Traanberg besproken was. Meerdere afwijkingen bleken nog in genoemde primitieve Situatie- tiekaart te bestaan, waarom ge noemde Landmeter deze zaak met den Burgemeester besprak, ten einde, zooals meermalen gebeurt (daar in den regel bij dergelijke Situatiekaarten met de door den Landmeter opgemeten kaarten eenig verschil bestaat) hierin tot eene regeling te komen. De officiëele kaart van den Land meter wordt dan zoo noodig met eene acte van rectificatie ais de zuivere goede kaart aangehouden. Niet alzoo was echter hier de loop der zaak. Een schrijven van den heer Mi- chielse werd door ons 13 Oct. j.l. ontvangen, in hoofdzaak met mede- deeling dat het gebouw niet stond op de bij Raadsbesluit'bepaalde plaats. Wij begaven ons daarop naar het Bureau van Gem. Werken ten einde deze zaak te bespreken en onze verwondering te betuigen, dat de heer Michielse van den loop der zaak onkundig scheen te zijn. Bij het uitzetten toch was het punt van verschil besproken en geregeld. De Tieer Michielse scheen zich toen daarvan echter niets meer te her inneren. Toevallig kwam even daarna ook deWethouder, de heer Joh. deBreuk, ter plaatse en kwam bij de beschou wing der zaak het verschil der officiëele stukken aan den dag, d.i. tusschen de door den Raad goed gekeurde primitieve situatiekaart en de nader bij de bouwkundige stukken volgens Politie verordening aan Burgemeester en Wethouders ingediende plannen, waarop in de situatiekaart toen wel de treden waren aangegevenomdat die in het tijdsverloop tusschen het daar- stellen der beide kaarten eerst ont staan waren. Bij het beoordeelen dezer laatste stukken is door ons er niet aan gedacht om bijzonder er op attent te maken, dat er nu treden op ston den en dat die op de eerste situ atie niet stonden, maar evenmin is toch ook door de Gemeente ambtenaren dit opgemerkt gewor den, en dezen hadden dit nog te eerder bij vergelijk van de twee kaarten kunnen bemerken. Het gesprek bleef bij dit punt en zoude de zaak, als gewoonlijk, door herstel van fouten in de kaart en aannemen der officieele kaart, waarvan de treden dan toch altijd, zooals genoemd is, binnen de rooi lijn bleven, in orde komen. Nu echter nam de zaak een ge heel anderen loop. Binnen een paar uur werden wij bij den Burgemeester ontboden, waar wij ter vergaderkamer reeds ontmoetten de HH. v. Dieren Bij voet en Leupen. De zaak werd door ZEdelAchtb. besproken en de gevraagde inlich tingen door ons gegeven. Het bleek dus duidelijk dat door onzuivere kaarten en verandering van oprit in treeën, afwijkingen hadden plaats gehad van de pri mitieve, door den Raad goedge keurde situatiehetgeen wij ook volkomen erkenden. Het bleek evenzeer, dat door ons die afwijkingen dadelijk met het uitzetten van het gebouw met de Gemeente-Ambtenaren besproken waren en in verband daarmede het gebouw bij de rooilijn zooveel was achteruit gezet, dat de voorkant der treden binnen de rooilijn kwam te liggen. Na de geheele bespreking werd ons toen door den Burgemeester aangewezen dat de weg tot oplossing der zaak was, dat dooi1 ons een request werd ingediend, daarbij alsnog verzoekende om het gebouw '1,S0 M. achterwaarts te mogen plaatsen. Ten einde tot het oplossen der moeielijkheden mede te werken, is door ons aan deze aanwijzing van den Burgemeester gevolg gegeven. Uit het vorenstaande zal nu toch wel blijken, dat door ons niet eigen dunkelijk in deze gehandeld is, noch aan de waardigheid van den Raad in eenig opzicht is tekort gedaan. Wat toch is hier de hoofdzaak? Deze rooiing is ons niet gegeven zooals gewoonlijk geschiedt, en zoo als volgens Art. 177 politie-verorde- ning bepaald wordt, want