Het verhaal van den Koetsier
HAAKLEMMEli HALLETJES,
Sen Zaterdagavondpraatje.
Ongeveer een jaar geleden reed ik
op zekeren morgen met mijn rijtuig
langs Piccadilly, wachtend op een
vrachtje. Ik was er niet weinig gre
tig naar, want het was dien dag mooi
weer en ik had nog geen cent ver
diend.
Ik passeerde juist Clarkes Street,
toen ik twee menschen zag aanko
men, die mijn aandacht trokken.
Arm in arm haastten ze zich voort,
blijkbaar in angst, een jong man van
naar schattingdertig jaar en een meisje
van ongeveer twintig. Hoewel ik nu
juist niet zoo heel sentimenteel ben,
kreeg ik toch van dat gelaateendie
pen indruk. Niet alleen was haar ge
zicht lief, maar het had ook iets on
uitsprekelijk zachts en vriendelijks.
De man komt naar mij toe en
vraagt„koetsier, kun je den trein
van 4.30 naar Paddington nog halen?"
„Ik zal hetprobeeren, meneer. Mijn
kleinen merrie kan heel wat draven
als het moet."
Het meisje fladderde naar binnen
als een vogeltje en de man sprong
snel haar na. In een fiinken draf
reed mijn rijtuig weg.
Op hetzelfde oogenblik hoor ik
iemand achter mij roepen: „Ho, houd
dat rijtuig tegenen ik kijk om en
houd teugels wat in. Daarop zeg ik
door het raampje tot mijne passa
giers „Daar is eeu oude heer, die
mij wenkt om te blijven staan. Mis
schien een vriend van u?"
Daar wordt de jonge man zeer op
gewonden en roept: „Rij op! rij op!
Neem notitie van niemand 1"
't Is mijn zaak niet, dacht ik. Mijn
instructie is: 4.80 aan het stationen
zoo geef ik de merrie een tik en in
een ondeelbaar oogenblik was de oude
heer die zoo hard liep, een eind
achter. Toen begin ik er mij over te
verwonderen wat dat spelletje wel te
beduiden kan hebben, want ik zie
terwijl ik omkijk dat de oude heer
in een hansom springt en den koet
sier toeroept„Haal dat rijtuig
daar in 1"
De koetsier van dien hansom was
toevallig Joe Tebbits en Joe Tebbits
en ik hebben nu juist het land aan
elkaar, vooral ook omdat wij allebei
het oog hadden laten vallen op hetzelf
de meisje, dat dienstbode was in een
huis in Seymour-Street. Bovendien
verbeeldde hij zich veel beter koetsier
te wezen dan ik, zoodat toen de oude
heer bij hem in den hansom stapte,
ik bij mij zei ven dacht: „Dat zal een
heete rit worden, maar Joe zal het
niet van mij winnen."
Toch, terwijl ik mijne merrie duch
tig aanzette, intrigeerde het mij om
te weten wat nu wel de reden van
de vervolging kon wezen en daarom
keerde ik mij even om en zeide tot
mijne passagiers„De oude heer is
ook in een rijtuig gestapt en ver
volgt ons."
„Vijftig gulden als je vóór blijft,"
zei de heer en zijn hand door het
raampje stekend, gaf hij mij een goud
stuk en zeide„een tientje op hand."
„Dank u, meneer," zei ik. „Maar
CLXXXII.
Menschen die niet gewoon zijn met
den neus in den wind over straat te
gaan en derhalve wel eens kijken
naar den grond onder hunne voeten,
zullen zich wel eens met verbazing
hebben afgevraagd, waar ter wereld
toch al de glassplinters vandaan ko
men, die men overal tusschen en op
de keien en de kleine steentjes kan
zien schitteren, 'tis of de straatstee-
nen glas zweeten, zoo ontelbaar zijn
de splinters van wit en groen glas,
om van de grootere brokken nog maar
niet te gewagen.
