Aan elkander gewaagd.
HAARLEMMER HALLETJES,
BINNENLAND.
Op zekeren guren winteravond zaten
in de bij de politie welbekende die
venkroeg „de gulzige Haai" vijf man
nen bij elkander. Zij zagen er allen
haveloos en armzalig uit. Geen hun
ner had een fatsoenlijk pak kleeren
aan en gebrek en ontbering waren
op hunne bleeke gezichten te lezen.
„Nog een cognacje," zei er een, een
groote kerel met een zwarten knevel
en over het algemeen een militair
uiterlijk, tot den kastelein, die bij het
buffet stond en de groep met zijn
half dichtgeknepen, sluwe oogjes ga
desloeg.
De waard verroerde zich niet.
„Ik vraag om cognac, hoor je me
niet vroeg de man met den zwar
ten knevel.
„Ik hoor het heel goed, maar ik zal
het toch niet geven," zei de kastelein.
„Waarom niet?"
„Omdat je nu al drie weken lang
vergeet te betalen!" Het is nu wel
geweest. Dag aan dag komen jelui
hier om te eten en te drinken en ik
heb in den laatsten tijd de kleur van
jelui duiten niet gezien. Dat gaat zoo
maar niet."
Wacht totdat we weer een3 een
goeien slag geslagen hebben," bromde
de ander wrevelig.
„Hier op je stoel is geen goeie
slag te maken," antwoordde de kas
telein kalmpjes.
„Daar heb je gelijk in, Sam," zei
een van de anderen met een ruwen
lach. ,,'t Begint mij ook meoi te ver
velen, weken lang geen cent op zak
te hebben en op de pof te loopen,
zoo goed als dat gaan wil. Komaan,
kapitein, je hebt anders nog wel
ereis van die goeie plannetjes. Zit er
HU geen enkele pijl op je boog-
De man met het militair uiterlijk
keek met een eenigszins minachtend
gezicht den kring eens rond en ves
tigde toen zijn blik op den kastelein.
„Als hij daar," zij bij op den waard
wijzende, „een rijksdailder of wat
leenen wou en jelui waart kerels op
wie ik vertrouwen kon, dan zou ik
wel een goeden slag weten te slaan?"
„En waar dan wel vroegen allen
als uit een mond en de gemeene tro
nies richtten zich allen naar den als ka
pitein toegesprokene, die langzaam
antwoordde
„Bij Van der Streef Verworp."
„De barkier in de Plantage?"
„Dezelfde."
„Geen denken aan I" zei er een.
,,'s Avonds kan er geen deur of raam
worden opengeschoven, of van alle
kanten hoor je electrische bellen!"
„En er loopen 's nachts twee groote
honden door het huis 1"
„En de bankier beeft altijd een re
volver onder zijn hoofdkussen
De zwarte nam van al die bezwa
ren r.iet de minste notitie. Toen de
mannen zwegen, keek hij rond en zei
met diepe minachting: „Wat zijn
jelui voor ezels? Dacht je, clatikdat
alles ook niet wist?
Ik wil hem een bezoek komen
brengen voordat de electrische schel
len aan deuren en ramen zijn ver
bonden, vóórdat de honden door het
Een Zaterdagavondpraatje
CCYIX.
„Altijd op zoo'n wiel te trappen,
met je bovenlijf in den vorm van een
kwart-cirkel over den stuurstang heen,
ik zou je danken 1"
Aldus een gymnast, dappere volge
ling van Jahn.
„Altoos aan rek of ringen te bun
gelen, of je met moeite langs een touw
met knoopen op te hijschen, ik moet
er niets van hebben."
Aldus een wielrijder, die uit racen
gaat.
„Maar mijn vermaak is ontwikke
lend voor het geheele lichaam en
niet voor de spieren van de beenen
alleenroept de gymnast.
„'t Mag waar wezen, maar ik zie
allerlei mooie streken van ons land
en daarbuiten, als jij aan je werk
tuigen blijft hangen in een bedompte
zaalantwoordt de wielrijder.
