Wedstrijden
Politiek Overzicht.
Öemengd Nieuws.
het uit de Presse geknipt en schreef
er bij, dat het waarschijnlijk geschre
ven was door den heer lig, een der
conservatoren van de Hofmusea. Ar
me hofmusea
Ilg behandelt in een zestal feuille
ton-kolommetjes België, Nederland,
Amerika en Noorwegen. Ziehier wat
hij van de Hollandsche inzendingen
weet te vertellen.
Ik kom nu bij de Hollanders, en
daarmee aan de leelijkste afdeeling
van deze tentoonstelling, over welke
een booze demon den scepter heeft
gezwaaid. Zij is om zoo te ze
een Liebig van allen „horror" dien
men in de andere landen slechts
„passim" aantreft; hier vindt men
dat alles in hoogeren graad en gecon
centreerd. Behoudens eenige uitzon
deringen kan men deze twee Hol
landsche zalen de bakermat noemen
van het wildste moderne gesmeer en
geklad. Er zijn daar proeven het
stuit een mensch ze een voor een te
noemen bij het zien waarvan men
zich onwillekeurig afvraagt, waar te
genwoordig grap en spotternij eindi
gen en de kunstenaar aan het woord
komt. Wie beweert dat er in de
schert8galerijen van onze jaarlijksche
schildersfeesten („Gschnas-Abende")
beter en ernstiger op te nemen wer
ken te zien gegeven worden, die
overdrijft niet in het minst, maar
spreekt enkel bittere waarheid. Wat
kleine knapen zonder eenig talent
of aanleg op schoolbanken en wanden
smeren, treedt ons hier met vollen
ernst tegemoet.
Het is eenvoudig verschrikkelijk.
Een „Kunstenaarshuis" moest ons
echter zulken gruwel besparen, in
dien het zijn goeden naam wil op
houden. Hoe dikwijls heeft ditzelfde
„Kunstenaarshuis" honderden stuk
ken wijsneuzig afgewezen die daardoor
in het salon der„Oostenrij ksche Kunst-
vereeniging" of in het salon der „Af
gewezenen" moesten vluchten en die
toch met dit geklodder van de Hol
landers vergeleken ware meesterstuk
ken waren. Onverbiddelijk streng is
men voor eigen landgenooten, maar
alleen omdat het een intrnationale
tentoonstelling is, opent men voor
dit onbeschrijfelijk vuil (Schund) de
deur. Als men met vreemdelingen pron
ken wil, houdt alle spoor van kriti-
schen zin op.
Mesdag's „Aan het strand teSche-
veningen" is zonder glans en droog
geschüderd en schenkt het oog, in
weerwil van veel goeds in de bijzon
derheden weinig vreugde. Klinken-
berg's „Architektur-Ansicht" van Lei
den is een beetje pijnlijk en klein
uitgevoerd, maar toch altoos een be
vallig stadsbeeld. Dake's geëtst por
tret van de jonge Koningin gaat
mank aan het in het oog vallende
scherpe verschil waarmee aan den
eenen kant de kop, en de voortreffe
lijk geëtste kleederen aan den an
deren kant zijn uitgevoerd. Het beste
stuk der Hollanders is Apol's „Win
ter in het woud", van een prachtig
lichteffect. Dit schilderij had bekroond
moeten worden en niet Maris' „Schel-
penvisscher," waarvan de lucht heel
aardig maar al het overige erg ge
brekkig is. Ook Roelofs' groot opge
vat steil vol bosch moet met waar
deering worden genoemd, eninMon-
driaan's landschap heeft het schoone
perspectief met een prachtig verre
lucht en met voldoend coloriet vele
verdiensten.
