Tfi LAAT. Een brief uit Hamburg, HAARLEMMER HALLETJES, Naar het fransch van Charles Radel. De directeur van de Mercantile Bank; te New-York opent zijne brie ven en geeft zijn instructies aan zijn chef der bureau. „Hier is een brief van onzen vroe- geren cliënt Sir Morris Phelps, uit Londen, met verzoek hem honderd pond sterling te zenden in mindering van zij a saldo. Zend hem een cheque voor dat bedrag op ons agentschap te Londen en voeg er een schrijven bij. Het kan verzonden worden met den stoomer „Beatus" van de „Blue Star Line" die juist op het punt is te ver trekken." „Ja mijnheer." Tegen middernacht gaat de stoom boot het ruime sop in. De hemel is zwart, geen enkelester vertoont zich. Yoor den kapitein die op de brug staat, strekt zich de horizon niet eens tot den boegspriet uit. Het leven van de passagiers en van de bemanning drijft voort in deze dikke duisternis. In het ruim ligt een lading Califor- nisch graan opgestapeld. Zullen deze levenden de haven bereiken, zal dit koren de bewoners der oude wereld voeden Aan boord is men in een gerusten slaap gedompeld. Maar een waakzaam oog is gevestigd op de kompasnaald, een gebiedende stem zegt korte bevelen door een metalen Sijp die doordringen tot het oor van en machinist en een ijzeren vuist houdt het roer omklemd. Onversaagd doorsnijdt de Beatus de golven^ van den Atlantischen Oceaan. Wat is de Beatus? Niets dan wat rook en vuur, het is de overwonnen en dienstbaar gemaakte stof, maar vaak is de stof woest en verzet zich tegen de slavernij. Zal de Beatus haar einddoel be reiken. doofd cokesvuur geknield en doet zijn best, dat aan te blazen. Met moeite maakt hij een pot met thee daarop heet en wanneer zij een oogen- blik daarna den warmen drank ge bruikt, glijdt een dankbare glimlach over haar bleek gelaat. „Zou mijn brief tijdig te New-York zijn gekomen?" vraagt Morris Phelps zich af. „Z d de Bank mij onmiddel lijk zenden wat ik gevraagd heb. Ik zal eens gaan onderzoeken of de boot vertrokken is. De Maatschappij zal daarvan stellig een telegram hebben ontvangen. O, slechts een weinig geld en wij zijn gereclIk ga even uit Ellen „Blijf niet te lang uit," fluistert de zieke angstig. Morris gaat door Whitechapel naar het kantoor van de Blue Star Line. De avond is gevallen, overal branden de lichten. Aan het kantoor van de maatschappij is op een houten bord een telegram vastgehecht: „New- York, vertrokken Beatus." Hij leest die weinige woorden gretig. is vroolijk. Alles wel aan boord Maar Morris*Phelps zwerft als een wild dier door de straten van Londen. Zijn hoed is aan flarden door regen en wind, uit zijne bottines komen de bloote voeten. Des nachts slaapt hij daar waar hij van vermoeidheid neer zinkt. Op zekeren morgen wekt een politie agent hem in St. James Park. Het gras is nat van den regen en hij heeft het koud alsof hij door koorts is aangegrepen. Sinds vier en twintig uur heeft hij niet gegeten. Toch heeft hij nog geld in den zak, het overschot van wat eergisteren een heer hem gegeven heeft, maar die enkele centen wil hij gebruiken voor zijn kind. Hij zelf kan nog wel wat langer honger lijden. Voor het huis van de medelijdende buurvrouw 'die zijn kind heeft opge nomen blijft hij staan en voor hij nog kan binnentreden komt zij zelve naar hem toe. „Buurvrouw," zegt (de arme man, „hier zijn een paar stuivers, wil je daarvoor wat koopen voor den klei- gaat heen, komt weer terug en leest nen jongen De boot is nu al in het rJ kanaal en als ze geld voor mij mee brengt, zal ik je niet vergeten Maar de vrouw neemt het geld niet aan en tranen komen in