En zoo zouden ze allebei lang kun
nen voortgaan en allebei gelijk heb
ben. Komaan, laten we daarover geen
ruzie krijgen. Aan den gymnast on
tegenzeglijk de overwinning als bet
aankomt op schoonheid van houding
en bevalligheid van bewegingen
aan den wielrijder de victorie als het
geldt verandering van omgeving en
opeenvolging van indrukken.
„Oesters? Een afschuwelijke kost.
Neen, leve dan de kaviaar!" zegt A.
„Kaviaar? Om van te griezelen.
Geen edeler tafelgenot dan oesters!"
«egt B.
Als ze hun maag er maar niet aan
overlaad11' waarom zouden we hun
dan hun J^ters en kaviaar met-
gunnen
„Daar heb ik je," zégt de gymnast,
„maar de wielrijders overladen hun,
huis loopen en voordat hij mar bed:
is gegaan."
„Wat bedoel je?" vroeg de kaste
lein, op ziju beurt nieuwsgierig wor
dende.
„Aha, Sam, ruikt een zaakje," zei
de zwarte schimpend. „Welnu dan,
mijn plan is dit. 's Avonds om negen
of tien uur bellen wij er met ons
vijven aan, ik als inspecteur van po
litie en jelui als agenten gekleed, ik
vei toon hem een bevel tot inhechte
nisneming en een bevel van huiszoe
king, die ik wel netjes namaken zal
en terwijl ik hem ondervraag, hou
den, jullie eene huiszoeking en grijpt
wat je vangen kunt. Als jelui klaar
bent, zeg ik aan den bankier dat hij
voorloopig in zijn huis zal worden
bewaakt en nog niet naar de gevan
genis zal worden gebracht. Dan slui
ten we hem op en gaan heel bedaard
met de buit er van door
Een van de schelmen liet een lang
gerekt fluiten hooren, de anderen za
ten nadenkend voor zich uit te kijken.
„En waar wou je de uniformen
vandaan halen?" vroeg de kastelein.
„Daarvoor moet jij geld voorschie
ten," zei de zwarte.
„Dank je wel," hernam de waard,
„ik gooi geen goed geld naar kwaad
geld."
„Dan moet je het laten, maar dan
komt er niemendal van 't heele
zaakje."
De zwarte haalde een tabakszak te
voorschijn, stopte een pijp en blies
weldra groote rookwolken uit, schijn
baar onverschillig.Zijne makkers praat
ten zachtjes onder elkander en weldra
Kwam ook de kastelein naderbij en
mengde zich in het discours. Na een
kwartier was het besluit genomen
ze zouden het bij den bankier wagen,
de zwarte zou de onderneming leiden
en de kroeghouder het benoodigde
geil voorschieten.
Twee dagen daarna zat de beerVan der
Streef Ver worp de welbekende en alge
meen als solide bekend staande ban
kier in zijne buiskamer, te midden
van zijn gezin. Buiten was het koud
en guur. Een woeste hagelbui klet
terde tegen de ruiten en de behaaglijk
verwarmde, goed verlichte, gezellige
huiskamer scheen een plaats van
kalmte en zielsrust, die een scherp
contrast vormde met den storm daar
buiten.
Aan de tafel zaten, behalve de heer
des huizes, een man van bijna vijftig
jaar, zijn vrouw, een dochter van
achttien en twee jongens van veertien
en twaalf jaar.
Plotseling werd er luid gebeld.
„Wie zou dat nog zijn, zoo laat op
den avond?" zeide de vrouw des
huizes.
Het volgende oogenblik werd de
deur van de huiskamer geopend en
kwam de huisknecht met een ver
schrikt gezicht op den drempel. Vóór
hij nog een woord zeggen kon, zagen
de verschrikte huisgenooten van den
bankier achter hem een aantal per
sonen, gekleed in politie-uniformen,
voorafgegaan door een inspecteur met
een zwarten knevel.
Laatstgenoemde schoof den huis
knecht, bedaard maar vastberaden,
ter zijde en trad op den bankier toe.
maag (figuurlijk gesproken) wel aan
hun sport. Inplaats van voor hun
eigen plezier te gaan rijden in een
zachtmoedig gangetje, zoodat ze de
schoonheden van het landschap op
hun gemak kunnen bewonderen, gaan
ze op races uit en rennen over stra
ten en grintwegen, alsof er verdien
ste in stak een paar seconden vóór
een ander aan het einddoel- te
komen."