De „Woudweg" van mevr. Bilders
Van Bosse met de vriendelijke zon-
nelichtjes en Du Chatel's „Vijver in
het bosch" met scherpe belichting bij
goede teekening, zijn ook te noemen
als werken die de aandacht waard
zijn. Het zelfportret van Thérèse
Schwartze verrast door de mannelijk
vaste, sterke, zekere en schoone be
handeling; dat schijnt werkelijk een
prachtig meisje te zijn, gelijk zij zon
der twijfel ook een voortreffelijke
schilderes. Haaxman's „Avondtonen"
verheugt nog als een smaakvol gen
restuk van groote fijnheid, en ook het
schoone licht in Heijl's „Avond op
de rivier" valt te roemen. Maar na
deze uitzonderingen begint een reeks
van ijselijke schilderijen, ,een ware
gruwelkamer.
Vóór Breitner's „Zomeravond op
den Dam te Amsterdam" stonden
we met ons vijven en deden tien
minuten lang ons best om te zien
wat het voorstelde, tot we eindelijk
achter kwamen, dat die leelijke!
kladden en vlekken en spatten een!
tram voorstelden. Een van ons meen
de dat het het vagevuur was, een
ander dacht aan de illuminatie van
een tuin en een derde hield het ge
heimzinnige stuk voor de voorstel
ling van een vuurwerk. Het verschrik
kelijk geklodder op Jansen's „Win
teravond," Israel's Oude wijf met de
hondekar, 't is alles drek en nacht en
vuiligheid (Alles Koth und Nacht und
Schmutz)het gemors op Tholen's
Avondster", Haverman's gezwollen,
in nevel gehuld portret, het gesmeer
op Bastert's „In de weilanden", nog
ongeloofelijker dingen van Horssen,
De Jong's troostloos, geesteloos herfst-
stuk, en nog zoo vele andere werkelijk
verschrikkelijke proeven van Storm
van 's-Gravensande, Muller, Van der
Volk, Gunneweg dat alles maakt
deze Hollanders voor mij tot raadsel
achtige wezens. Het ergste van alles is
welKoning'sGcmp naar de Ker k.Bij dit
product begint het gekkenhuishetzij
dan dat men tot de meening komt
dat de maker daarheen moet, of gaat
gelooven dat men er zelf thuis hoort.
Hier i6 'thet geschikte oogenblik
om niet verder te vertalen.
Kegel wedstrijd.
De uitslag van den door de kegel
club „Koekoek" te Amsterdam ge
houden grooten Nationalen Invitatie-
Wedstrijd, gehouden op 13, 14 en 15
dezer in het „Café Neuf", aan de
Vondelkade, is als volgt:
De eereprijs, eene groote verguld
zilveren medaille, aangeboden door
de vereeniging tot bevordering van
het vreemdelingenverkeer te Amster
dam, werd behaald door de kegelclub
„Inter Nos" aldaar, met 216 punten,
terwijl door genoemde club de eere
prijs voor de meeste treffers, zilveren
medaille, eveneens aangeboden door
genoemde vereeniging, en geslagen
op haren stempel, ook werd behaald
met 35 treffers.
De le prijs, gouden medaille, werd
behaald door de kegelclub „Fidelio"
aldaar, met 169 punten; de 2e prijs,
groote verguld zilveren medaille, door
„De vaste hand", van idem, met 168
punten de 3e prijs, verguld zilveren
idem, door „Haarlem", uit Haarlem;
de 4e prijs, groote zilveren medaille,
door „De onderlinge Vriendschap",
van Amsterdam, met 162 punten, en
de 5e prijs, zilveren medaille, door
„Holland", van Amsterdam, met 158
punten. De prijs voor het hoogste
aantal punten in de 10 worpen werd
behaald door den heer Herberman,
van „Fidelio", met 53 punten.
De Fransche Kamer is Donderdag
weer bijeengekomen. De eerste zitting
wed besteed aan eene interpellatie
over eene vertrouwelijke circulaire,
welke door den Pauseiijken Nuntius
is gericht tot de "Fransche bissch op
pen, maar die bij vergissing openbaar
is gemaakt.