Bij eenig nadenken ligt de oplos
sing voor de hand. De menschen zijn
gewoon, glasscherven op straat te
werpen. Breekt er een drinkglas, met
onverschilligen zwier vliegen de brok
ken over straat de asch- en vuil
nisman zou er anders zijn vingers
wel eens aan kunnen bezeeren, zegt
men, als de scherven in de vuilnis
bak werden geborgen. Andere bron
nen van glasscherven, als men dat
zoo noemen mag, zijn onze kleine
medebewoners. Een kind dat om een
flesch azijn wordt gestuurd, laat die
vallen: „platsch" daar ligt hij in
twintig stukken. Het grootste brok
steekt met een nijdige punt omhoog,
wee den voorbijganger die haast heeft
en niet voor zich uit kijktals zijn
voet niet gekwetst raakt, kost het
hem zeker een schoenzool.
De grootste aanleiding tot glasscher
ven op straat ligt in de zucht, der
jeugd aangeboren, tot het bombarde
ment van straatlantarens.
Lantaarnpalen, vooral die eenigen
leeftijd achter de rug hebben, zijn
dan ook omgeven door een soort
eerewacht van glassplinters.
als ik vragen mag, is het een scha
king?"
„Juist geraden,* zegt hij en het
meisje lacht, met een geluid zoo hel
der alsof het muziek was.
„Het is de voogd van deze jonge
dame die haar vermogen wil houden
en haar verbiedt mij te trouwen."
Juist, terwijl ik de merrie op
nieuw aanzet, komt er om den hoek
van Park Lane een agent van politie
en steekt zijn hand op, als teeken
dat ik moest stilstaan. Daarbij zegt
hij iets, maar ik dacht: „nu het is
zoo langzamerhand donker geworden,
mijn nummer kan hij toch niet zien."
Dus rijd ik do
Maar het duurde niet lang, of ik
hoorde de hoeven van Joe's paard
achter,mijzoodat ik de merrie opnieuw
moest aanvuren. Langzamerhand be
gon ik schik in het geval te krijgen,
vooral ook omdat we bijna geen rij
tuigen op onzen weg ontmoetten, zoo
dat we zoo hard konden rijden als
we maar wilden.
Maar terwijl ik daar voort rende
alsof het leven er van afhing, be
merkte ik wel dat Joe op ons won
en mijn passagiers zagen het ook
want toen de heer even zijn hoofd
uit het raampje stak, riep hij„Vlug
koetsier, ze winnen op ons
„Wees niet bevreesd meneer," zeg
ik. „Ik heb aanstonds nog een kleine
verrassing voor hen
Voor de derde maai versnelde op
mijn aanzetten de merrie hare vaart,
maar niettemin won Joe, wiens paard
frisch was, voortdurend op mij.
„Ik heb jehoorde ik hem ach
ter mij schreeuwen. „Die knol van
jou is alleen maar goed voor den
vilder."
Op datzelfde oogenblik draaide ik
den hoek van Praed Street om en
zette de merrie in galop.
„Nog maar éen minuut!" riep de
heer uit mijn rijtuig*
„Hebt u een kaartje?" riep ik.
„Ja."
„Dan komt u vroeg genoeg."
„We zijn verloren!" roept opeens
het jonge meisje, dat uit het portier
keek. Zij had een roode lantaren ge
zien: de straat werd opgebroken.
Ik vertraagde evenwel mijn vaart
niet. Dat was juist de verrassing die
ik voor Joe had. Ik kende den toe
stand van de straat en wist, dat er
in het midden juist ruimte genoeg
was voor mijn paard en rijtuig. Het
was wel wat gewaagd, maar ik had
nu eenmaal plezier in de zaak gekre
gen en wou in geen geval mij door
Joe Laten verslaan.
„Vooruitriep ik en daar rennen
we langs de roode lantaren heen,
vlak langs de randen van de beide
uitgravingen. Toen keerde ik mij om
en keek naar Joe's rijtuig. Ik proestte
het uit, want Joe had gedacht dat hij
kon rijden waar ik reed, maar zijn
eene wiel raakte van het smalle straat
gedeelte af. Het rijtuig viel om, het
paard tuimelde omver en twee agen
ten van politie schoten toe om hem
te bekeuren.
