I JACHT OP EEIE ERFENIS.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
12e Jaargang'
Woensdag 19 September 1894,
«o. 3440
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIËN:
STADSNIEUWS.
FEUILLETON
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37 J.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat 14:, Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en courantier»,
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenlatul: Compagnie Générale de Publicité Etrangére G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Partje 31 his Faubourg Montmartre.
Haarlem18 Sept. 1894.
De heer Jhr. J. Sandberg, officier
bij het Ind. leger, wegens verlof hier
tefclande, zal niet .22 September, maar
8 October a. 8. naar Indië vertrekken.
Lombok ia aasche Grappen.
Onder redactie van een onzer stad-
genooten, den heer A. Prell, verschijnt
sinds eenigen tijd bij de firma M.
Schooneveld Zoon te Amsterdam,
een weekblad getiteld „Deutsche
i Wochenzeitung in der Niederlanden,"
^opgericht met het doel om in Duitsch-
land betere denkbeelden te geven van
wat er in Nederland omgaat, dan die
zij tot dusverre hadden.
Nu, zulk een uitgaaf was waarlijk
niet overbodig. De ouderwetsche mee
ning dat Nederland bestaat uit sloot
jes en uit dijken, op welke laatste de
„Mijnheers" met wijde broeken aan
van 's morgens tot 's avonds lange
pijpen rooken, die meening is wel
wat verbeterd, maar niet zoo geheel
en al voor juistere denkbeelden om
trent ons land op|de vlucht gegaan,
dat een „Deutsche Wochenzeitung
in der Niederlanden" nog niet veel
goecl zou kunnen doen.
Gelukkig is het dan ook, dat de
heer Prell succes heeft met zijn blad.
Hij verdient dat door de moeite die
hij <er zich voor geeft. Maar ditmaal
komt er in zijn blad een stuk voor,
dat hoe aardig en op sommige plaat
sen geestig, toch in deze dagen een
wanklank is in de ooren van een
Nederlander.
Het stuk heet „Studiosus Jan
Pietersz. Koen Jr. an seinen Freund
Pennelik in Berlin" en heet den löden
November op Lombok te zijn geschre
ven. 't Bevat de avonturen van een
aantal nederlandsche studenten die,
op de oproeping van éen hunner,
naar Lombok zijn getrokken om de
Balineezen te bevechten.
Op een vermakelijke wijze wordt
geschetst, hoe deze totaal ongeoefende
manschappen een weinig leeren exer-
ceeren, onder veel tranen en lauwer
kransen vertrekken op een pracht van
een stoomer met 50 kajuiten eerste
klasse en, nauwelijks op Lombok aan
gekomen, moeten vernemen dat de
Sultan zich heeft overgegeven.
Dat de heer Prell dit stuk zelf ge
schreven heeft, zal niemand die zijn
frisschen, levendieen stijl kent bij de
lezing ervan ook maar een oogenblik
betwijfelen. Het zonder een glimlach
te lezen krijgt zeker niemand gedaan,
maar of het thans niet beter onge
schreven ware gebleven, is een vraag,
die wij meenen te mogen stellen. Het
plan van een aantal studenten om
naar Lombok te gaan en den vijand
te bevechten, mag in vele opzichten
onpraktisch, ja onuitvoerbaar wezen,
daartegenover staat, dat het een spon
tane uiting is van vaderlandsliefde,
zooals wij die in dezen tijd maar
zeldzaam beleven.
Daarom maakte deze „Lombokiaan-
sche grap" op ons een eenigszins
pijnlijken indruk, die er niet minder
op werd toen wij bedachten, dat
Duitschers die het stuk lezen, allicht
zullen gaan denken dat de algemeene
opinie over het plan in Nederland is
de opinie van den talentvollen schrij
ver. Dien indruk had de „Deutsche
Wochenzeitung" niet mogen geven.
Met waardeering van dit tijdschrift
moet het ons dan ook van 't hart,
dat wij er dit stuk liever niet in ge
vonden hadden. Ditmaal heeft de heer
Prell (de vergelijking zal hem, als
oud militair, aangenaam aandoen)
geen roos, maar een poedel geschoten.
Het Brongebouw,
Met den bouw van het bronge
bouw in de Koekamp is heden een
aanvang gemaakt, en metïspoed zal
moeten worden gewerkt, daar het 25
December a. s. dak- en glasdicht zal
moeten zijn om in April van het vol
gende jaar te worden opgeleverd.
