Politiek Overzicht.
te Deventer: mr. R. C. Nieuwen-
huis, tchoolopz. in het district De
venter, te Deventer;
te Groningen J. Wijn, schoolopz.
in het district Winschoten, te Sappe-
meer
te Roermondjhr. mr. L. F. H.
Michiels van Kessenach, schoolopz.
in het district Roermond, te Roer
mond.
Tot leden zijn benoemd in de
commissie te Haarlem J. A. van der
Boom, te Haarlem, J. G. Martin, te
Haarlem, mej. J. S. de Haan, te Am
sterdam, mej. A. M Tit, te Haarlem;
tot plaatsvervanger van den voorzit
ter W. van Marken, schoolopziener
in het district 's-Gravenhagetot
plaatsvervangende leden A. J. Meije-
rink, te Haarlem, mej. Th. A. Aler,
te Amsterdam.
in burgertenue te Harderwijk
doorbrengen, voor zij met verlof naar
hunne woonplaats kunnen vertrek
ken.
Lombok.
De heer L. den Beer Poortugael,
doctorandus in de rechtswetenschap,
deelt het volgende mede
Bij dezen heeft ondergeteekende de
eer belanghebbenden mede te deelen
dat, gehoor gevende aan zijne op
roeping, geplaatst in de N. R. C. van
Zondag 2 September 1894 en welwil
lend door andere dagbladen overge
nomen, zich 290 personen als vrij
willigers bij hem hebben aangemeldj;
dat hij, toen er zich 280 hadden
opgegeven, een lijst met hunne na
men enz. aan Zijne Excellenties den
minister van koloniën, op diens ver
zoek, heelt aangeboden
dat Zijne Excellentie, na het aan
bod in overweging genomen te heb
ben, aan ondergeteekende, op den
15den September, heeft medegedeeld
dat hij, het aanbod zeer op prijs stel
lende, dit op het oogenblik nog niet
behoeft te aanvaarden met het oog
op de gunstiger berichten omtrent
den oorlogstoestand op Lombok en
het voorloopige resultaat der koloni
ale werving.
Tevens maakt ondergeteekende van
deze gelegenheid gebruik om allen,
die zich uit vaderlandsliefde als vrij
willigers bij hem hebben aangemeld,
en hen, die door toezeggingen van
gelden of andere giften tot zijn doel
medewerkten en eindelijk hen, die
van hunne instemming met zijn „Op
roeping voor Lombok" deden blijken,
voor hunne medewerking zijn oprech
ten dank te betuigen.
Blijkens telegraphisch bericht van
den Goeverneur-generaal van Ned.-
Indie zijn aan hunne op Lombok be
komen wonden overleden de fourier
R. Th. F. A. Goericke (algemeen stam-
boeknommer 18811) en de fuselier C.
B. Walker (algemeen stamboeknom-
mer 21371).
Den 22en September aanstaande
vertrekt met de Prins Hendrik van
de Maatschappij „Nederland" een de
tachement van 4 onderofficieren en
100 korporaals en manschappen van
de Koloniale Reserve te Nijmegen,
onder bevel van den kapitein Kramer
en als medegeleiders de le luit.
d'Harvant van de Koloniale Reserve
en de 2e luit. kwartiermeester Gun-
ther. Evenals op 8 September zullen
de luit.-kol. comdt. v/d Kol. Reserve
en al de officieren van dat korps
hunne kameraden en het detachement
uitgeleide doen.
Het zal ook dezen wakkeren man
nen in Amsterdam zeker niet aan
belangstelling ontbreken en menig
een zal zich geroepen gevoelen om
hun een laatst vaarwel op Neder-
landschen bodem toe te wuiven.
De dienstneming bij het koloniale
leger is in de laatste dagen zoo groot,
dat de kleeding-magazijnen te Har
derwijk bijna geheel zijn uitgeput.
Verschillende jongelui moeten eenige
De heer G. Witte veen, oud-officier
der genie en lid van den Utrecht-
schen gemeenteraad, heeft op de in
Utrecht gehouden vergadering voor
de Lombok-collecte ter sprake ge
bracht het denkbeeld om, naar aan
leiding van de ramp op Lombok, te
stichten een „Fonds tot ondersteu
ning der nagelaten betrekkingen van
militairen, die in Indië voor den
vijand zijn gesneuveld of aan de ge
volgen der voor den vijand verkregen
wonden zijn overleden." Hij verzoekt
nu allen, die met hem instemmen
om een „Lombok-fonds" te helpen
stichten, hem daarvan zoo dra moge
lijk schriftelijk te willen berichten,
zij het door inzending van een kaartje
(op het adres te vermelden „Lom
bok-fonds").
