan zullen er het nogal dikwijls
slecht weer vinden, denk ik. Die reis
kosten zullen je niet meevallen. Het
schoolgeld wordt dan, geloof ik, ook
kooger. Tenminste mevrouw X. uit
Heemstede betaalt voor haar jongen
anderhalf maal zooveel schoolgeld als
wij voor den onze. Dat maakt voor
drie kinderen een heel sommetje uit
En wou je lid van „Trouw" blijven
„Natuurlijk," zegt meneer knorrig.
„Beste man, dat zou toch geldver-
kwisting wezen. We zullen er dan
zelden of nooit meer toe komen om
eens een uurtje in de buitensocieteit
te zitten en als we er nog eens toe
overgaan, zullen we alweer van ver
voermiddelen gebruik moeten maken.
Een wandeling van Bloemendaal naar
den Hout en terug is ruij wat kras,
Gaan we naar Heemstede, dan zullen
alle familieleden en kennissen, die
ons komen bezoeken, niet van den
trein kunnen worden gehaald, dan
na een ritje met de stoomtram en
daarna met de tram. Je moet maar een
zak met dubbeltjes achter de deur
zetten, dan kunnen we voor de
kleinste boodschap die we in Haarlem
hebben, gemakkelijk geld voor tram
of omnibus nemen."
„Dat kan alles wel waar zijn, maar
ik wil die hooge belasting niet beta
len," zegt mijnheer koppig. „Daar heb
ik nu eenmaal eenonoverkomelijken
tegenzin voor."
„Goed, laten' we dan naar een an
dere stad gaan wonen. Waarom dan
juist in een dorp in den omtrek van
Haarlem
Mijnheer kucht, kucht nogeens en
zegt dan: „ja, dat kon ook wel, maar-
maar.... ja, zie je, ik ben hier in nogal
veel besturen, er zijn hier goede con
certen voor niet te veel geld en we
wonen zoo dicht bij Amsterdam
dat zou ik liever niet opofferen
„Zoo en daarom zouden dan de
kinderen dagelijks een groot eind
moeten loopen, koffiedrinken bij de
eene of andere familie (wat ook geld
kost) uit hun kring van vriendjes en
vriendinnetjes gerukt worden; mijn
van het jonge meisje. Zij vertelde
hoe op een gegeven oogenblik, mee-
nende dat hij haar niet genoeg lief
had en vreezende voor een ongeluk
kig Tiuwelijk, zij besloten had niet
met hem te trouwen Om ge
makkelijk van hem af te komen
was zij zonder iets te zeggen,
verdwenen en in een klein plaats
je in de provincie bij eene vrien
din gaan logeeren. In een klein
plaatselijk blaadje had zij tot haren
schrik gelezen, dat Robert Berteux
als beschuldigd van den moord op
haar was gevangen genomen.
Nu kwam zij toegesneld om de
justitie uit den droom te helpen en
tevens, om met Robert, tegen wien zij
begreep onbillijk te zijn geweest, te
huwen.
Toen Berteux binnentrad, wierp zij
zich in zijne armen en vroeg om ver
geving. Hij drukte haar aangedaan
aan zijn hart en zeide„ik wist wel,
dat je mij niet zoudt laten veroor-
deelen!"
„Maar waarom hebt gij dan uwe
bekentenis afgelegd vroeg de rechter
van instructie.
„Omdat ik niet wist waar zij was
heengegaan. Dit was het eenige mid
del om haar te doen terugkomen."
antwoordde Robert Berteux.
Natuurlijk traden zij kort daarna
in het huwelijk en leven nog op dit
oogenblik (want het is een ware ge
schiedenis) gelukkig te Parijs. Wie
de vermoorde vrouw wier lijk in de
Seine gevonden werd, wel was, heeft
men nimmer kunnen ontdekken.
weest. Vindt Uwe Majesteit, dat ik
het verdiend heb?"
„Zeker, wel twintigmaal. Morgen
zult ge het hebben."
Den laatste van de maand ging gene
raal Miloradovitsch naar den betaal
meester om zijn traktement te beuren.
Deze gaf hem het gewone maande-
lijksche bedrag van 12,500 gulden.
„Pardon," zei de generaal, „ik moet
juist het dubbele van die som heb
ben."
„Hoe zoo?"
„Omdat ik het soldatenkruis van
St. George heb, dat recht geeft op dub
bele soldij
Het geval was gewichtig genoeg
om het aan het oordeel des keizers
te onderwerpen, die nu eerst de be
doeling van Miloradovitsch's verzoek
inzag.
„Het is volgens de wet," zeide hij.
,Wij moeten betalen."
VARIA.