„Maar jullie gymnasten dan?"
vraagt de wielrijder. „Jullie gaat
tegenwoordig aan het worstelen. Van
mijn leven heb ik niets onbevalligers
gezien, dan twee menschen die de
hoofden tegen elkaar houden als een
paar ni'dige geiten, de handen tastend
uitsteken, mekaar trachten vast te
pakken en op den grond te smijten,
totdat er een arm uit het lid is ge
trokken, of een pols is gekraakt."
Och, 't is daarmee alweer precies
als met den liefhebber van de oes
ters en den smuller aan kaviaar. De
een begrijpt des anderen voorkeur
niet. Laten we de deskundigen laten
spreken. Ik vroeg bij den gymnastiek-
wedstrijd aan een van ae zes wor
stelaars, of het geen gevaarlijk werk
was. „Och neen," zei bij, „ik heb mij
er nog nooit bij bezeerd, maar wie er
niet sterk en vlug genoeg voor is,
die moet zich er niet aan wagen."
En onze Klaas Pander zei„wie
zoo afgeven op het racen, weten er
gewoonlijk niet veel van. Wat een
goede wielrenner doet, dat doet hij
zonder overmatige inspanning. Maar
wie zich niet sterk genoeg gevoelt
cm er aan mee te doen, die moet
het lateru"
En zoo gaat het met alles. Som
mige menschen verzamelen handtee-
keningen van beroemde personen,
anderen stellen er hun eer in een
groote collectie poetzegels te bezitten,
anderen hebben alles over voor een
oud muntstuk De een begrijpt zich
Het was zonderling, te zien hoe
deze gekrikte. Een vaal bleek bedekte
zijn gelaat, zijn lippen trilden en hij
moest zich aan de tafel vastgrijpen
om niet te vallen. Met groole wils
kracht wist hij zich evenwel te be-
heersehen en zeide met ter nauwer-
nood bevende stem
„Lieven, ik heb met dezen heer iets
te bespreken. Wees zoo goed ons alleen
te laten."
Zijn vrouw en "kinderen keken ver
wonderd, maar maakten geen tegen
werpingen en verlieten de kamer, niet
zonder verbaasd gekeken te hebben
naar die mannen in uniform, die den
huisknecht in hun midden hadden
genomen, om hem te beletten heen te
gum.
De zwarte inspecteur keek strak
naar den bankier en draaide krijgs
haftig zijn knevel op.
„In naam der wet moet ik u arres-
treren", zeide hij toen en vooruittre
dende leg Je hij den ongelukkige:,
bankier de hand op den schouder.
„Ja, ja, ik begrijp," stotterde deze,
zich het klamme zweet van het voor
hoofd vegende. „Heb medelijden, me
delijden..."
Do gewaande inspecteur was in hoo-
ge mate verbaasd over de zonder
linge houding van zijn slachtoffer.
Waar hij gemeend had te zullen staan
tegenover een man, die met kracht
en energie zijn onschuld zou betui
gen, daar vond bij iemand die schrik
te bij bet zien van de uniformen der
politie en alleszins den indruk gaf,
van schuld bewust te zien. Hij be
sloot, spoedig tot een verklaring te
komen.
„Ik heb nog een tweede order," zei
hij luid en kortaf. „De officier van
justitie heeft mij opgedragen, huis
zoeking bij te u doen. Hier is het
bevel
En daarmede hield hij den ban
kier het behendig nagemaakt bevel
schrift tot het doen van huiszoeking
voor.
Deze sloeg er evenwel nauwelijks
een blik in. „Jawel, jawel," zei hij
haastig en daarop, op den inspecteur
t et redende fluisterde hij dezen in
„ik wil u spreken, er is voor u geld
te verdienen 1"
De slimme schelm begreep dade
lijk, dat hier een slag te slaan was
en gemakkelijker, dan hij gedacht
bad. „Mannen," zei hij, zich tot zijne
als politieagenten verkleede kame
raden wendend, „gaat even de kamer
uit, maar zorgt, dat de huisknecht
niet ontsnapt en dat wij niet gestoord
worden
Toen de mannen de kamer hadden
verlaten, zei de bankier halfluid en
den gewaanden inspecteur angstig
aanziende: „Hoeveel verlangt gij, om
mij ongemoeid te laten tot morgen
ochtend twaalf uur?"
