BINNENLAND.
trouwen op het onpartijdige oordeel
van het publiek, dat door veelvuldige
bestellingen getoond heeft met het
Auerlicht hoogelijk te zijn ingeno
men.
Pension Minerva.
In de Parklaan 86, 88 en 90, welke
perceelen daarvoor opzettelijk zijn
verbouwd en ingericht, heelt de heer
W. G. van Eijkern, voormalig ober-
kellner in groote hótels, een pension
geopend in den trant van de welbe
kende „boardinghouses" in Londen.
Familiën die tijdelijk een onderko
men wenschen, bijvoorbeeld indische
familiën die voor een jaar ol een paar
jaar repatrieeren, jongelieden, ook da
mes die betrekkingen hebben of kalm
willen leven zonder huiselijke beslom
meringen, vinden hier net ingerichte
en smaakvol gemeubelde kamers met
pension in verschillende prijzen. Er
zijn in het geheel zes salons aan de
straat en 18 slaapkamers. Door het
geheele huis vindt men waterleiding
en eleotrische bellen. Alle kamers
hebben in zeer voldoende mate licht
en lucht.
Kleeien, gordijnen en beddegoed
zijn alle nieuw en, naar ons verzocht
wordt te melden, uit de magazijnen
van de firma L C. Haan in de Bar-
teljorisstraat afkomstig.
Bereids zijn enkele vertrekken ver
huurd. Wat voorzeker in dit pension
een gemak mag heeten, is dat mess.
voor een vaste som van alles af is.
De tallooze wissewasjes, die in som
mige hótels op de rekening worden
gebracht, zijn hier onder den pensions-
prijs begrepen.
De keuken (voorwaar geen gering
onderdeel van een pension) mag, wat'
inrichting en ruimte betrett, geroemd
worden.
Mij. t. bav. d Bouwkunst.
Afd. Haarlem.
Vergadering 18 October 1894.
Met een opwekkend woord aan de
talrijk opgekomen leden om de be
langen der Afdeeling te behartigen,
haren bloei te bevorderen en de ver
gaderingen zoo nuttig en aangenaam
mogelijk te doen zijn, wordt deze
eerste vergadering in dit seizoen door
den Voorzitter, den heer Jacques Leijh
geopend.
Verder wijdt do Voorzitter een
waardeerend woord aan de nagedach
tenis van den heer Jhr. J. W. M.
van de Poll, voorheen lid der rfdeeling.
„Waar wij dit verlies voor de aideeling
betreuren, stemt het ons aangenaam
er op te mogen wijzen, dat aan onzen
vice-voorzitter, den heer G. L. van
Lennep, de onderscheiding is te beurt
gevallen om de, door den dood van
den heer van de Poll ontstane vaca
ture in den Gemeenteraad aan te
vullen."
De notulen worden onveranderd
goedgekeurd en daarna mededeeling
en voorlezing gedaan van eenige inge
komen stukkendaar deze stukken
geene aanleiding: tot discussies of bij
zondere opmerkingen gevenwordtover-
gegaan tot de bespreking der door het
hoofdbestuur gesteld vragen. Na eenige
op en aanmerkingen wordt op voor
stel van den heer J. W. G. Droste
besloten om de bea woord: ng of wej
bet benoemen van commissies ter
beantwoording dier vragen tot eene
volgende vergadering uit te stellen.
Tot afgevaardigden voor de dit jaar
te houden Algemeone Vergaderingen
van den Particulieren Arbeidsraad,
werden gekozen de beeren J. G. Ma-
chielse, J. W. G. Droste en P. Kleiweg
Dyserinck.
Door den Voorzit i
gedeeld dat het B<
doet om in de maan
de afdeeling een b zoe
de Fabriek van de h
pen te Voorschoten en dat hij voor
stelt om 8. Dinsdag 2 uur geza
menlijk naar het Museum van Kunst
nijverheid ter gaan te bezichtiging van
de belangrijke tentoonstelling van
detailteekeningen, cartons, gipsmo
dellen en totografieën naar onderdee-
len van bouwkundige werken uitge
voerd onder leiding van den Rijks
bouwmeester J. van Lokhorst; dit
voorstel wordt aangenomen.