De socialist Goujat, de afgevaar
digde voor Nièvre, wilde der regee
ring hierover opheldering vragen, maar
de afgevaardigde der Zee-Alpen, Rai-
berti, verlangde dat deze vraag zou
veranderd worden in eene interpel
latie. Aldus geschiedde. De interpel
latie luidde„Ik verlang inlichtingen
over hetgeen de regeering wenscht te
doen naar aanleiding van de circu
laire, welke de nuntius tot de bis
schoppen heeft gericht". De vraag
kwam hierop neer, of een vertegen
woordiger van een anderen Staat het
recht heeft zich te richten tot de
Fransche bisschoppen, betreffende
eene zaak, welke uitsluitend Frank-
rijk's binnenlandsche aangelegen
heden betreft.
De heer Casimir Périer verklaarde
uitdrukkelijk, dat hij dergelijke be
moeiingen van het Vaticaan afkeurde,
maar hij werd tevreden gesteld door
de mededeeling van den nuntius, dat
de circulaire bedoeld was als eene
vertrouwelijke mededeeling van het
Hoofd der kerk aai de bisschoppen.
Vandaar dan ook, dat de meerder
heid geen aanleiding vond om het
ministerie hierover verder lastig te
vallen en geen notitie nam van de
motie van afkeuring, welke de radi
calen wilden voorstellen.
Met 334 tegen 142 stemmen werd
ten slotte door de Kamer de door
de regeering voorgestelde eenvoudige
orde van den dag aangenomen.
In de hongaarsche Kamer van Af
gevaardigden heeft de minister-pre
sident Wekerle Donderdag resolutiën
voorgesteld, inhoudende dat de Ka
mer, handhavende het wetsontwerp
hetwelk zij reeds heeft aangenomen
in zake het burgerlijk huwelijk, het
ontwerp opnieuw toezendt aan de
Kamer der Magnaten, met het ver
zoek het wederom te onderzoeken en
ditmaal aan te nemen.
Graaf Apponyi stelde eene resolu
tie voor, waarbij der regeering ver
zocht werd, het artikel betreffende
het verplicht zijn van het burgerlijk
huwelijk te laten verv .llen.
De minister van justitie echter ver
klaarde dat er geen schikkii g of ver
gelijk getroffen kon worden. Het is
noodzakelijk dat de Kamer der Mag
naten welke in privilegiën uitsluitend
haren grondslag vindt, ,zich onder-
werpe aan den wil der natie.
onbewust van het gevaar dat hun
dreigde, en kort daarop ontplofte de
bom, et het bekende nootiottig ge
volg voor dr. Renson en zijne vrouw.
Voorts heeft Muller belangrijke
onthullingen gedaan over de Luiksche
anarchisten. Deze maken deel uit van
een internationale vereeniging, waar
van de Russische baron een der lei
ders was; deze vervaardigde ook de
bommen en ondersteunde de ver
schillende groepen met geld. De
vreemdeling liet zich graaf Ernst
Sternberg noemen, soms ook nam hij
een russisch klinkenden naam aan.
Men is nu zijn spoor kwijt, maar
men vermoedt dat hij zich te Londen
ophoudt.
Muller zelf is schoenmaker van be
roep en woont sinds twee jaar in
België. Door de rechtbank te Luik
was hij indertijd tot eenige maanden
gevangenisstraf veroordeeld wegens
diefstal van revolvers; na zijn straf
tijd uitgezeten te hebben, was hij
over de grenzen gezet.
De belgische anarchisten.
DeDuitscher Richard Muller, die
Dinsdag als verdacht van den laat-
sten aanslag te Luik in hechtenis is
genomen, heeft een volledige beken
tenis afgelegd. Hij beweert zelf geen
anarchist te zijn, maar door armoede
gedreven, had hij zich door den ge-
heimzinnigen russischen baron laten
overhalen om tegen geldelijke ver
goeding de misdaad te bedrijven.
