land, en uitwerpselen van lijders in
het boezemwater kunnen geworpen
zijn, is door den Burgemeester van
Edam het baden in de Purmer-ring-
vaart verboden, en hebben B. en W.
de ingezetenen met nadruk gewaar
schuwd tegen het gebruik van onge
kookte melk en water. Ook zijn alle
tuiniers, zuivelbereiders, bakkers enz.
uitgenoodigd het grachtwater niet te
gebruiken voor spoelwater. Dit is ook
te minder noodig nu èn te Edamèn
te Volendam 7 Nortonpompen gesla
gen zijn.
De goten, riolen, urinoirs enz. wor
den dagelijks ontsmet en het bestuur
der aldaar gevestigde afdeeling der
Noord-Hollandsche vereeniging „Het
Witte Kruis" heeft .de barak geh<
gereed doen maken, om dadelijk lij
ders te verplegen. Aan den haven
meester zijn ijzeren reservoirs ver
strekt, om aan schippers te geven,
indien zich, onverhoopt aan boord van
een vaartuig gevallen van cholera
mochten voordoen, ten einde daar
door dus te voorkomen, dat uitwerp
selen in het water geworpen worden.
Zondagnacht, tusschen twee en
drie uren, is op last van den stads-
geneeskundige dr. J. C. M. Simon
Thomas in het gasthuis te Alkmaar
als lijdende aan cholera asiatica op
genomen zekere P. Verdonk.
De burgemeester van Amsterdam
brengt ter openbare kennis, dat
Maandag drie ingezetenen der j_
meen te zijn aangegeven als op den
12den dezer te zijn {overleden "aan
aziatische cholera, en wel twee in
het Wilhelmina-Gasthuis en één in
hare woning te Amsterdam.
Gevallen van aziatische cholera zijn
geconstateerd te Zuid-Schalkwijk bij
een aldaar wonende vrouw; te Velsen
bij de vrouw van G. van Zon, dit
laatste reeds met doodelijken afloop.
Moord te Schagen.
Omtrent deze misdaad worden nog
de volgende bijzonderheden medege
deeld.
Zondagmorgen vroeg, te ongeveer
7 uren, kwam een kind om groenten
in den winkel der vermoorde Wed.
B., waarvan de deur los was. Toen er op
zijn herhaald geroep niemand te
voorschijn kwam verzocht het aan
den naastwonenden buurman De
Haan of deze de weduwe B., die vrij
doof was, wilde waarschuwen, dat er
volk in den winkel was. Toen deze
buurman zich naar de vlak achter
den winkel gelegen keuken
zag hij een vreeselijk schouwspel. In
een verstikkende atmosfeer van rook
en brandlucht zag hij de vrouw, met
een diepe snede in den hals, in zit
tende houding dood op een stoel, ter
wijl hare kleeren, welke blijkbaar met
petroleum overgoten en in brand ge
stoken waren, voor een groot gedeelte
waren verbrand.
In eene harer verkoolde handen
had ze nog een snijboonenmesje, dat
waarschijnlijk des avonds door haar
was gebruikt. Een vrij zware wond
aan het hoofd doet vermoeden, dat
een slag met een bijltje, dat, be
vlekt met bloed, op het erf achter-
het kippenhok werd gevonden, haar
bewusteloos heeft gemaakt.
Toen de waarnemende
ter, de heer W. A. Hazeu
burgemeester, de heer Berman, keer
de Maandag van een reis terug
met de politie, welke oogenblikkelijk
door De Haan was gewaarschuwd,
het huis verder onderzocht, vond
men in de slaapkamer achter het
woonvertrek het nichtje A. Beven
eens met een vreeselijke wonde aan
den hals, vermoord voor het bed op
den grond liggen.
