li frees® gem
DE JACHT OP EENE ERFENIS.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
12e Jaargang:
Vrijdag 3 Augustus 1894.
No. 3400
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIËN:
Een hoogst
"boeiende roman
Een paar dagen uit trappen.
STADSNIEUWS.
FEUILLETON
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat 1*3=. Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsrnimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en cour antiera,
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Suce., Parijs Slbis Faubourg Montmartre:
is die, getiteld
waarvan het vervolg in No. 82 van
het G&illustreerd Zondagsblad wordt
opgenomen.
Deze groote Roman trekt algemeen
de aandacht.
Dit Geïllustreerd tijdschrift biedt
buitendien groote verscheidenheid van
inhoud, een keur van Gravuren, Anec
dote», Prijsraadsels, Puzzle enz. enz.
De inhoud is overigens als volgt:
Bij de beeltenis van Carnot (met
portret). Ongeregeldheden te Lyon
na den dood op Carnot (met illus
tratie). Een ijspaleis te Petersburg.
De jongste ontploffing te Brussel
in de Rue Royale. Uit het leven
van beroemde mannen. Carnot,
(met portret van mevrouw Carnot).
De Moordaanslag op president
Carnot (met illustratie). De nieuwe
president der Fransche Republiek
(met portret). Een dwaze gril.
Een jacht op wilde zwijnen in Texas.
Een onverbeterlijk prozamensch
(met illustratie). Schappelijk ge
noeg (met illustratie). Een toe
komst voor onze turf. Liefdadig
heid in eiken vorm (met illustratie).
Dienst en wederdienst.Schaad-
rubriek. Mededeelingen.
Om wekelijks in 't bezit te komen
van deze uitnemende illustratie,
richte men zich tot den Uitgever van
deze Courant. De prijs is slechts 30
cents, voor een geheel kwartaal (37%
cent franco post.)
DE UITGEVER.
in.
't Was nog vroeg in den morgen,
toen we Dinsdag uit de veeren waren
gestapt. Zooals Cremer in een van zijn
novellen zegt,,'t onwèr had uutge-
raasd." Het dorp (of is 't een stadje
baadde in zonneschijn en toen we
's morgens half zeven uitreden voor
spelde alles een heerlijken zomer-
schen dag.
We trapten door Apeldoorn om
een glas versche melk meester te
worden. En nu bleek, dat Apeldoorn
zijn landelijkheid al vrijwel verloren
heeft. Nergens was een melkhuis te
zien en op onze vraag aan allerlei
voorbijgangers „of ze ook een boer
in de buurt wisten", kregen we een
ontkennend antwoord. Eindelijk za
gen we ergens in een achterhoekje een
soort van herberg, waar een paard ge
roskamd werd en een stuk of wat ijze
ren tuinstoelen aemechtig over plompe
tafeltjes heenhingen. Hier was inder
daad een glas melk te krijgen, en 't
duurde zoolang voor we het kregen,
dat we ons al de illusie maakten dat
de koe nog moest gemolken worden.
Helaas, de koe die deze melk voor
versch had verklaard, moest wel een
extra domme koe zijn geweest. Het
geloof aan Apeldoorns landelijkheid
ging er heel en al bij ons uit, toen
we de rekening van ons hótel in
handen kregen. Dit document be
hoefde zich zeker over zijne soortge-
nooten in de steden niet te schamen?
Nn op weg naar Zutfen. Bijna had
de reiswijzer van den Bond ons te
pakken gehad. Er staat dat men na
het kanaal te zijn overgegaan, rechts
af houden moet. Rechtsaf nu ver
toonde zich een voor wielen vrij on
geschikt pad, rechtuit een straatweg
om van te watertanden, en bij na
vraag bleek dan ook, dat we den
straatweg moesten nemen. Heeren
samenstellers van den gids, denkt er
aan bij een herdruk
Onze fietsen dansten als 't ware
over den weg. Over 't algemeen zijn
de straatwegen in die streken dan
ook uitstekend, ik geef er die in
Noord Holland met vreugde voor
cadeau en wat het rijden in Gelder
land buitendien zoo aangenaam
maakt, is de afwezigheid van honden.
Op den geheelen rit heeft geen enkele
van die viervoeters ons verontrust;
nu en dan betuigde een hothond zijn
ontevredenheid, maar die was dan
altijd behoorlijk aan de ketting ge
legd. De liefhebberij-kalveren, waar
we in Haarlem en Omstreken zoo
mee te stoeien hebben, ontbraken
hier totaal.