hareoogen. De vader siddert. „Mijn kindroept hij uit. De vrouw schudt het hoofd en zegt nauwelijks hoorbaar. „Hij is bij zijn moeder." Phelps valt als een blok op den grond en is geruimen tijd bewuste loos. Als hij bijkomt en zich herin nert wat er gebeurd is, kan hij zelfs niet schreien. Na nog eens zijn lief kind te hebben gekust, ging hij weer heen, de straat op. Hij weet niet waarheen hij zwerft honderdmaal is hij op het punt door een rijtuig te worden verpletterd, hij bemerkt het nauwelijks. Zijn naar den grond gekeerde oogen zien een witte roos, die een voorbijganger zeker verloren heeft. Hij raapt die op en keert te- ze nogmaal. Wanneer hij voor goed weggaat, is hij bijna vroolijk. „De Mercantile Bank heeft mij stellig met de Beatus een cheque gezonden," mompelt hij halfluid in zichzelven. „Binnen een dag of wat heb ik het geld, dan betaal ik de achterstalliige huishuur, koop de meubelen terug en als ik dan wat klieren heb kan ik mij overal presenteeren en dan zal het mij stellig gelukken een betrek king te veroveren." In een stille achterbuurt draait een man een piano-orgel en de mensch en dansen op de maat der muziek. Het is een in lompen gekleed troepje, dat er nog te ellendiger uitziet omdat de meesten kleeren aan het lijf hebben, die vroeger veel geld hebben gekost en nadat zij door hunne eerste be zitters zijn weggeworpen, uit den afval zijn opgevischt. Te midden van deze arme lieden ging Morris snel voort, In den omtrek van Old Bethnal Green Road te Londen zijn tal van ellendige straatjes en steegjes. Van gelen baksteen zijn daar rijen huizen, het een precies gelijk aan het ander, naast elkaar gebouwd. Veertig van die krotten vormen te zamen een groot gebouw, alles is er hetzelfde, de smalle deur, het kleine venster. Achter deze groote kazerne is eene groote, vuile, donkere binnenplaats en in die barakken leven een onge looflijk groot aantal arme lieden. In een van die huisjes ligt in een kale armoedige kamer op een ijzeren ledikant een jonge vrouw met haar kind. De gescheurde katoenen deken is niet in staat haar te verwarmen. zich bijna schamende over zijn hoop .rug naar zijn gestorven kind, wien van geluk en voorspoed. hij de bloem in de gevouwen han- Weldra was hij weer voor zijn huis den geeft. Zijne oogen gloeien van en strompelde op den tast de donkere koorts, de buurvrouw denkt als zij trap op. In de kamer wierp het smeulende cokesvuur een zwak schijn sel op het bed. „Ellen!" riep hij, „de boot is ver trokken. Geduld maar Alleen het schreien van het kind antwoordde hem. „Ellen EllenSlaap je Maar geen antwoord volgt. hem aanziet, dat zijne hersenen ge krenkt zijn. Met een leege maag en een bran dend hoofd dwaalt Morris Phelps op nieuw door Londens straten. Hij ge voelt den honger niet meer, hij denkt alleen aan hen die hem zoo lief wa ren en die nu dood zijn. Zonder te weten hoe hij er gekomen is staat hij opeens voor het kantoor van de Blue h°U(lJ genaamt of wilt ge een dichterlijker „Cherbourg, Beatus lichte averij j beeld hoe veel dragen de zilvervleug, „aan de schroef. Gaat onder zeü lige eendags insekten niet bij tot sier „naar^ Engeland." van het landschap? Dus licht en ver bat is weer 24 uur verloren," dacht gankelijk, maar fijn, maar smakelijk Morris. Het is vandaag Zaterdag, dusen smaakvol, maar de beste grond- zal ik eerst Maandag mijn geld kun- stoffen, maar de bevalligste vormen.... nen krijgen. Zoolang houd ik het nietWel zeker, ik verklaar mij „ingelicht" uit-" en ben bereid dienovereenkomstig te Versuft, verplet ging de ongeluk- j handelen, doch ik bezin mij daarjuist kige