PROCES-VERBAAL
Naar het engelsch.
Ik zal u eens de geschiedenis ver
tellen van den moordaanslag op Dick
Corbett, omdat ik geloof dat het eene
belangrijke bijdrage zal zijn tot de
wetenschap, hoe weinig waarde men
in vele gevallen van strafrecht moet
hechten aan de bewijzen der omstan
digheden.
Dick Corbett was op een en twin
tig jarigen leeftijd redacteur van Daily -
News te Aurora ILL Jake Siegmund
was eigenaar en zette het blad in
elkaar.
Het joumalisme was in Aurora in
die dagen op eene geniale hoogte.
Iedereen, wiens naam werd afgedrukt,
of hij genoemd werd om zijne goede
eigenschappen of wel in verband met
een inbraak werd beschreven als de
„geniale" mijnheer zoo en zoo. Ter
zelfder tijd was de kwaadsprekerij zoo
algemeen in de stad, dat men die
reeds op een afstand van twintig mij
len van de stad kon hooren.
De geschiedenissen, die op die wijze
in particuliere gesprekken werden ver
teld, hadden indien ze voor het ge
recht bewezen hadden kunnen wor
den, de gevangenis met „geniale" bur-
gersovervuld. Deze mogelijkheid werd
echter door de uitgevers van het plaat
selijk blad geheel over het hoofd ge
zien.
Corbett was een opgewekte jonge
man. Hij was van oordeel dat redac
teurs groote mannen waren en zijne
denkbeelden omtrent uitgevers waren
eenigszins vaag. Dick was dan ook
zeer verwonderd, toen hij op zekeren
dag vernam, dat Siegmund zijn blad
had verkocht aan Willis B. Hawkins,
in welken verkoop hij niet het min
ste aandeel had gehad. Na verloop
van eenige dagen ontdekte Dick nu,
dat hij overbodig scheen te worden,
en begaf zich dus naar Hawkins om
zijn ontslag te vragen. Hawkins was
nu redacteur en Siegmund zorgde nog
steeds voor het zetten, zoodat er niet
voel behoefte aan Dick scheen te be
staan. Zijn verzoek werd echter afge
slagen.
„Uw werk," zeide Hawkins, „zal z/jn
om één sensatie artikel per week te
schrijven."
Dit ging eenige maanden lang ge
makkelijk. Alle oude bekende geruch
ten werden uitgesponnen, en Dick
maakte zich iederen Donderdag van
een tot twaalf doodsvijanden. Dat
was de
van het
van den Poëzie- Wedstrijduitgeschreven
door „Haarlem's Dagbladen opge
maakt door de Jurybestaan de uit
de heer en J. G. TuijtelPhilip
Loots en J. C. Peereboom.
De jury kan haar rapport aanvan-
fen met de verklaring, dat niet alleen
et aantal, maar ook het gehalte van
de inzendingen haar zeer heeft vol
daan. Onder de twintig bijdragen toch
waren er verscheidene, die zooalniet
in aanmerking kwamen om den eere-
palm weg te dragen, dan toch recht
nebben op een woord van lof, dat
naar de jury hoopt, tevens als een
woord van aanmoediging zal strek
ken.
Op den voorgrond moet worden ge
steld de voorwaarde, dat de ingele
verde verzen geschikt moesten zijn,
om op muziek te worden gebracht.
Het tweede lid der jury verklaarde
zich bereid dat te doen en de bedoe
ling van den uitgever is, deze com
positie alsdan te laten drukken en
verkrijgbaar te stellen.
Dit alles was bij het uitschrijven
van den Wedstrijd aan de mededin
gers bekend gemaakt. Sommigen even
wel hebben, hoe verdienstelijk hunne
inzendingen ook zijn, aan die voor
waarden niet de vereischte aandacht
geschonken.
Zoo werd o. a. ingeleverd onder
den titel „Mijn "Vaderland", een ge
dicht waarvan het eerste couplet al
dus luidt:
„News", en deze werd in Aurora meer
bekend nog dan de Zondag.