De oprichters zullen in de eerste
plaats aansluiting hebben te zoeken
met het comité voor de Lombok
collecte, om zoo mogelijk èn met dit
comité samen te werken en dit co
mité er toe te brengen uitbreiding te
geven aan het eerstopgevatte plan.
Beschouwingen over de
Troonrede.
De meeste bladen, die een oordeel
over de Dinsdag uitgesproken troon
rede uitspreken, zijn van meening,
dat eene bijzonder groote lijst van
werkzaamheden door de Regeering
is ontvouwd. Van sommige volgt
hieronder het oordeel.
Het Handelsblad zegt o. m.
Een eerbiedwaardige lijst dus
van regelingen, welke het ministerie
tot volvoering eener „beperkte taak"
opgetreden, zich ten doel sielt tot stand
te brengen.
Is het denkbaar, dat de regeering
die reuzentaak inderdaad ten uitvoer
brengt in de korte spanne tijds, welke
vereischt zou worden, indien inder
daad de afdoening van het kiesrecht
op den voorgrond bleef staan?
Het Ministerie, in de eerste
plaats zal wel de onmogelijkheid in
zien van zulk een ongehoorde snelwet-
geverij I
Wanneer het inderdaad de aange
kondigde hervormingen tot stand
brengt waaronder wij leerplicht
en persoonlijken dienstplicht met
leedwezen missen en die met een
3 kieswet bekroont, zal men in
's lands belang geen reden hebben tot
klagen.
Het Nieuws van den Dag
ontving van de rede een aangenamen
indruk.
„Bedenkt men, dat het vorige Mi
nisterie, en dat kon niet traag wor
den genoemd, zijn kieswet-ontwerp
indiende, na juist een jaar aan het
bewind geweest te zijn, en dat de
tegenwoordige Regeering het kies
recht voor de gemeenteraden tegelijk
wil regelen, dan heeft men niet te
klagen over gebrek aan spoed, maar
is er veeleer reden om over snelheid
van werken te roemen, ook wanneer
men in aanmerking neemt, dat de
tegenwoordige Regeering over den
arbeid der vorige beschikken kan".
Ten slotte spreekt het blad den
wensch uit, dat geen oude veeten
de zoo hoog noodige, en als zij er
is, zoo machtige toewijding van de
Vertegenwoordiging in den weg
staan.
Het Centrum
acht de lijst der werkzaamheden te
lang, om al die dingen in ernst op
te nemen. Kieswet en personeel, deze
twee hoofdschotels, zou het blad voor
dit jaar als ernstige toezegging kunnen
aanvaarden.
„Het is duidelijk, dat deze troon
rede het geheele Regeeringsprogram
bevat. Immers om alles, wat er in
wordt aangekondigd, af te handelen
en tot stand {te brengen, moet men
stellig over een geheele vier jaarlij ksche
periode kunnen beschikken. En daar
op rekent ae Regeering. Waarom zou
zij het niet?"
De mededeeling, dat zee- en land
macht zoowel hier te lande als in de
koloniën voortgaan, zich op loffelijke
wijze van hare taak te kwijten, geeft
Het Centrum de volgende opmerking
in de pen:
„Dit getuigenis zal ongetwijfeld op
gegevens steunen. De Regee
ring kan die hebben ontvangen en
zij zullen het ook bij de adres- of
begrootingsdebatten ophelderen, hoe
een sterke en goed geregelde expe
ditie naar een betrekkelijk klein
eiland eerst de hoofdstellingen van
den vijand terstond heeft kunnen be
zetten, maar ten gevolge van een
nog niet bekende manoeuvre twee
maanden later èn voor de hoofdstad
èn voor het vorstelijk verblijf weer
een beleg moet houden, welks loop
door de laconieke telegraphische be
richten niet het minst te verklaren
valt. Tot zoolang blijve men zijn
oordeel opschorten, vertrouwende met
H. M. de Koningin-Regentes, dat
inderdaad de eer onzer wapenen op
Lombok krachtig zal worden gehand
haafd."
De Amsterdammer
merkt op dat de troonrede niet te
weinig, eer te veel belooft. Het blad
spreekt er zijn voldoening over uit
dat de goede trouw der Regeeriüg,
die bij de openingsrede in Mei jl.
door zoovelen aanstonds verdacht
wordt, nog niet kan geloochend wor
den.
Ten slotte ontleenen wij aan De
Am8t. de volgende opmerking:
„H. M. en de Regeering staan op
een beteren voet met a lie buitenland-
sche mogendheden dan de natie zelve.