De Voorzitter vraagt nu of we de
zen winter ook nog sprekers zullen
noodigen, waarop de heer van den
Ban antwoordt, dat hij voorstelt,
daartoe den heer Michielse uit te
noodigen, daar hij kort geleden op
merkte, dat de heer Michielse ons
desnoods geïmproviseerd best éen of
twee uur over belangrijke onderwer
pen kan bezig houden.
De instemming der leden met dit
voorstel deed den heer Michielse be-
sluiten om dezen winter een spreek
beurt op zich te nemen.
De heer ^Geiji wil de vragenbus
weer ingevoerd zien en daar alle leden
daarmee instemmen, wordt na eenige
discussie over de wijze van plaatsing,
daartoe besloten.
Thans wordt de vraag geopperd of
het niet mogelijk zou zijn voor de
architecten Roog van den Ban om
de afdeeling in de gelegenheid te
stellen, dat zij met hare leden de
nieuwe gebouwen der sociëteit „Ver-
eeniging" eens konden bezichtigen.
De heer van den Ban is van meening,
dat daartegen wel geene bezwaren
zuilen bestaan, maar dat zijne firma
daartoe de toestemming van het be
stuur der Bocieteit zal moeten vra-
grn. Er wordt besloten om te verzoe
ken, dat na de opening deze bezich
tiging zal mogen plaats hebben. Op
voorstel van den heer Geijl zal door
de afdeeling worden verzocht om ook
de vilia van mevrouw S. de Petit
eens te mogen bezichtigen.
Niets meer aan de orde zijnde sluit
de voorzitter de vergadering.
duisternis veroorzaakte. Volgens ge
rucht zouden dorpen bij Singaparna
verwoest zijn.
De Galoenggoeng is een vuurspu
wende berg in de Preangerregent-
schappen op Java, ten Oosten van
Garoet en ten Zuid-Oosten van den
Telaga Bodas gelegen. Bekend zijn de
vreeselijke uitbarstingen op 8 en 12
October 1822, waardoor groote ver
woestingen werden aangericht. Het
aantal der toen vernielde kampongs
wordt op 114, dat der omgekomen
menschen op 4011 geschat.
Singaparna is de hoofdplaats van
het tot de residentie Preangerregent-
schappen behoorende district Singa
parna, en ligt ten Zuiden van den Ga
loenggoeng.
Lombok.
Aanvaring.
Zondag tegen den avond werd te
IJmuiden binnen gesleept de Hol-
landsche schoener „Stella Maris" van
Rio Grunde met bestemming naar
Hamburg. Dit vaartuig was in aan
varing geweest met een stoomschip,
waardoor het aan bakboordzijde zwaar
beschadigd was. Met stormweer kwam
het hier voor de pieren zonder loods
aan boord, (de loodskoiters waren
om het weer binnengezeild) maar
kwam docr den feilen wind te laag,
zoodat hij voorbij mocht varen. Het
gaf nn seinen dat het in aanvaring
geweest was en assistentie verlangde.
De sleepboot „Simson" begaf zich on
middellijk naar buiten, ondanks het
ruwe weer, en had het geluk het
scheepje vast te krijgen en naar bin
nen te sleepen, anders zou het hoogt
waarschijnlijk gestrand zijn.
er wordt raede-
etuar pogingen
1 November met
c te brengen a&
Lek gestooten.
Het engelsch stoomschip „Sport
man", heden nacht te IJmuiden
binnengekomen, heeft op zijn anker
gestooten en i8 lek geraakt. Het voor
schip is vol water geloopen.
De boot is geladen met rogge en
ligt nabij de sluis tegen den Zuidkant
gemeerd, zonder de passage van sche
pen te hinderen.
De pompen zijn in werking.