Ten slotte was er echter geen stof
meer voorhanden. Er kwam een
Woensdag, waarop Dick nog geen
artikel had. Hij deelde dit des mor
gens aan Hawkins mede.
„Wat, geen artikel?" riep de kun
dige uitgever.
„Ja, Dick, dat spijt mij zeer voor,
u, maar
„U spijten voor mij Wat bedoelt
u daarmee
Ik dacht, dat gij onze afspraak
hadt begrepen," zeide Hawkins. „Gij
zoudt iedere week een sensatie-artikel
leveren,"
„Maar ik heb er deze week geen."
„Er moet er een zijn. Uwe positie
hangt er van af. Als er deze week
geen artikel is, dan moet gij er een
maken," zeide Hawkins vriendelijk.
jKunt gij niemand vinden, die u
wil aanvallen
Dimmock, de dentist, heeft ge
dreigd mij neer te schieten," zei le
Dick opgewekter.
„Dat is goed, ga hem dan eens op
zoeken. Zeg hem, dat gij een ander
verhaal over hem suit geven, nog er
ger dan het eerste."
Dick greep zijn hoed en snelde weg.
Tien minuten later was hij weer te
rug zijn gelaat teekende de grootste
teleurstelling.
^Dimmock is niet thuis," zeide hij,
„en niemand weet waar hij is te vin
den".
Hawkins zag den jongen man met
geStrengen blik: aan.
,Ik zie wel, dat ik zelf die zaak
voor u in orde zal moeten maken,"
zeide hij. „Ga naar huis om uw zij
den hoed te halen, dien gij verleden
week hebt afgedankt. Breng hem hier
in een papier gewikkeld."
De hoed werd gehaald. Toen Dick
er mee verscheen, haalde Hawkins
een revolver uit een lade in zijne
schrijftafel te voorschijn, en zeide„Ga
mee."
Zij begaven zich buiten de stad en
in een afgelegen steengroeve werd de
hoed neergezet. Daarna joeg Hawkins
er een kogel door heen.
„Nu zullen wij dr. Gilson gaan op
zoeken," zeide hij op aanmoedigenden
toon tot zijn jeugdigen medewerker,
„om een gat in Luw hoofd te laten
boren."
De geniale dokter Gilson was een
man met een ernstig gelaat, die ech
ter meer dan ieder ander in Aurora
van een grap hield.
„Wel zeker," zeide hij toen de zaak
hem was verklaard, „ga maar hier
zitten Dick, en ik zal het zoo klaar
spelen, dat alle dokters in de, stad er
op zullen willen zweren, dat uw
schedel door een kogel is doorboord."
Dick vond zijn toestand nu juist
niet aangenaam, terwijl de dokter
was mei artistieke hand een
te maken op de plek over
eenkomende met het gat in zijn hoed;
hij overleefde echter de operatie.
In die dagen ging geheel Aurora
onmiddellijk na het avondeten naar
het postkantoor. Op den bewusten
dag was het daar om zeven uur zoo
druk als gewoonlijk. Op dat uur
wandelden Hawkins en Dick in de
hoofdstraat, en namen bij een hoek
afscheid ten aanschouwe van de gan-
sche menigte. Corbett liep eene straat
door, die naar zijne woning leidde.
Vijftig meter van de hoofdstraat ver
wijderd bevond zich een laan, waarin
het reeds geheel donker was. Daar
keek hij om zich heen. Niemand be
spiedde hem. Hij nam den hoogen
hoed met het gat erin van zijn hoofd
en wreef over de wonde om die te
doen bloeden volgens de aanwijzi-
gingen van zijn medischen adviseur.
Daarna vuurde hij een revolver
schot in de lucht af, wierp het wa
pen zoo ver mogelijk weg, en viel
neer op het zijpad.
In minder dan geen tijd had zich
eene groote menigte om hem verza
meld. Hij werd behoedzaam van den
grond opgetild en naar een stal in
de nabijheid gebracht, waar men hem
op een bank neerlegde. Onder de
eerstaankomenden behoorde dokter
Gilson. Twee ft drie andere genees-
heeren bevonden zich ook onder de
menigte. Zij onderzochten de wond
en allen noemden die ernstig. Er wa
ren aanwijzingen, dat de schedel ern
stig was gekneusd.