de Theems langs, als wilde hijdat uwe lezers te lang zouden moe- het vaartuig te gemoet gaan. Haas- jten wachten, als zij de werkelijkheid tige lieden duwden hem ter zijde, j dezer illusie wilden afwachten. Huil maar hij bemerkte het nauwelijks, verlies zou dan wel is waar niet groot Op de groote brug over de Theems zijn, maar ik zou mijn belofte niet begaven hem zijn krachten en leunde houden. Tusschen die twee is geen hij tegen de breede balustrade. keus. Men neme het dus zooal3 het Langs hem heen trokken duizende wordt, maar met dat al, dat zeggen rijtuigen, wagens en karren. Hij hoor-1 van dien About is niet dom. de hun geraas niet. Hij zat maar j Dat Hamburg bekomen is van den voortdurend te staren recht voor zichbrand, die in 1842 een derde deel uit, totdat de slaap hem beving. Metder stad verwoestte, is niet zoo ver- de beunen uitgestrekt lag hij in dat wonderlijk. Het is er beter op gewor- donkere hoekje tegen de leuning, vlak den, ruimer, moderner. Maar ook van bij eene opening tusschen twee ko- de laatste ramp, de cholera van 1892, lommen. j zoo versch in aller geheugen is geen Tegen middernacht ging een mede- spoor meer over, altijd op het uiter- lijdend man voorbij, die hem een!lijk. Laat ik eerbiedig zwijgen over shilling in de hand stopte en ziende het innerlijke, hoe de slapende bewoog, dacht dat hij i De wensch moet mij van het hart, ontwaakte en verder ging. Maar Mor- j dat men hoe eer zoo beter besluite, ris Phelps werd niet wakker. Uit deom de door den grooten brand ge- halfgeopende hand gleed het zilver- spaarde onoogelijke en ongezonde stukje weg en viel rinkelend op het kwartieren naar den grond te halen, asphalt. Brandpunten der cholera zijn zij ge- Een dronken bedelaar, die daarlangs wees t en kunnen dat straks weder kwam, raapte het op en stak het in worden. den zak. j in en bij de Elbstrasse en bij de Morris Phelps ontwaakte nimmer Schaar markt (Biickergang, Sehaar- meer. Langzamerhand gleed zijn li- Sieinweg) bedekt de weelde der hoofd- chaam ter zijde af, naar de openingj straten de ellende der achterliggende tusschen de twee kolommen. Op een steegjes, slopjes, gangen, hofjes en oogenblik viel zijn bovenlijf naar be- krotten, waar niet honderde perso- neden, zijn lichaam verloor het even-1 nen maar honderde gezinnen leven, wicht en stortte naar beneden in de Hier en daar zijn de toegangen door rivier. de huizen heen, kronkelend, stikdon- Den_ volgenden dag werd de Beatus ker, smal en zóó laag, dat men er voorbij .Greenwich gesleept. Een deralleen gebukt door kan, de weg zoo matrozen op den voorgevel zag eennauw, dat geen twee personen naast lichaam in het water liggen en een eikhar kunnen loopen, de verdieping boot werd uitgezet om den drenke- zoo dat zij den bewoners niet of nauw- ling op te halen. Toen men in zijn lijks veroorlooft rechtop te staande zakken zocht naar papieren die kon- open goot door de steeg is het riool den aantoonen wie hij was, riep de Hoe wel thans op reinheid buiten wordt kapitein plotseling uitj gelet, rijst de vraag hoe moet, hoe „Morris Phelps? Maar ik moet kan het binnen zijn? En dan ook Morris Phelps een brief en een chè-make men t-poed met de betere wa- que van honderd pond overhandigenterleiding, die in aanleg maar nog] Neem uw geld maar weer mede,niet gereed is. Wat een schuld had kapitein: Morris Phelps en zijn gezin dat water, door de Elbe besmet! Phelps nadert het bed, buigt zich over zijn vrouw heen en geeft haar'Slar Line. Maar waarom? Wat kon een kus. Haar gelaat is koud. Haar I hem nu nog geld schelen Eenige hoofd valt op het kussen