NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. He Jaargang Donderdag 22 Februari 1894. No. 3264 ABONNEMENTSPRIJS: ADVERT EN TI EN: HEREENlGD in 9 STADSNIEUWS. HAARLEMS DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,G5. Afzonderlijke nummers0,05. Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30. franco per post 0,37 j. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 123. van 15 regels 50 Cents; Iedere regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cents per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31 bis Faubourg Montmartre. trekt algemeen de geïllustreerde Roman (van Hugo Lubliner,) waarvan het vervolg van het Geïllustreerd Zondagsblad ver schijnt. Buitendien komen daarin, de vol gende belangrijke verhalen en fraaie illustratiën voor. als Een herinnering aan de wedren nen (met illustratie). Slachtoffers van hnn plicht (met illustratie). Een onaangenaam avontuur (met il lustratie). Een stukje uit den „dollen tijd" te Weimar. Eerbied voor de dapperen (met illustratie). Een ijdeltuit gestraft. Hout vester en Wilddiel (met illustratie). I Een Russische naaister. Iets vergeten. Een elegantje (met il lustratie). Voor de huishouding. De dwergplant. Muizennesten. De rekruut en zijn geweer. I mr Voorts tal van geïllustreerde Anecdoten en Puzzle. De Prijswinner van Raadsel LXXIX. Oplossing van PrijsraadselLXXXII.Nieuw Prijsraad sel. Schaakrubriek. Mededeelingen. DE UITGEVER. In onze stad wonen een aantal personen, die in zoowel als buiten de gemeente, sommigen zelfs buitens lands, bekend zijn door buitengewone verdiensten op een of ander gebied. De een munt uit in een vak van weten schap, de ander in een tak van den grooten boom der kunst, een derde door bekwaamheden in handel of nij verheid. j Velen van ons kennen die allen, maar er zijn er nog meer die ter nauwernood bekend zijn met de ver diensten van deze mannen, die niets weten van hunne levensgeschiedenis en hen van uiterlijk niet kennen. Dit is toch jammer. Is het niet beter onze bekende stadgenooten „bij hm levente leeren kennen en waar- deeren, dan na hun dood te bespre- Ven boft knfyn zii wpI wor.«r>_ '>£- u- - Om dit doel te bereiken zullen wij: op ongeregelde tijden een reeks van portretten met 'korte levensbeschrij vingen geven van onze bekende stad genooten. Bij de uitvoering van dat plan deed zich éene moeilijkheid voor. Met wien zouden we aanvangen met wien eindigen Een keus in den blinde zou den indruk hebben gegeven, of wij zeiven eene classificatie maakten en om den klip te ontgaan, hebben wij het alphabet te hulp geroepen en zullen dus aanvangen met de letter A. en eindigen met Z. Nog twee opmerkingen. Er zullen in :de reeks namen die sommigen wellicht verwachten, misschien niet voorkomen. Het spreekt echter van zelf, dat wij daarmee niet gezegd willen hebben, dat zij geen bekende stadge nooten zijn, maar het beteekent alleen dat wij ons moeten beperken. Hebben wij het alphabet doorgeloopen, dan zal het afhangen van onze lezers, of wij een nieuwe reeks zullen beginnen. Ten slotte nog ditOm de toe stemming van den heer Andriessen, noch van hen die volgen hebben wij gevraagd of zullen wij vragen, om de eenvoudige reden dat de natuurlijke bescheidenheid van den mensch hem dan noopt,t om te weigeren. En dat wilden wij in elk geval vermijden 1 Nicolaas Hendrik Andriessen. Hoewel zijn vader een muziekon derwijzer was en hem reeds van zijn- jeugd af daarin onderrichtte, was de jonge Nicolaas aanvankelijk voor het vak niet bestemd. Zijn vader deed hem bouwvak te worden opgeleid. Maar de jonge Andriessen voelde hiervoor geen roeping en de eenige balk die hem toelachte was de notenbalk en zoo werd hij in het jaar 1860, dus op zijn vijftiende jaar op het instituut te Kuilenburg geplaatst, waar hij vier jaar bleef. Blijkbaar heelt het hem dus niet zoo heel veel moeite gekost, zijne ouders te bewegen hem het vak zijner keuze te laten beoefenen. Reeds in het jaar 1864, dus pas negentien jaar oud, werd hij benoemd tot organist te Rolduc. Hier bleef hij tot 1871 en kwam zich toen te Haar lem vestigen, waar hem de betrek king van organist der kathedrale kerk werd toevertrouwd. Spoedig kreeg hij vele muzieklessen en toen in 1876 de MannenzaDgvereeniging „Crescendo" werd opgericht, trad Andriessen op als directeur, welke betrekking hij nog heden bekleedt. Van dien tijd af legde hij zich ook op componeeren toe. Van zijne drie groote werken, Columbus, de Stal boef en de Duiker beeft Columbus het meeste succes gehad. Met medewerking van den sedert overleden baritonzanger Emile Blau- waert en van onzen beroemden tenor Rogmans, zijn van dit koorwerk hier en elders zeer goed geslaagde uitvoe ringen gegeven. De Stalboef werd een paar maal door Crescendo met succes ten ge- hoore gebracht, terwijl de Duiker nog geen uitvoering heeft beleefd. Deze zit nog in de diepte van de portefeuille van den componist ge doken en het zal zeker velen vrien den van Andriessen genoegen doen, hem spoedig eens aan de oppervlakte te zien verschijnen. Behalve