Het gevaarlijke Ledikant
HAARLEPER HALLETJES,
„Knoop het geld ir. uw zakdoek, i verzamelen. Weldra eevoelde ik mij i ware gekomen, zou ik er geen ge- ademde vrijer. Met eenigen moed was
waarde heer," zei de oud-soldaat. I veel beter. De duizeligheid ging over bruik van hebben kunnen maken, ik gered.
,Zooen al sprekende hielp hij j en
mij, en legde er twee dubbele knoo-'
pen op. „Nu blijft mij niets anders
over dan u met een glas champagne
Kort voor den tijd toen het fran-
eche goevernement de speelhuizen ver
bood, was ik met een vriend te Parijs.
Wij waren beiden jong en leidden ingeluk te wenschen met uw winst en
de vroolijke stad een vroolijk leven- dan gaan we naar huis."
tje, zonder evenwel tot uitspattingen De voorzichtigheid kon zich sinds
te vervallen. I niet meer bij mij verstaanbaar
Op zekeren avond besloten we eens i maken. Ik bestelde een flesch cham-
naar een speelhuis te gaan kijken, pagnetoen nog een en nog een, tot-
Ik had nog nooit zoo'n fransch
hol gezien en na eenig zoeken von
den wij er een in een zijstraat niet
ver van het Luxembourg.
In de groote kamer waar wij wer
den toegelaten waren slechts weinig
personen aanwezig, doch zij trokken
zeer mijn aandacht. Er is iets onge
looflijk tragisch in een gezelschap
spelers en hier kwam dit meer uit
dan waar ook elders, waar ik een
speelbank had gezien. Geen van de
spelers sprak een woordin doodsch
stilzwijgen letten zij allen op hunne
kaarten en de stem van den boek
houder klonk vreemd en zwaar in
deze zwaarmoedige omgeving.
Ik was er gekomen om mij te ver
maken, maar gevoelde dat wanneer
ik nog langer werkeloos toezag, de
lust om te schreien grooter zou wor
den. Om mij wat op te vroolijken
ging ik dus naar de tafel en begon
te spelen. Het geluk was mij gunstig.
Ik won en won steeds meer, totdat
ik duizenden voor mij had liggen en
de andere spelers met begeerige blik
ken staarden naar mij en naar mijn
goud, elkander toefluisterend, dat ik
van plan was de bank te laten sprin-
geu-
Voor de eerste maal in mijn leven
gevoelde ik wat het zeggen wil, den
hartstocht voor het spel in zich te
ik begon mij na een halfuurtje
weer eenigermate als een mensch te
gevoelen.
De gedachte kwam bij mij op, dat
het toch zeer gevaarlijk was meteen
Het was of mijn gansche levens- j Zonder een oogenblik te verliezen
kracht was geconcentreerd in mijn sloeg ik mijn eene been over de ven-
oogen. jsterpost, toen ik mij herinnerde dat
De ledikantshemel daalde, daalde, mijn geld nog onder mijn hoofdkus-
steeds meer, raakte eindelijk het bed sen lag. Besloten dat niet alleen mijn
zoo groote som geils den nacht door aan en werd daar zóo vast op gedrukt, persoon, maar ook mijn geld den
te brengen in een speelhuis. Even-dat ik er geen vinger er tusschen had I schurken zou ontman jnam ik het
wel joeg bij eenig nadenken mij dit kunnen krijgen. Het bleek, mij nu, l geld van onder de peluw weer en
geen angst aan, ik had veel gereisd dat de hemel bestond uit een dikke, I stopte het tusschen mijn kleeren.
en gevoelde mij daardoor overal op breede matras, waarvan de omvangDaarop klom ik weer op de venster-
mijn gemak. Wel nam ik den maat- verborgen werd door de franje die er, bank, wist voorzichtig den afvoerpijp
regel, mijn kamerdeur zorgvuldig te omheen hing. In het raidden was eente vatten en liet mij langzaam naar
sluiten, te grendelen en te barrica-groote houten schroef waarmee de beneden glijden, zoodat ik een paar
matras blijkbaar naar beneden was 1 - - 1 -
ik mij beveiligd te- gedraaid. Het verschrikkelijke toestel
dat er vijf ledige flesschen voor ons
stonden. Mij brein werd beneveld,
maar het scheen mij toe alsof de
oud-soldaat steeds kalmer werd. Hij deeren.
riep om koffie, die bijzonder sterk i Hierop voeld;
moest zijn. I £en lederen overval en trok mijn bo-
„Gij |hebt een stevig glas wijn ge- j venkleederen uit, waarna ik mijn
dronken waarde heer", zeide hij ver- j geld onder mijn hoofdkussen legde
trouwelijk, „en het zou onvoorzichtig j er. mij te bed legde, terwijl ik de
zijn in dezen toestand met zooveel;lamp liet branden.
bewoog zonder het minste gedruisch.