Mijn passagiers sprongen uit het
rijtuig en de heer stopte mij een
bankbiljet van vijftig gulden in de
Nu is het over 't algemeen waar,
dat het inconvenient niet verbazend
groot is. We loopen, uitgezonderd
enkele Zandvoortenaren in het hartje
van den zomer, niet op bloote voeten,
maar voor wielrijders kan het onaan
genaam zijn. Er is niet zoo heel veel
voor noodig om een luchtband door
te snijden en dat alleen zou ons er
toe moeten brengen, geen glas meer
op de straat te werpen, maar een
voudig alle scherven in den vuilnis
bak te deponeeren. Het personeel van
de reiniging is te wel bekend met
den inhoud van dezë afval-reservoirs,
dan dat het zich zoo maar de vingers
erin ten bloede grijpen zou. Den jon
gens het gooien naar lantarens af te
leeren, zal eerst naar ik vermoed
met succes kunnen geschieden, (wan
neer balddadigheid een onbekend
woord zal zijn geworden en hoewel
ik hoop dat het mij gegeven moge
wezen nog lang op deze aarde te
verkeeren, vlei ik mij niet met de
hoop, dat ik dit tijdstip ooit zal
mogen beleven.
Naar ik mij heb laten vertellen
komt glas op de straten en wegen
in warme landen, bijvoorbeeld in
onze Oost, niet voor. De zwartjes,
blauwtjes en geeltjes die daar voort
durend op bloote voeten loopen, con
troleeren elkander in dat opzicht,
't Is misschien een nuchtere vraag,
maar zou er wezenlijk geen mogelijk
heid bestaan, dat de man die een
nieuwe ruit zet in een lantaren,
meteen met stoffer en blik de treurige
overblijfselen van wijlen hare (der ruit)
voorgangster bijeenveegt
Glas is broos er bestaat een too-
neelstuk dat heet: „Geluk is broos."
'tls waar, ieder ooge.iblik kan ons
geluk in jammer verkeeren en wie
dat zelf nog nooit heeft ondervonden,
kan het aan zijn buurman ontdek
ken. Wat heden is, kan morgen ver
dwenen zijn.
Wijzelven kunnen daar niet altijd
hand en snelde met de dame het sta-1
tion binnen. Ik liep hen na en zei
da.t ik al tien gulden op afrekening
had gehad, juist toen ze op het perron
kwamen floot de locomotief en zette
de trein zich in beweging.
De heer deed een portier open,
duwde de dame erin en sprong haar
zelf na, zonder zich te storen aan het
verbod van den stationschef.
Het was gelukt. Welvoldaan keer
de ik naar mijn rijtuig terug om mijn
paard, dat bezweet en totaal met
schuim bedekt was, af te drogen.
Op datzelfde oogenblik kwam de oude
heer die ons achtervolgd had, aan-
loopen, hijgend en blazend, en schud
de zijn vuist tegen mij.
„Gij schelm!" riep mj uit, „jebent
hun medeplichtige.
„Ik heb de jongelui met plezier ge
holpen om weg te komen," zei ik.
„Dat wist ik wel," schreeuwde
hij „maar je zult er voor in de ge
vangenis raken."
„Komaan," zei ik, „wou u iemand
achter de tralies brengen, omdat hij
een minnend paartje aan een hard-
vochtigen voogd heeft helpen ont
komen
„Een minnend paartjeeen voogd
riep de oude heer.
„Ezel, het waren dieven en ze zijn
met de diamanten van mijn vrouw,
lady Arrocher op de loop."
Ik stond daar als van den donder
getrofien. Dieven! Het waren dieven
geweest I Juist bedacht ik, dat ik wel
in ongelegenheid zou kunnen komen,
toen Joe Tebbits aankwam met een
agent van politie, aan wien ik het
heele geval moest vertellen. Toen
viel Joe me weer mee, want hij ver
klaarde dat ik eerlijk man was en zeker
niet in het complot geweest kon zijn.
Intusschen had de oude heer naar
alle kanten heen getelegrafeerd, maar
van de diamanten kwam nimmer iets
terecht. De twee dieven waren reeds
bij het eerste station niet meer te
vinden en blijkbaar op een gedeelte
van den weg waar de trein bizonder
langzaam reed, er uitgesprongen.
Voor mij was het een betere dag
dan voor lord Mac Arrocher. Niet
alleen had ik met den rit zestig gul
den verdiend, maar ook had ik Joe
overwonnen, in dubbelen zin. Toen
ik 's avonds bij de geliefde van mijn
hart eenj praatje kwam maken, ver
telde ze mij dat ze Joe den bons had
gegeven en dat ik dus voortaan haar
ofiicieele vrijer was.