Binnen een uur waren we in Zut
fen, trachtten daar frambozenlimonade
te drinken, wat ons niet gelukte, om
dat het zoo verbazend leelijk smaakte
en gingen toen verder naar Lochem.
De weg daarheen is op verschillende
plaatsen mooi, maar dicht bij Lochem
nogal eentonig. Dat deed er evenwel
minder toe we zetten ons pruikema-
kersdrafje maar wat aan en kwamen
dan ook met succes over de hoogte
heen, die vóór men in Lochem zelf
komt, moet beklommen worden en
richtten vandaar de koers naar Bar-
ehem, het doel van ons tochtje, een
goede grintweg met hoogten en laag
ten, waarop we een schrikachtig boe
renpaard passeerden, dat bij het zien
van onze wielen zulke gekke kapriolen
maakte, dat de bestuurder de handen
vol had om het beest te honden. Bij
volgende karren vroegen we dan ook
maar aan den voerman ot zijn paard
er tegen kon. Waarom zou men niet
wat inschikkelijk wezen en waartoe
zou het dienen, om het aantal men-
schen, die nu eenmaal iets tegen
wielen en wielrijders hebben, nog te
vermeerderen
Barchem, dat een uur gaans, dns
twintig minuten trappen, van Lochem
ligt, is een gehucht, meer niet. 't Voor
naamste gebouw is het station van
de stoomtram (DeventerBorcnloo),
dat tevens koffiehuis, kruidenierswin
kel en pension is. In dat pension
zouden we een dag of wat logeeren.
Rondom zijn er dennebosschen,
die de longen met hun heerlijken
geur aangenaam aandoen. Behalve
het veelzijdige gebouw dat ik boven
aanduidde, vindt men er een kerk,
daartegenover een catechisatiekamer,
voorts een smederij, een meelfabriek
waar om de twee dagen brood wordt
gebakken en die tevens olieslagerij
is, enkele boerderijen en een particu
lier woonhuis van eene dame, die de
elite van het gehucht uitmaakt. Hier
heerscht de echte .landelijke rust, al
leen nu en dan afgebroken door de
aan civilisatie herinnerende stoom
tram. Hier ligt men in het gras zon
der dat iemand er zijn neus voor op
trekt hier krijgt men nog een trouw-
hartigen groet van den arbeider, die,
al werkt hij hard, tcch niet ieder die
wat meer in zijn portemonnaie heeft
als zijn natuurlijken vijand beschouwt;
hier ademt men vrij op na maanden
lang te hebben rondgetuimeld in den
maalstroom van dagelijksche beslom
meringen.
's Middags trapten we even naar
Ruurlo, een allerliefst gelegen plaatsje
waar we aangeblaft werden door het
eerste lastige exemplaar „cj.nis" dat
we op onzen weg tegenkwameneen
beestje dat notabene nogal thuis
hoorde in een winkel waar zweepen
te koop hingen.
Die dagen waren we lui, heerlijk
lui. De eenige hersenemotie die we
ons veroorloofden, was wedden hoe
de eerst voorbijkomende stoomtram
locomotief zou heeten.
Een eenigszins kinderlijk vermaak
omdat er maar drie van die vehikels
voorbij Barchem schenen te komen
rollenLochem. Barchem en Borculo.
De inzet was geregeld spuitwater,
waüt het was zoo warm, dat men
desnoods zonder eten, maar stellig
niet zonder drinken in het leven had
kunnen blijven.
Denkt overigens niet, dat dit onze
eenige uitspanning was. We maak
ten een tochtje naar den Dollen Hoed,
een uitspanning en hotel halverwege
tusschen Barchem en Lochem dat
alleraangenaamst was. Vlak bij den
Dollen Hoed (een naam die afkom
stig schijnt te zijn van het merkwaar
dige feit, dat een afgewaaide heeren-
hoed opeens dol werd) is een uit
gestrekt bosch op den Lochemschen
berg dat een groot aantal fraaie pun
ten oplevert. Zoo is er onder meer
„de Mijmering", een poëtisch plekje
dat uitstekend geschikt is om
een declaratie te doen; een punt
waar het hout zoodanig is wegge
hakt, dat men er vijf torens van om
liggende gemeenten kan zien (de zoo
genaamde vijf kijkjes) en het Belve
dère, een toren die het uitzicht geeft
over den ganschen omtrek.
