lil den Burgeroorlog to Amerika.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Eene Huwelijksadvertentie.
lie Jaargang:
Donderdag 14 Jnni 1894,
No. 3357.
ABONNEMENTSPRIJS:
ADYERTENTIËN:
STADSNIEUWS.
BINNENLAND.
FEUILLETON
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maanden1,20.
Franco door liet geheele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37J.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Bureau: Kleine Houtstraat 1^9 Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en cour antiera.
Directeur-Uitgever J. C. PEEKEBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONESSucc., Parijs 31bw Faubourg Montmartre;
Haarlem13 Juni 1894.
Onze stadgenoot, de beer W. A.
Borger beeft Dinsdag met goed ge
volg bet eerste natuurkundig exa
men te Leiden aan de Hoogescbool
ifgelegd.
^Teneinde de dames gedurende de
Bchoolvacantie in de gelegenheid te
Btellen eenige uren per week nuttig
en aangenaam door te brengen, zal
Mejuffrouw M. Arnoldij, leerares in
het Kunst naaldwerk, in de maanden
Juli en Augustus in de Haarlemsche
School voor Kunstnijverheid een extra
cursus in bet kunstnaaldwerk openen.
Dagen en ur<-n waarop deze cursus
zal plaats hebben, zullen bij nadere
bespreking worden vastgesteld. Da
mes die dezen cursus wenschen bij
te wonen kunnen zich persoonlijk of
schriftelijk aanmelden bij den direc
teur der School voor Kunstnijverheid,
bij wien verder alle inlichtingen kun
nen worden verkregen.
De Mandoiiuisten.
Ben hoffelijke uitnoodiging ver-
eenigde Dinsdagmiddag een aantal
musiciverslaggevers en bekende
kunstminnaren in de koffiekamer van
den Schouwburg om er een matinée
musicale bij te wonendoor Maestro
Fasano en zijn gezelschap aangeboden.
Wie maestro Fasano is
Een hoogst bekwaam mandoline-
peler, een zeer begaafd musicus, een
bezield en bezielend aanvoerder van
zijn klein maar uitmuntend geschoold
<st, een innemende verschijning,
■sprekend van oog, levend van bewe
ging, vol zekerheid en zelfbewustzijn
in zijn optreden.
Zijn gezelschap bestaat uit een vijf
tal jonge mannen,allen mandolinisten,
allen goed in hun kunst onderlegd,
allen samenwerkend tot een geheel
dat inderdaad in menig opzicht be
wondering afdwingt. De eentonigheid
het grootste bezwaar bij dergelijke
samenstellingen is hier tot een
minimum teruggebracht, dank zij het
zaakkundig arrangement der voor te
dragen stukken, de uiterst geache
veerde en genuanceerde voordracht der
"ers en de afwisseling die in 't pro
gramma heerscht. Het repertoire van 't
gezelschap bestaat uit genre-stukken,
dansen, opera-fantasieën enz., en juist
in die stukken waarbij men zou vree-
i dat de krachten van het instrument
en zijn bespeler te kort zullen schieten
weet het orkestje meermalen effecten
ieg te brengen, die bepaald zeer
opmerkelijk en verrassend zijn.
Zoo hoorde ik o.a. een fantasie op
motieven uit „Faust" waarin niet
enkel het rhythmische element vol
komen tot zijn recht kwam, maar
ook het melodische het voortdu
rend tremolo waardoor dit bewerk
stelligd wordt, zou dunkt mij ineen
grooter lokaal al spoedig tot den ge
dragen toon van viool en fluit ver
smelten zeer gelukkig werd weer
gegeven. Zelfs de orkestrale kleur
gaat niet geheel verloren, want door
een doelmatig aanwenden der ver
schillende posities wordt het moge
lijk zooals uit een solo voordracht
van den leider ten duidelijkste bleek
een zelfden toon in zeer variee-
rende klankkleur te doen hooren.
Dit een en ander zij voor ditmaal
voldoende. Naar ik verneem zullen
de mandolinespelers zich hier ter
stede nog een of twee malen doen
hooren, wat gelegenheid zal geven
nogmaals op hunne muzi'-ale ver
richtingen terug te komen. Thans
wilde ik slechts doen uitkomen dat
het ook voor den ernstigen muziek
beoefenaar of liefhebber zijn belang
rijke zijde heeft van deze eigenaardi
ge uitvoeringen kennis te nemen. Zij
mogen in rijkdom en diepte van ge
halte al achterstaan bij wat wij ge
woon zijn te miskennen valt niet
dat ook hier, zooals volgens De
Génestet overal „poëzie schuilt".