De betrekkingen tot allen zijn van
den „meest vriendschappelijken aard".
Voor Portugal echter kan ons volk
moeilijk iets wat op vriendschap ge
lijkt, gevoelen, nu deze Staat aan
duizenden Nederlanders de hun recht
matig toekomende rente van geleend
kapitaal onthoudt!"
De Nieuwe Rotterdamsche Courant
gelooft dat de thans geopende zitting
indien het aan samenwerking van
V olks vertegenwoordiging enRegeering
niet ontbreekt, vruchtbaar zal zijn.
De nieuwe ministers hebben eenige
maanden tijd gehad om zich in de
zaken hunner departement in te wer
ken, en de troonrede geeft h. i. blijk
van de voornemens der Regeering om
met de Volksvertegenwoordiging vele
belangrijke zaken in het belang van
hst land tot stand te brengen.
Het Dagblad voor Zuid-Holland
had in de troonrede gaarne gewag
zien gemaakt van de hartelijke ont
vangst der Koninginnen in Zeeland,
terwijl ook Atjeh een afzonderlijk
woordje had verdiend. De toestand
van handel en nijverheid acht het
blad te rooskleurig afgeschilderd.
Dat het kiesrecht voorop staat acht
het „Dagblad" een teleurstelling
gemeentefinanciën en personeel had
den er aan vooraf behooren te gaan
Subsidie aan middelbare scholen
voor meisjes vindt evenmin ingeno
menheid bij het Dag bi Het vindt
de ouders, die er hun dochters van
widen doen genieten, de aangewezen
personen om de kosten te dragen.
Do bemoeiing der Regeering op
sociaal gebied zag het Dag bi. gaarne
tot een minimum beperkt. Staatshulp
in financieelen zin, direct of indirect,
daartegen heeft het onoverkomelijke
bezwaren.
Overtuigd, dat het kabinet-Roëll
het be3te met ons vaderland voor
heeft, hoopt het Dagbl. dat zijn re-
geerbele.d van dien aard zal zijn, dat
de gematigden van alle richtingen
het sympathie zullen kunnen blijven
schenken.
Het Vaderland:
Het werkplan der Regeering heeft
veel aanlokkende, al laat het plaats
voor eenige vragen. Zoo mag het ver
wondering baren, dat de minister Van
Houten weigeit de twee vruchten te
plukken, die verleden jaar al rijp wa
ren, n.l. de regeling der eedsquaestie
en die der lijkverbranding; evenzoo
dat de regeling van den leerplicht,
die de minister Tak gereed had, aan
het lijstje ontbreekt.
Het blad noemt wat omtrent Lom
bok gezegd wordt sober maar flink:
in een Troonrede waren breedere be
schouwingen misplaatst geweest.
Met vertrouwen, besluit het blad,
mag de Regentes een beroep doen op
de toewijding der Staten-Generaal ter
vervulling hunner ernstige en moei
lijke taak. Ongetwijfeld zal de Regee
ring de welwillendheid en tegemoet
koming ondervinden, waarop zij aan
spraak heeft. Ook zij, die zich met
vertrouwen geschaard hadden om de
banier der vorige Regeering, wier ne
derlaag nog steeds door hen wordt
betreurd, zullen het woord te schan
de maken, dat de Heiss-sporne der
„antiTakkianen door dik en dun,, nog
een paar malen in de kalmte van
dezen zomer hebben doen weergal
men, als zou het tegenwerken en be
moeilijken van deze Regeering en
het afstemmen van wat zij maar mag
voorstellen, de lust van hun leven
zijn.
bankbiljet moet in de vorige week te
Groningen aan bedoelden inwoner in
betaling zijn gegeven.
Manslag te Eygelshoven.
Aangaande den manslag te Eygels
hoven gepleegd, wordt uit Maastricht
nader gemeld
De naam van den verslagene is W.
Heinrichs, oud 44 jaren, schoenma
ker, vader van 7 kinderen, en die
van de vermoedelijke daders H. Schroo,
oud 27 jaren, mijnwerker en J. Fris-
schen, oud 25 jaren molenaarsknecht
beiden te Hopel-Kerkrade woonach
tig. Op het lijk van den verslagens
werden verscheidene messteken waar
genomen, onder welke een in den
buik, waaruit het net te voorschijn
kwam. Ojk de verdachte Bchroo is
door messteken levengevaarlijk ver
wond. Frisschen is gevankelijk naar
hier overgebracht.
De moord aan de Ceintuur
baan te Amsterdam.