Reeds te bed liggende, hetgeen
zichtbaar was aan het met bloedbe
vlekte beddegoed, is zij b j de waar
schijnlijk met den moordenaar plaats
gehad hebbende worsteling, met den
eenen voet in een beddelaken ver
ward geraakt, in het bed blijven han
gen een kussen, dat bij haar lijk
op den grond lag was ook met pe
troleum overgoten en in brand ge
stoken. Of echter de hoeveelheid pe
troleum niet groot is geweest, in de
slaapkamer evenals in de keuken
heeft de brand geen voortgang gehad.
Daardoor is het 'blijkbare plan van
den moordenaar of de moordenaars
verijdeld om het onderzoek naar de
gruweldaden te beletten.
De beide in de slaapkamer staande
linnenkasten zijn opengebroken en de
bovenladen met haren inhoud over
den grond geworpen en verspreid,
terwijl een zoogenaamde kappendoos
op de tafel was gezet, zonder dat het
daarin aanwezige gouden oorijzer
daaruit is gestolen, evenzoo zijn eenige
effecten en een portefeuille met
eenig bankpapier in een kleine lade
van een der kasten onaangeroerd
bleven. Het is niet bekend of de ver
moorde veel baar geld in huis heeft
gehad, hetgeen niet waarschijnlijk
isdoch wat er is geweest was ver
dwenen. Vermoedelijk is diefstal de
oorzaak van de misdaad.
Bij onderzoek vond men in de keu
ken een met bloed bevlekt brood
mes op de tafel liggen, waarmede dus
waarschijnlijk de weduwe is ver
moord. De moord op het meisje is
waarschijnlijk gepleegd met een groot
vleeschmes, hetwelk in den winkel
werd gebruikt en dat met omgebo
gen punt bij haar lijk op den grond
in de slaapkamer werd gevonden.
Uit de verschillende gegevens blijkt,
dat de moordenaar of de moordenaars
niet veel 1 mger dan anderhalf uur in
het huis kunnen vertoefd hebben, de
wijl iemand te ongeveer half elf de
weduwe, door de opstaande achter
deur van den winkel, in de door een
lampje verlichte keuken, in den stoel
zag zitten slapen, naar deze althans
meende op te merken.
Te ruim elf uur hoorden twee voor
bijgangers toen alles in het huis don
ker was, een angstig gegil in de wo
ning, met den eenige malen herhaal
den uitroep„O, God o, God
Dewijl echter tusschen de weduwe
en haar nichtje meermalen een min
der aangename woordenwisseling moet
voorgevallen zijn, meenden zij te moe
ten denken aan een min of meer hef
tig tooneel tusschen haar beiden, en
toen zij, op het punt staande het huis
binnen te dringen, niets meer hoorden
en door de doorzichtige gordijnen
licht zagen ontsteken in de kamer,
waarin iemand heen en weer liep.
gingen zij huns weegs, onbewust welke
vreeselijke dingen daarbinnen gebeur
den.
Te ruim twaalf uren hoorde een
der buren op zijn erf, hetwelk grenst
aan dat van de vermoorde weduwe,
eenig gerucht, waarop deze zijn hond
vernement Atjeh en onderhoorigheden
loopende van 12 tot en met 23 Juni
j.l., wordt het volgende ontleend.
Groot-Atjeh. Onze post Kroeng-
Gloempang werd dagelijks en de
posten Senelop, Lambarih en Biloel,
zoomede de blokhuizen] Montassik en
Toewi-Selimbing werden nu en dan
beschoten; den 14 Juni j.l. bekwamen
wij daardoor een licht gewonde (In-
landsch fuselier.)
Met het oog op de viering van den
Hari Raja Hadji, op 14 Juni jl. wa
ren de tusschen Anagaloeg en Kroeng
Gioempang gelegen blokhuizen den
llden te voren voor een tiental da
gen door dè Atjehsche hulptroepen
ontruimd en door militairen bezet,
welke verwisseling niet ongestoord
heeft kunnen plaats hebben; vier
minderen (een Europeesch en een
AmboneeBch sergeant, een Euro
peesch kanonnier en een Amboineesch
marechaussee) werden daarbij gewond.
Den 22sten Juni j.l. hebben de At
jehsche hulptroepen bedoelde blok
huizen bezet.
