No. 14. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. lie Jaargang: Zaterdag 3 Februari 1894. No. 3248. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIËN: Het Bureau vau Redactie eu Admiuistratie dezer Cou rant wordt Tot dien datum blijft bet gevestigd KLEINE HOUT STRAAT No. 9. j. c. STADSNIEUWS. FEUILLETON. TE DOM. jv „Maar menschenkind, dat is toch geen reden om weg te loopen, dat is onzin! Je moet toch een reden hebben gehad Lom naar huis te gaan." HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65. Afzonderlijke nummers0,05. Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30. franco per post 0,37^. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bq Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cents per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE CoJOHN F. JONESSuccParijs 31 bis Faubourg Montmartre. De Directeur-Uitgever. L|JEet Bijvoegsel van het blad dat Zaterdagavond verschijntzalbevatten Het geheim van den dokter. Haarl. Halletjes CLXXXIX. Binnen- en Buiten- landsche berichten. Varia. Advertentiën enz. Haarlem2 Februari 1894. Arbeidskaarten. In het jaar 1893 werden alhier af gegeven 984 arbeidskaarten ten be- hoeve van personen beneden den leeftijd van 16 jaren, die in fabrieken of werkplaatsen arbeiden. Op 31 December jl. waren 841 gel dige arbeidskaarten verdeeld over 359 werkgevers in omloop. Zij betroffen: 39 jongens en 7 meisjes geb. in 1881. 131 „44 „1880. .196 61 „1879. •262 „101 „1878. Jubileum. Heden is het 25 jaar geleden, dat de voorwerker bij de werkzaamheden in den Hout en de plantsoenen J. B. Kollerie alhier als zoodanig werd aangesteld. Met lust en kennis ver richtte hij zijne taak tot genoegen van zijne superieuren. Ver- t. bev. d. Volks gezondheid Naar wij vernemen is aan de Ver- eeniging tot bevordering der Volks gezondheid alhier, toegestaan om bus- schen te plaatsen in het Raadhuis en bij de politieposten tot het ont vangen van klachten of opmerkin gen aangaande de volksgezondheid welke het publiek nuttig of wen- schelijk mócht achten om ter keunis van de vereeniging te brengen. Van Deth in Pelix Pavore. Donderdagavond trad de heer G. van Deth, de schrijver van de twee bekende brochures over Neerbosch, in Felix Favore als spreker op. De groote zaal van dit gebouw was stampvol. Op het tooneel zaten een vier- of vijftal personen. Wij vroegen wie den heer van Deth hadden uitgenoodigd en vernamen dat dit waren Groot, Kwast, Schuit, Kamper, van Bavel, de Nobel en Smit. Eerstgenoemde presideerde. De heer van Deth, een forsch ge bouwd donker man met vrij wat flux de boucheving aan met te zeggen dat sedert het verschijnen van zijne eerste brochure 300 van de 1100 wee zen van Neerbosch zijn teruggehaald. Van de overblijvenden zijn misschien 150 weezen, de rest heeft nog een vader of moeder, soms allebei nog. Men vindt er kinderen uit de geringe klasse, uit den burgerstand en zelfs uit den deftigen stand. Voor allen wordt betaald, 75,per jaar is het minste. Van deze betaling alleen zou de Weesinrichting gemakkelijk kunnen bestaan, maar al is er voor de wee zen genoeg, voor den weesvader is er nooit genoeg. Spreker beschouwt daarna dewee- zen-verpleging in het algemeen. „Als een man sterft en zijn vrouw met 3 kinderen achterlaat, dan zendt vaak het armbestuur hen voor ƒ300 per jaar naar Neerbosch en laat de vrouw voor zichzelve zorgen. Waarom dan niet die 300 aan de moeder gegeven en haar hare