terug. Phelps dagen geleden zou hij er vrouw en vat in vreeslijken angst hare handen,kind mee hebben kunnen redden, ook deze zijn stijf en kil. Het kincl maar thans zijn ze beiden dood. Een groote regenmantel waarvan de heeft geen moeder,j de arme man! Lichamelijk en geestelijk was hij kleur verflauwd is, is over hare hoekigegeen echtgenoot meer. Ellen is dood uitgeput en afgetobt. Zoo weinig be schouder geworpen en bedekt bijna geheel het jonge kind dat naast haar slaapt. Haar fijn gelaat is doorschijnend wit, de oogen waarin koortsgloed fon kelt, staren recht voor zich uit. Ziet hebben het niet meer noodigDe groote Koopstad anderhalf maal l zoo groot als Amsterdam wat zielen tal betreft en eenige malen grooter, I als het op handel en scheepvaart aankomt, is overigens een paarl van uitnemende waarde voor het Duitsche Rijk. Handel e'n rijkdom, oorzaak en ga volg zijn hier allergelukkigst ver- Fransch man Edmond About gaf den Wie wandelt aan den Binnen Al- couranten-schnjvers den raad om 1 ster met zijn paleizen en fraaie boo- slechts actueele zaken voor het pu-men, zijn statige zwanen en kalme bliek op te dissehen. Het publiek sierlijke bargebuotjes, zijn fraaie Lom- HAMBURG, 15 Maart 1894. Waarde Heer Redacteur Niemand minder dan de geestige j bonden. Aan het voeteneinde van het bed sef had hij van den toestand waarin valt de man op een stoel neer en hij verkeerde, dat het denkbeeld zelts tranen, brandende pijnlijke tranen niet bij hem opkwam om voor de stroomen zonder ophouden langs zijn weinige centen die hij nog in den gezicht. Nu en dan schreit het moe- zak had, brood te koopen om zijn derlooze kind. Door den dunnen honger te stillen. zij de toekomst voor zich als in een scheidingswand dringt het gelol van Werktuigelijk richtte hij den blik visioen? Aanschouwt deze droeve een dronken kerel. op het houten bord, waaraan de be- moeier in hare verbeelding den Oce-i Den volgenden dag wordt de arme richten over onderweg zijnde schepen w w aan, die het geluk van haar kind en moeder begraven de man door den plachten te worden aangeplakt. Er tracht en er naar gestreefd, het beste kranen, booten, schepen,'jollen, ma- het fortuin van haren man draagt? huisheer er uitgezet, het kind voor- stond iets op van den Beatus, waar-j van dezen lichten kost te geven. Erkend trozen en vreemdelingen, die alle be- Niet hare eigen redding evenwel. loopig opgenomen door een medelij- schijnlijk dat de boot was aangeko-moet worden, dat diezelfde banket- j schrijving tart. Ellen Phelps 'heeft te veel geleden j dende buurvrouw. men. Maar wat raakt het hem! [bakker om bij het proza te blij-1 De nieuwste uitvindingen zijn hier en weet dat zij sterven gaat. Intusschen stoomt de Beatus voort j Toch las hij het bericht. Het was ven een kunstenaar zijn kan in 1 toegepast de hydraulische lift is Haar man ligt voor een half uitge- De zon beschijnt de boot, de equipage 'een telegram van den volgenden in- zijn vak, die velen het leven veraan- kinderspel, electrisch licht, telephoon wil niets anders. Dat zij dan zoo. Eu voegt hij er bij, na acht dagen is er toch niets meer van over, even vast als het smakelijkste product van den banketbakker na dien tijd ongeniet baar is geworden. Een schoone troost, maar er is waarheid in. Die dus liefst flink onder de oogen gezien en be- bardsbrug, weelderige winkels en uit gelezen publiek zou zich eerder in den Haag denken dan in een koopstad. Verder op villa aan villa, bloemen en heesters en grasperken zonder wederga. Doch terug op de Elbe aan, daar is het anders. Daar is een samen stel van