Naar wij vernemen zal de aanne
mer er spoedig 150 200 man aan
laten arbeiden.
Reeds is een aanvang gemaakt met
de afperkingen voor het gebouw.
Mochten er photografen of amateur-
photografen zijn, die de oude Koe
kamp, een der schilderachtigste na
tuurpunten bij den Hout willen ver
eeuwigen, dan moeten zij zich dus
haasten.
Bureau voor Vraag en Aanbod
voor den Arbeid.
Geopend: Zaterdagavond van 8% tot
9% uur.
Lokaal „Doelen", ingang Luitensteeg,
is gelegenheid tot inschrijving van
werkloozen, die minstens 12 maan
den in Haarlem woonachtig zijn;
Als zonder werk zijnde hebben zich
aangemeld
Wijnkoopersknechts, losse werklieden,
bankwerkers, koetsier, loopknechts,
schoenmaker, winkelbedienden, tim
merlieden, houtdraaier, letterzetter,
hovenier, schilders en steenhouwer.
Heeren Werkgevers welke van deze
aanbieding wenschen gebruik te ma
ken, worden beleefd verzocht hunne
aanvragen in te zenden bij de leden
der Commissie of op den zitting
avond.
Namens de Commissie
J. HUIZING, Secret.
Bekeuring.
Door de politie alhier is bekeurd
de bierhuishouder K., wonende Voor
zorgstraat, ter zake het verkoopen
van sterken drank in het klein zon
der de daartoe vereischte vergunning.
Oplichting.
Een ieder zij gewaarschuwd geene
gelden te betalen op kwitantiën, die
een man aanbiedt ten behoeve der
Ned. Vereeniging tot onderwijs voor
blinden, welke vereeniging niet be
staat. Reeds zijn een paar ingezetenen
op die wijze ieder voor een bedrag
van J 5 opgelicht.
Maandagmiddag had zich ten twee
unr een 30-tal leden der aldeeling
Haarlem van de Ned. Mpij. voor
Tuinbouw en Plantkunde vereenigd op
het buitenverblijf „Leeuw en Hooft",
daartoe welwillend beschikbaar ge
steld door de heeren Gebr. van Beek,
om te profiteeren van de 3de open
bare les.
De heer Ide, van .^Frederiksoord,
deed als inleidend woord uitkomen,
dat het hier geen lezing, maar veeleer
eene bespreking goldieder die iets
te vragen, of afwijkends in de prak
tijk ondervonden had, moest dat maar
mededeelen. Mocht men het met
spreker op sommige punten niet eens
zijn, men verzwijge het niet, door
bespreking komt men tot de ware
voorstelling.
Evenals bij de vorige bijeenkomst
nam de behandeling der kasdruiven
het grootste deel van den beschikbaren
tijd in beslag.
Onder de verbeteringen die de heer
Ide in de druivencultuur in bakken
wenscht aangebracht te zien treedt
vooreerst op den v oorgrond, dat de
bakken ruimer aangelegd dienen te
worden, de afstand van het glas tot
de bladen dient een halve meter te
zijn, dat zal het blad zoowel als de
vrucht ':ten goede komen en verhindert
jedeeltelijk de bekende steelziekte;
zelfs op 't kleuren der vrucht is 't van
groote invloed.
Wanneer de heer Ide in de cultuur
in 't algemeen groot voorstander is
de planten lucht en licht in ruime
mate toe te voegen, raadde hij niette
min aan om in de onmiddellijke
nabijheid der vrucht eenige blade
ren te houdenonder die bladeren
vindt men doorgaans de beste vruch
ten. Zon werkt gunstig op de vrucht
vorming, doch te veel zon is hinderlijk
voor de vruchtschil. De Frankenthaler
is erkend de beste druif voor ons
land, veel gaat evenwel op dien naam
door, dat geen Frankenthaler is.
Een vraag of het ook goed is de
druif zomers te bemesten, werd in
bevestigenden zin beantwoord. Bloed-
mest is de meest gewenschte mest
zoowel des zomers als 's winters, doch
zomers behoort de bloedmest met
water sterk verdund aangebracht te
worden.