kinderen laten behou den?" Iemand vroeg aan spreker, wat hij dacht dat er van Neerbosch zou wor den als hij van 't Lindenhout achter de tralies zou hebben gekregen. „Och," gaf spreker toen ten antwoord, „de weesjes zouden het er niet minder om hebben, want van 't Lindenhout is minstens drie maanden van het jaar in het buitenland en een groot deel spreekt hij hier en daar. Dat hij een week achtereen op Neerbosch is, is een zeldzaamheid. Toen hij in Amerika reisde, kon hij zoo roerend spreken over Neer bosch, dat het geld hem toestroomde. De praktische Amerikanen spraken er evenwel schande van, dat Nederland niet zelf zijn weezen kon onderhou den. Ja, dat was toch eigenlijk zoo. Maar, men slikt toch alles wat van 't Lindenhout zegt Als hij dus morgen van Neerbosch wordt weggehaald, dan verliezen de weesjes er niets bij. Zij kennen hem niet, hij kent hen zeker niet. Sprekers kinderen, die na te Neer bosch te hebben vertoefd, sinds een jaar weer bij hem terug zijn, hebben nu eerst alles verteld van de mishan delingen die zij hebben ondergaan. „Waarom dat nu pas gezegd vroeg spreker hun. Ja, ze dachten dat ze het verdiend hadden. Anderen, die al even weinig loslaten over wat zij er hebben ondervonden zeggen „Als we van Neerbosch weggaan, zijn we er nog niet van af! Van 't Lindenhout heeft lange armen, veel langer dan de politie. Een knecht van Gebroeders Houtman, twee oud- verpleegden te 's Gravenhage, sprak ongunstig over Neerbosch, en zijne patroons, die toch wel wisten dat hij waarheid sprak, 'joegen hem op staan- den voet weg. Spreker verhaalt nu zijne ervaring als opzichter in het Diaconie-wees huis, waar directeur was Van der Voort, die ook 9 jaar te Haarlem weesvader is geweest. Nauwelijks was spreker vijf minuten in dienst of de directeur liet hem roepen en gaf hem een eindje touw, omdat de kinderen zulk „schorem" waren, dat men er alleen orde onder kon houden door slaan en schoppen en trappen. Dat zal ik nooit doen," antwoordde spre ker, „misschien zal ik dat eindje touw voor u gebruiken, maar nooit voor de kinderen." Hij bleef daarbij en de kinderen hielden van hem. In datzelfde gesticht wordt al sedert elf jaar gebedeld om geld voor winter jassen te koopen en het vorige jaar eerst hebben de weezen die gekre gen. Maar niemand weet, dat die in richting iSOO.OOO gulden op de Bank heeft. Terwijl de weesjes op jassen wacht ten was de regentenkamer weelderig ingericht. De regenten dronken fijnen wijn en rookten fijne sigaren, spre ker heeft gezien hoe de president schreef met een gouden penhouder, die hij doopte in een massief zilveren inktkoker. Het is daar een stelsel van kruipende onderdanigheid en spionnage en er ontbreekt, wat in al die gestichten niet te vinden isliefde. Een schande is het, dat weezen om dat ze vader en moeder verloren heb ben, maar in een kazerne worden ge voed, nog niet eens opgevoed. Er is toch geld genoeg om de kinderen uit te besteden in goede burgergezinnen. Het Burgerweeshuis te Amsterdam bijvoorbeeld weet met zijn geld geen ad. Het allerslechtste is evenwel de verpleging te Neerbosch. Spreker staat hier om de justitie eens wijs te ma ken, dat zij er niet is om zaken in den doofpot te moffelen, maar om ons allen recht te verschaffen. Het recht in Nederland moet als het ware uit een diepe put worden opgehaald. Het touw, waaraan de puts is vast gemaakt, loopt bovenaan door zoo veel krammen en over zoovele haak jes, dat de