Joe heeft zich in dien tusschentijd
weer getroost, zóo zelfs dat hij met
een ander is getrouwd en dat hij in
de volgende week ons in zijn eigen
rijtuig naar het stadhuis zal brengen.
Vrij naar het engelsch.
BINNENLAND,
Eene vorstelijke gift.
Een weldadig Amsterdammer heeft
een bedrag van f 10.000 ter beschik
king gesteld van de Prins Hendrik-
Stichting te Egmond aan Zee ten be
hoeve van de nieuwe aanbouwing,
waartoe de plannen reeds voor eeni
gen tijd werden ontworpen.
wat aan doen, maar toch ziet men
soms hoe velen hun geluk als het
ware opzettelijk vergooien en verder
ven. Men ziet het aan misdadigers,
die tot het uitvoeren van hunne be
drijven een werkzaamheid, slimheid
en geestkracht aan den dag leggen,
die op eerlijke manier aangewend,
zeer bruikbare en nuttige burgers
van hen zouden hebben gemaakt.
Flesschentrekkers, die met groote
handigheid en vastberadenheid aan
hunne slachtoffers goederen weten te
ontroggelen die ze niet betalen, zou
den veel voordeeliger een eerlijken
handel hebben kunnen drijven. Die
ven, die des nachts inbreken in be
woonde huizen, daar eenig zilverwerk
kapen dat zij voor een appel en een
ei van de hand moeten zetten bij
gewetenlooze opkoopers, zouden den
moed dien zij in hun treurig ambacht
van den dag leggen, heelwat beter
kunnen aanwenden als zeeman of
soldaat. En wat het geluk betreft, ik
kan maar niet gelooven dat misda
digers van beroep zich voor zichzelve
gelukkig kunnen gevoelen. Ze hoo-
ren het, telkens wanneer ze voor de
rechtbank moeten verschijnen, ze be
speuren het aan de houding die bra
ve menschen tegen hen aannemen,
dat ze van minder allooi zijn dan
een ander.
't Is waar, bij het doorgaand
plegen van misdrijven verstompt
het gevoel. Men kan het zien bij
onze misdadigers dat er een dikke
huid over hen is heengegroeid, die
door menschelijke minachting niet
gemakkelijk meer doorboord wordt.
Maar zelfs bij deze soort menschen
moeten er oogenblikken zijn, waarin ze
gevoelen waarin ze, misschien tegen
wil en dank, gevoelen dat wat ze
moesten en konden zijn, zoo ontzag
lijk ver verwijderd is van wat ze zijn
inderdaad. In die oogenblikken moe
ten ze zich ontzettend ongelukkig ge
voelen, des te ongelukkiger naarmate
Eene misdaad.
Te Helmond is uit de Zuid-Wil
lemsvaart het lijk opgehaald van den
infanterist Van Osch, uit het garnizoen
's Hertogenbosch.
De justitie uit Roermond is Don
derdag naar Helmond vertrokken, om
een onderzoek naar de oorzaak van
den dood van Van Osch in te stellen.
Men zegt dat hij gewurgd en daarna
in het kanaal geworpen is.
De maréchaussees uit Helmond
hebben, in verband hiermede, eene
vrouw gearresteerd.
Werkloozen te Amsterdam.
De bijeenkomst in Constantia werd
Vrijdag geopend door een toespraakje
van Reens, die Samson in het comité
verving. Reens zeide, dat hij ernaar
zou streven om „werkloozen met hoe
den op", zooals diamantbewerkers
enz., zich te doen voegen bij de „werk
loozen met petten op."
Geel verklaarde daarop dat tot nu
toe wel eenige com missiën waren ge
vormd maar nog geen brood was ver
kregen. Men had daarom besloten,
krasser op te treden. De 48 gemeen
ten, waarin de beweging der werk
loozen wordt geleid, zullen eene op
roeping plaatsen in de bladen en dan
zal een groote gezamenlijke „hon-
geroptocht" naar Den Haag worden
ondernomen. Men zal zich dan eerst
naar de „zoogenaamde" volksverte
genwoordiging begeven en dan zich
„aan de voeten van den troon werpen."