Dat Belvedère is een gelukkige
gedachte geweest. Het landschap is
in deze streek heuvelachtig en toch
is er geen top, vanwaar de geheele
omtrek te zien is. Daarin voorziet
deze toren, een verleden jaar pas
gebouwd steen en gevaarte (vroeger
was er een houten ding met ladders
dat bij harden wind bedenkelijk
zwiepte) en wie boven is, beklaagt
zich noch de tien centen, die hij
als enteeprijs heeft moeten betalen,
noch de acht en dertig treden die
hij heeft moeten beklimmen. Uren
in den omtrek kan men zien, hier
de schilderachtige torentjes, ginds de
op mozaiek gelijkende bouwlanden, el
ders de groene dennenbosschen, waar
aan de streek zoo rijk is.
Kijk. zoo dacht ik, zouden we zulk
een Belvedère ook in of bij Haarlem
niet kunnen hebben Niet ieder heeft
lust en tijd om den toren van de
Groote kerk te beklimmen en boven
dien gaat het verkrijgen van den
toegang met eenige formaliteiten ge
paard, die voor een vluchtig passee-
rend plezierreiziger te lastig zijn. Op
onze hooge duinen hebben we wel
waar een prachtig uitzicht, maar
ook daar ziet men het landschap
niet geheel en al, gewoonlijk krijgt
men maar een stuk ervan onder de
oogen. Misschien zou het op den weg
liggen van de Yerfraaiingsvereeniging
om op een zorgvuldig gekozen plekje
eens een Belvedère op te richten in
den trant als dat te Lochem. De
bouw kost natuurlijk geld, want de
toren moet stevig zijn en de omge
ving geen schande aandoen, maar hij
kan dunkt mij door de entrées goede
rente 'opbrengen. Bij een vreemde
lingenverkeer als in Haarlem bestaat
kan men veilig op een druk bezoek
rekenen en de kosten van toezicht
behoeven niet groot te wezen.
Het denkbeeld zij aan het bestuur
van „Verfraaiing" ter overweging aan
bevolen.
Haarlem, 2 Augustus 1894.
Aanbesteding.
Vanwege het ministerie van Water
staat Handel en Nijverheid werd
heden aan het gebouw van het pro
vinciaal bestuur alhier aanbesteed
Het vernieuwen van den op 20
Maart «toor aanvaring vernielden rem-
stoel van de draaibrug in den rijks
weg over het Noordzeekanaal te
\T p] Qpri
Raming f2380.
Van de 10 ingekomen inschrijvings
biljetten was dat van L. Renses te
Beverwijk het laagst voor f 2180.
Bezoek van prins Friedricli
Wilhelm van Pruisen.
Deze jeugdige vorstelijke persoon
heeft Woensdag met gevolg een be
zoek aan onze stad gebracht. Na met
den trein van 11.20 te zijn aangeko
men uit de residentie werd een lunch
gehouden in het hotel Scholten. Een
bezoek aan het Koloniaal Museum
werd hierna gebracht, waar de bezoe
kers werden ontvangen door de hee
ren S. J. graaf van Limburg Stirum
en den directeur van het Museum,
F. W. van Eeden. Na een vrij lang
durig bezoek werden het Museum op
het Stadhuis en de St. Bavokerk be
zocht, waar de heer W. Ezermanhet
orgel bespeelde. Het programma be
gon met het „Heil Dir im Sieger-
kranz". Ook werd het „Wilhelmus"
in oude toonzetting op verzoek ten
gehoore gebracht. Nadat des middags
in hotel Funckler gedineerd was, werd
te half vijf een rijtoer overElswoud,
Bloemendaal en Santpoort gehouden.
Hel vertrek naar den Hang had plaats
ten 6.50.
De Parade.
Toen hedenmorgen de schutterij op
kwam ter inspectie, om deel te ne
men aan de parade ter eere van H.
M. de Koningin Regentes, deelden
op de Botermarkt twee schutters in
uniform, Jelle Radsma en Jan Ruijs
geheeten, een geschrift onder de schut
ters uit, waarbij zij werden aange
maand tot het neerleggen der wapenB
en verwezen werd naar de te Brussel
Naar het engelsch
van PAUL H. GERRARD.