Onze transporten tusschen Lam
barih, Lamsoet en Anagaloeng on
dervonden mede overlast van den
vijand, zonder echter letsel te beko
men, evenmin als de aflossingen van
de blokhuizen Montassik en Toewi-
öelimbing, waarop eenige malen ge
schoten werd.
Den 19den werd te Tjot Mahdi,
tusschen Tjot Rang en Kroeng-Gloem-
pang een blokhuis opgericht, hetwelk
werd bezet door volk van T. Nja
Bantah.
Op het eiland Weh was niets mel
denswaardigs voorgevallen.
De civiel en militair gouverneur
maakte den löden Juli jl. een inspec
tiereis langs de Noord- en Oostkust
van Atjeh en naar Weh en keerde
den 22sten d. a. v. te Kota-Radja
terug.
Onderhoorigheden. Oostkust. De
politieke toestand bleef onveranderd
Noordkust. Van Telok-Semawé en
de naburige landschappen vielen geene
bijzonderheden mede te deelen.
De uitvoer van peper en pinang
was in vollen gang.
Op de versterking Segli werd den
12den Juni jl. eene lillakogel afge
schoten; letsel werd daardoor niet
veroorzaakt.
De toestand van zaken jin de Pedir-
treek bleef onveranderd.
Westkust. Zoowel te Poeloe-Radja
als te Melaboeh lieten de toestanden
weinig te wenschen over.
Te Rasian nabij Tampat-Toewan
werden eenige vijandelijkheden ge
pleegd door volk van het beruchie
bendehoofd T. Joesoef.
De hoofden van Tampat-Toewan
maakte zich gereed hem en de zij
nen uit hunne nabuurschap te ver
drijven.
De weersgesteldheid was opGroot-
Atjeh warm en drukkend alleen de
laatste twee dagen vielen er verkwik-
losliet, die wel hevig blaffende het
erf rondliep, doch hetgeen zonder ver
der gevolg bleef; van de schutting
echter, die de erven scheidt en vrij
oud is, waren, naar men vermoedt,
bij de overklimming van den moor
denaar twee planken gebroken, en
uit het feit, dat ook op een andere
schutting overklimming zichtbaar was,
maakt men op, dat hij achterom over
een stuk weiland is ontvlucht, ter
wijl het iets later overgaan van de
bel van de winkeldeur der vermoor
de het vermoeden doet rijzen, dat de
tweede moordenaar, verhinderd door
den inmiddels losgelaten hond, het
huis door de voordeur heeft verlaten.
Koloniën,
BATAVIA, 13 Juli 1894.
Aan het verslag omtrent de voor
naamste gebeurtenissen in het gou-
kende regens, afgewisseld door hevige
westelijke winden.
Op de Noord- en Oostkust was de
weersgesteldheid dezelfde doch ter
Westkust regenachtig, gepaard met
hevige westelijke winden, tengevolge
waarvan de zee er zeer onstuimig
was.
De gezondheidstoestand was op de
zeeposten vrij gunstig.
In Groot-Atjeh was hij over het
algemeen stationnair.
Het gemiddelde ziektecijfer bedroeg
17 tegen 17 en dat van de berri-berri
4 tegen 3 gedurende den vorigen ver-
slagtij d.
Het sterftecijfer was stationnair.
Lombok.
De Javasche Courant van 6, 10 en
13 Juli geeft uitvoerige officieele ver
slagen over de expeditie naar Lombok,
die een voor ons goevernement zoo
bevredigend resultaat heeft gehad.