puts soms niet voor een jaar naar boven is geheschen. Dat het de bedoeling van de Commissie steeds is geweest, de zaak in den doofpot te stoppen is duidelijk. Nadat zij 6 maanden heeft gewerkt, komt de heer de Beaufort, haar voorzitter, ons ver tellen dat de Commissie geen recht heeft om iemand te vervolgen of te dagvaarden. Met andere woorden het touwtje van de puts is te kort. Maar dat wisten de heeren toch wel vóórdat ze begonnen Spreker heeft het den officier van justitie Mr. Nahuijs, in het gezicht verweten dat alles wat door hem in het getuigenverhoor voor den rechter commissaris werd gezegd, onmiddel lijk werd overgebriefd naar Neerbosch. Deze zelfde magistraat was van oor deel, dat er in zulk een groote in richting toch moet worden gegeeseld en geranseld? Hoe zou men anders baas blijven? Van Deths zoontje kreeg zes en vijftig geeselslagen van Leendert Siez, omdat hij om een half siïeedje droog brood gewed had, dat hij wel op een korst kon staan die over een kalklaag zat. Hij viel er doorheen. Vandaar de ,Ja maar" zeide Mr. Nahuijs, „ver beeld u hij had met zijn hooofderin kunnen vallen en het gezicht ver liezen. Moest hij daarvoor niet wor den gestraft. Overigens waren het geen 56 maar slechts 16 of 18 slagen. Is dat al niet schandelijk genoeg? vraagt spreker, om een kind te laten vasthouden door vier personen en hem dan 16 of 18 geeselslagen te geven, voor zoo'n klein vergrijp? De officier vond de mishandeling van des sprekers dochtertje ook zoo erg niet. Meester Geelen heeft haar met de vuist op het hoofd geslagen, tot ze bewusteloos werd. Drie dagen later lag ze in haar bedje te schoppen en te trappen, het kind was gek ge worden. Sedert is zij weer beter ge worden hoewel zij nog vaak ziek is, maar wat zij er van houden zal, moet nog blijken. De officier zeide dat zij in dien tijd nog een boekje gelezen had maar dit bewijst niets. Toen nu de officier, zegt spreker, mij vroeg of ik van 't Lindenhout voor die mishandelingen vervolgd wou zien hebben, ben ik half razend geworden, heb op de tafel geslagen en geroepen „Of ik wil dat hij ver volgd zal worden? Ik eisch dat hij zal worden vervolgd, die kindermoor denaar! Alles is in de doofpot ge stopt, dat ik dominé Dull te Almelo, Van Waalwijk te Amsterdam heb aangeklaagd en u vraagt mij nog of ik hem vervolgd wil hebben Men bracht mij tot bedaren en be loofde dat van 't Lindenhout zou worden vervolgd. „Ik heb," voegde spreker er toen bij, „geheel en al den weg der wet geloopen, maar als die mij niet helpt zal ik mijn eigen rech ter zijn. „Dan valt u ook in mijn handen," zeide de officier „Neen," antwoordde ik, „dat zou u wel wil len, maar ik weet precies hoever ik kan gaan en zóóver zal ik ook gaan. Maar u is nog veel verder gegaan, u is over de heele wet heengespron- gen I" Te Amsterdam heeft spreker verno men, dat in weerwil van die belofte, van 't Lindenhout toch niet zal wor den vervolgd. Nu trekt hij het land rond, heeft al in 9 vergaderingen ge sproken en er nog 67 voor de borst. Het is met de quaestie Neerbosch zoover gekomen, dat zij een partij zaak geworden is en nn staat of valt die partij met van 't Lindenhout. De minister van justitie had den officier bericht, dat er een officieele staatscommissie zou worden benoemd om de zaak te onderzoeken. Toen is van ('t Lindenhout bang ge worden en heeft zich gehaast zijner zijds eene Commissie in het leven te roepen, de bekende Commissie van onderzoek die totstand kwam na veel bedenken en vervanging door ande ren. Onder anderen bedankte de heer A. C. Wertheim te Amsterdam, omdat hij van Deth welgezind was. Hieruit Naar het Duitsch. 