De bom is door den Rus te Maas
tricht gemaakt en van daar naar Luik
gebracht. Op den avond van den aan
slag liepen de Rus en Muller, met
de helsche machine bij zich, gerui-
men tijd door de stad om een geschikt
punt te zoeken. Zij bezochten eerst
een groot koffiehuis, waar het zeer
druk was; Muller weigerde echter
hier de bom te deponeeren, omdat
hij wel begreep, dat de ontploffing
een groot aantal slachtoffers zou ma
ken en het zijne bedoeling niet was
te dooden. Om dezelfie reden wei
gerde hij den aanslag te plegen bij
de kathedraal St. Paul. Zoo kwamen
zij eindelijk in de rue de la Paix,7
waar de bom voor de woning van dr.
Renson werd gelegd en de lont aan
gestoken. De beide mannen bleven
op een afstand staan kijkenin dien
tusschentijd passeerden drie kinderen,
Uit Maastricht wordt gemeld, dat
in een hótel gedurede eenige dagen
vertoefd heeft een persoon, wiens sig
nalement volkomen beantwoordt aan
dat van den door de Belgische justi
tie gezochten Russischen baron Er-
nest d'Ungern Sternberg, ook wel
reizende onder den naam Cyprien
Philippowitz enz.
Bedoelde persoon, die Fransch en
Duitsch spreekt, kwam te Maastricht
daags na de ontploffing op |de „Place
St. Jacques" te Luik en vertrok we
der den dag voor den aanslag op de
woning van dr. Renson. De justitie
te Luik houdt hem voor den anar
chist, die de beide aanslagen gepleegd
heeft.
Verder vermoedt men dat de anar
chistische dreigbrieven, in Luik ver
spreid, op een drukkerij te Maastricht
zijn gedrukt.
Op grond van de mededeeling van
Muller zijn nog twee studenten in
hechtennis genomen, die beiden in
betrekking stonden tot Muller en den
Rus von Sternberg.
Uit het onderzoek is gebleken, dat
hetgeen Muller over den aanslag me
dedeelde, volkomen juist is. Volgens
de Indépendance Beige zijn uit Neder
land dezer dagen 20 kilogram dyna
miet over de Belgische grenzen ge
smokkeld. Eenige agenten der Neder-
landsche politie bevinden zich te
Luik, ten einde te onderzoeken, of
die bewering juist is.
De beide studenten, Arnold enLe-
blanc genaamd, hebben reeds ver
klaard, dat zij te Maastricht herhaal
de conferenties hebben gehad met
Sternberg. Tot dusver echter is deze
ïfcus nog niet gevonden.
Turk stalt zijn Oostersche lekkernijt
jes uit; de aardige dienstertjes uit
den „Aenghenamen Hoi" staan giche-
lend op den drempel te fladderen,
rood en geel en blauw, door den tuin;
de hellebardiers vatten post aan den
ingang vóór de statige Kipperpoort.
Te half acht is het schouwspel
niet minder betooverend. Iti de zacht
vallende schemering wordt het nog
felle rood en het te harde wit tot
warmer bruin en zachter grijs en ver
krijgen de steenen en huizen de
stemmingrijke tint van oude etsen.
Dan begint hier en daar een venster
te leven bij de klaarte van het daar
binnen aangestoken kaars- of lamp
licht; de onpoëtische kleederdracht
der bezoekers hindert niet meer; er
behoefde alleen op het torentje der
St. Niklaaskapel geluid te worden,
om den indruk van het vreedza
me insluimeren eener vooreeuwsche
Vlaamsche stad voiledig te maken.
Doch vooral te 10 uur is het een on-
vergetelijk historisch moment! „Het
best zitte men dan dan vóór de deur
van het Brouwershuys" naast den huize
„In de Arke van Noë" en zie uit in de
richting van „de Keldersteghe" en
de „Borse". Doffe tromslagen ver
neemt men achter „het Stadhuys";
een spookachtige vlammenschijn
kleurt de zuilen der „Borse" geel en
rood, en nu verschijnen de stads-
knechten, de hellebaarden op den
schouder, voorafgegaan door ffuit-
blazer3 en tromslagers en gevolgd
door fakkeldragers, op de Groote
Markt. En terwijl, door honderden
gevolgd, de kleine schaar de huizen
langs treedt, leven, bij het hoogdan-
send fakkellicht, beurtelings al de
gevels een oogenblik op om daarna
weer in te slapen. Enkele oogenblik-
ken laier verschijnt de schaar, in
denzelfden geheimzinnigen gloed, aan
den ingang van het Begijnhof, en
defileert, hethoekje langs van „Het
dorstighe Hert," terug naar de stads
poort. En men gaat henen, het oog
nog verblind door den glans van
een bij tooverslag werkelijkheid ge
worden „Nachtwacht" van Rembrandt.