Er is tot dusverre geen verder licht
in de zaak opgegaan. Dat Drayer in
hechtenis wordt gehouden, schijnt
zijn reden te hebben in het feit dat
zijn doen en laten in den ochtend,
dat de misdaad plaats had, niet erg
helder is. Drayer beweert nl. dat hij
dien ochtend ongeveer negen uur,
dus nadat de moord was gepleegd,
V. d. Berg is gaan halen om zamen
leer te koopen, terwijl daarentegen
V. d. Berg's vrouw volhoudt dat
Drayer haar man dien ochtend reeds
om zeven uur is komen halen en zij
toen samen zijn uitgegaan. Dat zou
dan zijn geweest vóór den moord, die
tusschen halfacht en halfnegen moet
zijn gepleegd.
De nieuwe getuige waarvan sprake
is, moet zijn een nachtwaker, doch
opgehelderd dient nog, waarom hij
niet vroeger heeft verklaard Drayer
te half zeven op de Ceintuurbaan te
hebben gezien. Diens naam is im
mers in de treurige zaak reeds zoo
dikwerf ter sprake gekomen.
Nader verneemt het Hbld. dat v.
d. Berg bekend heeft het mes vant
Drayer gekregen te hebben.
Eene uitvinding.
De heer JP. A. van Beek, vroeger
meer dan 30 jaren werkzaam als wa
genmaker en sinds aan de Staats
spoor te Utrecht, doch thans sinds
eenige jaren gepensioneerd, heeft eene
inrichting uitgevonden om spoor- en
tramwagens in de kortste bochten te
doen draaien, waardoor het gevaar
voor ontsporen zeer zou verminderen.
Een model, waaraan hij 4 jaren
heeft gearbeid, is door hem te Utrecht
tentoongesteld.
Een valsob bankbiljet.
De ontvanger der rijksbelastingen
te Appingedam heeft van een inwo
ner dier gemeente een bankbiljet van
f 100 ontvangen, dat valsch is. Dit
Cholera.
Sedert Maandag zijn bij eene vrouw
uit de Oude Nieuwstraat en een man
van de Lijnbaansgracht te Amster
dam gevallen van Aziatische cholera
geconstateerd.
Deze vrouw is de echtgenoote van
den lijder, die Zaterdagavond in zijn
woning overleed.
De president der fransche Repu
bliek heeft aan een dejeuner, dat ter
gelegenheid van de fortoefeningen bij
Parijs, in het fort Vaujours gegeven
werd, een toost op het fransche leger
uitgebracht.
Het Fransche legerzeide de pre
sidentdat gevormd wordt door de
jongelingschap, dient niet alleen om
oorlog te voeren, maar ook om den
vrede te handhaven, want de plich
ten van den soldaat, zoowel als die
van den burger zijn liefde voor het
land, eerbied voor de wetten en on
derwerping aan de wettige regeering.
Daarom wijdde de president een
dronk aan de Fransche generaals,
die de soldaten voorbereiden voorde
verdediging des lands en de burgers
opleiden tot vrijheid.
Generaal Saussier (de commandant-
van Parijs) beantwoordde den dronk,
dien de heer Casimir-Perier instelde
en gaf den president de verzekering
dat de Parijsche troepen in toewij
ding en eerbiedige sympathie niet te
kort zullen schieten. De generaal ein
digde zijn toespraak met den wensch,
dat het Fransche leger eenmaal in
de gelegenheid zal worden gesteld
zijn roemvolle taak te vervullen.
In klein Azië en wel te Erzeroem
zijn ongeregeldheden uitgebroken.
Turksche troepen zijn tegen de op
standelingen uitgezonden en hebben
er een zeventig gedood.
De Chineesche regeering heeft aan
de buitenlandsche mogendheden een
rondschrijven gericht gedagteekend
van den 3den Augustus en thans te
Berlijn ontvangen. Daarin wordt ge
zegd „Japan is het eenige land dat
strijd met China heeft begonnen
met de overige mogendheden waar
mee China verdragen heeft gesloten
zijn de vroegere vriendschappelijke
betrekkingen onveranderd gebleven.
Daarom is het voortdurend de plicht
van China aan de in het land wo
nende onderdanen, handelaars zoowel
als zendelingen van onzijdige mogend
heden de bescherming te verleenen
waarop zij volgens de verdragen aan
spraak hebben. Onze Jamen (bestuur
van buitenlandsche zaken) heeft dan
ook reeds per telegraaf aan den op-
perhandelsintendant der Noordelijke
havens bevelen gegeven, opdat deze
weer aan alle baniergeneraals, alge-
meene landvoogden kunnen seinen
dat ze bijtijds waarschuwingen pu.
dat hij gezien had, aan een boom vastgebonden, bij den teu
gel naar den stal leidde.
