NIEUWS- EX ADVERTENTIEBLAD. DeDynamietmannen van Parijs. He Jaargang: Dinsdag 23 Januari 1894. No. 3238 ABONNEMENTSPRIJS: A DVERTENÏIËN: STADSNIEUWS. BINNENLAND. FEUILLETON. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20. Franco door bet gebeele Rijk, per 3 maanden 1,65. Afzonderlijke nummers0,05. Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30. franco per post 0,37£. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtskaat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. van 15 regels 50 Cents; iedere regel ineer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cents per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOI. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangêre G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31bis Faubourg Montmartre. Haarlem22 Jan. 1894. Bij ,kon. besluit is aan de volgende personen verlof verleend tot het aan nemen der onderscheidingsteekenen achter hunne namen vermeld Den heer F. Smit Kleine, alhier, letterkundige, de Hertog Ernst-me- daille, hem geschonken door Z.K.H. den Hertog van Saksen-Koburg en Gotha J. van der Bunt, alhier, brood depothouder, de bronzen medaille „Bene Merenti", hem door Z.H. den Paus geschonken. Onze Inkomstenbelasting. Naar wij vernemen heeft de Minis- j ter een bezwaar ingebracht tegen de 'onlangs door onzen Raad v astgestel- 'de verordening op de gemeentelijke 'belasting naar het inkomen. Vergissen "wij ons niet, dan betreft dit bezwaar art. 14, waarin staat dat 'personen die een erfenis of een ge deelte eener erfenis ontvangen, daar voor worden aangeslagen. De Minister nu is van oordeel, dat men e'eii belastingschuldige slechts eenmaal in het jaar kan aanslaan, zoodat de Raad om de goedkeuring op de verordening te verkrijgen, deze alinea zal moeten veranderen of uit lichten. De Raad zal daartoe allicht te vin - den zijn, daar dergelijke tusschen- tijdsche aanslagen zeker bezwaarlijk oor de administratie en bovendien niet volkomen billijk zijn tegenover den betrokken persoon. Immers, er zijn tal van personen, wier inkomen oortdurend verandert en het gaat ;niet aan, al de aanslagen b. v. om de 3 of (5' maanden te herzien. Zaterdagavond gaf de heer K. F. an Maas Jr. in de bovenzaal van fé Brinkmann eene openbare les met een dertigtal leerlingen, die bij deze gelegenheid eene proeve hunner ekwaamheid op de viool, piano en in den zang ten beste gaven. Vrij aardig wisten sommigen, onder wie nog zeer jeugdigenden strijkstok te hanteeren. Al was hun spel uit den aard der zaak niet van dien aard. dat het bewondering verwekte, toch viel er zuiverheid van toon en maat gevoel in op te merken. Het eerste nummer van het programma was een vioolnummer „Valse Marguerite" van Ludovic, uitgevoerd door 25tal leerlingen. Dit nummer voldeed zoo goed, dat het na afloop nog eens op Verzoek werd herhaald. In sommige nummers, waaronder de laatste, gaven neemt, dat voor eenige maanden de Spreker vond het niet raadzaam eenige, wat meer gevorderde leerlin- jÊj 1 j fik J gen, blijken van goede muzikale ont wikkeling. Als bewijs van waardee ring voor zijn goed onderricht werd den heer van Maas door zijne leer lingen een fraai geschenk aangeboden, nml. een verzilverd beeld, waaraan een thermometer. St. Johannes de Deo. Voor eenige dagen, heeft in het Centrum een ingezonden stuk gestaan, dat wij op verzoek gaarne overne men, daar de inhoud geheel van toe passing is op het gesticht „St. Jo hannes de Deo" alhier. Men leze dus voor Utrecht, Haarlem. „In Utrecht bestaat de roomsch- katholieke Instelling van Liefde, die nimmer genoeg gewaardeerd kan worden, nl. het Gesticht der Eerw. Broeders van Sint Johannes de Deo op de Mariaplaats. Deze Broeders be ijveren zich, om iederen noodlijdende, onverschillig