Oud-Antwerpen.
Over dit schilderachtig gedeelte der
wereldtentoonstelling lezen wij het
volgende
Een kleine wenk aan de Noord-
Nederlanders, die onze tentoonstel
ling en vooral O-A. bezoeken, zal
zeker wel niet onwelkom zijn.
Laten wij vooral niet verzuimen
O.-A.n's grondgebied te betreden, zoo
mogelijk de eerste maal onmiddellijk
na de opening om 10 uur 's voormid
dags, een tweede maal om halfacht
tusschen licht en donker; eindelijk
en vooral, te 10 uur 's avonds. Op
die tijden is de begoocheling volko
men. Te 10 's morgens verstoort de
groote toeloop van moderngekleede
nog niet de harmonie der ouderwet-
sche stadswijk. Alleen middeleeuw
se he costumen verlevendigen op dat
uur de straten met hun nog gesloten
woningen, dan worden krakend de
vensterblinden en de halve deuren
geopend; de smid legt, op het hoek-
je van het Begijnhof, zijn gereed
schap klaar; de prachtig uitgedoste
zijn gelaat was moed en oprechtheid te lezen. Leighton had
hem Harry Wallace hooren noemen.
„Hallo, Johnson, wat is er aan de hand?" vaoeg Wallace
verbaasd.
Leighson zette met een slag zijn geweer op den grond. „Ik
ga terug naar het kamp," zei hij.
„Waarom
„Om mijn briefje van ontslag."
Wallace lachte. „Ik geloof dat je niet recht recht wijs
bent," zei hij.
„Ge vergist u. Mijn hoofd en mijn hart zijn beide in orde.
Ik vrees, dat de uwen van streek zijn en dat dit u vroeg
of laat het leven kosten zal."
De Geconfedereerde werd ernstig, er was iets in den toon
en in de houding van Johnson,^dat hem deed begrijpen dat
er met dezen niet te spotten viel.
„Wat beteekent dat alles toch", vroeg hij.
„Dat ik naar het kamp terug zou gaan om mijn ontslag
is natuurlijk maar scherts. Ik denk er heelemaal niet meer
heen te gaan. Om je de waarheid te zeggen, heb ik met ko
lonel Creston eenjspelletje gespeeld en het van hem gewonnen,"
„Wees dan toch duidelijker, man. LBen je een verrader."
„Volstrekt niet, ik ben een goed vaderlander, Harry Wal
lace en als ik een verrader was zou ik dienst nemen onder
lieden als kolonel Creston. Ik verafschuw verraders en heb
mijn leven gewaagd om hen te bespieden, 't Is maar jam
mer, dat eerlijke kerels als gij in het verraad door Creston
worden meegesleept."
Leighton sprak kalm en bedaard. De beide mannen
stonden tegenover elkander. Eindelijk begon de soldaat de
waarheid te begrijpen en de wenkbrauwen fronsend, om
klemde hij vaster zijn geweer.
ge zeggen dat ge een Bpion van de Unie zijt?"
„Precies."
De jonge man hief zijn geweer op, maar Leighton was
hem voor en had met ongelooflijke snelheid zijn lang
vuurwapen op hem aangelegd voordat de soldaat daarmee
gereed was.
„Laat dat geweer maar blijven, mijn jongen. Het mijne
is van zwaarder kaliber dan het uwe en ik zou met mijn
schot de lading van het uwe in den loop terug kunnen
drijven."
Wallace liet zijn geweer vallen en glimlachte. „Gij hebt
gelijk", zei hij, het dient tot niets elkander hier dood te
schieteD. Ik zal luisteren naar wat gij mij te zeggen hebt."