Vulkaiiiöüliê uitbarsting op
Java.
Er heeft eene uitbarsting van den
Galoenggoeng nabij Garoet plaats ge
rei van Kern-i had, gepaard met een aschregen, die
Die bladen uit Indië, die Zaterdag
met de mail zijn aangekomen, bevat
ten weer uitvoerige berichten over de
krijgsverrichtingen op Lombok.
Allereerst maken wij melding van
de maatregelen van tegenweer der
onzen.
Door de ofiicieele Jav. ört. wordt
daaromtrent het volgende meege
deeld
In den ochtend van 14 Sept. werd
met een bataljon met 100 dwangar
beiders uitgerukt naar Pegasangan
tot bevestiging onzer positie aldaar.
Zij keerden 's avonds in het bivak
terug.
Bij deze gelegenheid sneuvelde de
fuselier Demeijer, nummer 38302, van
het negende bataljon en werd de ka
nonnier Stoker, nummer 28653, van
de vijfde compagnie zwaar gewond,
De Resident keerde dien avond van
Laboean Hadji terug. Hij had te
Mas Bagei eene samenkomst met de
voornaamste Sassakhoofden gehad,
voor zoover deze niet reeds Westelijk
waren opgerukt. De stemming der
Sassaks was zeer gunstig. De Resident
kwam 15 Sept. ten anker voor La
boean Tjarik (Noordkust), bezocht die
dessa den volgenden morgen en werd
er vriendschappelijk ontvangen. Van
daar tot Lekok kw imen de hoofden
van alle aan het strand gelegen dessa's
hunne opwachting maken aan boord
van de Argus.- Voorbij Lekok hebben
de dessa's eene Balische bevolking en
ijn zij volgens vertrouwbare mede
deeling, versterkt.
Den vijftienden September werd
met vijf compagnieën infanterie en
eene sectie bergartillerie uitgerukt
naar Sekar Bela ten einde ten Zuiden
van den grooten weg aldaar eene po
sitie in te richten voor een kanon 12
centimeter voorlaad en een mortier
20 centimeter tegen den vijand in
Pasingahan en zuidelijk Pegasangan.
Na de opening van het vuur werd op
.verschillende plaatsen brand gescho
ten, zoodat de vijand 's avonds te vijf
uur in het oostelijk gedeelte was
teruggeweken. De artillerie-positie
bleef goed versterkt bezet door ander
halve compagnie infanterie, de overige
troepen keerden des avonds te zeven
uur in het bivak terug.
Dienzelfden dag werd onze positie
in Noord Pegasangan verbeterd en ver
sterkt, waartoe hulp werd verleend door
twee compagnieën infanterie en eene
sectie mortieren. Bij deze gelegenheid
werd de fuselier Dierik, nummer
26539 van het negende bataljon
wond.
Den 16en werd uit de positie te
Sekar Bela voortgegaan met het be
schieten van Pasingahan.
De Medan en de Pel kwamen dien
dag ter reede met drie compagnieën
barisan, die omstreeks den middag
debarkeerden.
Den 17en werd des morgens te zes
uur uitgerukt met het tweede, het
negende en twee compagnieën van
het zesde bataljon, een peloton cava
lerie, twee sectiën bergartillerie en
twee sectiën genietroepen, met het
doel om geheel Pa-ingahan en het
nog niet veroverd gedeelte van Pega
sangan te nemen.
Na korte voortgezette voorbereiding
door geschut uit de positie te Sekar
Bela, rukte het negende bataljon uit
het Noorden, het tweede en de beide
compagnieën van het zesde uit het
Westen en, na voeling met elkaar
verkregen te hebben, beide naar het
Oosten op.
Om elf uur voormiddags waren
beide genoemde dessa's in ons bezit
en koos de vijand, na heftigen tegen
stand, in verschillende richtingen de
vlucht met achterlating van vele
dooden.