Zoo zaz ik dan in de negentiende
eeuw
geld over straat te gaan. Een kop
sterke koffie zal de dampen van den
wijn wel verjagen 1"
Spoedig wercl de koffie gebracht en
mijn oplettende trouwe kennis gaf mij
een van de twee kopjes met een hof
felijke buiging. Mijn keel was ver
droogd van dorst en ik sloeg de koffie
in een teug naar binnen. Bijna dade
lijk daarop werd ik draaierig en dui
zelig en gevoelde mij meer bedwelmd
dan te voren. De kamer scheen om
mij heen te draaien. Ik stond op van
mijn stoel, mij daarbij aan de tafel
vastklemmende om niet te vallen en
stamelde, dat ik mij zoo onwel ge
voelde dat ik niet wist hoe naar huis
te komen.
„Ik zie het wel," zeide de oud-sol
daat, (wij waren nu alleen, want na
dat de champagne op was, hadden
de twee of drie spelers die met ons
gedronken hadden, zich verwijderd)
„ik zie het wel, gij kunt in dezen
gevoelen. Steeds speelde ik door, j toestand onmogelijk naar huis gaan.
speelde door had ik verloren dan i Men zou u met het grootste gemak
zou ik zeker mijn geheele bezitting op straat kunnen berooven en ver
tot op den laatsten cent hebben moorden. Ik blijf hier dezen nacht
verdobbeld. Maar ik won steeds,logeeren, maar zal ook voor u wel
won steeds meer. Mijn vriend kwam een kamer hebben. Er zijn uitsteken
naast mij staan en verzocht, ja smeekte de bedden, waarin gij op uw gemak
mij tevreden te zijn met wat ik reeds uw (roes kunt uitslapen en morgen
gewonnen had en met hem heen temet uw winst naar huis gaan."
gaan, maar ik was mijzelven nieti Ik had geen kracht meer om te
meer en niet in staat den hartstocht j denken, geen gewaarwording behalve
die mij verteerde, in te toornen. Toen dat ik onverwijld moest gaan liggen:
hij bleef aandringen, snauwde ik hem ik nam dus de steun aan van den
af, zoodat hij beleedigd heenging. oud-soldaat en van den bankier, die
Vlak naast mij stond een oud man! juist in de kamer terugkeerde. Zij
met een militair uiterlijk, die mij steeds
aanzette om grooter sommen te wagen.
Hij trok mij aan en had tegelijk iets af-
stootend voor mij. Gevolg gevende
«an zijn raad zette ik nog grooter
sommen op en een kwartier daarna
riep de bankier met zijn koude on
verschillige stem„De bank staakt
voor heden."
Ik had de bank doen springen.
Ruim zestigduizend francs lagen in
een hoop bankpapier en goud voor
mij en ik keek er naar niet wetend schonk. Daarop ging ik op een stoel
hoe ik al dit geld bergen moest. zitten en trachtte mijn gedachten te
minuten later ongedeerd en slechts
met een paar schrammen aan de han
den, op straat stond.
Onmiddellijk zette ik het op een
brachten mij door eenige gangetjes en
langs een klein trapje in de kamer
waarin ik. den nacht zou doorbrengen.
Daarna lieten zij mij alleen,
Er kwam een gelukkig denkbeeld
bij mij op, dat ik met koud water
de bedwelming zou kunnen vermin
deren. Met moeite waggelde ik, daar
mijn hoofd zoo zwaar was als lood.
naar de waschtafel, dronk een paar
flinke teugen en stak toen mijn hoofd
in het water dat ik in de waschkom
Toch kon ik niet slapen. De op
winding van dien avond joeg mij het
bloed te snel door de aderen en ik
keek in de kamer rond, om mijn ge
dachten met kalme dingen bezig te
houden.