Uitroepen van verontwaardiging
vulden de lucht. De hoed met het
gat er in ging van hand tot hand.
Men zeide ronduit dat de moorde
naar er op kon rekenen vóór den
volgenden dag aan een lantaarnpaal
te zullen bengelen, indien hij ontdekt
werd. De burgemeester stond in de
deuropening van den stal en loofde
officieel eene premie uit van 500 dol
lars voor het opsporen van den
schuldige.
Daily News had den volgenden dag
een sensatie-artikel.
Nog nooit was er in Aurora zulk
eene gebeurtenis voorgevallen. Alle
theorieën omtrent den aanslag wer
den opgenomen en daar die alle ver
schillend waren, bevatte de courant
bijna niet anders. Hawkins bood eene
O Dierbaar Vaderland, ontwoekerd
(aan de baren,
Door 'tfier Bataafeche volk, ontgon-
(nen en bebouwd,
Met welk een trotsch gevoel, kan 'k
(in 't verleden staren,
Waarin uw roem en strijd, voor mij
(zich ganech ontvouwt.
Wat smarten, wat al leed werd niet
(door hen gedragen.
Die streden voor hun land, wier vrij
heid werd bedreigd,
Wat offers zijn gebracht, wat wonden
(zijn geslagen,
Voordat weer, onbewolkt, de vrijheids-
(zonne stijgt.
Dit is niet onverdienstelijk gezegd,
maar (ook daar het drie coupletten
telt) weinig geschikt om er een liedje
van te maken voor een mannen-
Hetzelfde is van toepassing op het
navolgende vers „Kennemerland"*
Daar ligt er in Holland aan 't Sparen
(een stad,
De schoonste van Kennemerland,
Om cirkeld door kransen van bloe-
(men en groen
Gesticht op der zeeduinen zand,
Omgeven door vruchtbare weivelden
(hier,
Door blinkende üelmheuvels daar,
Door bosschen en beemden en bloem
gelden schoon,
Wedijvrend in kleur met elkaflr.
Aan zijn grenzen daar rijst er ont
zagwekkend grootsch,
Een machtig en weelderig woud,
Waar natuur in haar edelste vormen
(zich toont:
't Is de heerlijke Haarlemmer Hout.
De taal is correct, het rijm zonder
feil, maar voor een liedje eigent ook
dit zich niet. Evenals het vorige is
het drie coupletten groot.
Over het algemeen zijn de inzen
dingen te lang. De inzender van
„Haarlem" bijvoorbeeld heelt zeer
juist ingezien, dat verandering van
maat een componist de gelegenheid
geeft kleur te brengen in zijn compo
sitie, maar dit kan niet over het
hoofd doen zien, dat zijn vers te lang
is. De tien coupletten beslaan geza
menlijk twee en tachtig regels!
De inzender van „Fantasie" is het
blijkbaar met den Schoolmeester eens
Ontbreekt er soms aan den eenen
(regel een voet,
De ander heeft er een te veel, dat
(wordt door malkander weer goed.
Het eerste en derde couplet luiden
aldus
belooning aan van 1000 dollars en j minder dan twaalf deteetiven de be-
onsterfelijke roem aan den detective, wijzen van schuld van den dentiBt
die den sluier, welke over deze gebeur- vermeerderen. Er
tenis lag, zou oplichten. Dit nieuws
verspreidde zich bliksemsnel, en de
omvang van de belooning lokte alle
detectiven, tot op een afstand van hon
derd mijlen van Aurora woonachtig,
naar deze stad. Zij was dan ook over
vol van geheimzinnige vreemdelingen
die uit de hoeken hunner oogen za
gen en slappe hoeden droegen tot
over hunne wenkbrauwen.