Ten twee ure liep Wrigley voorbij de hut en vond ze
leeg. Hij uitte verwenschingen aan het adres van Tony en
haastte zich naar de kerk en zijne vriendin, de portierster,
die hem mededeelde, dat de predikant niet gekomen en net
jonge bruidspaar teleurgesteld teruggekeerd was. Zij gaf
Wrigley ook het adres op dat Rupert haar had genoemd
om er een eventueel antwoord van den predikant te be
zorgen.
Met deze mededeeling verrijkt, begaf Wrigley zich haastig
naar de city en vroeg Ruperts hospita naar haar jongen
kostganger.
„Hij heeft zijne kamer voor morgen opgezegd," zeide zij,
„en dat spijt mij zeer, want hij is een nette, voorname jonge
man en bezorgt mij nooit eenigen last. Hij gaat trouwen
mijnheer, dus den gewonen weg op, wat niet meer dan na
tuurlijk is. Hij is naar No. 11 Bird Cage Walk gegaan. Daar
woont de jonge dame. Van morgen zou het huwelijk geslo
ten worden, maar de predikant kwam te laat, zoodat het tot
morgen moest worden uitgesteld. Hij was er vreeselijk over
ontstemd."
Naar No. 11 Bird Cage Walk begaf Wrigley zich nuhij
trad den bakkerswinkel binnen, vroeg of er ook kamers te
huur waren en kocht eenige gebakjes, die hij ging zitten
opeten.
„Overmorgen hebben wij eenige kamers vry mijnheer,"
zeide de bakkersvrouw, en vertelde hem daarna van het
huwelijk, dat niet had plaats gehad, en van het verbaasde
en teleurgestelde jonge paar, dat nu de zaak zoo vroolijk
mogelijk wenschte op te nemen boven voor op de eerste ver
dieping. „De koffers en kisten waren reeds gepakt en de
dame, de moeder, had hare rekeningen betaald, en de dienst
bode en de kinderen goed bedacht. Ik zal nooit weer zulke
geschikte huurders krijgen boven vóór mijnheer."
Het was nu vijl uur.
Wrigley wendde zijne schreden nu naar het telegraafkan
toor en seinde Tony Pettigrew, die op het kantoor in Kil-
burn wachtte, en na zich vervolgens te hebben verzekerd
dat Rupert zich nog in No. 11 Bird Cage Walk bevond, be
stelde hij een souper in eene kleine restauratie, waar hij
achter net raam ging zitten, van waar hij het gezicht had op
den bakkerswinkel.
Toen het donker werd ging hij naar buiten en wandelde
op en neer totdat ten tien ure zijn geduld beloond werd
doordat hij Rupert No. 11 zag verlaten en verdwijnen in de
richting van Hare Street.
Sedert twaalf uur hadden Rupert, Natalie en de contessa
een zonderlingen, ongezelligen dag doorgebracht.
Alles was er op voorbereid, dat zij onmiddellijk na het
huwelijk het huis in Hackney zouden betrekken.
Een diner was daar tegen vijf uur besteld, en de dienst
bode zou om vier uur verschenen.
In de woning van. de contessa en op Ruperts kamer
stonden de koffers gepakt en gesloten, om gehaald te wor
den door den man, die ze des avonds zou overbrengen. Bijna
al hunne bezittingen waren reeds naar het huis in Hackney
overgebracht.
De kamers waren beroofd van alle wandversieringen en
bekende voorwerpen, die er een huiselijk aanzien aan hadden
verleend, en zagen er nu kaal en ongezellig uit.
De contessa gevoelde zich terneergedrukt als door een
voorgevoel van naderende ellende, dat zij als eene bijgeloo-
vige inbeelding trachtte te doen verdwijnen.
Natalie was zoo onthutst dat zij het liefst niets anders
gedaan had dan schreien, maar schreien deed zij zelden, zoo
dat zij dezen aandrang onderdrukte.
Na hun terugkeer in de city, terwijl al hunne plannen
in de war waren geloopen, stelde Rupert voor om naar
Hackney te gaan zooals het plan was geweest, daar het
bestelde middagmaal te gebruiken, en verder het huishou
den in orde te brengen.
Zooals bewezen werd was dit een veilig plan, maar het
droep niet de goedkeuring weg van de contessa.
Het huis in Hackney behoorde Rupert toe, en zij en haar
kind konden het niet bewonen nog vóór dat de huwelijks
plechtigheid had plaats gehad. Zij moesten ieder naar hun
laatste verblijf terugkeeren.
Wordt vervolgd.)