Na uitgebreide berichten over de
voorbereidingen en de voorspoedige
landing lezen wij nog het volgende
Den lOen Juli werd van de vorsten
een brief ontvangen, waarin zij mede
deelden dat zij de in het ultimatum
vervatte eischen aannamen, doch be
zwaar moesten maken tegen de uit
levering van Anak Agoeng Madé,
aangezien zij dezen met zijne volge
lingen dan ook tegen zich zouden
krijgen. De opperbevelhebber ant
woordde hierop dat aan alle eischen
moest worden voldaan, dat, als de
vorsten bevreesd waren voor Anak
A.goeng Madé, zij zich onder bescher
ming van den opperbevelhebber kon
den stellen en alsdan met de troepen
tegen Madé zou worden opgetreden,
dat echter in elk geval den Jllen
Juli naar Mataram en Tjakra-Negara
zou worden opgerukt en dat om
moeilijkheden te voorkomen, als die
plaatsen verdedigd weiden, vrouwen
en kinderen die kampongs moesten
verlaten.
Den Hen Juli werd met het zesde,
zevende en negende bataljon infante
rie, de cavalerie, twee sectiën veld- en
twee sectiën bergartillerie, de genie
troepen en trein met drie dagen
vivres afgemarcheerd van Ampenan,
welke plaats door de landings divisie
der marine werd bezet gehouden.
Op het oogenblik van afmarsch
ontving de opperbevelhebber een
brief van de vorsten, waarin vergif
fenis werd gevraagd en voorts mede
gedeeld dat Anak Agoeng Madé zich
zei ven gedood had.
Toen de controleur Liefrinck, die
daarop met gevolg naar Tjakra-
Negara werd gezonden, aldaar aan
kwam, bleek Madé nog in leven te
zijn. Hij doodde zich echter toen en
zijn lijk werd door den controleur
met twee volgelingen gezien en her
kend.
De geheele troepenmacht rukte in
kolonne op naar Mataram en naar
Tjakra-Negara, en vond overal de be
volking in hare kampongs en rustig.
Beide plaatsen werden doorgetrokken
en halt gehouden voor den poeri te
Tjakra-Negara. In deze plaats blijft
voorloopig het zesde bataljon infan
terie met de bergartillerie en een
sectie genietroepen, terwijl het ze
vende met de veldartillerie te Mata
ram biijft en het negende met de
cavalerie en een sectie genietroepen
terugkeert naar Ampenan om aldaar
de landingsdivisie te vervangen.
In den namiddag van dienzelfden
ig zoude te zes uur eene samenkomst
van den opperbevelhebber met den
ouden vorst plaats hebben.
De gezondheidstoestand was gunstig.
Het hoofdkwartier is thans geves
tigd te Tjakra-Negara bij Goesti G'dé
Djilantiek van Karang-Asem.
Van den bestuurder van Tabanan
werd in antwoord op den brief van
den Resident over het optreden van
het goevernement tegenover Lomkok,
op 10 dezer een schrijven ontvangen,
waarin hij mededeelt dat hij in voort
durende vriendschap wenscht te leven
met het Gouvernement en getrouwe
nakoming belooft van het bestaande
contract.
Uit hetgeen wij in de Indische
bladen nog omtrent de expeditie
vinden, volgen hier enkele berichten.
Aan de Java-Bode werd den 13en
ui t Boeleleng geseind
Anak Agoeng Madé is voordat de
onzen Mataram binnenrukten, op last
van den radja, doorgekrist; het lijk
is naar Ampenan overgebracht en in
zee geworpenlater is ook het lijk
van de eveneens doodgekriste vrouw
van Anak Agoeng Madé te Ampenan
in zee geworpen. Het 9de bataljon en
de cavalerie keeren naar Ampenan
terug; het 7e bataljon bezet Mata
ram, het 6e Tjakra-Negara.
Het Soer. Hbl. meldt
Bij den radjah van Lombok be
vond zich een gewezen kapitein der
artillerie van het Oostenrijksche le
ger, die kalm naar de ontscheepte
troepenmacht te Ampenan kwam
wandelen, om het geschut op te ne
men. Hij bewoog zich met de meeste
kalmte tusschen onze troepen, maar
werd toen hij weer wilde terugkee-
ren naar den radjah, even gemoede
lijk in bewaring genomen. Hij zal
zijn goede diensten nu maar elders
moeten aanbieden.