PHILIP LOOTS.
Mijn Papa 't Kamerlid
is een van de ver makelij kste duitsche
kluchten, die wij in langen tijd
hebben gezien. Het gezelschap onder
directie van den heer L. H. Chrispijn,
gaf het Dinsdagavond in onzen schouw
burg. Wat het merkwaardige van dit
stuk uitmaakt, is de omstandigheid
dat het eigenlijk geen intrigue bevat.
Het is eigenlijk niet meer dan de
schets van een papa, lid van de
Eerste Kamer, die op deze waardig
heid zoo verbazend trotsch is, dat
ieder in huis er voor buigt en er den
mond steeds vol van heeft, zóo zelfs
dat zijn schoonzoon, die bij hem in
woont, hem steeds toespreekt met:
„geacht Kamerlid."
Daar verschijnt een oud vriend
zijner jeugd, dr. Geering en brengt
een heele omwenteling te weeg. Hij
krijgt er den schoonzoon toe zich te
gen de overheersching van het „Ka
merlid" te verzetten, beweegt zijn
vrouw hem daarin te steunen, laat
den zoon trouwen met eene goever-
nante die hij aanvankelijk niet heb
ben mocht en trouwt dan ten slotte
zelf maar met de jongste dochter.
Papa 't Kamerlid is finaal getemd.
Uit dit overzicht blijkt, dat men
wel een blijspel schrijven kan zon
der al die gezochte vergissingen en
verwikkelingen. Hier wordt ieder aan
gezien voor wat hij is, alleen de goe-
vernante wordt een oogenblik gehou
den voor een ander, maar heldert
het misverstand onmiddellij k op. Toch
in weerwil van de magerheid der
intrigue, is het stuk in de hoogste
mate boeiend.
Eenvoud is nog altijd het kenmerk
van het ware. Dit is ook van toe
passing op het spel van den heer
Chrispijn, die inde rol van dr. Geering
door sober spel veel effect wist te
verkrijgen. Deze ietwat moraliseeren-
de rol zou men gauw hebben kunnen
bederven.
Ook de heer Ternooy Apèl, die
den onnoozelen schoonzoon speelde,
was hier zeer op zijn plaats. Naar
het schijnt is hij voor het blijspel
meer dan voor het drama geschikt.
Mevrouw Ternooy Apèl vertolkte
met haar bekend talent de rol van
de getrouwde dochter.
De historie van den zoon en de
arme goevernante hangt er wel wat
losjes bij, deze twee personen komen
pas in het laatste bedrijf voor den
dag. Dit belet niet dat „Mijn Papa
't Kamerlid" een goed en een amu
sant stuk is en dat het voor een
zomervoorstelling vrij talrijk gehoor
het terecht heeft toegejuicht.
Onze Koninginnen in het
buitenland.
Den 15n Juni wordt te Yulpera
verwacht prinses Elisabeth van Wal
deck Pyrmont, jongste zuster vanH,
M. de Regentes, die gedurende eeni-
gen tijd de gast zal zijn van Hare
Majesteiten.
Uit de residentie.
In den loop van deze week wordt
te 's-Gravenhage verwacht graaf Her-
bert von Bismarck en echtgenoote,
die zich thans in Engeland bevinden.
Op hunne terugreis van daar naar
Duitschland komen zij een bezo
brengen aan graaf en gravin Von
Rantzau. De heer Von Bismarck was
een tiental jaren geleden korten tijd
gezant van Duitschland te 's-Graven
hage.
Woensdag 20 dezer geeft deminis-
ter van buitenlandsche zaken weder
om een diner aan leden van het di
plomatieke korps.
Verkiezing Eerste Kamer.
De uitslag van de Dinsdag in bui
tengewone zitting van de Prov. Sta
ten van Zuid-Holland gehouden ver
ging voor een lid van de Eerste
Kamer, in de plaats van mr. J. van
Gennep, tot lid der Tweede Kamer
gekozen, is dat gekozen is de oud-hoog
leeraar mr. R. van Boneval Faure met
50 van de 71 stemmen.
De heer S. van Velzen kreeg 2
stemmen, de heer P. CL't Hooft éene
stem18 biljetten waren in blanco.
Kamers van Arbeid.