havens, kaaien, pakhuizen. gezamenlijk verrichten, maken hunne afspraken in ieder geval in een stil hoekje waar geen sterveling hen ver- EgH Z a ter dagavondp raatje rassen kan, maar de moordenaars van de oude juffrouw namen niet de minste voorzorgen van dien aard in acht. Onder een borrel of onder een CXCIII. Ze is begraven. glaasje bier praatten ze erover met Bijna iedereen was blij dat ze er luider stemme, riepen Jan, Piet en geweest was, dat ze eindelijk den Klaas erbij om ook mee te doen aan laatsten snik had gegeven, 't Mensch de doodmaking en dat alles in het was wezenlijk niet meer op de hoogte bijzijn van de ouwe juffrouw zelf, die van den tijd: ze was groot, dat is er evenwel niets van hoorde en voort - waar, maar ongezellig, ouderwetsch en geel geel als een citroen. In den laatsten tijd was ze ook allesbe halve hecht meer, op verschillende plaatsen lieten binten los van haar lichaam en als het nog langer ge duurd had, dan zou ze in stukken en brokken overleden zijn. Was het dan niet veel beter, om haar in eens dood te maken? Want (ik heb nog vergeten het te zeggen) het mensch is geen natuur lijken dood gestorven, ze is met ge weld doodgemaakt. De bezoekers die de een wat vaker, de ander wat zeld zamer bij haar kwamen, hadden al zoo lang gezeid„laten we 't mensch toch asjeblieft eens van kant maken maar tot dusver was dat alleen bij zeggen gebleven. Er was een soort oppositie tegen die doodmaking van het ouwe mensch, er waren enkelen die er zoo aan gewoon waren geraakt haar iederen dag te bezoeken, dat ze er tegen opzagen dat ze zou worden afgemaakt. De brutaliteit waarmee de bezoekers over den voorgenomen moord praat ten, was eenvoudig voorbeeldeloos. Gewone moordenaars wanneer ze al (wat altijd dom is) hunne misdaden de daad die zij zouden plegen. ging met hen allen met de grootste kalmte en gemoedsrust te ontvangen. Ja, 'tis ongelooflijk maar waar: zelfs op straat, in 't publiek praatten er over, de kranten schreven er r, enfin men kan zeggen, dat er weldra niemand in Haarlem meer was, die niet van den voorgenomen moord op de ouwe juffrouw meer af wist. O toppunt van onbeschaamd heid ze hadden weken van te voren den dag bepaald, waarop het snoode feit zou worden voltrokken. Maar de justitie dan En de politie Ze waren hoorende doof en ziende blind. Geen rijksveldwachter stak een hand uit om de moordlustigen inde kraag te vatten, geen politieagent gaf zich de moeite om hen onschadelijk te maken. Bij deze algemeene onver schilligheid voor het treurige lot van de oude juffrouw was er voor het arme mensch geen genade te hopen: ze zou en ze moest er aan gelooven. In den avond van den veertienden Maart had de oude juffrouw weer een groot aantal bezoekers bij zich. Het fatale moment naderde ras en met afgrijselijke koelbloedigheid praatten de moordenaars onder elkander over Daar kwam een zanger de zaal bin- Adriaensz., die evenwel niet zooveel nen. Nog maar enkele uren geleden schoenen had te flikken dat hij er had hij zoo gevoelvol gezongen van j niet nog de schoone letteren bij be- de begrafenis van een roos en vanoefenen kon. broederliefde en nu. nu nam hij j Dientengevolge bekleedde hij de een stoel op en wierp dien der oude1 waardigheid van Factor der „Peliika- juffrouw met zooveel geweld naar j nisten", zooals destijds de leden der het hoofd, dat het meubel daarin aloude Rhetorijckkamer werden ge-1 bleef hangen. Dit ijseiijk feit was het heeten. Evenwel, deze eervolle be- teeken tot een algemeenen aanval, trekking had den man niet zóóver in hun blinde woede wierpen de ontwikkeld, dat hij verdraagzaam