Het ledikant waarin ik lag was
van ouderwetsch maaksel, met vier
stijlen en een hemel daar boven op
met neerhangende franje, een meubel
stuk, dat men zeker allerminst in Pa
rijs gedacht zou hebben te vinden. Na
dat ik dit- had bekeken dwaalde
mijn blik naar een schilderij aan
den wand, dat door het zwakke sen
kaarslicht flauw werd beschenen.
Het was de afbeelding van een man
met een grooten spaanschen hoed
met wapperende veeren.
Mijn denkbeelden raakten aan het
dwalen, ik was op het punt den
slaap te vatten, toen ik opeens zon
der reden opschrikte en mijn oogen
weèr vestigde op het portret van den
man met zijn hoed. Op het portret?
Neen want het was er niet meer,
het was verdwenen.
Goede hemel, was het schilderij
weg of was het ledikant in bewe
ging
Ik keerde mij om op mijn rug en
staarde naar boven. Was ik gek?,
dronken of droomde ik Kwam wer
kelijk de hemel van het ledikant
langzaam, onhoorbaar naar beneden
Mijn hart scheen een oogenblik stil
te staan. Het was of mijn lichaam
ijskoud werd toen ik er zeker van
was, dat die hemel inderdaad lager
en lager kwam en mij weldra zou
verstikken. Toen kwam het instinct
en in de beschaafde hoofdstad j loopen en snelde naar een hulpbureau
van Frankrijk een moordtuig voor! van politie in de buurt, waar ik een
mij, zóo verschrikkelijk als men zichinspecteur vond met eenige agenten.
~,,aa~i ï.-ii f" zenuwachtig en ademloos
in de middeleeuwen nauwelijks zou
hebben durven denken. Nog altijd
kon ik mij niet bewegen en ver
mocht nauwelijks adem te halen,
maar ik begon mijn denkvermogen
terug te krijgen en begreep weldra
het geheele afschuwelijke complot,
dat tegen mij op touw was gezet.
Het was duidelijk dat in de koffie
die ik had gebruikt, een slaapdrank
was gemengd geworden. Evenwel was
de dosis öf te gering óf te groot ge
weest, in beide welke gevallen derge
lijke middelen hunne uitwerking mis-
Hoevelen die, evenals ik gewon
nen hadden, zouden zich in dat bed
ter ruste hebben gelegd en door de
vreeselijke machine zijn verstikt? Ik
rilde bij de gedachte.
Deze gedachten gingen evenwel
voorbij toen ik de ledikantshemel
weer omhoog zag gaan. Blijkbaar
meenden de schelmen dat hun slacht
offer nu wel dood zou zijn. Stil en
langzaam rees het afschuwlijke toestel
weer omhoog tot het zich op zijn
vorige plaats bevond. Er was geen
gat, noch schroef meer te zien.
Voor het eerst begon ik nu aan
ontvluchting te denken. Als ik door
het minste gerucht liet blijken dat
het moordplan was mislukt, zouden
de moordenaars zeker met geweld de
kamer binnendringen. Om door het
huis dat ik niet kende en waar ik
licht in kon verdwalen, te ontsnap
pen zou dwaasheid zij n geweest. Mij n
eenige kans op redding was het ven
ster.
De kamer was (dat wist ik, daar
ik slechts éen trap was opgegaan) op
van zelfbehoud en daarmee de kracht j de eerste verdieping. Toen ik het raam
Ben ZaterdagaYondpraatje.
ccnx.
Men zegt dat onze eeuw door hen
die na ons komen zal worden ge
noemd „de ijzeren eeuw" en ik wil
dat ook wel gelooven. Maar als ik er
dan nog was en mijn oordeel over
dien naam werd gevraagd, zou ik
voorstellen den naam nog wat uit te
breiden en de negentiende eeuw te
doopen De ijzeren en papieren eeuw.
'tls waar aan alle kanten zien wij
machinerieën opduiken, geschikt voor
alles of bijna alles. Er mankeert nog
maar een hersenmassa aan die kun
stige combinaties van ijzer en staal,
die het menschelijk vernuft tegen
woordig in het leven roept. „De ijze
ren eeuw" is dus een gepaste uit
drukking, maar mijn amendement is
daarbij onmisbaar.