Aan onze zijde werden gewond
zwaar, de Inlandsche fuselier Todi-
kromo, nummer 27261; licht, de ser
geant Wij na, nummer 2-6244, de In
landsche fuseliers Kromowidjoijo
nummer 21303 en Sokario, nummer
30093, en een dwangarbeider, terwijl
een cavaleriepaard werd gedood.
Het verder gedeelte van den dag
werd met de beschikbare krachten en
met de hujp der Sassaks gewerkt om
steenen muren, huizen en verdere
terreinhindernissen zooveel moge ijk
op te ruimen, ten einde vrij uitzicht
te verkrijgen in de veroverde dessa's
en den vijand te verhinderen zich
aldaar opnieuw te nestelen. Het ar
tillerievuur uit Sek*r Bela had de
laatste twee dagen verschrikkelijke
verwoestingen aangericht. De Sassaks,
die in grooten getale na den aanval
onzer troepen, de veroverde dessa's
binnentrokken, maakten duizenden pi-
kol8 padi buit. Onze positie in het
Noord-Oosten van Pegasangan, waar
een zware oatterij wordt opgericht ter
beschieting van Tjakra Negara en
Mataram, was des avonds voldoende
versterkt. Aldaar bleven achter twee
compagnieën van het negende batal
jon, twee stukken veld-en twee stuk-1
ken bergartillerie en eene sectie genie
troepen. De overige troepen keerden
omstreeks seven uur ai hier terug.
Hr. Ms. Borneo kwam denzelfden
ig ter reeds terug en opende op
nieuw het vuur op Tjakra Negara.
De gezondheidstoestand blijft goed:
De, blijkens het medegedeeite in
de Jav. öt. van 14 Sept., op 13 t. v.
gesneuvelden zijn de korporaal Meij-
nnmmer 31337, van het zevende
bataljon, en de fuselier Nix, nummer
24826 van het negende bataljon, ter
wijl, de bij die gelegenheid-zwaar ge
wonde fuselier Walker, nummer
21371 negende bataljon, sedert aan
zijne wonden overleed. Lichi gewond
werden op dien dag: de sergeant
Groen, nummer 23203 van het twee<ie,
de fuseliers Ditmar, nummer 33935,
Van den Berg, nummer 24510, Fran
sen, nummer 27662 en Van Asten,
nummer 19869 van het negende ba
taljon en de kanonnier Does, num
mer 18279, van de 15e compagnie.
Voorts is aan de door hem beko
men wonden te Soerabaja overleden
de fourier der infanterie R.Th.F.
A. Göricke, nummer 18811.
Ook van de Leen vorstin van Boni
is het aanbod ontvangen ons op Lom
bok met hulptroepen bij te staan.
Dit aanbod, hetwelk zeer wordt ge
waardeerd, wordt ter kennis gebracht
van H. de M. Koningin.
moest gaan.
Waarschijnlijk is de heer Barthelds
niet verre van de waarheid, waar hij
zich als volgt uilaat:
„Hets is verwonderlijk met hoeveal
volharding een zekere gelukkig niet
sterke partij alles in het werk blijft
tellen om de verantwoordelijkheid
voor de niet te loochenen fouten van
araal-majoor Vetter te schuiven
op de schouders van anderen. Zou
het niet veel eenvoudiger en tevens
eerlijker zijn om te erkennen dat men
zich heelt vergist?
De heer Vetter heeft zeer vele goede
eigenschappen. Te velde heeft hij in
ondergeschikte betrekking steeds vol
daan. Hij bezit reel persoonlijken
moed. Een generaal met meer krijgs-
ervaring bezat men wel in generaal
Van Ham, maar ook die had evenmin
als Vetter aan het hoofd eoner groo-
tere militaire expeditie gestaan. De
keuze van generaal Vetter tot opper
bevelhebber was dus volkomen te
verdedigen.
En nu heeft de Lombok-zaak een
voudig geleerd dat generaal Vetter
niet de hoedanigheden bezit, welke
een opperbevelhebber moeten kenmer
ken. Dat heeft hij gemeen met tal
van andere generaal?. De meeste
maarschalken van Napoleon I waren
uitnemende, kranige soldaten, man
nen met zeker evenveel moed en veel
meer ooriogsondervinding dan gene
raal Vetter, en toch slechte leger
aanvoerders.