van welken rang, stand of godsdienst, bij te staan in ziekten en kwalen en nooit is het hun te veel, om dagen en nachten achtereen aan de lijdende sponden hun liefdewerk voort te zetten. In de woningen der armen zoowel als in de huizen der rijken bieden zij desgevraagd hun liefdediensten aan altijd met dezelfde toewijding en edelmoedigheid. Zij vragen geen loon voor hunnen arbeid, zij laten zich nooit daarvoor betalen, zij brengen hunnen naasten het offer hunner diensten om Godswil. Loon verlangen zij van niemand dan van God alleen. Maar hoewel de Eerw. Broeders [hun werk uit lielde doen en geen andere vergelding dan in den Hemel verlan gen, kan het toch niemand onbekend zijn, dat zij van de liefde alleen niet leven. Zij wilen ieder om niet helpen, maar worden zelf om niet geholpen. De lasten, waaronder hunne instelling gebukt gaat, zijn veelvuldig en zwaar. Het personeel der broeders moet, om allen te kunnen voldoen, telkens versterkt worden en daarmede houdt de meerdere behoefte gelijken tred. En nu is het echter een betreurens waardig feit, dat er over het algemeen te veel gedacht wordt dat die Eerw-. Broeders alles uit liefde doen en te weinig dat zij levensbehoeften hebben. Er is ook de meening verspreid, dat de Broeders fondsen bezitten, waar door zij zonder andere weldadigheid in staat zijn, in de behoeiten van hun huis en huishouding te kunnen voor zien. Ik meen dit bepaald te kunnen betwijfelen, als men in aanmerking Broeders met toestemming van Z. D Hgw. Mgr. P. M. Snickers in de stad hun levensonderhoud mochten gaan bedelen. Ofschoon ik er geheel buiten sta, kan ik toch niet nalaten, op dit alles de aandacht te vestigen. Over de armen die zelf niet hebben, spreek ik natuur lijk niet. Doch alvorens verder te gaan, weet ik uit ondervinding mede te dee- len dat de Barmhartige Broeders tot hun droefheid bij arme zieken hun het noodzakelijkste wat zieken moeten bezitten,niet kunnen verschaffen, noch hun schoon bedde- en ander linnen goed konden geven, en dus ook deze hulp, die zoo gewenscht was, niet konden aanbieden. De gegoeden, die wat kunnen missen, mochten waarlijk wel eens, ten minste van tijd tot tijd, aan de Eerw. Broeders denken, om hun Instelling in stand te houden. Veel behoeft men niet te geven, als ieder maar iets doet, is er spoedig genoeg, wantÜe Broeders zijn beschei den in hun levenswijze. Vooral zou het wenschelijk zijn, dat degene, die de hulp van een Broeder noodig heeft, aan het einde der ziekte een billijke gift aan de Instelling schonk, naarmate er hulp verleend is. Een gewone ziekenverpleging zal b.v. met een gulden per dag en nacht niet te veel gerekend zijn en men zou daar na kunnen berekenen, hoeveel men ofschoon men er niet toe verplicht is naar vermogen behoort te schenken. Er zijn voorbeelden aan te halen, dat zeer gegoede Burgers aan het einde der ziekte slechts een paar gul den aanboden. Een ieder zal toegeven, dat op die wijze die instellingen niet kunnen bestaan. Mocht men vreezen de Eerw. Broe ders, die het liefdewerk betoond heb ben, te beleedigen met hen een gel delijke ondersteuning in de hand te geven, dan kan men zich bij den Eerwaarden overste van het huis ver voegen, die zeker elke bijdrage voor het noodige levensonderhoud dank baar zal aanvaarden. Bond van Ned. Onderwijzers aid. Haarlem. Zaterdag, 20 Januari hield de af- deeling Haarlem van den Bond van Nederl. Onderw. hare eerste verga dering. Nadat de verslagen van Afgevaar digden ter algem. verg. van secretaris en penningmeester waren voorgelezen, kreeg de heer D. H. Engelberts het woord door het punt in te leiden „Wat de Bond doen en laten moet". onpractisch in den tegenwoordigen stand van zaken, dat de Bond zich inliet met die maatschappelijke en politieke kwesties, welke, zijns