Als iets ongewoons voor de aan
wezigen in deze streek raadde de heer
Ide met klem aan om de bakken
gedurende den winter niet te ontdek
ken de meeningen hierover liepen
nog al uiteen.
Nadat de heer Ide nog een en an
der over nijpen en over de vorming
van het bladgroen van de vorige les
herhaald had, stapten wij van de
druiven af om de wandeling door den
tuin voort te zetten. Opmerking ver
dient het dat zelfs de heer Ide, die
wel gewoon is goed onderhouden ooft-
boomen en moestuinen te zien niet
in gebreke kon blijven aan den tuin
baas der heeren van Dijk, een woord
van lof te schenken voor de prachtige
collectie vruchtdragende vruchtboo-
men, die zich hier voordoen in goe
den staat.
Na een vluchtigen blik op en korte
bespreking van de appelboomen, ver
wijlde men eenigen tijd bij deperen-
boomen en raadde de heer Ide aan
de takjes in den zomer in te nijpen
zoodra het blad volvormd is.
Ongemerkt kwamen wij zoodoende
op het ringen der ooftboomen wan
neer de wasdom dat noodig maakt.
De heer Ide ziet geen bezwaar den
bast ter breedte van een halven tot
een centimer algeheel weg te nemen.
Een introducé, uit Boskoop, een welbe
kend boomkweeker, kon zich hierme
de niet al tegoed vereenigen en vreesde
een negatief resultaat; een bereid wil.ig
toehoorder? hakte den knoop door
met de verzekering dat hij de proeven
zou nemen en uitkomsten zou rap
porteeren liever dan de weddingschap
pen die omtrent dat punt reeds over
en weder werden aangeboden aan te
moedigen. Nu dat is dan maar goed
ook, de sport met de daaraan verbon
den weddingschappen, hebben meer
dan voldoende uitbreiding genomen.
Voor morellen, perziken en steen
vruchten in 't algemeen wenschte de
heer Ide de scheutjes niet langer dan
een 30 centimeters te houden. Het uit
einde der takjes zal zich zoo te beter
met bloemtuiltjes bezetten en flinke
vruchten opleveren. Behoudens enkele
opmerkingen, vragen en verstrekte
inlichting kon de openbare les hier
mede als geëindigd beschouwd wor
den, en werd gevolg gegeven aan het
aanbod om en corps nog een oogenblik
in den koepel van het buitenverblijf te
verpoozen.
Door de gewaardeerde zorgen van
den heer van Beek was de volijve
rige president der afdeeling, de
heer Onderwater in de gelegenheid
deze leerzame bijeenkomst onder een
glas wijn te besluiten. ZEd. dankte de
heeren van Beek en Ide voor het
medegedeelde, voor hun bereidwillig
heid en loyale receptie en hoopte
dat het besprokene mocht bijdragen
tot uitbreiding der kennis van vak
mannen en verdere aanwezigen.
Baldadigheden.
Op een der hoeven van Gebr. van
der Beek in den Houtrakpolder zijn
door eenige arbeiders in het verblijf
der overige werklieden alle ruiten
ingeslagen en verdere baldadigheden
gepleegd. Door de politie is bij het
onderzoek proces-verbaal opgemaakt.
Te Halfweg had de politie Zondag
avond en des nachts druk werk;
natuurlijk weder veroorzaakt door be
woners van de Haarlemmermeer.
Meerdere vechtpartijen vielen by
het verlaten der herbergen vooreen
persoon werd gearresteerd.
Waarlijk twee politiemannen is te
genover zoo vele kwaadwilligen te
weinig en ofschoon reeds meermalen
in den gemeenteraad de noodzakelijk
heid van de plaatsing van een veld
wachter aan de Noordelijke Ringdijk
werd betoogd, schijnt het hoofd der
gemeente Haarlemmermeer die nood
zakelijkheid niet te erkennen.
Wenschelijk was het voorzeker dat
door tusschenkomst van bevoegde
autoriteiten de toestand verbeterd
werd.
De campagne aan de beetwortel
suikerfabriek „Holland" te Halfweg
zal in het het begin der volgende
maand aanvangen.
Mond- en Klauwzeer.
Besmettelijke veeziekte (mond- en
klauwzeer) is nog uitgebroken te Be
verwijk onder het vee van den vee
houder J. Nol, te Haarlemmermeer
bij L. de Haan (CC No. 17) en J.