2) (Slot). y „Dus „Ik heb 't niet kunnen begrijpen." f „Wat hebt-ge niet begrepen?" „Alles niet, luitenant." „Luitenant, het werd mij te moeielijk in dienst." De arme Szafranek stond doodsangsten uit; hij wist niet wat hij zeide. De in arrest, achter slot en grendels, doorge brachte nacht had hem het laatste restje van zijn begrip ontnomen, en alles, wat hij naar waarheid getuigde, werd niet geloofd. Over het gelaat van den adjudant vloog een lachje. „Aha, dat klinkt al anders. Dus de dienst was u te zwaar, en toen dacht ge„Och wat, ik heb er geen lust meer in, ik ga eenvoudig weg." Is dat zoo?" „Ja, luitenant." Het was hem precies hetzelfde, wat. hij zeide, als hij maar eerst uit het arrest kwam. „En hebt-ge er dan heelemaal niet bij gedacht? Eerst voor acht dagen hebt gij den eed aan het vaandel gezworen, en eergisteren loopt gij al weg? Zijn u de krijgsartikelen niet voorgelezen en verklaard?" „Ja, luitenant." „Nu, en wat hebt gij dan wel gedacht, toen gij u verwij- derdet? Weet gij, wat ge hebt gedaan? Uwen,eed hebt gij geschonden, en wie zijn eed breekt, die is eerloos." Alle kleur was uit Szafranek's gelaat geweken. Niet alles wat de officier tot hem zei, begreep hij, maar het woord „eerloos" klonk in zijn oor en hij wist wat dit beduidde. De adjudant had de pen genomen en maakte zich gereed om te gaan schrijven. „Hebt gij iets tot uwe verontschuldiging te zeggen? Blijf me nu maar met je domheid van het lijf. Hebt gij nog iets te zeggen? Zijt ge mishandeld geworden?" „Neen, luitenant." „Is u uw loon, uw voedsel onthouden?" „Neen, luitenant." „En ge bekent uw schuld?" Hulpeloos zag Szafranek hem aan „Ik versta u niet, luitenant." „Voor den donder, zet je ooren dan wijd open! Ik vraag: toen gij dien avond de kazerne verliet, hadt ge toen het voornemen om van uwe compagnie weg te gaan?" „Ja, luitenant." „En zoudt gij vrijwillig zijn teruggekeerd, als gij niet ge vat waart?" Dat was de vraag, waarom alles zich draaide; antwoordde hij „ja", dan was het, ongeoorloofde verwijdering, en kwam hij er met enkele dagen arrest van af, antwoordde hij „neen", dan was zijn lot beslist. Doch van dit alles ver moedde Szafranek niets; hij begreep volstrekt niet, waarom de adjudant hem zooveel vroeg en op goed geluk antwoordde hij „Neen." De luitenant trok de wenkbrauwen op en zag hem scherp aan. „O, ben-je zoo'n sinjeur? Dat is eene zeer aangename ontdekking. Nu, dan zullen wij ons niet langer met u bezig houden. Dan kunnen anderen zich met die taak belasten." Met vlugge hand schreef hij eenige regels neer en reikte het papier, nadat hij het had voorgelezen, den beschuldigde ter teekening over. Het protocol bevatte de bekentenis, dat de soldaat Stanislaus Szafranek zich heimelijk uit de kazerne had verwijderd, met hel vaste plan om zich blijvend aan zijne verplichtingen tot den dienst te onttrekken. Nog dienzelfden dag gingen de stukken naar de divisie. De competentie van het regiment strekte slechts tot zes we ken arrest. Dit geval was veel te ernstig. Weinige dagen later werd Szafranek uit het arrest ontsla gen, maar niet om, gelijk hij meende, de vrijheid te her krijgen, doch om in gezelschap van een onderofficier en twee

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 1