inziens, den Bond niet direct raakten. Niet de vrijheid en het recht van den onderwijzer om die kwesties te bespreken, betwistte hij, maar de plaats daarvoor was in kiesvereni gingen en vergaderingen voor volks belangen. Hij achtte de behandeling dier zaken nadeelig voor den Bond en ze belette nog velen onderwijzers toe te treden. Volgens zijne meening moest de Bond in hoofdzaak blijven aandringen op de volgende punten le. eene betere regeling der jaar wedden 2e. meerdere zelfstandigheid den onderwijzer in de school; 3e. betere opleiding tot onderwijzer 4e. besprekingen van methoden en nieuw uitgegeven schoolboeken. Bij het vrij levendige debat, dat er volgde bleken er twee stroo mingen te bestaan nl. eene, die het grootendeels 'met inleider eens was en de andere, welke wel politiek in den Bond wilde halen, uit gaande van de stelling, dat slechts verbetering van den toestand van het volk verbetering zou kunnen aanbren gen in den toestand van het onderwijs en den onderwijzer. Daarna had er Bestuursverkiezing plaats, waaruit dat de groote meerder heid de eerste strooming volgde. Het is voor dit jaar als volgt samengesteld: H. Kingma, Voorzitter; O. J. tenThije, Vice-VoorzitterB. J. Visscher, Pen ningmeester D. H. Engelberts, 1ste SecretarisR. Haverschmidt, 2de Secretaris. Het aantal leden der afdeeling is thans gestegen tot 88. de Ned. Herv. Gemeente aan de Jans straat, die sedert Zondagavond werd vermist. Men vermoedt dat zij bij ongeluk te water is geloopen. {Zie vervolg Stadsnieuws 3e pagina.j De heer W. H. de Vries te Spaarn- dam heeft zijn ontslag gevraagd als lid van den gemeenteraad aldaar. Tweede Kamer. De Tweede Kamer wordt bijeenge roepen tegen 13 Februari, des mid- te twee uur. Binnenbrand. In de huishoudkamer van den timmerman G. in de Doelstraat al hier ontstond Zondagvoormiddag, door het in vlam raken van kokend vet een binnenbrand, tengevolge waarvan een karpet, behangsel en eenig meubilair zwaar beschadigd werden. Bedgordijnen verbrandden en de slinger smolt van de klok af. Den bewoner, die zelf de vlammen nog kon uitdooven verschroeide het haar in zijn gelaat en hij brandde zijne handen vrij ernstig. Lijk opgehaald. Heden morgen ten 8 ure is in de Bakenessergracht alhier opgehaald het lijk van eene 69 jarige vrouw, verpleegde in het Diaconiehuis van Prof. Spanjaard. Het was Zaterdag een merkwaar dige dag in het leven van mr. J. Spanjaard hoogleeraar-directeur der Indische instelling te Delft, en in het bestaan dier instelling zelve. De tn, die thans sedert een kwart eeuw zijne beste krachten heeft gewijd aan deze onderwijs-inrichting herdacht onder talrijke ondubbelzinnige blij ken van sympathie zijn 25-jarig jubi leum. De heer Spanjaard werd 6 Juli 1846 te Haarlem geboren. Aan het Haagsch gymnasium ontving hij zijne eerste opleiding en hij zette te Delft zijne studiën voort aan de toenmalige Delftsche academie, later de Indische instelling. In 1867 legde hij met gunstigen uitslag het grootambte naarsexamen voor den Indischen dienst af, en vertrok hij naar Oost- Indië. Zijne tijdelijke aanstelling na zijn terugkeer, tot leeraar in de staats instellingen aan de „Inrichting voor de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië" als opvolger van den heer Koorders, werd den 21sten Juni vervangen door eene defini tieve benoeming. 