Leighton liet het geweer zakken en zette het onbevreesd
tegen een boom.
„Zijt gij een vriend van kolonel Creston?" vroeg hij.
„Neen, hij is een vreemde voor mij."
„Dat dacht ik wel, en toch vertrouwt gij uw toekomst
aan hem toe. Noch als mensch, noch als officier weet gij
iets van hem af, maar ik kan u daaromtrent inlichten. In
de eerste plaats is hij een lafaard en dat zal bij het eerste
gevecht blijken. Zijn karakter is valsch en gemeen kortom
een man, onwaardig om te bevelen over eerlijke lieden.
Dit zijn feiten, die ik u vertel tot uw eigen bestwil."
Drankgebruik in Engeland
In 1893 zijn in Engeland 1.714,000
hectoliters brandewijn verbruikt, of
gemiddeld 4,41 liter per inwoner,
overeenkomende met eene vertering
van ongeveer ƒ12 per hoofd.
Het bierverbruik bedroeg 5,167,045
hectoliter, of 1345 L. per hoold, ter
waarde van ongeveer 27.
Het wijnverbruik bedroeg 643,516
hectoliters, of ruim 2 liter per hoofd,
ter «aarde van ongeveer 4.
Alles bijeengerekend, is de con-
sumtie van alcoholhoudende dranken
iets .-ifgenomen bij vorige jaren. In
1892 bedroeg de totaalsom ƒ1 meer
en in 1891 ruim ƒ2 meer dan in het
jaar 1893.
Werkstaking der londensche
cabbies
Te Londen duurt de werkstaking
der koetsiers voort. Hier en daar
werden „cabs," welke ondanks de
weigering der koetsiers om op oude
prijzen te blijven werken, in dienst
bleven, door de werkstakers omge
worpen. De koetsier van een der „cabs"
werd daarbij ernstig gewond, zoodat
hij naar het ziekenhuis moest worden
vervoerd.
De eigenaars der „hansom cabs"
weigeren den koetsiers, die 17 „shil
lings" huur betalen per dag, de ver
mindering van dezen huurprijs met
3 sh., gelijk zij eischen, toe te staan.
De koetsiers beweren, dat zij, zelfs al
werken zij 16 uren per dag, niet meer
kunnen verdienen dan 18 sh., mair
de eigenaars hunnerzijds antwoordden
dat zij hun rijtuigen voor geen lageren
prij< kunnen afstaan, vooral met het
Harry Wallace luisterde verbaasd toe, gevoelende d it de
gewaande bergbewoner de waarheid sprak. Hij was een jong
en onstuimig man en had zich bij Crestons regiment gevoegd,
om lauweren te behalen op het slagveld, niet zoozeer uit
politieke overtuiging.
„Ik begrijp niet met welk doel gij mij dit alles zegt!"'
riep hij uit.
„Dat doet er ook niet toe overdenk het maar eens."
„Dat zal ik. 'tls waar, dat ik zelf al niet veel achting
voor kolonel Creston gevoelde. Ik had er zelfs aan gedacht
om zoodra de gelegenheid zich voordeed, overplaatsing naar
een ander regiment te vragen."
„Doe dat vóór het te laat is."
„Hoe kan ik dat?"
„Ga met mij mee de Potomac op, naar Harpers Ferry."
„Met u mede? een Yankee?"
„Ik ben een Virginiër als gij."
„Maar gij zijt geen geconfedereerde."
„Gij evenmin, anders zoudt ge niet onmiddellijk 'het
geweer hebben laten vallen, tenzij ge bang waart. En dat
zijt gij niet. Ik weet dat gij geen haat voor mij koestert en
niet zoo heel verontwaardigd waart bij de ontdekking dat
ik een Unionist ben."
Wallace fronste de wenkbrauwen en ratte zijn wapen
vaster, maar daarop den spion aanziende, kwam er zijns
ondanks een glimlach op zijn gelaat.
(Wordt vervolgd*)