Wat een papier in onze dagen 1
wat een stapels bedrukt papier 11 wat
een bergen bedrukt papier 111 De la
gere school heeft bijna allen leeren
lezen en schrijven, maar wat worden
wij dat ook meedoogenloos gewaar
Eiken dag verschijnen er bundels,
pakken, balen bedrukt papier dat
een minimum van tijd, enkele se
conden, enkele minuten, hoogstens
enkele uren de aandacht trekken en
dan verdwijnen, om o kringloop
der dingen 1 weer terug te keeren
naar de papierfabriek van waar het
gekomen is om daar weer te worden
verwerkt tot papier en opnieuw de
wereld te worden ingezonden, waar
het opnieuw bedrukt wordt, en weer
naar de fabriek gezonden zoolang
en zoo vaak dat een mensch alleen
bij de gedachte daaraan draaierig en
duizelig wordt.
Nu zal ik het wel laten, om op
een boogschots afstand van Costers
standbeeld, de uitvinding van de
boekdrukkunst te gaan betreuren.
Louwtje mocht eens bij mij komen
spoken. Maar dat er een heeleboel
papier onnoodig en onnut bedrukt
wordt (om van „nadeelig" en .scha-
om mij te redden, terwijl het nog tijd
was. Zacht stapte ik het bed uit en
kleedde mij zonder gedruisch aan.
Daarop ging ik op een stoel zitten en
keek naar den langzaam neerdalen
den ledikanthemel. Ik was er letter
lijk ais door betooverd. Als ik op dat
oogenblik voetstappen achter mij had
gehoord, zou ik mij niet hebben kun
nen omkeeren en als er opeens een
gemakkelijk middel tot ontvluchting
wilde openen beefde mijn hand. Als
ik slechts even gerucht maakte zou
ik verloren zijn. Goddank, het ven
ster ging gemakkelijk open en knarste
of kraakte niet. Maar toen ik naar
buiten keek, zonk mij het hart in de
schoenen. De verdieping was te hoog:
er uit te springen zou ongetwijfeld
noodlottig zijn geweest.
Rondturende zag ik dicht langs
Toen ik
mijn verhaal begon, hield hij mij die
half gekleed, zonder hoed daar in
den nacht kwam aanstormen, blijk
baar voor krankzinnig, maar toen ik
bedaarder werd en hem het geldlief,
zien, zag ik dat hij aandachtiger be
gon te luisteren en ternauwernood
had ik geëindigd, of hij beval een
zestal agenten hem te vergezellen en
verzocht mij hun den weg te wij ze o.
Weldra waren wij weer aan het
huis. Twee agenten werden er vóór
geplaatst en de inspecteur bonsde
met zijn sabel op de deur en riep:
„Open, in naam der wet 1"
Spoedig werd de deur geopend. In
een oogwenk waren wij in het huis
gedrongen en was de man die open
deed gevat. Het was de man met het
militaire uiterlijk, die de eigenaar
van het etablissement bleek te zijn.
Behalve hem arresteerden de agenten
den bankier en een vrouw die in het
huis woonde.
Daarop bracht ik den inspecteur
naar de kamer waar ik gelogeerd had
en twee zijner mannen gingen zoeken
naar de plek van waaruit het moord-
toestel werd behandeld. Zij vonden
tusschen den vloer van de daarboven
gelegen kamer en de zoldering van
mijn slaapkamer een groot open vak.
waarin een soort van ijzeren buis
liep, die dik met vet was ingesmeerd
en waarin de schroef die den ledi
kantshemel naar beneden werkte,
was bevestigd. Het geheele toestel
was zóo eenvoudig, dat de twee agen
ten die het voor de eerste maal zagen,
er dadelijk mee werkten en een ril
ling ging mij over de rug, toen ik het
moordtuig weer naar beneden zag
komen.
„Gij zijt het wonderdadig ontko
men," zei de inspecteur ernstig.
De twee mannen en de vrouw
trachtten aanvankelijk alles te loo
chenen, maar toen zij bemerkten dat
dit hen niet baten kon legden zij een
volledige bekentenis af.
De twee kerels werden naar de
het venster een dikken afvoerpijp. Ik galeien gezonden en de vrouw tot
delijk" nog maar niet te gewagen) ja,
dat staat bij mij als een paal boven
water.