De Russische orde van St. George
wordt in. alle rangen van het leger
als eene belooning voor betoonden
moed toegekend, maar indien eene
gemeen soldaat er mede begiftigd
wordt, is er tevens verdubbeling van
soldij aan verbonden. Miloradovitsch,
de beroemde generaal, die om zijne
vermetelheid de Russische Murat
werd bijgenaamd, genoot aan trakte
ment en toelagen een inkomen van
ongeveer 150.000 gulden per jaar,
maar dewijl hij zeer verkwistend
leefde, kon hij daarmede toch niet
rondkomen. Na een veldtocht, waarin
hij wonderen van dapperheid had
verricht, deed Keizer Alexander hem
bij zich komen en zeide
„Miloradovitsch, ik geloof, dat ik
alles voor je gedaan heb wat ik kan.
maar als je nog een andere beloo
ning wenscht, zeg het dan gerust.
„Sire," antwoordde de generaal,
is iets, dat altijd mijn ideaal is ge
weest, en als Uwe Majesteit mij daar
mede zou willen begiftigen, zou mijn
vurigste wensch vervuld zijn."
„En wat is dat dan wel
„Ik zou gaarne het eenvoudige
kruis van St. George, het soldaten-
kruis, willen hebben."
,Het soldatenkruisEn ge hebt
reeds het ridderkruis van die orde
„Zooals ik Uwe Majesteit reeds heb
het is altijd mijn ideaal ge-
conversatie zou ik heelemaal moeten
missen en dat alles om een verschil
van een paar honderd gulden, waar
voor je je waarlijk nog niets behoeft
te ontzeggen. Wil jij absoluut naar
Heemstede of naar Bloemendaal, waar
ze nu ook de huren al opslaan, dan
moet jij het weten. Jij bent de heer
en meester. Maar dan verzoek ik je
ook, niet te zuchten over de lasten en
de kosten van de verhuizing en je
later er niet over te beklagen, dat we
om een paar honderd gulden uit een
gezellige stad zijn getrokken naar een
stil dorp."
Mevrouw vervolgt haar haakwerk,
mijnheer gaat voort zijne krant te lezen.
Niemand spreekt de eerste minuten,
maar mevrouw kent haar echtgenoot
en weet zeker, dat hij morgen aan
den huisheer schrijven zal, dat hij op
dezelfde voorwaarden het huis voor
drie jaar weer inhuren wil.
Het tooneel stelt voor de rookka
mer van een deftig heerenhuis. Na
een copieus diner rooken de heeren
een sigaar en praten de oudere over
de politiek en andere quaesties van
den dag.
„Wat dunkt je van onze nieuwe
inkomstenbelasting?" vraagt een hun
ner aan zijn buurman.
„Ik noem het wettelijk iemand het
vel over de ooren halen," is het ant
woord. „'t Is tegenwoordig of een
gefortuneerd man een schelm is, zóo
wordt hij door den fiscus achterna
gezeten. Ik denk dat ik maar naar
den Haag ga, daar is het tenminste
zóo duur nog niet."
„Dat verwondert mij om te hooren."
„Hoe zoo?"
„Ik meende, dat je aangename be
zigheid hadt als commissaris en aan
deelhouder van ondernemingen, hier
en te Amsterdam. Van den Haag
uit worden die dagelijksche reisjes
naar Amsterdam dan toch wat ver
moeiend."
„Dat is zoo en dat is dan ook de
reden waarom ik nog niet vast be-
sloten ben. Mijn huis hier zou ook
niet zoo gemakkelijk een huurder
vinden, want minder dan tweedui
zend gulden geef ik het niet. Maar
mij dunkt, gaat gij hier niet vandaan
Voor u is er, zou ik denken,
enkel bezwaar."
„Schijnbaar niet, maar in werke
lijkheid zijn er nogal moeilijkheden.
Mijn vrouw heeft hier, zooals je weet.
een aantal menschen die ze onder
steunt en voorthelpt. Nu de kinde
ren volwassen zijn, is dat zoo wat haar
levensdoel en ik kan er waarlijk niet
aan denken, haar dat te ontnemen.
Bovendien zijn mijne dochters er ook
niet voorze hebben een zeer aange
name conversatie, een prettige lawn-
tennis club en dergelijken meer. Ce
que femme veut, le mari le veut,
maar al wilde ik ook nog zoo graag,
dan zou ik toch tegen de vereende
krachten van mijne drie dames niet
veel uitrichten. Ik blijf dus maar en
hoop, dat het niet al te zeer zal te
genvallen.
„Wat mij betreft," laat zich een
derde der gasten hooren, „ik kan
wonen waar ik wil. Wij reizen veel
en hebben daardoor betrekkelijk wei
nig conversatie, mijn familie heeft
hier geen bepaalde bezigheden of re
laties, maar toch gaan we niet naar
den Haag of naar Arnhem. Als ik
eens een drukke, vermoeiende reis
achter den rug heb, dan rust ik veel
meer in de kalme omgeving van
Haarlem, dan bij de eeuwige pantof
felparade in de Boschjes en te Sche-
veningen."