Moest van hunne diensten gebruik
worden gemaakt in een belangrijk
commando, dan werden zij door een
ander vervangen, indien zij niet voor
hun taak bleken te zijn. Doch nie
mand dacht er aan, dat als een be-
leeiiging te beschouwen. Enjjwaarom
zou dat nu wel een onmogelijkheid
een grisvende beleediging zelfs zijn,
nu het generaal Vetter geldt?"
Generaal Vetter.
In zijn mail-overzioht laat de „Java-
Bode" van 21 Sept. zich als volgt
uit
Niet zoo snel als de regeering na
de ramp de noodige aanvulling en
versterking van manschappen en aan
valsmiddelen naar Lombok gezonden
heette -vordert men daar met het in
nemen van de beide hoofdvestingen
des vijands Mataram en Tjakrane-
gara. Na hei gebeurde gebiedt dan ook
de voorzichtigheid onze troepen niet
aan het geweervuur der Baliërs bloot
te stellen en gebruik te maken van
het talrijke geschut, wel viermaal zoo
groot in aantal als bij de oorspron
kelijke uitrusting der expeditie vol
doende werd gerekend. Men tastte
toen blijkbaar geheel in het blinde
en geiij k men er toen met de artil
lerie maar een slag in sloeg, nam
men ook een grooten voorraad bam
boe en brandhout mee, hoowel dit
overvloedig op Lombok te krijgen is.
Doch van dit laatste wist het bur-
eriijk: bestuur der residentie Bali en
Lombok niets af, evenmin als het
zekerheid had of de vorst van Lom
bok nog leefde en zoo ja, tot regee-
ren in staat was. Thans is men van
de gesteldheid des lands beter op de
hoogte en weet men van de officieren
en manschappen, die eenigen tijd bij
de Baliërs krijgsgevangen zijn
weest, dat de oude vorst nog per
soonlijk. het bewind voert. Zulk eene
krijgsgevangenschap en de daaraan
voorafgegane, door de omstandighe
den noodzakelijk geworden capitulatie,
zijn in de Indische krijg-geschiedenis
onbekende zaken en doen, evenals de
voortreffelijke wijze, waarop de krijgs
gevangenen door de Baliërs werden be-
Nog voortduren.! is in de Indische
pers the topic of the dayhet beleid
van generaal Vetter. Het Soer. Hbl
verzekert pertinent dat kapitein Chris-,
tan niets onbehoorlijks heeft gezegd handeld en de taktiek thans van onze
tegen den opperbevelhebber en de;zij-le gev< lgd. aan een Europeeschen
redacteur van de Loc. weet zeker, dat krijg deuken. Doch elke illusie te
de soldaten te Ampenan generaal j dezen
Vetter niet hebben nageschreeuwd,
dat hij maar naar zijn vriend Djilanti k
ppzichte gaat verloren, wan-
Jneer men ziet dat de Sasaks, eerst
onze beschermelingen, nu onze bond-
zakken en verheug i bij het vooruitzicht aan het weerzien
van Sarah.
Hij vond de Br r.t- aan het avondmaal, en bij hen bevond
zich een jonge man, die zeer veel te vertellen had, en den
ouden man deed glimlachen, terwijl het jonge meisje met
blijkbaar welbehagen dikwijls een heimelijken blik op hem
wierp. Hij was een achterneef van Brent, en heette James
Mansell, en was hout- en decoratie-schilder. Hij was in de
stad komen wonen gedurende de afwezigheid van Binder.
Toen Pinder dit hoorde, voelde hij zich onaangenaam
verrast, en in plaats van zich in te spannen om zoo bemin
nelijk en gezellig mogelijk te zijn, werd hij des te stiller
hoe meer James Mansell praattekortom de aanwezigheid
van den ander, deed hem in dat gezelschap geheel vergeten.