De oude Atheners hebben een tijd
gehad dat ze leden aan praatzucht.
De een kon den ander niet ontmoe
ten of er werd gedebatteerd, gedis
cussieerd over wat maar het eerst
voorhanden was de lucht, het wa
ter, een put, en dat tot in het on
eindige toe. De uiterlijke welsprekend
heid en gevatheid in het debat gin
gen er zeker mee vooruit, maar
terwijl men praatte kon er niets an
ders gedaan worden en alleen met
praten brengt men de wereld niet
vooruit. Zoo staan, terwijl de huis
vrouw aan de deur een buurpraatje
maakt, de aardappelen te wachten
dat ze worden opgezet.
Onze tijd is vooral gesteld op rap
porten, rapporten, rapporten. Rapport
over de quaestie in de Behringzee,
rapport over het drankgebruik, rap
port over de druifluis, rapport over
den colorado-kever, rapport over het
schoolwezen. Die rapporten kunnen
hun nut hebben, mits men zich er
maar niet toe bepaalt en ook zorgt
dat ze practisch resultaat hebben.
Dit schiet er evenwel maar al te
vaak bij in. Wanneer een of meer
deskundigen een jaar of langer aan
zoo'n rapport hebben gewerkt, dan
wordt het ingediend, besloten het te
drukken, rondgezonden of verkrijgbaar
ld, lof toegezwaaid aan de ge
achte, geleerde samenstellers en
na enkele weken komt de nacht der
vergetelheid en dekt het kunstige
en kostbare rapport met zijne vleu
gelen toe.
Alleen zullen nog jaren daarna de
muizen ena ratten met groot welbe
hagen knagen aan het onverkochte
restant van de oplaag.
onderzoek in te stellen naar hetgeen
tot verbetering van de armenverzor- j
ging is of wordt beproefd in ons land,
in vergelijking met dergelijke pogin-j
gen in den vreemde.
Natuurlijk moesten die uitkomsten
van dit onderzoeken de overwegingen i
worden neergelegd in een beredeneerd
verslag.
In 1891 werd van de f1500, die
hiervoor waren uitgetrokken, slechts
een bedrag van f 103.95 uitgegeven;
in 1892 niets en voor 1893/94 vroeg
het Hoofdbestuur weer f 1500, waar
van voor een onderzoek in het buiten
land een groot gedeelte zal worden
verbruikt.
Let men op den gang van zaken,
dan kan men zoowat vermoeden dat
er in 1891 met de zaak is begonnen
dat kostte f 103,95; dat het volgen
de jaar er niet veel aan is gedaan
dat kostte geen cent en dat er
dit 'jaar in het buitenland voor zal
worden gereisd wat veel geld kost.
Het beredeneerd verslag zal dan klaar
komen in dit of het volgend jaar en
zal dan aan de departementen wor
den toegezonden en voor belangstel
lenden tegen matigen prijs verkrijg
baar zijn.
Verplaatst u nu eens even in 1895.
Er is vergadering van een departe
ment. De voorzitter zegt„Ingekomen
„is het rapport over de armverzor
ging, de heer en weten wel, datrap-
„port dat zoolang onderweg is ge-
„weest. Het berust bij den Secretaris
„en wie er belang in stelt kan het
„met genoegen ter inzage krijgen."
De leden zwijgen als keisteenen.
De Secretaris neemt na afloop van de
vergadering het rapport weer mêe
naar huis en als hij aftreedt of dood
gaat, vindt zijn opvolger hetonopen-
gesneden in het archief.
En wat het voor matigen prijs ver
krijgbaar stellen betreft, ik durf ge
rust beweren dat het publiek zulke
rapporten niet koopt. Er gaan geen
honderd exemplaren op die manier af.
Wanneer het geld dat aan het on
derzoek en aan de drukkosten besteed
aan een
De Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen doet aan die papier ver
goding in de laatste jaren niet wei
nig mee en op hare 108ste alge-
meene vergadering is dit meer
dan ooit gebleken. In het jaar
1891 werd eene commissie van des-j is, eenvoudig als subsidie
kundigen benoemd om onder leidinggoed georganiseerde algemeene wel
van het hoofdbestuur, een volledig dadigheids-vereeniging was gegeven,
zou dit nuttiger zijn geweest.