En deze menschen deden meer dan
op wacht staan aan de hoeken der
stratenzij vonden bewijzen ja
vonden er meer dan zij ooit gebrui
ken konden. Het pistool werd in de
laan gevonden en het eigendomsrecht
werd opgespoord van meer dan hon
derd verschillende menschen. Ontel
bare wapenhandelaars herinnerden
zich het verkocht te hebben aan ver
dacht uitziende menschen, wier uiter
lijk zij beschreven.
Deze ontdekkingen lieten Hawkins
vrij kalm. Weldra nam de zaak ech
ter een meer ernstig karakter aan.
Een bakker, die zijn winkel had op
den hoek van de reeds genoemde
laan bracht Hawkins een bezoek, en
deed hem een overtuigend verhaal,
dat den bewerker van het komplot
ten hoogste verbaasde.
De bakker deelde mede, dat hij
brooddeeg had gekneed voor een
raam, uitziende op de laan. Hij had
het schot zien afvuren en kon den
schullige beschrijven. Hij had hem
beschreven en de beschrijving paste
volkomen met die van het uiterlijk
va.i Dimmock. De bakker beweerde
echter niet hem te hebben herkend.
Hij had hem zien wegloopen de laan
uit. Toevallig leidde een trap uit
Dimmocks huis onmiddellijk naar
deze laan. Zijne bedreigingen aan
Dick waren algemeen bekend. Hier
waren dus een beweegreden, de gele
genheid en andere gegevens aanwe
zig, noodig om eene scherpzinnige
jury te overtuigen. Ik mag er
hier wel bijvoegen, dat de bakker
gewoon weg loog. Hij dorstte naar
roem. Hij wilde zijn naam in de
kranten zien afgedrukt.
Hawkins wist den bakker te bewe
gen om eenige dagen te wachten al
vorens iemand te laten ophangen en
hij beloofde om een verslagje van dit
verhaal te geven, zoodanig dat het
een goede reclame was voorden bakker
en zijne bakkerij, zonder dat het tot
een overtuigend bewijs voor Dimmocks
schuld leidde.
Den volgenden dag kwamen niet
L
Ik kwam langs een kerkhof.
Zachtkens ruischte zefir door de blafcn
der stat'ge boomen. En uit de graven,
(somber, donker,
Schenen stemmen tot mij op te gaan.
HL
Ik kwam langs een kerkhof.
Huilend gierde de wind door d' ont
bladerde boomen.
Gelijk die blaren komen en vallen,
Wordt ons 't leven gegeven en ge-
bomen.
Nu kan de inzender zijnerzijds be-
toogen dat deze vrijheid in de maat
de mogelijkheid van eene goede com
positie niet uitsluit en dat is ook
volkomen waar. Alleen kwam het der
koor met koperbegeleiding leent het jury voor, dat deze vrije vorm zich
zich stellig beter. j beter leent voor een aria of recitatief,
dan voor een lied dat bedoeld wordt
eenvoudig en populair te zijn.
Aan de Zee" is de titel van een
gedicht dat veel verdienstelijks heeft.
De wind is zoo zacht en de zonne
(schijnt fel,
De lucht is zoo klaar, zoo doorschij-
(nend en hel.
Zacht kabb'len de golfjes zij kussen
(het strand,
Zij komen en gaan wêer, bedauwen
(het zand,
Zij hupp'len en dansen en wiegen
(daar voort.
Door niets toch belemmerd, zoo gansch
(ongestoord.
Toch" en „zoo" in den zesden
regel zijn stopstukken om de maat
te verkrijgen, maar overigens verdie
nen deze regels een woord van lof.
De kadans doet inderdaad eenigszins
denken aan de wiegende beweging
van golfjes.
Jammer is het, dat dit gedicht dat
25 regels telt, tot het einde toe in
deze zelfde maat doorgaat. Dit ver
oorzaakt eenige eentonigheid.
Een geheel ander onderwerp behan
delt het gedichtje „de oude Stam".
Het vangt kloek en kranig aldus aan:
Drie forsche Germanen met krachti-
(gen gang,
Zij zongen een alouden krijgerszang,
Stoer als de eiken in 't eeuwige bosch,
Schreden zij voort over 't fulpen mos.