dit drietal groote schreef Andriessen een aantal liederen „Op 't kerkhofl5 Maerefiare Nimmer Nacht, Post Nubila Lux, zijn meer of minder algemeen bekend, maai de besten zijner kleine composities zijn voorzeker „Holland", dat Rog mans zoo uitstekend weet te zingen en het Haarlemsch Liedeke, dat eenige jaren geleden door ons als premie aan onze geabonneerden werd aangeboden. In het voorbijgaan zij nog even herinnerd aan het aan allen bekende feit, dat Andriessen het vorig jaar is opgetreden als directeur van een gemengd koor, dat zijne carrière waaruig begon met eene uitvoering van HaydDs „Schepping". En het is niet het minst als Direc teur,dat Andriessen zich onderscheidt. Dat „Crescendo" eene bloeiende, over- .t tendeels aan haren directeur, dien men wegens de eigenaardige, enthou siaste wijze van dirigeeren, wel eens een neefje van Richard Hol heeft genoemd. Haarlem21 Februari 1894. 5de Bachconcert. De leden der Bachvereeniging ge noten Dinsdagavond, bij het vijfde en laatste concert in dezen winter, nogmaals het voorrecht de keurbende uit het amsterdamsche concertge bouw op het podium in de „Vereeni- ging" te zien plaats nemen om daar een programma ten gehoore te bren gen dat in degelijkheid en afwisse ling niets te wenschen overliet. Schumann's tweede Symphonie(C dur) opende den avond en de uit-1 voe:ing van dit heerlijke werk was voor het orkest een ware triomf. Niet dat er, althans voor kunstenaars als deze zulke buitengewone moeielijk- heden vielen te overwinnen want er zijn werken, vooral uit do moder ne school die nog andere en hoogere eischen stellen maar eene tegelijk zoo bezielde en zoo vlekkeloos geache veerde vertolking van een zoo om vangrijk toonwerk als eene symphonie zal ook onder de handen der meest begaafde executanten wel tot de zeldzaamheden behooren. Dat aan Schumann's werk eene zoo zeldzame uitvoering ten deel viel zal door niemand worden ontkend die met aandacht de vier satsen van het machtig geheel heeft gevolgd. Wat een treffend pittige rhytmiseering in dat eerste deel en wat een bewonderenswaardig achevé in het staccato der houten blazers in het ScherzoHoe volkomen was in dit gedeelte vooral de aansluiting en samensmelting van het hout en het strijkorkest en het voornaamste zou ik bijna vergeten met welke eenheid, fijnheid en technische mees terschap werd door de violen het driewerf herhaald Scherzo ten ge hoore gebracht. Ook in het in den aanvang wat pianoachtig klinkende, overigens echter aan warmte, diepte en teêrheid van uitdrukking zoo rijke adagio espressivo was het inzonderheid het strijkorkest dat dit nummer tot waardige, onvergetelijk schoone ver tolking bracht, hoezeer ook hier de blazers tot de bij Kes zoo bij uit nemendheid verzorgde klank- ders dan goeds en schoons te zeggen, laat ik echter volstaan met de ver klaring dat de uitvoering der Simpho- nie als geheel een meesterstuk was zooals alleen een orkest van dit ge halte vermag te leveren. Het tweede deel bevatte nog als orkestwerken de Muziek voor Björn' son's tooneelspel „Segurd Jorsalfar van Grieg en Weber's ouverture „Oberon". Grieg's werk bevat veel schoons en belangwekkends vooral op het punt van instrumentatie. Het eerste deel boezemde mij het minste belang in, misschien zou bij een herhaalde uit voering ook in i dit nummer de hoorder nieuwe schoonheden ontdek ken, thans gaf het mij den in druk i n vinding en bewerking niet op één lijn te staan met wat wij van dezen rijkbegaafden toondichter ge wend zijn. Het fijn geïnstrumenteerde en fantastisch gedachteBorghilss Traum deed echter meer en meer de belangstelling ontwaken en het derde nummer „Huldigingsmarsch hield ze tamelijk levendig. Toch had dunkt mij, een gelukkiger uitvoering van dit gedeelte het in een ander en meer weldadig licht kunnen plaatsenhet klonk somtijds wat dor en hard en vooral zou hier een zeer talrijke be zetting van het violoncellen-koor wen- schelijk zijn geweest. De beschaafde en geestrijke uit voering van de „Oberon"-ouverture vormde een waardig slot aan dezen rijken kunstavond. Onder de solisten die hij dit con cert medewerkten, noem ik op de eerste plaats mej. Sophie Schröter, concertzangeres uit Bonn. Met inge nomenheid mogen wij deze kunste nares tellen tot de vele goede muzi kale krachten die in den loop van dit concertseizoen ons van uit het buitenland met hunne meerendeels zeer aanzienlij ke talenten kwamen in kennis stellen. Mej. Schröter is be gaafd met een zeer welluidende krachtige stem niet alleen, maar te vens met een warm muzikaal gevoel, waardoor zij zich al van te voren ver zekerd kan houden de harten te ver overen van hen, die voor deze dingen een hart hebben. Van hare voordrach ten wensch ik allereerst te noemen Wagner's Traume. Dit lied als het zoo genoemd kan worden verlangt van den ver tolker een zoo diep inleven in het subtiele weefsel van text en muziek dat men hem veilig kunstenaar mag noemen die hier alle gevoelloosheid en alle effect weet te vermijden. M. Schröter

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 1