Ik weet wel, dat het geld nu ook
niet overboord is geworpen dat de
spoortreinen, die de heeren naar het
buitenland vervoerden, ervan gepro
fiteerd hebben, dat de boekhandelaar
inkt, papier en pennen er voor gele
verd en de boekdrukker en zijn per
soneel mee aan den arbeid gehouden
heeft, maar hoe nuttig dit alles ook
wezen mag, het was de bedoeling niet'
De bedoeling was de armenverzorging
er mee vooruit te brengen en dat be
reikt men er niet mee I
Maar met dit onderzoek zijn we er
nog niet. Op dezeifde vergadering
stelde het Hoofdbestuur voor om 800
te verleenen voor het instellen van
een onderzoek naar wat in ons land
en daarbuiten plaatselijk wordt ge
daan om de verstandelijke ontwik
keling van de minder bevoorrechten
door persoonlijke bemoeiingen met
dezen in uren van gemeenschappelijk
samenzijn, die van school- of arbeids
tijd vrijvallen, te bevorderen.
en daarvan (natuurlijk) een beoor-
deelend overzicht samen te stellen.
Voorts werd /800 gevraagd entoe-
gest an voor een onderzoek door of
vanwege het Hoofdbestuur naar de
werking van het leerlingwezen in ver
schillende staten van Europavoorts
een onderzoek dat 1300 zal kosten,
naar den toestand en de werking van
de ziekenfondsenvoorts om voor
ƒ600 een samenvattend geschrift te
doen vervaardigen over den tegen -
woordigen stand van het woning
vraagstuk.
Oef ik stik in het papier.
De kweekschool voor onderwijzeres
sen te Haarlem kan van de Maat
schappij geen cent loskrijgen, maar
voor papieren onderzoeken zijn dui
zenden beschikbaar!
Maar de leden van de Maatschap
pij dan Zij hebben toch te beslissen
hoe de gelden moeten worden be
steed. Keuren zij dan al die sommen
goed voor rapporten waarvan het
praktisch nut, op zijn allerbest, twij
felachtig is?
Tot nu toe, ja Er is ik weet niet
wie geweest, die beweerde dat een
mensch in een vergadering verstan
delijk veel lager staat, dan diezelfde
mensch in zijn zaten of op zijn kan
toor. Ik laat die beschouwing voor
rekening van den uitvinder, maar
dat er iets van waar is, ligt voor de
hand. De zelfde man, die in zijn fa
briek, op zijn kantoor met energie-
zegt „zóo wil ik het hebben en niet
anders 1" aarzelt in een groote ver
gadering zijn meening zoo onomwon
den uit te spreken en paait zichzel-
ven met de nauw bewuste overwe
ging, dat het wel goed zal zijn als de
anderen het ook goedvinden.
Treffend is het, dat in diezelfde
vergadering waar al deze sommen
voor rapporten werden toegestaan,
een voorstel om de ambtenaren van
de Maatschappij zelve in een levens
verzekering te doen, niet da lelijk
kon worden afgehandeld, hoewel het
slechts een uitgave van f900 'sjaars
gold.
Zoo wordt de dagelijksche praktijk
op zij geduwd door hoogvliegende
theoriëën.
En wat het ergste is, men komt
er zoo gemakkelijk toe om te meenen
dat men met zulk een onderzoek te
houden en een rapport uit te bren-
n, nu genoeg heelt gedaan.
Of zou een lid van het Nut, wanneer
aan de Maatschappij wordt verzocht
zich deze of gene tak van armverzor-
g.ng eens aan te trekken, altijd de
verzoeking kunnen overwinnen om te
antwoorden„daar kan ik niet aan
doen we stellen al een rapport
samen over de armverzorging in 't
algemeen."
Met droomerijen en mooie plannen,
met idealen en illusiën alleen komt
men, hoe goed en edel ze ook mogen
zijn, in de praktijk van het leven
niet klaar. Daar wordt geë!scht dat
men praktisch zij en praktisch han-
dele. Van die eenvoudige waarheid
zal de Maatschappij die ik op 'toog
heb, wil zij inderdaad werkzaam zijn.
tot nut van 't algemeen, meer door
drongen moeten raken.
FIDELIO.