Het derde couplet belooft niet min
der
Bij het eikgedreun, bij het waterge-
(druisch,
Bij het wolkgegolf, bij het windge-
(ruisch,
Bij het zeegebeuk, de oneindigheid,
Wij zweren den eed der eendrachtig
heid.
Daar zit vuur in en spirit. Jammer,
maar dat daarop volgt
Wij zweren den trouw aan de vaders
Aan de rondheid, de frankheid,
de vroedheid, de vrijheid der vaders.
Het is of den dichter bij deze regels
de inspiratie verlaten heeft. Evenwel
komt zij bij het volgende couplet
weer terug:
Zoo klonken z^jn woorden van staal
(en van moed,
De anderen ook zwoeren met denzelf-
(den gloed.
Zij sloegen de zwaarden fier tegen
(elkaar,
En schudd'en den kop met het gol
fende haar.
I De combinatie: „woorden van «laaf
was nu o
om zijne schuld twaalfvoudig over
tuigend te bewijzen. Niets redde hem
voor eene inhechtenisneming dan de
ijver, waarmee Hawkins andere theo
rieën omtrent de misdaad opwierp,
waarbij Dimmocks schuld was bui
tengesloten. Er werden minstens
twintig personen sterk verdacht, en
ieder hunner werd door een tiental
detectiven bespied.
De eenige moeielijkheid was |om
een onschuldige te vinden. Alle in
woners, die het slachtoffer waren ge
weest van een van Dicks sensatie
artikelen, verschaften zich door geld
of goede woorden een alibi, en wacht
ten in een toestand van spanning op
het oogenblik, dat iemand hen zou
komen arresteeren.
Dimmock die er niet in geslaagd
was een alibi aan te wijzen en wel
omdat hij zich niet goed kon herin
neren, waar hij op dat tijdstip was
zocht zijn zijn troost bij den
;>eker, en legde, naar het heette, door
een roes de stem van zijn geweten
het zwijgen op.
Op zekeren dag trad een slimme,
scherpsinnige man Hawkins kantoor
binnen, een detective van eenige be-
teekenis. Wij zullen hem kapitein Jay
noemen. Hij was een geheel ander
man dan de amateur Hawkshaws, die
voor hem was gekomen. Hij zag
Hawkins recht in de oogen en zeide
op kalmen toon: „Ik heb hem ge
vonden."
Hawkins voelde dat hij verbleekte,
toen hij vroeg„Wie is het
„John Blank," gaf de detective met
beslistheid ten antwoord.
Daarna gaf hij eene volledige op
lossing van de zaak. Deze was zoo
helder als glas. Er was geen enkel
uunt op te noemen, wairvan de waar-
ïeid niet door een half lozijn geloof
waardige getuigen kon worden ver
klaard. Men had Blank in een café
nabij de laan gezien kort voor het
oogenblik, dat de aanslag was gepleegd.
Hij had een revolver getoond volko
men gelijk aan die welke in de laan
was gevonden, en had in tegenwoor
digheid van verscheidene personen
gezegd, dat hij Dick Corbeth zou gaan
opzoeken. Deze man was het onder
werp geweest van een voor hem zeer
onaangenaam artikel in het News".
De detective had ook ontdekt, dat
Blank na het café te hebben verla
ten, zich direct naar de laan had
begeven.
Daarna had men hem in zijn kost
en van moedis ietwat gezocht, maar
de twee laatste regels zijn uitstekend.
De slotcoupletten evenwel zijn veel
zwakker, zoodat ook aan „de oude
stam", dat bovendien lang is, de prijs
niet kan tebeurt vallen.
Men bemerkt, dat er over het alge
meen een ernstige toon heerscht in
de bijdragen. Gelukkig is ook de
vroolijkheid niet vergeten. Een der
inzenders, blijkbaar onder den indruk
van het laatste Raadsbesluit inzake
de kermis, zond een gedicht in, ge
titeld „de Kermis".
De twee laatste coupletten daarvan
luiden als volgt
De Haarlemsche Gemeenteraad
Zij hoorde van de Kermis kwaad
Vooral de laatste Zondag is
Voor velen groote ergernis.