„Een gevaarlijke zaak," bromde
de zwarte bedenkelijk.
„Volstrekt niet. Gij zegt maar aan
uw chef, dat ik uit de stad was en
morgen pas thuiskom".
„En mijne mannen dan?"
„Ik wil hen ook goed betalen 1"
„Hoeveel dan?"
„Noem een som
De zwarte dacht een oogenblik na.
de liefhebberij van den ander nietj
evenmin als de verkwister kan ko
men in den gedachtengang van den
eeuwig cententellenden vreken om
gekeerd.
't Verstandigste wat we doen kun
nen is toe te zien, dat wat we doen
met mate wordt gedaan en dat we
ons wachten voor overdrijving. De
racer, die zich doodrijdt, de gymnast
die bij een al te acrobatische toer
zijn hals breekt, de verzamelaar die
zich arm koopt, de gierigaard, die
vrijwillig krepeert van honger, mogen
niet worden aangevoerd, als bezwaren
tegen het wielrijden, tegen de gym
nastiek, tegen het verzamelen en te
gen de zuinigheid. De mooiste boom
heeft wel hier of daar een uitwas.
Vergeleken bij het leven van onze
overgrootvaders mag men ons leven
een bliksemtrein noemen, als het
hunne een boemeltrein was. Ik weet
niet, of we in 't algemeen daarmee
zijn. vooruitgegaan of niet. Daar ik
niet het genoegen heb gehad televen
in den tijd toen mijn overgrootvader
leefde, is het mij niet mogelijk ge
weest in deze omstandigheden een
eenigszins vertrouwbare vergelijking
te maken.
Dat we tegenwoordig zoo haastig
gebakerd zijn, is wel niet te verwon
deren. De boemeltreinen zooals we
die nu minachtend noemen, die aan
elk gehucht stoppen om te zien of er
ook anderhalf mensch en een paar-
dekop in- of uit wil, zijn voor een deel
op zijde geschoven door de sneltrei
nen, die van zulke plaatsjes niets
willen weten en er niet fier geblaas
voorbijvliegen. Daarna is weder de
bliksemtrein verschenen, die een
aristocraat in zijn soort is en met
groote voornaamheid alleen notitie
neemt yan de allergrootste steden op
Hq wilde niet te weinig eisehen en be
greep dat hij ook niet teveel moest
vragen.
„Twintigduizend gulden voor mij
en vijfduizend voor elk \an mijne
mannen," zei hij daarop kalm en
vastbesloten.
„Maar zei de bankier aar
zelend.
„En alles in goud. Geen bankpa
pier. Neemt gij het aan?"
Dg bankier wilde nog tegenwerpin
gen maken.
„Geen woord meer. Als gij niet
onmiddellijk toestemt, roep ik mijne
agenten."
„Wacht even," zei de bankier, toen
de ander een stap naar de deur deed.
'„Ik neem den voorslag aan."
„Vlug dan en zorg dat gij morgen
te twaalf uur ver weg zijt, want dan
kom ik zeker terug."
Een kwartier daarna verlieten de
schelmen het groote huis, de zakken
met goudstukken verborgen onder
hunne manteljassen. Om niet de aan
dacht te trekken, verspreidden zij zich
in alle richtingen en waren binnen
een half uur allen weer in „de Gul
zige Haai" bijeen.
Dien avond was het er feest. De
kastelein ontving tot den laatsten
cent wat de bandieten hem verschul
digd waren. Tot laat in den nacht
werd er gebrast en gezongen en de
man met den zwarten knevel, de
gewaande inspecteur van politie her
dacht in een spottende toast den
milden gever.
De bankier zat inmiddels in den
nachttrein naar Pari, s, zijn porte
feuille volgepropt met bankpapier
en effecten.