Een Singapoor-Chineesche boot (de
Pok Ann.) volgens een ander bericht
eene Engelsche boot), had de brutali
teit dwars door onze schepenlinie
voor Ampenan te stoomen en vlak
voor het strand ten anker te komen.
Toen het schip onderzocht werd, bleek
het dat het 175 geweren en ammu
nitie had meegebracht, die natuurlijk
in ons bezit overgingen. De Engel
sche geweermaker Mitchell is gevan
gen genomen.
Het neerhalen der Lomboksche vlag
had met veel plechtigheid plaats. De
troepen stonden in carré, het Wil
helmus werd gespeeld en toen de
Lomboksche neer was gehaald rees
onze driekleur fier naar boven. Een
donderend hoera rees uit de duizende
kelen der soldaten, die de plechtig
heid bijwoonden.
Wedstrijden.
Nimrod.
De Nederlandsche Jachtvereeniging
„Nimrod" gaf Zondag op Clingendaal
bij Den Haag haar jaarlijkschen
schietwedstrijd, op Legonoky-Clay-
pigeons. Des voormiddags om \11 uur
aangevangen werd de strijd om hall
een afgebroken door een gezellig de
jeuner. Het weer was gunstig, alleen
hadden de 30 schutters met wind te
kampen. Het bezoek was talrijk.
De uitslag Openingsprijs eerste G.
J, van der Vliet, O verveen, tweede
R. de Pavauge, Heemstede, derde J.
M. D. baron Van Lynden, Lisse.
Nimrodprijs. Eerste, baron Van
Pallandt van Eerde, tweede J. H.
van Boelens van der Haer, 's-Graven-
hage.
Tweestrijdsprija. Zilveren beker, de
finitief eigendom van den schutter,
die hem tweemalen achtereen of drie
malen in het geheel wint, mr. E^
Greven, Zwollepremie jhr. mr. B.
C. van Merlen, Heemstede.
Match. Eerste prijs mr. D. E. van
Lennep, Heemstede. Tweede, C. P.
Morbotter, 't-Gravenhage. Derde, E.
J. Evekink Busgers, Arnhem.
Na den schietwedstrijd werd in het
restaurant Van der Pijl een gemeen
schappelijke maaltijd gehouden.
De Nederlandsche cricketers
in Engeland.
De Nederlandsche team speelde
Maandag tegen de Hampsteadclub
te Hampstead.De Engelschen maakten
138 punten waarvan Hallé 30 en
Besch 29. De Hollanders scoorden
slechts 28, daar Spofforth, bekend
als „the Demon Bowler of Australia"
vier wickets voor vier nam.
In de tweede innings maakten de
Hollanders 128, waaronder Hisgen
45Hampstead in de tweede innings
19 voor twee wickets, dus met acht
wickets winnende.
Wielerwedstrijden te
Antwerpen.
Maandag werd het Wereldkampi
oenschap over 100 kilometer te Ant
werpen gehouden. Eerste Hennie,
(Noorwegen) in 2 u. 35 m. 53 sec.;
tweede Green, (Engeland); derde Van
Ooien, (België); vierde Luyten, (België)
overgelaten
„Overgelaten aan mijn lot Wat bedoel je
„Wel mijn jongen, als lady Bidebank u niet als kind had
aangenomen."
„Als kind aangenomenWat zeg je
„Komaan," zei de vermomde Tony, terwijl hij een pijl voor
een boog sneed, „gij wilt toch niet zeggen dat gij niet weet,
dat gij een aangenomen kind zijt?"
„Dat ben ik niet, ik ben haar eigen zoon!" riep Rupert
boos.
„Wel, denk dat maar als ge wilt. Ik wil u niet alles ver
tellen wat ik weet. Al de jongens in den omtrek weten het.
Maar ik zal niets zeggen, want misschien is u ook een van
die menschen, die dadelijk alles aan mama gaan vertellen.''
„Zeg mij wat je weet, alles wat je weet. Je zult spreken.
Daar, ik zal je mijn mooie zakmes geven!" riep Rupert,ter
wijl hij dit voorwerp in Tony's hand duwde, „maar zeg mij
dan ook alles."