Door den heer Pyttersen is zijn
wetsvoorstel tot instelling der Ka
mers van Arbeid andermaal, eenigs-
zins gewijzigd, ingediend. Terwijl hij
zijne erkenning uitspreekt voor de
wijze waarop de heer Schimmelpen-
ninck van der Oye getracht heeft het
verkrijgen van overeenstemming te
bevorderen, bleek, dat in weerwil van
wederzij dsche concessiën het verschil
niet was weggenomen. Vele voorstan
ders van de verdeeling der Kamers
van Arbeid in afzonderlijke sectiën
van patroons en werklieden, beoogen
daarmede de arbeiders tot een beg"
van staatsrechterlijke organisatie te
doen komen. Een dergelijk doel is
den heer Pyttersen vreemd, daar hij
slechts beoogt de gemeenschappelijke
belangen van patroons en werklieden.
Zijns inziens moeten de Kamers wel
zijn het orgaan van den arbeid, doch
deze opgevat als het product der twee
verbonden factoren, kapitaal en werk
kracht. De zorg over de eenzijdige be
langen van elk dezer factoren ver-
blij ve aan krachtig georganiseei
vak- en patroons vereenigingen, doch
in de Kamer strekke de zorg voor
beider eenzijdige belangen slechts tot
bevordering van het gemeenschappe
lijk belang. Door staatsrechterlijke
organisatie der arbeiders zou men
een macht in het leven roepen die
krachtig georganiseerd tegenover den
Staat zal optreden. Daartoe moeten
de Kamers van Arbeid niet dienst
doen, daar zij dan in plaats van be
middeling en verzoening te bevorde
ren den strijd van den arbeid tegen
het kapitaal zullen aanvuren. De
voorsteller blijft vast houden aan eene
wettelijke regeling en het belang van
vastheid omtrent de bevoegdheid der
Kamers.
Bij de wijzigingen is o.a. bepaald,
dat er slechts eene Kamer in elke
gemeente kan zijn. Het wetsontwerp
is alleen toepasselijk op de thans in
art. 3 genoemde bedrijven, nl. fa-
brieks- of ambachtsnijverheid en han
del, land- en tuinbouw, verveningen
en spoor-en tramwegondernemingen.
Meesterknechts, onderbazen en der-
gelijken, die den chef vertegenwoor
digen, worden tot de patroons ge
rekend. Stukwerkers, stukbazen en zij
die geen baas vertegenwoordigen, tot
de werklieden. Duidelijk wordt uitge
drukt dat ook vrouwen tot leden der
Kamer verkiesbaar zijn. Voor de ver
kiesbaarheid is thans als eisch ge
steld, dat zij gedurende 3 jaren op
meerderjarigen leeftijd werkzaam zijn.
Tappers worden van de kiesbevoegd
heid en de verkiesbaarheid uitgeslo
ten. De verplichte bijeenkomsten der
afdeelingen worden voorgesteld maan-
delijks in plaats van jaarlijks drie
maal. Verder is o.a. nog voorgesteld,
dat tot voorzitter mede iemand kan
worden benoemd die geen lid is der
Kamer.
Vervolging van drogisten.
Aan den minister van justitie is
door het bestuur van den Nederland-
schen Drogistenbond een adres ge
richt, waarin gewezen wordt op het
feit dat sedert eenigen tijd, voorna
melijk te Amsterdam en Haarlem,
vervolgingen plaats hebben tegen
winkeliers in drogerijen en verfwaren,
wegens den verkoop van geneesmid
delen beneden de hoeveelheid daar
voor in lijst C. (artikel 30) der ge
neeskundige wet van 1 Juni 1865
aangegeven. Het bestuur laat in het
midden in hoeverre die overtredingen
werden geprovoceerd en met de waar
digheid der vervolgers overeenstem
men, maar het komt op tegen de on
billijkheid in die vervolgingen gele
gen, terwijl toch op andere plaatsen
die vervolgingen weinig of niet plaats
hebben, blijkbaar omdat aldaar .de
bevoegde autoriteiten het ongerijmde
deze wet inzien, zooals onlangs door
een kantonrechter bij zijn uitspraak
in dergelijk geval werd te kennen
gegeven. En intusschen zondigden
anderen geen winkeliers in dro
gerijen en verfwaren feitelijk ook
tegen die wet.