„Ik ga wel heen," aldus mengt een
vierde zich in het gesprek. „Mijn huur
loopt juist met Mei af, ik wil in
beginsel zooveel belasting niet beta
len. We zijn dan ook al zoekende in
Den Haag en in Arnhem, hoewel het
in Arnhem nu juist zooveel goedkooper
niet zal wezen. A propos, dat is waar
ook," gaat de spreker voort tot den-
gene die naast hem zit, „ik heb je
immers onlangs verteld, dat mijn
wijnkooper om geld had gevraagd.
Middel tegen ratten. Als een on
feilbaar middel tegen ratten wordt
door een inzender in een Duitsch
blad het gebruik van koolteer aan
geraden. Nadat er voor eenige jaren
een paar ratten zijn huis waren bin
nengeslopen, had hij binnen korten
tijd zijn huis vol. Noch katten, noch
vallen, noch vergif konden baten. De
katten stierven, de vallen bleven on
aangeroerd en ook het vergif lieten
de ratten, ofschoon ze overigens alles,
haver, tarwe, erwten, brood, boter enz.
opvraten, wijselijk liggen.
Ten slotte kwam de man op de
gedachte, in alle gaten en naden
koolteer te gieten, en het gevolg was,
dat de ratten, welke daar in 't minst
niet tegen kunnen, vanzelf hare ho
len ontvluchtten en zich gemakkelijk
lieten vangen. Spoedig bleek ook,
dat dit vangen geheel onnoodig was,
daar de ratten van zelf stierven, als
ze maar met de teer in aanraking
waren gekomen. Zoo vond men eenige
ratten, welke slechts op een klein
plexje van haar lichaam met teer be
vlekt waren, van zelf dood gegaan.
Op die plekken waren de haren ver
dwenen en vertoonde de huid eene
opzwelling. Daarenboven staken de
ratten, welke met teer bevlekt waren,,
de andere aan, zoodat het raadzaam
is ze te laten loopen. Daar de teer
verder zeer langhaam opdroogt, blij
ven de gaten, nadat men er eenmaal
teer ingegoten heeft, langen tijd voor
de ratten onbewoonbaar. Deze on-
ruimen ze dan ook dadelijk langs
zijgaten. Zijn deze er niet, zoo zijn ze
reddeloos verloren en veroordeeld om
te stikken. Ten slotte heeft teer nog
dit_ voordeel, dat haar reuk voor geen
huisdier schadelijk is en zelfs als
ontsmettings- en voorbehoedmiddel
dienst doet tegen besmettelijke ziek
ten.
De inzender verklaart, dat, sedert
hij tot het gebruik van teer zijne toe
vlucht genomen heeft, hij niet den
minsten last meer heeft van ratten
en hij het middel dus als beproefd
en doelmatig aanbevelen kan.
Ik antwoordde natuurlijk door hem
alles direct te betalen, hoewel de re
kening nog maar drie jaar stond en
ik niemand betaal dan om de vijf
jaar. Anders is mij de soesah te groot."
„Betaal je" nooit dan om de vijf
jaar
„Niemand. Er zijn leveranciers ge
noeg en als er een vroeger zijn geld
wil hebben, dan krijgt hij nooit meer
iets. Met dien omslag van elk jaar
rekeningen te betalen kan ik mij niet
ophouden."
„Mij dunkt, dat de haarlemsche
leveranciers over het vertrek van
zoo'n klant ook geen tranen zullen
vergieten," zegt een lakei die koffie
heeft gepresenteerd, in een hoek tot-
zijn kameraad met kirsch.
Het tooneel stelt voor de werkkamer
van een der hoogst aangeslagenen.
De heer des huizes is alleen en be
schouwt met aandacht een belasting
biljet dat hem zooeven is tehuisbe-
zorgd.
„Ze hebben mij dus voor vijf ton
aangeslagen," mompelt hij voor zich
heen. „Nu, dat is in elk geval niet
te hoog. Vier percent daarvan maakt
twintigduizend gulden en vroeger be
taalde ik in de verteringsbelasting
twaalfhonderd. Het verschil is nog al
groot."
Hij peinst eenige oogenblikken en
legt aan, de schouders ophalende,
het papier uit de hand. „Welbekeken
hindert die som mij toch ook weinig
en ik kan het veel beter missen, dan
die arme duivels die voor een klein
inkomen zoo hard moeten werken,
't Is wel een groot bedrag,'maar mijn
kinderen zullen later genoeg hebben,
zoodat ik voor wat meer of minder
belasting niet behoef te verhuizen."
'Scherm valt.
FIDELIO.