eene situatie teekening op eene schaal van 1 op 100 heeft er nooit van bestaan. Eene omschrijving der rooiing is evenmin gegeven en cijfers of lij nen, waaruit met wiskundige zeker heid de rooilijn was te bepalen, zijn evenmin verstrekt. En waarom niet? Omdat deze rooiing geheel af wijkt van de gewone rooiingen. Waardoor wordt hier toch de richting bepaald? Door den geprojecteerden weg. Waardoor werd de weg bepaald In hoofdzaak door het aantal boomen, die gerooid mochten wor den. Wat is dus de leiding bij het uitzetten van het gebouw geweest? De weg. Deze was zeer beperkt en kon er dus geen sprake van zijn om op dien weg nog met treden vooruit te komen. Gevolg was het gebouw op, zoo wij meenden, eigen grond, zooveel terug, achteruit te zetten, dat de voorkanttreden binnen de rooilijn kwamen. Deze geheele zaak is met de Heeren Zocher en Michielse op het terrein met de kaart in de hand nauwkeurig besproken, mede in tegenwoordigheid van Traanberg. «Omdat dus in deze geen abso luut stellige gegevens aanwezig wa ren, zooals anders altijd het geval is, omdat het gebouw onregelmatig is en met geen enkele paralellijn strookt, «omdat de richting zich hoofd zakelijk naar sterk gebogen lijnen en bestaande boomen bepaalt, «omdat dit geval niet gelijk te stellen is met gewone rooiingen in bestaande straten of bij nieuw ge projecteerde wegen, Maar «omdat de richtinglijn hier alleen door deskundigen op het terrein kan bepaald worden zooals hier dan ook geschied is. «daarom is bij niemand, noch bij de ambte naren der Gemeente, noch bij ons de gedachte opgekomen dat hier eenige overtreding gepleegd werd, maar zijn allen in de stellige meening geweest, dat allo zaken goed, eerlijk en geheel ter goeder trouw behan deld zijn. Onzerzijds is op het voorspringen der treden gewezen en op het daar door terugzetten van het gebouw. Door Uwe ambtenaren is ons daarna de rooilijn aangewezen. Aan die aanwijzing zijn wij vol komen getrouw gebleven. De piketpaal hiertoe dienende is onveranderd blijven staan en ver schillende getuigen kunnen volgens nevensgaande verklaringen door ons worden bijgebracht om de juist heid onzer bewering in deze te staven. Onjuist is alzoo in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders het beweren dat: 1° Geheel buiten weten van den Hoofdopzichter bedoelde afwijking heeft plaats gegrepen. 2o Het gebouw overeenkomstig uw besluit was uitgebakend. Ter handhaving van onzen goeden naam zijn wij verplicht hier met deze feiten aan het licht te komen. Dat wij dit niet eerder deden, was om de namen der Gemeente Ambtenaren, die in hunne opvatting natuurlijk ook ter goeder trouw zijn geweest, verder buiten deze zaak te houden. Hebben er afwijkingen plaats ge had hoe ook, dan zijn die niet door ons alleen gemaakt maar evenzeer door de Gemeente ambtenaren, daar alle metingen gezamelijk met hen hebben plaats gehad. Dat wij het op deze zaak betrek king hebbende repuest namens Hee ren Commissarissen en buiten hun medeweten hebben ingediend, kan niet als eene fout worden beschouwd aangezien toch volgens de usance in deze, alle stukken den bouw be treffende door ons in onze qualiteit namens hen zijn verzonden, zooals dan ook gelijk gebruikelijk is alle daarop door Heeren Burgemeester en Wethouders verleende beschik kingen en vergunningen aan ons zijn uitgereikt geworden. Van den vorm is dus niet afge weken. In verband met het boven aan geroerde wijzen wij Uwe Achtbare Vergadering op de uitgesproken meening van velen Uwer leden, maar vooral op de rede van Uwen ge- achten Voorzitter, de beschuldiging inhoudende «dat door ons de van gemeentewege aangegeven