Lijst C b. v. verbiedt den verkoop
enkelvoudig noch met andere middelen
vermengd beneden zekere hoeveelheid
van pepermuntolie, s taaipoeder, sala-
moniakzout, glycerine enz., zoodat de
winkeliers die pepermunt, de suiker
bakkers die staalflkjes, de kruideniers
die zoute of salamoniakdrop en de
zeepwinkeliers die glycerinezeep ver-
koopen, even strafbaar zijn.
Om dit te doen uitkomen, is door
den Ned. Drogistenbond een aan
klacht ingediend bij den kantonrech
ter te Haarlem tegen directeuren der
Haarlemsche Staal waterbron, omdat
dit water volgens scheikundige ana-
Naar het engelsch
van HARRY ROCKWOOD.
33)
HOOFDSTUK XXVHI.
Vrede.
„Het doet mij genoegen, dat gij gekomen zijt," zeide hij
langzaam.
Be spion ondervond weer die zonderlinge, onverklaarbare
gewaarwording, die de stem en de tegenwoordigheid van
den jongen man steeds op hem maakten, en nam de kleine
hand, die West naar hem uitstrekte, in de zijne.
„Het doet mij leed u hier gewond te zien liggen, al is
de kwetsuur ook niet ernstig," gaf Leighton ten antwoord.
„Die heeft niet veel te beteeken en; ze zou u tenminste
niet bij het volbrengen uwer plichten gestoord hebben. Gij
öjt echter moedig en sterk, ik ben daarentegen slechts...."
Hij aarzelde.
„Gij zijt slecht3 een zwakke knaap," voltooide Leighton.
De ander glimlachte en vervolgde daarna.
„Mijn wond is licht, maar men kan niet zeggen, hoe spoe
dig iemands loopbaan is afgesneden. Daarom wil ik u iets
vertellen, iets verklaren, dat u, naar ik stellig weet, zeer
raadselachtig voorkomt. Ik ben een spion in dienst der op
standelingen. Ik ben in die functie getreden sedert wij
elkaar ontmoetten te Washington op straat. Een jaar ge
leden ontmoetten wij elkaar reeds. Het was op eene receptie
te Washington. Wij bespraken nationale vraagstukken met
elkaar, en er werden toen woorden door u gesproken, die ik
nooit zal vergeten. Zij deden mij u bewonderen en mij eer
bied voor u gevoelen, hoewel ik het niet met u eens kan
zijn. Sedert dien tijd heb ik u dikwijls ontmoet. Gij weet
reeds, dat Oscar West bereid is zijn leven voor u op te offe
ren, terwijl hij strijd tegen de zaak, die gij aanhangt. Ik
deel u dit mede, Lukas Leighton, opdat gij zult weten, hoe
ook een trouw en eerlijk hart voor het Zuiden kan kloppen.
Mijn volgende wonde kan noodlottig zijn. Wat ook mijn lot
of het uwe moge zijn, gij kunt er van verzekerd wezen, dat
de spion der opstandelingen, Oscar West, uw vriend is."
Zonderling waren deze woorden en zonderling was de be
kentenis, die zij behelsden. Nu begreep onze held, waarom
de jongeling hem steeds zoo beschermd had. Gevoelig als
deze was, met een bijna vrouwelijk gemoed, had hij het niet
over zich kunnen verkrijgen, den tegenstander, dien hij zoo
hoog achtte, kwaad te laten berokkenen.
Met ernstige, welsprekende woorden smeekte de spion der
Unionisten den kloeken, vastberaden knaap zijne gevaarlijke
loopbaan, waarvoor hij eigenlijk nog te jong was, vaarwel te
zeggen. Alles tevergeefs. En zoo verliet hij hem om hem
wellicht nooit terug te zien. Immers de bloedige strijd, voor
hen beiden zoo vol gevaren, was nog slechts begonnen.
EINDE.
Naar het Deensch.
Onder het opschrift „Rijk Huwelijk" las men op zekeren
dag in een van de meest verspreide couranten der residen
tie de volgende huwelijksadvertentie:
„Een ouderloos meisje. De voogd van een schoon en
aanzienlijk jong meisje met een vermogen van 300,000 Mark
wenscht zijne pupil met een beschaafd heer van tusschen de
25 en 30 jaar in het huwelijk te zien treden. Op vermo
gen wordt niet gelet. Brieven onder initialen X. 87, aan
het bureau van dit blad".
Het zal wel onnoodig zijn te zeggen, Tt het den volgen*
den dag brieven onder initialen X. 87 letterlijk regende. In
weinige uren was de berg tot meer dan driehonderd brieven
aangegroeid.