„O, wat ik weet is niets bijzonders, alleen weet ik dat gij
haar eigen kind niet zijt. Zij heeft nooit een kind gehad en
nam u als kind aan, dat is alles."
„Dat is zoo nietdat is zoo nietriep Rupert, stotterend
van schrik.
„Welnu dan, ik zal het u bewijzen. Hoe lang is lord Bide
bank dood Zestien jaar. En hoe oud zijt gij? Veertien. Wie zal
dus Bidebank Hall erven Gij
„Neen," zeiiRupert langzaam. „De zoon van lord Bidebank."
„Juist^ zoo. Maar deze erfgenaam is niet de zoon][van uw
pleegmoeder. Hij is haar neef. Als gij haar eigen zoon waart,
zoudt gij toch immers de bezitting krijgen?"
„Maar weet jij dan uit welke familie ik gekomen ben?"
riep de arme Rupert bedroefd.
„Ja, dat weet ik. Zooals er in de boeken staatarme, maar
eerlijke lieden. Menschen als ik...."
„Dat geloof ik niet, dat geloof ik niet I" riep hij uit.
„Doe het dan niet, maar het is zoo," zei Tony een tweede
pijl snijdende. „Waarom trek je je dat zoo aan Natuurlijk
kan mylady u moede worden, misschien is zij dat al en heeft
ze u daarom naar school gezonden. Toen je klein waart, nam
zij je als een speelding en daarvoor wordt je nu te groot.
Luister toch naar rede. 't Is best mogelijk, dat zij zich
eenigszins gaat schamen over je ouders en gij kunt niet ver
gen, dat zij een aangenomen kind even lief heeft als een
eigen. Je moet nog heel dankbaar wezen als zij je de deur
niet uitzet...."
Rupert sprong op en snelde weg.
Maar de dolk zat in zijn borst. De smart en de afschuw
van den toestand werden steeds grooter. Gedreven door liefde
en door verkeerde redeneering had lady Bidebank Rupert de
geschiedenis zijner jeugd niet medegedeeld. Wel was het haar
voornemen, om wanneer hij volwassen zou zijn geworden,
hem mede te deelen, dat hij niet haar eigen kind was, maar
niettemin de vreugde van haar leven.
Elke blik, daad en woord bracht verdenking en argwaan
voor den armen Rupert. Wanneer hem iets geweigerd of
wanneer hij berijpt werd, dan meende Rupert dadelijk, dat
het voortsproot uit vermindering van de liefde, die lady
Bidebank voor hem koesterde. Hij beschuldigde zichzelven
dat hij een last voor haar was en ondervroeg de jongens,
zijne speelmakkers, die vreemde gezichten trokken en erken
den, dat zij wel iets „raars" hadden gehoord. Uit trots liet
hij zich nu met zijn makkers niet meer in en wandelde
voortdurend alleen. Op zekeren dag ontmoette hij Timmy
Titlow en nam de gelegenheid waar om hem te ondervragen.
„Timmy, op uw eerewoord, weet gij of ik een aangenomen
kind ben?"
„Wie zegt dat?" riep Timmy.
Ben ik een aangenomen kind
„En wanneer dat zoo was?"
„Zeg mij de waarheid, de geheele waarheid of ik spring
in het Reservoir."
„Komaan," zei Timmy bedarend, ,,'tis waar dat gij niet
de eigen zoon van mylady zijt, maar zij heeft u daarom niet
minder lief en gij zijt haar daarom niet minder dank ver
schuldigd. Voor uwe eigen ouders behoeft gij niet te blozen,
zij waren eerlijke menschen die hard werkten."
„Waar woonden zij vroeg Rupert, „heb ik hen ooit
gezien
„Een van uwe familieleden hebt gij wel eens gezien. Her
innert ge u dat niet meer Het was een aardige, oude vrouw,
zij is lang geleden eens met mij op Bidebank Hall ge
weest.
Wordt vervolgd