„Wij zullen zorgen", aldus besloot
Geel, „dat u geen kwaad geschiedde,
maar ik hoop dat gij dan ook den
mannen die er zich voorspannen en
voor wie deze onderneming wel ge
vaarlijk is, zult toonen dat gij waard
zijt dat zij voor u zorgen."
Een andere spreker gaf toen te ken
nen, dat men niet tevreden moest
zijn al is er nu soms eens een bakker
die brood geeft. Voorts deelde hij
mede dat Donderdag iemand op
straat was gezet en spoorde allen,
dien zoo iets zou overkomen, aan,
om dat op te geven aan het comité.
Eindelijk wees Wolring er op dat
de Burgemeester beloofd had, dat de
gemeente alles zou doen wat zij kon.
Maar nu is nog steeds geen vergun
ning verleend om door te gaan met
den bouw der 7 panden buiten de
Muiderpoort en der 10 panden in de
Polanusstraat. De Burg. heeft, dit
blijkt daaruit, geen hart voor de
werkloozen. Het comité zal een nieuw
schrijven richten tot het gemeente
bestuur.
De gewone wandeling werd daarna
ondernomen, waaraan een 150 200
personen deelnamen.
Een treurige afloop.
Bij gelegenheid ^van de installatie
van den heer P. Kreijelmans als bur
gemeester van Nederweert was het
geheele dorp netjes versierd. Eere-
bogen, vlaggen, groen en lampions
prijkten in de straten. Den geheelen
dag heerschte er vreugde en vierde
men feest.
's Avonds echter was het anders
hun toestand meer het gevolg is van
eigen schuld.
Geluk is broos als glas. Wie
er roekeloos mee omgaat, verbrij
zelt het en wondt zich aan de scher
ven. Soms gaan die kwetsuren het
geheele leven lang niet dicht.
Glas op straatIn sommige buurten
wordt er glas op straat gevonden,
waaraan velen uit de buurt zich be
zeeren en dat er vaak door éen per
soon gestrooid is. Ik bedoel de buren-
twisten.
Men zou het niet gelooven, hoe
dikwijls er tusschen buren eenveete
kan ontstaan, die leidt tot beleedi-
ging, tot laster, ja tot mishandeling.
Vrouw B. heeft over vrouw A.'s
wasch geloopen, haar schoenen waren
er op afgedrukt, vrouw A. is daar
boos over natuurlijk. Zulke dingen
zijn ook niet aardig! Maar inplaats
van nu naar haar toe te gaan en
bedaard te zeggen„hoor eens, buur
vrouw, je hebt dat nu gedaan, maar
ik vind het heel onaangenaam en
verzoek je om het te laten," inplaats
van aldus te doen en te zeggen,
stapt vrouw A. met wraak in haar
boezem naar vrouw B. en vertelt haar,
dat haar wasch te goed is dan dat
vrouw B. daar met haar vuile oli
fantsvoeten overheen behoeft te gaan
dansen. Haar (vrouw B.'s) wasch kan
dat misschien wel lijden, die is toch
niet veel bijzonders.
Dit kan vrouw B. dan toch on
mogelijk onder zich laten. Watzoo'n
„perdukt" als vrouw A. durft wat te
zeggen van haar wasch? Ze moest
maar liever naar derzeive kijken en
zorgen dat haar kinderen geen win
kelhaken in de kleeren hadden
en zoo voorts en zoo voorts, van dik
hout zaagt men planken. Als erheen
tang of een bezemsteel in de buurt
is, kan het geval nog een hard gevolg
hebben, maar al is dat niet zoo, dan
toch is de oorlog hiermee verklaard,
de vijandelijkheden zijn geopend.
op meer dan 20 plaatsen werden de
ruiten ingeworpen en hier en daar
werd gevochten. Bij een dezer vecht
partijen werd de landbouwer P. S,
met een mes vrij ernstig verwond.
De marechaussees zijn de daders
op het spoor.
Stranding.
Het Donderdag op de Razende Bol
gestrande Eng. stoomschip Wandle was
reeds omstreeks middernacht aan den
grond geloopen, doch ten gevolge
van het hevige, regenachtige weer
werden de noodvuren, aan boord van
het schip onophoudelijk afgestoken,
eerst laat in den nacht van den zee
dijk en tegen den morgen door de
kustwacht van Kijkduin opgemerkt,
't Was ten gevolge daarvan, dat de
reddingboot eerst bij het aanbreken
van den dag van Nieuwediep naar
de strandingsplaats werd gesleept.