Den volgenden dag verspreidde zich
als een loopend vuur het gerucht
door de stad, dat de rijke bankier
Van der Streef Ver worp de vlucht
had genomen. De justitie legde be
slag op de boeken en ontdekte wel
dra, dat er reeds sedert een halijaar
een belangrijk tekort in de kas moest
zijn geweest en dat de zaken van den
bankier reeds bijna een jaar lang in
de war waren.
Dat was de reden waarom de ban
kier de gewaande politiemannen zoo
tegemoetkomend had ontvanhenbij
had gemeend, dat de justitie zijne
kwade praktijken had ontdekt en hem
nu kwam gevangen nemen.
Gelukkig voor de bedrogen schuld-
eischers had noch de bankier, noch
de bende die hem zijn geld af handig
gemaakt had, daarvan veel plezier.
De bankier werd gevat, toon hij te
Marseille san boord van een der stoo-
iners op Indië wilde scheep gaan en
de dieven trokken door hunne bui
tensporige uitgaven weldra de aan
dacht der politie, zoodat zij allen op
een en denzelfden dag terecht ston
den en hunne welverdiende straf niet
ontgingen.
Bakkery-tentooustelliïig.
Voor de bijzondere wedstrijden,
welke tijdens de internationale bak-
zijn weg.
De machinerieën in stoomschepen
worden steeds krachtiger en van groo-
ter capaciteit gemaaktom spoedige
aansluiting te verkrijgen aan aller
hande vervoermiddelen wordt in de
geheele wereld door tal van knappe
koppen lang gezonnen en beraad
slaagd. Kortom, we streven naar de
volmaaktheid en al is die er nog niet
zoolang juist die extra groote snel
heid het gevaar van al deze vervoer
middelen uitmaakt, ook het streven
daarnaar is schoon en nuttig.
Toch ziet zoo nu en dan een eenvoudig
reiziger in den kleinen kring van zijne
onmiddellijke waarneming kleinighe
den, die hem raadselachtig zijn. Zoo
doet zich bijvoorbeeld het merkwaar
dige feit vo-jr, dat terwijl de treinen
van Haarlem te Leiden zeer gemak
kelijk en goed aansluiten aan de
treinen, die vandaar naar Woerden
gaan, omgekeerd die aansluiting lang
niet zoo goed geregeld is. Komt men
bijvoorbeeld te Leiden, des namid
dags 4,31 (met den trein die 3,42 van
Woerden is vertrokken), dan isjuist
drie minuten vroeger, 4.28 de snel
trein uit Leiden naar Haarlem ver
trokken. Het schijnt zelfs, dat wan
neer die sneltrein te laat is (wat
zelfs een sneltrein wel eens overkomt)
de trein van Woerden niet binnen
rijdt, maar een paar minuten vóór
het station moet blijven staan. De
ongelukkige passagier mag dan in
Leiden wachten tot 5.29 en sukkelt
dan met een boemeltrein naar Haar
lem, waar hij 6.12 aankomt. Had hij
den sneltrein kunnen nemen, dan
was hij te 4.55 aangekomen.
Komt men 6.35 uit Woerden in
Leiden aan, dan is de sneltrein juist
twintig minuten vroeger vertrokken.
Een boemeltrein die van Rotterdam
komt aanwandelen, houdt precies 4
minuten later te Leiden stil, maar
gaat verder niet door. Eerst te 7.45
kerij tentoonstelling worden gehouden
zijn de volgende prijzen uitgeloofd
1. Een prijs van f 50 voor dei
grootsten en schoonsten koekeei
eereprijs voor den schoonsten en kun
stigst gedecoreerden koekin te zen
den den 24n Juli.
De in te zenden koeken mogei
voor het einde der tentoonstelling
niet worden verwijderd zonder toe
stemming van het comité.
2. Een eereprijs als lo, en een soa
van f 50 als 2e prijs voor het sierlijkste
pièce-montée in te jenden den 27i:
Juli.
De in te zenden voorwerpen moe
ten hoofdzakelijk bestaan uit Nouga;
en Caramel. Zij moeten eene hoogte
hebben van 60 J 80 centimeters mei
grondvlak naar verkiezing. Voor ver
siering mag gebezigd worden, sucre
filé, bloemeü, kleine dragants voor
werpen, bruyères, enz.