Spoedig daarop vertrok hij.
Een meisje met een weinig behaagzucht zou hem naar de
deur gevolgd hebben, en de zaak weer in het reine hebben
gebracht, maar aldus handelde Sarah Brenth niet; zij zeide
hem goedenavond op vriendelijken toon maar bleef kalm
zitten en James Mansell zette zijn onderhoudend gesprek
voort.
Deze scenes werden hierna dikwijls herhaald. Sarah was
altijd vriendelijk maar koel jegens haar vroegeren aanbidder,
en bet was duidelijk, dat zij zich tot den nieuwen voelde
aangetrokken. Ten laatste kwam het zelfs zoo ver, dat Pin
der nooit alleen met haur kon wandelen behalve wanneer zij
uit de kerk kwamen.
Op zekeren dag waagde hij het een zacht verwijt uit te
spreken.
„Als je mij niet gezegd hadt, dat je nooit je vader zoudt
verlaten, dan zou ik bijna bevreesd zijn, dat James Mansell
je van ons allen zou wegvoeren."
„Van iedereen zou hij dat kunnen, maar niet van vader."
Men zou denken, dat dit duidelijk genoeg was, maar Joe
besefte het niet, en hij ging voort met tot haar de vraag te
richten, of zij het werkelijk over haar hart kon verkrijgen
om een oud vriend als hij was achteraf te stellen bij een
vreemdeling.
Kalm antwoordde zij „Ben ik in eenig opzicht jegens jou
veranderd Ik heb je altijd achting toegedragen en zal je
achting blijven toedragen."
„Dat is eene troost voor mij Sarah, maar als dat zoo door
gaat, dan vrees ik, dat je van een ander veel meer zult gaan
houden dan van mij, of je achting voor mij hebt of niet."
„Dat is mijne zaak," zeide zij beslist.
„Is het ook niet de mijne Sarah? Wij hebben toch deze
laatste twee jaren veel met elkaar omgegaan."
„Als vrienden, maar meer ook niet. Ik heb je nooit mis
leid, en als je nu verstandig bent wend je dan tot een ander
meisje. Je kunt er genoeg vinden even goed als ik ben."
„Geen enkele in de geheele wereld."
„Onzin Joe en bovendien...."
„Nu, wat?"
„Ik zie een weinig in de toekomst, en ik vrees dat je mij
zult kwellen en jezelf pijnigen, en wij den een of anderen
dag als booze vrienden zouden scheiden en dat zou toch
jammer zijn.
„Alleen de dood kan ons scheiden."
„Deze deur kan het ook. Vader is vandaag niet wel."
De bedoelde deur was de zijdeur van haar eigen huis.
Pinder begreep den wenk, en zeide haar teeder goedenavond.
Hij ondernam nu eene wandeling buiten de stad, zich af
vragende, of zij wel ooit de zijne zou worden. Hij was afge
wezen, maar wan noopte toch niet. In zijne kring9n zijn de
mannen en meisjes somtijds twee of drie maal verloofd al
vorens zij trouwen.
Sarah zou dit echter niet zoo spoedig doen, maar deze
James Mansell zou misschien wel spoedig de stad verlaten
en niet meer aan Sarah Breni denkeD.
In zijn vak was men vandaag hier en morgen daar en hij
scheen er niet de man naar te zijn om trouw te blijven aan
haar, van wie hij gescheiden was. Door Greenstreet keerde
Pinder huiswaarts om nog een jaatslen blik te werpen op
de schelp, die de voor hem kostbare parel bevatte.
Toen hij het huis voorbijliep aan den anderen kant der
straat, naderde James Mansell en klopte aan de zijdeur van
Brents huis. Pinder wachtte met een zekere jaloersche boos
aardigheid, dat hem de toegang zou worden belet. Sarah
verscheen aan de deur en sprak met hem; waarschijnlijk
deelde zij hem mede, dat haar vader onwel was.
Wordt vervolgd.)