moordenaars de lampen uit de han- i wist te zijn jegens hen, die op het gers en deden de ruiten met woe.3testuk van godsdienst anders dachten slagen rinkelen. dan hijHij zette zich aan het dich- En alsof dat nog niet genoeg was,ten en dat was zijn recht. Niemand zonden zij den volgenden dag man-ter wereld kon hem kwalijk nemen, nen met hamers en mokers en breek-dat hij in zijne vrije turen de edele ijzers en koevoeten, die op de oude dichtkunst, zij het dan ook in kreu- juffrouw lossloegen en haar beukten,1 pelrijmbeoefende; maar wat hem dat het knarste en kraakte. [niet tot eer strekte was, dat hij in Zoo is dan iemand van bedaagdenzijne verzen op een allerhatelijkste leeftijd van het tooneel verdwenen.1 manier schold op zijne Roomsch Ka- De oude societeitszaal van de Ver- j tholieke medeburgers, eeniging (want men heeft al lang be- Hij liet deze versjes niet enkel grepen dat ik op haar doelde) is nietdrukken, maar ging ze op de pu ineer. Was zij in den tijd waarin zij blieke straat met zijn zoon deela- gebouwd werd volkomen voldoende meeren. De jongen speelde daarbij voor „echo". Wanneer de vader na melijk met luider stemme den eersten regel had opgezegd, dan zeide de zoon den tweeden regel, die,daarop rijmde en het is te begrijpen, dat deze voor drachten niet alleen de Katholieken, maar alle weldenkende lieden hin derden enjergerden. In|de maand No- voor de toemalige eischen, tegen woordig verlangt men meer. En daar om is het maar goed dat zij begra ven is. Nu ik het toch over een Sociëteit gehad heb, kan ik nog wel eens iets j vember werd Adriaensz. dan ook door t vertellen over een andere Sociëteitde politie gevat en in de gevangenis [in de stad, „Trouw moet Blijken."jgezet. Of eigenlijk niet over de sociëteit j Een half jaar lang zat hij achter Trouw, maar over haar voorgangster de tralies, totdat in Juni 1568 Schout de Rederijkerskamer. In het jaar 1567 en Schepenen, wij zouden tegenwoor- dus voor het begin van den BOjarigen dig zeggen, Burgemeester en Wethou- oorlog met Spanje, woonde te Haar- ders, besloten hem te doen ophangen, lem een schoenmaker jHeinzoon Dat ging in dien tijd zoo eenvoudig toe. Een algemeene strafwet was er toen niet, de gemeentebesturen had den in de personen van Schout en Schepenen de meest uitgebreide vol macht en waar in den tegenwoordi* gen tijd Burge eester en Wethouders geen letter kunnen toevoegen aan of afnemen van de Algemeene Politie verordening zonder de goedkeuring van den Raad, daar konden hunne ambtsvoorgangers in de zestiende] eeuw naar welgevallen over het leven; der ingezetenen beschikken. En alzoo gebeurde het, dat in 1568 de Factor van de Pellikanisten we gens smaad -werd opgehangen Het was toen de tijd van „korte metten". Men liet maar niet zoo toe, dat de burgerij door onverstandige lieden werd opgeruid. Sommigen be weren, dat de lankmoedigheid van de overheid in dat opzicht tegenwoor dig wel wat te ver gaat en ik, die niet aan politiek doe, zal mij daarin niet verdiepen. Wanneer men even wel ziet, hoe in den laatsten tijd te Parijs door mensehen met verhitte verbeelding aanslagen worden pleegd, die niets kwaads vermoedende lieden het leven kosten, terwijl hun treurige dood ontroostbare weduwen en weezen achterlaat dan komt- zelfs de kalmste mensch er toe, om van de overheid tegen zulke we: de allerstrengste maatregelen te vra gen en dan kan men het niet dan als een gerechte straf beschouwen, wanneer (zooals nu weer Pauwels m Parijs,) de2aanlegger zelf het slacht offer wordt van zijn misdaad. JFIDELIOj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 6