3. Een eereprijs als le en eene som
van f25 als 2e prijs voor de fraaiste
collectie gevormd ijs; in te zendei]
den 30n Juli.
4. Een prijs van f50 voor het
grootste en schoonste wittebrood eer
prijs van 150 voor het grootste en
schoonste krentenbrood, en een prijs
van f 50 voor het grootste en schoon
ste roggebrood; in te zenden den 31a
Juli.
De in te zenden brooden mogen
voor het einde der tentoonstelling
niet worden verwijderd zonder toe
stemming van het comité.
De prijs der plaatsruimte vooi
deelneming aan de bijzondere wed
strijden is bepaald op f2.50 pei
vierk. meter.
De inschrijving voor eiken wed
strijd moet geschieden minstens 6
dagen voor den aanvang.
De mededingende voorwerpen moe
ten op den dag van eiken wedstrijd
des namiddags te 1 ure precies in hei
Paleis voor Volksvlijt zijn uitgestald.
De jury zal dan onmiddellijk met de
beoordeeling aanvangen.
Overtrouwen.
Een Nederlandsche man en vrouw,
die ongeveer 16 jaar geleden in Ame
rika (Californie) met elkander gehuwd
zijn, hebben zich in hunne tegen
woordige woonplaats in Nederland
(Zoeterwoude) laten overtrouwen.
Zij hadden namelijk bij hun terug
keer in het vaderland, pl. m. vijfja
ren geleden, verzuimd hunne huwe-
lijksacte uit Amerika, volgens art,
139 van het Burgerlijk Wetboek, bin
nen het jaar na hunne terugkomst
in de huwelijks-registers van de plaats
hunner vestiging te laten inschrijven.
Het in Amerika gesloten huwelijk
was derhalve volgens de Nederland
sche wet ongeldig en behoorde over
trouwen plaats te hebben.
Beiden waren daartoe gezind en
hadden dus nog geen berouw ovei
hun in Amerika feitelijk begonnen
huwelijksleven.
Van gedachten veranderd.
In de Goudsbloemstraat te Amster
dam had Donderdag een standje
plaats. Een bruid, die door haar
bruidegom met de getuigen werd af
kan de reiziger verder naar Haarlem
komen.
't Zijn geen doodwonden, dat weet ik
wel, maar wie er mee te maken beeft,
dien hindert het toch Komaan mijne
heeren,spoorweg-autoriteiten,is er geen
kans op, om hierin met den winter-
dienst wat verbetering te brengen'?
't Is zoo onplezierig een uur te moeten
wachten aan een station en vooral
wanneer je in de verte de dampwol
ken van den pas vertrokken trein
nog kunt zien opstijgen.
sjc
-
Gaat de wereld vooruit? Ik duri
er nauwelijks ja op zeggen wanneer
ik zie, dat hedert een paar dagen de
kantoorloopers van de Haarlemsche
Bankvereeniging hunne portefeuille
met wissels en bankpapier hebben
vastgemaakt aan een stevige ketting.
Wie een van deze loopers nu zijn
portefeuille wil ontrukken, kan dit
niet gedaan krijgen ot hij moet den
man zelf schaken, En dat zal niet
gaan, want al zijn deze loopers ge
woonlijk niet overmatig praatlustig,
als een booswicht met henzelven op
de loop wou gaan zouden ze denke
lijk wel een flinke keel opzetten.
Is het niet een treurig teeken des
tijds, dat directeuren van de Bank
het noodig hebben gevonden, op deze
manier hunne loopers voor plotselinge
aanvallen op hun kostbare portefeuil
les te beschermen We hebben nu all
gummiringen om onze horloges in
onzen vestzak te houden, kettingen aauj
de portefeuilles van de kassiers-)
knechts zouden we den tijd nog-
eens zien aanbreken, dat niemand eeu
portemonnaie draagt zonder een let
terslot er op en een stalen keten er
aan
O, Tijdgeest, wat hebt gij op uw
geweten
FIDELIO.