Gelukkig kwam men toen nog niet
te laat. Wèl waren er eenigen der
opvarenden, door het zware werken
van het stoomschip beangst, voor
nemens geweest met eigen booten in
zee te steken, doch de kapitein had
de uitvoering van dit plan, dat hun
zeker het leven gekost zou hebben,
weten te verhinderen en alle schepe
lingen bevonden zich nog aanboord,
toen (le reddingboot door de hevige
branding heen het schip bereikte. In
twee gevaarvolle tochten wist de
wakkere bemanning der reddingboot
de uit 23 man bestaande equipage
van de Wandle te halen en op de
sleepboot Hercules over te brengen,
die behouden het Nieuwediep bereikte.
Ook een hond en een kat konden
nog worden gered.
De namen der redders zijn: Th.
Rijken, C. Bot, J. Bijl, T. Spits. S.
Diedenhoven, C. Lastdrager, D. Bot,
F. van Brederode, S. Bakker, J. Min-
nebos en C. Klaassen.
Een ilaehtofFer der werk
loosheid
Donderdagavond, zoo schrijft de
Prov. Dr. en Ass. Ct., vervoegde zich
te Assen bij den schildwacht voorde
kazerne een persoon, die daar zijn
nood klaagde, dat hij gedurende ge-
ruimen tijd zonder werk was, hem
tevens vragende, waar het bureau
van politie was. Hij zeide, dat hij
probeeren wilde aldaar onderdak te
krijgen: was dit het geval niet, dan
gebeurden er andere dingen dan
zou hij zorgen, dat zij hem onderdak
moest geven.
Eenigen tijd daarna kwam hij terug
en vertelde dienzelfden schildwacht,
dat het mislukt was, waarna hij
zonder een woord verder te zeggen
een ruit insloeg in de cantine. Daar
bedoelde persoon volstrekt niet onder
den indruk van sterken drank ver
keerde, blijkt uit bovenstaande, hoe
hoog de nood bij sommige personen
is geklommen.
Nadat de politie met het feit in
kennis was gesteld, werd tegen den
man proces-verbaal opgemaakt we
gens beschadiging, terwijl aan zijn
verlangen om voor dit feit dadelijk
Van nu af aan weet vrouw A. haar
groenten-afval niet beter te bergen,
dan in het portaal van vrouw B. en
vrouw B. ziet er niet het minste be
zwaar in, om als de melkkan van
vrouw A. die buiten op den melk
boer wacht, in het voorbijgaan
even omver te laten buitelen, dat zij
in scherven ligt.
Langzamerhand komen ook de man
nen er aan te pas. Die van vrouw A.
geeft natuurlijk alle schuld aan vrouw
B. en omgekeerd. Een gesprek tus
schen de twee mannen leidt al gauw
tot een hoogst onvriendelijke woor
denwisseling en het gevolg is een
kloppartijtje, waar de een of de an
der al naar het toeval wil, een wond
bij oploopt. Nu moet de justitie, die
tot dusverre de ingediende klachten
van weerskanten wijselijk indesnip-
permand had gegooid, zich wel met
ae zaak bemoeien en stelt, als dat
maar even kan, een vervolging in
tegen de beide mannen wegens we-
derkeerige mishandeling. Slot van het
dramaelk een dag of wat gevange
nisstraf.
Deze week nog stond een man te
recht, die er behagen in schiep een
zijner buren en diens gezin stelsel
matig te plagen. Schelden, razen, te
middernacht op de deur bonzen als
of hij die wou inslaan het was als
gesneden koek voor dezen onrust
verwekker en het ergste was, dat de
heele buurt er door in opschudding
raakte. De officier van justitie eischte
een maand gevangenisstraf tegen den
man, daar het nu eindelijk eens uit
moest zijn.
Deze man wierp glas op straat,
maar bezeerde er zichzelven per slot
het ergste aan. Als hij dat vooruit
geweten had, zou hij allicht het glas
niet op de straat geworpen hebben
FIDELIO.