en uit gezette rooiingslijn met voorbedach ten rade is gewijzigd." Wanneer voor eene zoodanige beschuldiging eenige grond aanwe zig was, dan konden wij instemmen met de uitgesproken verontwaar diging tegen ons, doch nu de on juistheid hiervan door al het voren staande, gestaafd door de hierbij overgelegde verklaringen van be trouwbare ingezetenen kan worden aangetoond, mogen wij niet berus ten, in den onverdienden smaad hierdoor wederrechtelijk op ons karakter geworpen. De Architecten (get.) J. A. G. van der Steur. D. E. L. van den Arend. Haarlem, 27 Oct. 1894. De ondergeteekende, M. van Ommeren, verklaart dat hem door den lieer Michielse, in tegenwoordigheid van de HH. Traanberg, van den Arend en van der Steur, is opge dragen hot slaan van een piquetpaal in de as van het brongebouw naar de zijde van de Baan. Deze paal is geslagen door den onderbaas Saeijs en den arbeider Ploeg. Door den Heer Traanberg is daarop gemeten den afstand tusschen het hart van die piquetpaal en den voorkant van den hoofd gevel, zijnde dit de gevel van de Bestuurs kamer en van de kamer van den Bureaulist. Deze maat, groot 42.105 M. werd door den Heer Michielse aangegeven als te zijn de maat waaruitvan uit de piquetpaal, de bovengenoemde hoofdgevel moest worden aangelegd, rechthoekig op de as van het ge bouw. Deze maat is zuiver gehandhaafd en de piquetpaal is gebleven op de plaats waar die is geslagen. Dat de chalons door de Heeren van den Arend en Traanberg zijn gestoken en het gebouw overeenkomstig de plaatsing daarvan, rondom uitgelegd door delen, is uitgebakend en opgetrokken. Dat de trappen voor de hoofddeuren aan den voorsprong van den voorgevel door delen zijn uitgelegd en door hem de te lange gedeelten dier delen, naar het inwendige van het ge bouw zijn gestoken, opdat een juiste indruk van de uitwendige lijnen der trappen zou worden verkregen. Haarlem, 27 October 4894. (get.) M. van Ommeren. De ondergeteekende verklaart dat hem door den Aannemer van den bouw van het Brongebouw in het Frederikspark, den Heer M. van Ommeren, is opgedragen het slaan van een piquetpaal in de aslijn van het gebouw naar de zijde van de Baan, en dat deze piquetpaal is geslagen in tegenwoor digheid van den Opzichter der gemeente werken, den heer Traanberg. Bovendien kan hij verklaren, dat de piquet paal is blijven staan op de plaats waar die is geslagen en door hem op aanwijzing van den heer Traanberg, de zaagsneden in de paal zijn gemaakt, dat door de Heeren Traanberg en van den Arend de chalons zijn gestoken en het gebouw overeen komstig de plaatsing der chalons is uitge graven en opgebouwd. Haarlem, 27 October 4894. (get.) W. Saeijs. De ondergeteekende verklaart dat hem door de Architecten, belast met den bouw van het Brongebouw in het Frederikspark te Haarlem, is opgedragen het uitzetten van het gebouw op de bouwlatten, dat hem als beginpunt is opgegeven een maat van 42/105 M. uit een piquetpaal staande in de as van het gebouw, ongeveer 0,57 Meter binnen de schutting van het afgesloten terrein aan de Baanzijde. Dat de Heer Traanberg hem later heeft gevraagd of de gegeven maat van 42,105 Meter was aangehouden, waarop door hem bevestigend werd geantwoord: bovendien kan hij eonstateeren dat boven genoemde piquetpaal niet van plaats is veranderd. Haarlem, 27 October 4894. (get.) J. Bakker. De ondergeteekende verklaart dat door hem met den onderbaas Saeijs een piquetpaal is geslagen in de as van het Brongebouw naai de zijde van de Baan en deze piquetpaal tot heden op dezelfde plaats staat. Haarlem, 27 October 1894. (get.) Andries Ploeg.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 10