6 Juli 1872, te gelijk met de heeren Meinsma Gonggrijp en Juijnboll tot hooglee raar benoemd, volgde hij den 8sten October 1886 wijlen den heer Meins ma op als directeur der instelling; al zijn collega's beschouwden hem destijds als den aangewezen persoon voor deze betrekking. In 1881 werden de verdiensten van den jubilaris wegens zijne adviezen aan de regeering erkend door zijne benoeming tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuwook werd hij achtereenvolgens eerst tot ridder, later tot commandeur der 45) HOOFDSTUK XI. De Russen le Parijs. „N°g een woord," zei Albert, eveneens opstaande. „Wan neer uw positie al te moeilijk wordt, beloof mij dan dat gij bÜ niemand anders hulp zult zoeken, dan bij mijn vader." Zij begreep volkomen wat hij bedoelde en was hem dank baar, dat hij er niet méér van zeide. „Het was voor de eerste maal," antwoordde zij zacht, „vóór vandaag is er niets onaangenaams voorgevallen. Maar wan neer het zoover mocht komen, dan zal ik mij zeker wenden tot uw edelmoedigen vader." Hierna gingen zij weer naar de kinderen en vertrokken na een poosje, Elise gelukkiger dan tevoren achterlatende. Het was haar geluk, te weten dat Albert nog van haar hield en de groote troosteres, de hoop, deed haar nog altijd al wilde zij het zichzelve ternauwernood bekennen, uitzicht koesteren op een huwelijk met hem. Toen eenige uren later haar vader naar beneden kwam, vond hij haar dan ook niet zooals hij gevreesd had, met een droevig gelaat en verwijtende oogen, maar met een opge ruimd gezichtje. Zij stond op om hem togemoet te gaan en, zooals zij altijd deed, hem een kus te geven, maar Charpen- tier nog te meer getroffen door hare vriendelijke houding, weerde haar af en zei, terwijl hem de tranen in de oogen sprongen „Vandaag niet, Elise. Ik ben het niet waard 1" „Niemand is volmaakt, vader, en de besten kunnen strui kelen. Wanneer u spijt heeft over het gebeurde, dan is mij dat een bewijs, dat u er u voortaan voor wachten zult." „Dat zal ik," antwoordde Charpentier, terwijl hij tegenover zijne dochter ging zitten. „Een oogenblik van moedeloosheid en van wrevel over mijn werk heeft er mij toe gebracht en toen ik eenmaal begonnen was, toen scheen het mij alsof ik weer was als vroeger, de luiaard en de dief. Ik dacht aan niets meer, dan aan den helschen drank. O, Elise, dat ver leden drukt soms op mij als- een nachtmerrie." „Troost u vader, ik veroordeel er u niet om en ik ben er van overtuigd, dat het niet opnieuw zal gebeuren." Hiermede eindigde dit kleine huiselijke drama, dat Char pentier een nieuwe waarschuwing was, voor zichzelven. Ge lukkig nam hij die ook ten harte en na dezen nacht nam hij geen druppel sterken drank meer over de lippen. Keeren wij nu terug naar Loup Garou en zijne makkers die wij op het bolwerk te Toulon uit het oog hebben ver loren. Toen Fifi den officier zag vallen, getroffen door de kogel van den anarchist, werd hij door ontzetting bevangen. Alles vergetende liet hij Loup Garou die intusschen bewusteloos was geworden, aan zijn lot over en wilde het hazepad kie zen, toen de stevige hand van den anarchist hem aanvatte. „Neen, neen, mijn jongen," zeide deze woedend maar op kalmen toon, „niet van deze grappenWou je mij alleen voor de gebakken peren laten zitten Beproef het nog eens en je krijgt een koekje van hetzelfde deeg!" Hiermede liet hij Fifi zijn revolver zien met een zóo dui delijk gebaar, dat den jongen een rilling doorgeleden voer. „Vlug wat, help mij dat lichaam verbergen!" „Aarzelend ging Fifi naar den gevallen officier toe en juist maakten de twee mannen zich gereed, het lichaam op te tillen en het ter zijde in het hout te verbergen, toen er dichtbij eenige zingende stemmen werden gehoord en men duidelijk vernam „Hierheen, dit is de kortste weg „Gauw, gauw," fluisterde de anarchist, maar Fifi door schrik bevangen liet het lichaam weer vallen en vluchtte weg vi het bosch zonder zich verder om Loup Garou te be kommeren. Met een vloek trachtte de anarchist nu alleen den gewon de aan den kant van den weg te leggen, maar de last was hem te zwaar en hij moest het opgeven. De voetstappen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 1