Baars (AA No. 12), te Sloten bij J.
van Hulsen aan den straatweg, en
aan de Zomervaart bij J. Smit.
Naa het engelsch
van PAUL H. GERRARD.
71)
HOOFDSTUK XXIV.
Set noodlottige middaguur.
Hoe 1 Vijftien minuten na elf! Hij is laat. De zon schijnt
minder helder. Half twaalf!
Rupert is werkelijk ongeruBt. Hij verwijdert zich om langB
len weg te kijken. Hij stuurt den koster in eene richting
sn de portierster ia eene andere richting weg. Hij kan er niet
meer luchtig over spreken met Natalie.
Kwart voor twaalven Zal de predikant nooit komen Wat
sen wreed man om aldus de vurige liefde van twee jonge
harten te veronachtzamen.
Tien minuten voor twaalvenDe contessa wordt bleek.
Vijf minuten voor twaalvenIs dat een traan in Natalie's
prachtige oogen? Rupert hijgt naar adem, rood van woede.
Een, twee, drie en het noodlottige middaguur heeft ge
lagen! De predikant is niet gekomen. Zij zijn nog onge
huwd. Het uur voor het huwelijk bestemd is voorbij. Heden
zal de trouwplechtigheid niet plaats hebben.
„Twaalt uurl" zegt de contessa. „Wat is er gebeurd?"
„Twaalf uur!" fluistert Natalie. „Moeder wij moeten naar
huis terugkeeren."
„Twaalf uur 1" roept Rupert uit. „Die afschuwelijke man,
„waarom heelt hij dat gedaan Ik zal hem wel schrijven,
en morgen komen wij terug."
Helaas Natalie Helaas Rupert I Morgen niet, evenmin den
volgenden dag en vele daarop volgende dagen 1 Het blijft nog
een open vraag der toekomst, of gij beiden ooit in de kerk
van St. CleopaB zult staan als man en vrouw.
HOOFDSTUK XXV.
Een mood plan gelukt.
Op den Zondag, toen James Wrigley het uur vernam,
waarop het huwelijk van sir Rupert en Natalie zou plaats
hebben, maakte hij bij het naar huis gaan een omweg om
Tony Pettigrew op te zoeken. Zij voerden een gesprek, waar
bij Tony in de deur van zijne kleine woning stond, die hij
als een kluizenaar bewoonde, terwijl zijn meester en kwade
geest te paard zich naast hem bevond.
Des Maandagmorgens vroeg was Tony Pettigrew reeds op
weg. De kortste weg van de pastorie naar de kerk van St.
Cleopas, liep door boschachtig land en uitgestrekte weiden
over een atstand van vier mijlen, en ongeveer halverwege
bevond zich de kleine steenen hut, waarin Timmy Titlow
eens den jongen sir Rupert had gevonden.
Nabij de pastorie verhief zich eene grootere en meer mo
derne kerk, waar op de vastgestelde weekdagen des avonds
dienst werd gehouden.
Hoog in een olm gezeten zag Tony den predikant ten tien
ure zijn huis verlaten, op zijn klein paard het hek uitrijden
en daarna langzaam den weg naar St. Cleopas inslaan.
Pettigrew klom uit den boom en snelde naar de hut. Daar
hurkte hij neer totdat het geluid van paardenstappen zich
op den weg deed hooren en hij door de openstaande deur
den predikant zag aankomen.
„Oh ooo I" kreunde Tony, met jammerende stem. Steeds
luider werd het gekreun.
De predikant hield zijn paard in en luisterde.
Tony slaakte weer een hartverscheurenden kreet
„Hei daarl Wie is daar? Wat scheelt er aan?" riep de
predikant uit.
Een gekreun van Tony en een gestamel van
„Helpl O, ik sterf 1 Wees mij, armen zondaar, genadig!
Oh ooo
Dit was meer dan de goede man kon verdragen. Daar was
een medemenseh iu nood ziek, stervende, hulpbehoevend,
zoowel physiek als geestelijk. Hij steeg af, wierp de teugels
op den nek van zijn rijdier en trad langzaam|de hut binnen.
Hij kwam uit het volle daglicht in een volslagen duisternis;
een gekreun deed den beminnelijken Leviet evenwel zijne
schreden richten naar den hoek, waar hij onduidelijk eene