De Raad nam dus een kloek besluit,
En sprakdie Zondag moet er uit.
Maar luid klonk steeds des burgers
(lied
Verkort toch onze Kermis niet.
Nu, jongens! zingt uit vollen mond
En luid zij het alom verkond,
Gemeenteraad heeft opgepast;
Wij houden onze Kermis vast.
Wij houden allen van vermaak,
Dat is een uitgemaakte zaak,
En wederom zingt dan dit lied
Verkort is onze Kermis niet.
In dit genre is eene andere bijdrage
ingeleverd, getiteld: Bladlied en waar
in het blad in 't algemeen wordt be
zongen. Niet onvermeld mag blijven,
dat onder het motto„Oorspronke
lijk „een feestzang op „Fidelio" is in
gekomen, die met een geestdrift waar
voor Fidelio zeer erkentelijk is, aldus
aanvangt
't ls feest in Haarlems schoone dreven.
Een feest Fidelio gegeven,
Een feest ook voor 't Haarlem's-blad.
Fidelio wil thans herdenken,
Tweehonderd Zaterdagavond wenken.
Voor ons belang en ook der stad.
Een hoezeethans aangeheven,
Lang moog' Fidelio nog leven.
En het Zaterdagavond blad.
De jury hoopt dat ook, maar vond
het toch minder gewenscht, dat eer
lang een „Lofzang op Fidelio voor
zang en piano" de wereld zou worden
ingezonden.
Dit stuk wordt uitvoeriger dan de
jury aanvankelijk verwachtte. Zij
moet zich derhalve beperken, hoe
gaarne zij ook iets had willen zeggen
over het verdienstelijke in „Aan het
Orgel te Haarlem", „Zang" en „Ver
langen" a a. Die alle uitvoerig te be
spreken, gaat niet aan.
De jury vertrouwt, dat de inzenders
wier namen zij zelve natuurlijk in de
gesloten briefjes heeft gelaten, haar
de gedane opmerkingen ten goede zul
len houden
Na gezette overweging heeft de jury
met algemeene stemmen besloten den
prijs van ƒ25,te moeten toeken
nen aan het versje getiteld
ZONNESTRALEN,
ingeleverd onder het motto Puck.
Zij acht dit gedichtje niet alleen
goed gedacht en wel geschreven, maar
ook bij uitstek geschikt om op mu
ziek te worden gebracht. Het is van
den navolgenden inhoud:
Lachend' held're zonnestralen,
Dringen in het kamerkijn,
Stoeien, spelen, doen ontwaken
't Schoone, blonde maagdelij n.
Blauwe oogen zien verwonderd,
Blikken peinzend naar dien gloed;
Dan, een juichtoon, luide, juub'lend.
Schalt der zonne toe, als groet.
„Lach' maar heerlijk, gouden stralen,
Tril' en schitter' altemaal;
Hij, nog schooner dan gij allen,
Noemde mij, zijn zonnestraal.
Bij de opening van het verzegeld
couvert dat den naam van inzender
bevatte, bleek dat het bekroonde
versje is van de hand van
Mejuffrouw DIN A WEILL,
wonende Barteljorisstraat alhier, die
daarbij verklaart, dat het ingezonden
gedichtje van hare hand en oorspron
kelijk is.
Terwijl de jury Mejuffrouw Weill
gelukwenscht met de door haar be
haalde overwinning, heeft zij tevens
het genoegen al de inzenders dank
te zeggen voor de medewerking, wel
ke zij door hunne inzending aan den
wedstrijd hebben geschonken en
spreekt de verwachting uit, dat wan
neer later eventueel weder eens een
dergelijk concours door den uitgever
van dit blad mocht worden uitge
schreven, zij niet afgeschrikt zullen
zijn om daaraan opnieuw deel te
nemen, gedachtig aan het woord:
„Door oefening wordt de kunst ver-
De Jury
J. G. TUIJTEL.
PHILIP LOOTS.
J. C. PEEREBOOM.
Haarlem16 Juni 1894.