37)
HOOFDSTUK XIII.
De schipbreuk van de Babette
Maar zelfs al had z/j dit gedaan, weinig kon verwacht
worden, dat die rouw langer dan tien jaar kon duren; nu
was zij ongetwijfeld reeds de vrouw van een ander, zoo niet
van lord Bidebank en speelden kinderen rondom haar.
Wellicht zou dit laatste vermoeden van George juist zijn
geweest wanneer die voor Myra zoo vreeselijke gebeurtenis
met Elizabeths kind niet had plaats gehad.
Korten tijd na deze ontmoeting keerde George Fitzroy
naar Mauritius terug, half besloten om zich uit de zaken
terug te trekken om Engeland weer op te zoeken om daar
te onderzoeken, wat er in zijne afwezigheid had plaats gehad.
Hij was een paar dagen in Mauritius, toen hij op zekeren
morgen naar de haven ging, en drie zeelieden ontmoette, die
een vierde droegen in de richting van het hospitaal. De
zieke, die tegen een van zijne dragers geleund lag wierp toe
vallig in het voorbijgaan een blik op Fitzroy, en verzocht
zijne makkers onmiddellijk te blijven staan en dien heer te
roepen.
„Mijnheer," zeide de matroos, „ik ben Sam Porter. Her
innert u zich nog, dat ik u kort geleden heb ontmoet?"
„Ja, ik herken je nu," zeide George.
„Ik ben ziek mijnheer koortsig. Waarschijnlijk blijf ik
in het hospitaal achter wanneer het schip weer nitzeilt.
Wilt u zoo vriendelijk zijn mijnheer mij eens te komen op
zoeken. Ik heb nog een paar dingen op het hart, die mij
bezwaren, en ik zou zoo graag uw raad eens willen in
winnen."
„Zeker, ik zal morgen komen," zeide Fitzroy.
Die dag zon het begin zijn van groote rampspoeden voor
hem en Porter.
Den volgenden dag verscheen in den namiddag George
Fitzroy in het hospitaal, met eenige ververschingen voor zijn
zieken landgenoot.
Gedurende de verscheidene dagen zijner ziekte, had Sam
Porter meer tijd gehad tot nadenken dan het geval was ge
weest sedert hij van Limehouse Reach was weggezeild. Elk
voorval, dat hem voor dien tijd was overkomen kwam hem
weer levendig voor den geest, en het was niet meer dan
natuurlijk, dat Fitzroy, die zoo dicht bij zijn nederig verblijf
had gewoond, den schakel vormde tusschen hem en het
verleden.
Toen George den volgenden dag plaats had genomen op
de vensterbank nabij Sams bed, zeide de zieke matroos kalm,
terwijl hij hem strak aankeek
„Mijnheer, ik heb mijn verleden in zijn geheel nagegaan,
en mijnheer, neem het mij niet kwalijk wanneer ik te vrij
postig ben is u de mijnheer niet, die op zee schipbreuk
heeft geleden, en om wien miss Barth rouw heeft gedragen
„Ja, ik heb schipbreuk geleden," gaf George ten antwoord.
„De jonge dame heeft het zich zeer aangetrokken," zeide
Sam met een zweem van verwijt in zijne stem. „Zij zou
bizonder verheugd zijn geweest n terug te zien neem mij
niet kwalijk mijnheer, dat ik zoo vrijpostig ben om u dit
te zeggen."
„Porter," zeide Fitzroy tot wanhoop gedreven, „dokter
Wrigley had mij geschreven, dat miss Barth met lord Bide
bank was getrouwd ongeveer op het tijdstip, toen ik schip
breuk leed."
„Zoo mijnheer. Maar dat was tien jaar geleden meen ik
u te hebben hooren zeggen, en het is zeker waar, dat zij
negen jaar geleden nog niet getrouwd waren, en zij droeg
rouw om u."
George bleef zwijgen en Porter vervolgde nadenkend
„Dokter Wrigley is een zeer goede man, maar hij schijnt
het ongeluk te hebben om zich steeds te mengen in het on
geluk van een ander. Bij Barth House heb ik eens op een
morgen met dokter Wrigley gesproken en den volgenden
morgen werd ik zonder eenige waarschuwing bedankt. Daar
na deed ik een boodschap voor den dokter, toen ik werd
weggevoerd zoodat ik mijne familie nooit meer terugzag. Het